Regelgevend kader voor de arbeidstijdregeling in de zorgsector
Het juridische kader inzake rustdagen en nachtdiensten in de Belgische zorgsector is complex en biedt de nodige bescherming aan werknemers, zoals verpleegkundigen, door middel van de Arbeidswet, sectorale cao’s en specifieke afspraken binnen zorginstellingen. Stanislas Ossieur, advocaat en erkend bemiddelaar aan de Balie te Gent en gastdocent aan de HoGent, licht toe wat het regelgevende kader is voor de arbeidstijdregeling in de zorgsector.
De toepassing van de arbeidswetgeving en de onderwerping aan de sociale zekerheid raakt de openbare orde. De bij een arbeidsovereenkomst betrokken partijen kunnen daarom niet vrij overeenkomen dat sommige bepalingen van de arbeids- of socialezekerheidswetgeving niet op hen van toepassing zijn. De zorgsector wordt vaak geconfronteerd met de noodzaak om ook buiten de normale kantooruren te werken, waardoor specifieke regels gelden voor de organisatie van rustdagen en nachtdiensten. Hieronder volgt een beknopte inventaris van deze wettelijke regels.
De Arbeidswet van 16 maart 1971 is de basiswet die de arbeidsduur, rusttijden en nachtprestaties regelt in België. Voor de zorgsector gelden er evenwel enkele afwijkingen en uitzonderingen vanwege de aard van het werk. In de zorgsector is het niet altijd mogelijk om de arbeid te organiseren rond een standaard vijfdaagse werkweek, vanwege de noodzaak van continue zorgverlening. Daarom zijn er specifieke regels van toepassing:
- Afwijkingen van de verplichte zondagsrust zijn toegestaan wanneer de continuïteit van de zorg in het gedrang komt. Werknemers die op zondag werken, hebben recht op een vervangende rustdag binnen een bepaalde periode, meestal binnen de zes dagen.
- Feestdagen: werknemers in de zorgsector die werken op een wettelijke feestdag, hebben recht op een compensatiedag.
Nachtdiensten worden specifiek gereguleerd door diezelfde Arbeidswet van 1971. Arbeid verrichten tussen 20:00 en 6:00 uur wordt beschouwd als nachtwerk. Nachtdiensten zijn in de meeste sectoren verboden, maar de zorgsector valt onder een uitzondering vanwege de noodzaak van permanente zorg.
- Maximale arbeidsduur per nacht: de maximale duur van een nachtdienst bedraagt meestal acht uur per nacht, met een maximum van veertig uur per week, maar er zijn afwijkingen mogelijk. In de zorgsector kan de nachtdienst worden verlengd, mits de werknemer de mogelijkheid heeft om voldoende rust te nemen.
- Compensatietijd: verpleegkundigen die nachtdiensten presteren, hebben recht op compensatierust indien de werkuren overschreden worden. In veel gevallen zal de compensatierust op de dag na de nachtdienst worden ingepland.
In de meeste cao’s binnen de zorgsector is een nachtpremie voor werken tijdens de nachtelijke uren voorzien. Deze premie kan variëren afhankelijk van de instelling en de specifieke cao die van toepassing is. In het algemeen geldt dat werknemers een toeslag op hun loon ontvangen wanneer zij nachtwerk verrichten, omdat dit als fysiek en mentaal zwaarder werk wordt beschouwd. Het bevoegde paritair comité 330 is zowat de grootste sector van de non-profit. De zorgsector kent een aantal sectorale cao’s die specifieke bepalingen bevatten voor rustdagen en nachtdiensten. Hierin worden aanvullende regels vastgesteld over de organisatie van werktijden, nachtdiensten en rustdagen.
Hoewel werkgevers in de zorgsector soms afwijken van de standaardregelgeving, moeten zij binnen de grenzen van de wet blijven. In uitzonderlijke situaties, zoals tijdens een crisissituatie (bijvoorbeeld COVID-19), kan er tijdelijk worden afgeweken van de normale werk- en rusttijden. Deze afwijkingen moeten zorgvuldig worden gemotiveerd en gecompenseerd.
Individuele werknemers, zoals verpleegkundigen, kunnen met hun werkgever afspreken om af te wijken van de standaardregels, bijvoorbeeld door het werken van meer nachtdiensten in ruil voor extra compensatiedagen. Dit moet evenwel steeds gebeuren met het uitdrukkelijke akkoord van de werknemer. De werkgever blijft altijd verantwoordelijk voor het naleven van de rust- en werkuren. Inbreuken op deze regels kunnen leiden tot sancties, zowel vanuit de arbeidsgeneeskundige diensten als vanuit de inspectiediensten van de FOD WASO.
Juridische vragen en antwoorden #9 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mogen verpleegkundigen op spoed zorg weigeren als ze bedreigd worden door patiënten of familie?
“In welke mate mogen verpleegkundigen op de spoedgevallendienst zorg weigeren als zijzelf of anderen bedreigd worden door patiënten of familie?”
Antwoord:
De eigen veiligheid primeert, ook bij het verlenen van hulp aan personen in nood. Dit staat beschreven in Art. 422bis SW: ‘Met gevangenisstraf van acht dagen tot een jaar en met geldboete van vijftig tot vijfhonderd euro of met een van die straffen alleen wordt gestraft hij die verzuimt hulp te verlenen of te verschaffen aan iemand die in groot gevaar verkeert, hetzij hij zelf diens toestand heeft vastgesteld, hetzij die toestand hem is beschreven door degenen die zijn hulp inroepen. Voor het misdrijf is vereist dat de verzuimer kon helpen zonder ernstig gevaar voor zichzelf of voor anderen.’
Zolang de eigen veiligheid in gevaar is door verbale of fysieke agressie, wordt geen hulp verleend maar wordt wel een beroep gedaan op bevoegde diensten, zoals security. Als het nog kan, wordt dit duidelijk gemaakt aan de patiënt en/of de familie en kan gevraagd worden dit gedrag te stoppen om hulp te kunnen krijgen. Veel (spoedgevallen)diensten beperken ook de begeleiding tot één of twee bezoekers per patiënt, die af en toe kunnen afwisselen. Dit wordt aangekondigd in het huishoudelijke reglement van het ziekenhuis, in de opnamebrochure en/of op affiches.
Moet een stage-instelling kledij voorzien voor stagiairs?
“Moet de stage-instelling de kledij voorzien voor stagiairs verpleegkunde/zorgkundige?”
Antwoord:
Stagiairs vallen onder dezelfde arbeidsvoorwaarden als gediplomeerden. Als de zorginstelling verplicht is werkkledij te voorzien voor het personeel, geldt dit ook voor stagiairs. Dit is het geval voor wie werkt in zorgfuncties. Bovendien moet de instelling niet enkel instaan voor het leveren van de kledij, maar ook voor de hygiëne (wassen volgens de voorschriften, onderhoud).
Het KB 06/07/2004 verbiedt expliciet dat de werknemer zelf kledij aanschaft, reinigt, onderhoudt en mee naar huis neemt, tenzij bij wisselende arbeidsplaatsen of als er geen gezondheidsrisico’s zijn.
Eist de onderwijsinstelling dat studenten/leerlingen de kledij van de school dragen, moet ze met de stageplaatsen afspreken om aan de genoemde voorwaarden te voldoen.
Juridische vragen en antwoorden #8 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mag een patiënt gefixeerd worden aan een brancard?
“Volgens bepaalde politiemensen zou een patiënt niet mogen gefixeerd worden aan een brancard. Klopt dit?”
Antwoord:
Als het gaat over de fysieke beveiliging van de patiënt of omgeving maakt dit deel uit van de verpleegkundige handelingen, namelijk ‘Maatregelen ter voorkoming van lichamelijke letsels: fixatiemiddelen, isolatie, valpreventie, toezicht.’ (K.B. 18/06/1990). Dit is een B1-handeling dus de verpleegkundige kan dit autonoom beslissen en uitvoeren op basis van een procedure van de dienst die zeker ook het juiste gebruik van de middelen en de observatie bevat. Die moet de veiligheid waarborgen en letsels voorkomen. Het gebruik van metalen handboeien van de politie moet vermeden worden tenzij er geen andere oplossing mogelijk is.
Gaat het om de uitvoering van een bestuurlijke of gerechtelijke maatregel door de politie, dan worden de procedures van de politie gevolgd maar moet overlegd worden om de nodige medische behandeling en veiligheid van de patiënt mogelijk te laten.
Is het hoofd van het verpleegkundige departement in een ziekenhuis ondergeschikt aan de medische directeur?
“Is het hoofd van het verpleegkundige departement binnen een ziekenhuis ondergeschikt aan de medische directeur? Blijkbaar staat dit in de wetgeving van 1989 en 2006?”
Antwoord:
Het KB van 14 december 2006 bepaalt de plaats van het hoofd van het verpleegkundige departement: ‘Het hoofd van het verpleegkundige departement is rechtstreeks hiërarchisch afhankelijk van de directeur, zoals bepaald in het organogram van het ziekenhuis.’ Dit betreft de algemeen directeur, over de medische directeur wordt hierin niet gesproken.
De Gecoördineerde ziekenhuiswet van 10 juli 2008 regelt in art. 23 de structuur van de verpleegkundige activiteit: ‘In ieder ziekenhuis moet de verpleegkundige activiteit gestructureerd zijn. Ieder ziekenhuis omvat: 1) een hoofd van het verpleegkundige departement, die verantwoordelijk is voor de organisatie en de coördinatie van de verpleegkundige verzorging in het kader van het verpleegkundige departement en die, onverminderd de bepaling van artikel 8, 2) de dagelijkse leiding heeft over de ziekenhuisverpleegkundigen, de zorgkundigen en het ondersteunende personeel van de gehele inrichting. Het hoofd van het verpleegkundige departement wordt benoemd en/of aangewezen door de beheerder, na advies van de directeur en van de hoofdarts.’
Deze laatste bepaling is ingevoegd in 2016. Art. 24 stelt wel: ‘Het hoofd van het verpleegkundige departement werkt nauw samen met de hoofdarts met het oog op de realisatie van de in § 1 gestelde doelstelling.’ Uiteraard moeten beiden samenwerken maar er is geen hiërarchisch of ondergeschikt verband.
Juridische vragen en antwoorden #7 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Is er mogelijks een probleem met GDPR of het beroepsgeheim als een thuisverpleegkundige zijn smartphone ook privé gebruikt?
“Wanneer een thuisverpleegkundige zijn smartphone ook voor privédoeleinden gebruikt, zouden zijn familieleden met bepaalde apps kunnen weten waar hij zich bevindt, met andere woorden bij welke patiënten hij zorg verleent. Is dit een probleem voor GDPR of het beroepsgeheim?”
Antwoord:
In de eerste plaats moet gewaarborgd worden dat familieleden geen toegang hebben tot gegevens van patiënten. Dat is essentieel voor het beroepsgeheim en voor de wet Patiëntenrechten. Dit is ook een aandachtspunt van het Vlaams Patiëntenplatform.
Bij het gebruik van sociale media zou men inderdaad de plaats van de zorg kunnen achterhalen. Dat iemand verzorgd wordt, valt principieel onder het beroepsgeheim. Voor gezondheidszorg in de eerste lijn is het niet mogelijk de plaats van tussenkomst te verbergen. Zo is het voertuig van de arts of verpleegkundige zichtbaar voor de deur. Daarmee is nog niet duidelijk over welke bewoner het gaat of waarvoor men komt. Bovendien is er geen opzet het beroepsgeheim te overtreden, wat een essentieel element is in de sanctionering.
Enkel indien er een expliciete vraag is van de patiënt moet gegarandeerd worden dat de plaats van zorg niet bekend gemaakt wordt. Bijvoorbeeld een politicus of BV die niet wenst dat mensen weten dat hij in behandeling is.
Wie mag vaccinatie toedienen zonder medisch voorschrift?
“Kan vaccinatie door vroedvrouwen zonder medisch voorschrift en door verpleegkundigen met medisch voorschrift?”
Antwoord:
Vroedvrouwen mogen vaccins voorschrijven na een opleiding die hen voorschriftrecht geeft en ze toedienen. De bijkomende opleiding is tot nu toe zeer weinig gevolgd.
Verpleegkundigen mogen geen vaccins voorschrijven. Sinds het KB 29/02/2024 mogen ze wel vaccins toedienen zonder medisch voorschrift. De FRV werkt aan een toelichting voor de toepassing van dit KB.
De basisverpleegkundigen afgestudeerd na 2026 zullen enkel vaccins mogen toedienen als B2-handeling met medisch voorschrift.
Vraag en antwoord #6 - 2024: verpleegkundige hervormingen
Hoe pakken we als verpleegkundigen de vele wetshervormingen praktisch aan in een zeer divers werkveld? Doorheen de komende nummers van Netwerk Verpleegkunde maken we je wegwijs in de vernieuwingen aan de hand van enkele concrete cases. De herziene wetten bieden namelijk positieve handvaten om flexibeler samen te werken en om niet-verpleegkundige taken te delegeren. Zo zetten we verpleegkundigen in volgens hun kwaliteiten en daar waar ze nodig zijn.
De situatie
Julie is verpleegkundige verantwoordelijk algemene zorg (VVAZ), Karen is basisverpleegkundige en Maarten is kinesitherapeut. Ze werken samen de vroegdienst op een revalidatieafdeling. Karen voert, samen met Maarten, de hygiënische zorgen uit bij een patiënt. Daarbij focust Karen op de wondzorg en Maarten op de revalidatieoefeningen die bijdragen tot de zelfredzaamheid van de zorgvrager en plaatsvinden binnen een realistische context. Een keer per week voeren Julie en Karen de hygiënische zorgen samen uit.
Volgens de oude wetgeving
In principe worden tijdens de hygiënische zorgen geen revalidatieoefeningen uitgevoerd, dit werd na de ochtendzorg gedaan in een revalidatieruimte. Deze worden herhaald buiten de ochtendzorg, wat extra belastend is voor de patiënt. Volgens de oude wetgeving voerde Maarten een strafbaar feit uit. Julie en Karen zijn aansprakelijk op dat moment, want eigenlijk moeten zij alle taken opnemen waarbij ze een enorme werkdruk ervaren.
Sinds de nieuwe wetgeving
Door de invoering van het gestructureerde zorgteam zijn de activiteiten van Maarten als kinesitherapeut geregulariseerd, wanneer Julie als VVAZ beslist om die taken te delegeren. Zo kan de revalidatie plaatsvinden in de context zoals hierboven beschreven en wordt ook Karen verlicht.
Implicaties voor de leidinggevende
Als kinesitherapeut moet Maarten een opleiding krijgen van Julie. Dit moet hij opnemen in zijn portfolio. Ook de regels voor het delegeren van taken binnen het gestructureerde zorgteam moeten vermeld worden in een verslag of staand order.
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Vraag en antwoord #5 - 2024: verpleegkundige hervormingen
Hoe pakken we als verpleegkundigen de vele wetshervormingen praktisch aan in een zeer divers werkveld? Doorheen de komende nummers van Netwerk Verpleegkunde maken we je wegwijs in de vernieuwingen aan de hand van enkele concrete cases. De herziene wetten bieden namelijk positieve handvaten om flexibeler samen te werken en om niet-verpleegkundige taken te delegeren. Zo zetten we verpleegkundigen in volgens hun kwaliteiten en daar waar ze nodig zijn.
De situatie
Roos werkt als verpleegkundige verantwoordelijk algemene zorg (VVAZ) en Arnaud werkt als basisverpleegkundige in een woonzorgcentrum. Zij werken ’s middags samen met logopediste Nour en vrijwilliger Johan. Tijdens het ontbijt grijpt Roos de kans om met een bewoner te praten over vroegtijdige zorgplanning, Arnaud staat in voor de hygiënische zorgen en wondzorg. Aan een andere tafel focust Nour zich op een bewoner met slikstoornissen. Johan helpt intussen nog een andere bewoner zonder slikstoornissen met eten.
Volgens de oude wetgeving
Zonder de nieuwe wetgeving voeren Nour en Johan in principe een strafbaar feit uit, waarvoor Roos als VVAZ en Arnaud als basisverpleegkundige aansprakelijk zijn. Verder heeft Roos geen of onvoldoende tijd om vroegtijdige zorgplanning te bespreken als ze de andere taken op zich moet nemen. Johan mag als vrijwilliger niet zoveel doen, hoewel hij dat wel wil. Nour zou als logopediste in een kunstmatige context moeten werken.
Sinds de nieuwe wetgeving
Door de introductie en wettelijke verankering van het gestructureerde zorgteam kan Roos de activiteiten van Nour op een legale manier laten doorgaan. Het KB rond ADL (Activiteiten uit het Dagelijkse Leven) maken het mogelijk dat Roos bepaalde taken naar Johan delegeert. Het gaat dan om taken die niet beschouwd worden als gezondheidszorg, op voorwaarde dat de zorgvrager of zijn wettelijke vertegenwoordiger daarmee instemt. De arts, VVAZ of basisverpleegkundige oordeelt of de taak mag uitgevoerd worden door een niet-gezondheidszorgbeoefenaar. Dit omvat de volgende hygiënische zorgen bij personen met een ADL-dysfunctie:
- dagelijkse zorg aan een geheelde stoma zonder wondzorg.
- vocht- en voedseltoediening bij personen zonder slikstoornissen langs orale weg helpen verrichten.
- meting van de parameters behorende tot een beperkt aantal biologische functiestelsels: temperatuur, hartslag, bloeddruk, gewicht, saturatie, meting van glycemie door capillaire bloedafname (enkel bij gestabiliseerde diabetici).
- het spoelen van neus, ogen en oren.
- het uitvoeren van therapeutische baden, warmte- en koudetherapie.
- het verwijderen van losse vreemde voorwerpen uit het oog.
- het toedienen van medicatie oraal (inbegrepen inhalatie), rectaal, vaginaal, via oog- of oorindruppeling, langs percutane weg, overeenkomstig de instructies in de bijsluiter van het geneesmiddel of de instructies van de apotheker of voorschrijvende arts.
Implicaties voor de leidinggevende
Deze handelingen mogen niet zomaar gedelegeerd worden. Als VVAZ moet Roos voorzien in een opleiding voor Nour en Johan. Johan moet bewust gemaakt worden van de signalen om tijdig de VVAZ in te schakelen. Best brengt hij ook Arnaud hiervan op de hoogte. Daarnaast moeten de regels van het gestructureerde zorgteam opgenomen worden in een verslag of staand order. Ook de ADL-handelingen moeten genoteerd worden in een verslag en afgestemd zijn met de zorgvrager.
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Juridische vragen en antwoorden #4 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mogen zorgkundigen een neusspray met glucagon toedienen?
“Zorgkundigen mogen medicatie toedienen die voorbereid of klaargezet werd door een apotheker of verpleegkundige (met uitzondering van verdoving, I.M.- en I.V.-toediening). In het zorgplan kan omschreven worden dat ze dit mogen toedienen ‘in geval van nood bij ernstige hypoglycemie’ en waar ze het kunnen vinden. Mogen ze dan een neusspray met glucagon toedienen?”
Antwoord:
Het K.B. 12/01/2006 met de handelingen van de zorgkundigen geeft geen lijst van wat ze niet mogen toedienen, wel van de toegelaten toedieningswijzen. Als er voldaan is aan de bijkomende opleiding, hebben ze toelating voor de “toediening van medicatie, met uitsluiting van verdovende middelen, die voorbereid is door de verpleegkundige of de apotheker langs volgende toedieningswegen:
- oraal (inbegrepen inhalatie);
- rectaal;
- oogindruppeling;
- oorindruppeling;
- percutaan;
- subcutaan: enkel voor wat betreft de subcutane toediening van gefractioneerde heparine.”
De toediening van medicatie langs mucosale weg is daarbij niet vermeld en dus niet toegelaten. Het is evenmin ‘inhalatie’, dat geldt voor aërosols en puffs. De toegelaten medicatie moet vooraf klaargezet worden door apotheker of verpleegkundige, het is niet voldoende te beschrijven waar de zorgkundig deze kan vinden.
Mag een zorgkundige glycemie meten via een sensor en een insulinepomp bedienen?
“Mogen zorgkundigen in een zorginstelling de glycemie meten via een sensor in de arm van de patiënt? Mogen ze ook een insulinepomp bedienen?”
Antwoord:
De meting van de glycemie door capillaire bloedname staat op de lijst van handelingen van de zorgkundigen. De meting met een sensor kan daarmee gelijkgesteld worden.
Het instellen en vullen van een insulinepomp staat niet op de lijst van de zorgkundigen. Dit moet dus gebeuren door een verpleegkundige. Het is de bedoeling dat de pomp na het instellen automatisch loopt, waardoor geen verdere handeling van de zorgkundige nodig is. Is er een probleem met de werking, dan verwittigt de zorgkundige de verpleegkundige.
Juridische vragen en antwoorden #3 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mag een zorgkundige assisteren bij proctologische onderzoeken?
“De consultatieafdeling gastro-enterologie vraagt zich af of een zorgkundige mee mag assisteren bij proctologische onderzoeken? Daarbij wordt geen steriel materiaal of medicatie gebruikt. Het gaat louter om het aangeven van materiaal aan de arts en het meehelpen om de patiënt op de onderzoekstafel te leggen.”
Antwoord:
Het assisteren bij een proctologisch onderzoek valt onder de verpleegkundige handeling ‘voorbereiding van en assistentie bij invasieve ingrepen tot diagnosestelling’ of ‘voorbereiding, assistentie en instrumenteren bij medische en chirurgische ingrepen’ (KB 18.06.1990). Bij de definitie van assistentie wordt bovendien vermeld ‘dat arts en verpleegkundige samen handelingen verrichten bij een patiënt (…)’.
Dit zijn B2-handelingen en niet delegeerbaar aan een zorgkundige gezien ze niet vermeld staan op de lijst van zorgkundige handelingen (KB 12.01.2006). Of hierbij al dan niet steriel materiaal en/of medicatie gebruikt wordt, is niet relevant.
Mag een verpleegkundige zijn observaties delegeren naar een administratieve ondersteuner, die deze info invult in een dossier?
“Administratieve medewerkers (health care management assistenten) helpen op ziekenhuisafdelingen om de werkbelasting van verpleegkundigen te verlichten. De verpleegkundige spreekt na zijn verzorging een gestructureerd verslag in (SBAR) dat naar een administratief assistent verstuurd wordt. Die geeft het dan in het elektronisch patiëntendossier in. De verpleegkundige leest na en vult aan. Hij blijft identificeerbaar. Mag dit wettelijk?”
Antwoord:
Art.3 van het KB 1990 stelt ‘Uit een verpleegkundig dossier, dat enkel door beoefenaars van de verpleegkunde mag worden samengesteld en aangevuld, moet blijken dat aan de voorschriften van dit artikel is voldaan.’
De inhoud van het dossier is de verantwoordelijkheid van de verpleegkundige. Dit sluit niet uit dat iemand anders gegevens intikt of inbrengt. De verpleegkundige leest de tekst na, vult aan en valideert deze (manueel of elektronisch) om de inhoud te bevestigen. Hierbij moet rekening gehouden worden met de Wet op Patiëntenrechten en de privacywetgeving. De patiënt moet akkoord gaan met het doorgeven van de gegevens aan de nodige medewerkers.
Juridische vragen en antwoorden #2 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Mag een zorgkundige BelRAI© scoren en evalueren?
“BelRAI© is een hulpmiddel voor zorgverleners en zorgorganisaties om de noden en het functioneren van kwetsbare personen of personen in een complexe zorgsituatie op te volgen. Aan zorgkundigen wordt gevraagd opleidingen te volgen om BelRai© te scoren en evalueren. Mogen zij dit doen?”
Antwoord:
In Vlaanderen startte het Departement Zorg in juli 2023 met het invoeren van het registratiesysteem BelRai©. Dat is een score voor de globale beoordeling van de fysieke, cognitieve, psychische en sociale zorgnoden van een persoon. BelRai© is een globale schaal waarmee alle gezondheidszorgberoepen toegang krijgen tot de gegevens die ze nodig hebben in hun therapeutische relatie met de zorgvrager. Een matrix bepaalt welke beroepen toegang hebben tot welke delen (observaties). Vlaanderen wil dit uitbreiden en alle gegevens openstellen voor iedereen.
In de beroepswetgeving mogen zorgkundigen enerzijds de observaties en handelingen binnen hun eigen bevoegdheid noteren in het verpleegdossier. Anderzijds is de evaluatie van de gezondheidstoestand van de patiënt de bevoegdheid van de verpleegkundige. Het opmaken van een evaluatieschaal gebeurt dus door de verpleegkundige.
Mag een zorgkundige een bloedstaal analyseren in een bloedgasanalyser?
“Een afdeling dialyse vraagt zich af of een zorgkundige een bloedstaal mag analyseren in een POC-bloedgasanalyser. Het bloedstaal wordt tijdens de dialyse door de verpleegkundige uit de leidingen afgenomen. De zorgkundige zou dan het staal inbrengen in de bloedgasanalyser. De bepaling van glycemie is met een point-of-care test toegelaten. Mag een zorgkundige dan ook een bloedgasanalyse uitvoeren?”
Antwoord:
De glycemiemeting door capillaire bloedname is in de wet de enige uitzondering op de meting van waarden met een toestel. De point-of-care testen zijn “analysen, die tot de klinische biologie behoren, op lichaamsvochten, excreties, urine en vol bloed door eenvoudige technieken in de nabijheid van de patiënt uitgevoerd, onder de verantwoordelijkheid van een erkend klinisch laboratorium, met uitzondering van de meting van de glycemie door capillaire bloedname”. Bij deze C-handeling gaat het om metingen met eenvoudige toestelletjes of sticks.
Voor bloedgasanalyse wordt een vast toestel gebruikt. Dit valt onder de bepaling “het gebruik van apparaten voor observatie en behandeling van de verschillende functiestelsels”. Dit staat zowel op de lijst van de verpleegkundigen (B2-handeling, K.B. 18.06.1990), als op die van de medisch laboratorium technologen (K.B. 17.01.2019). Omdat het niet op de lijst van de zorgkundigen staat, is het voorbehouden aan die twee beroepen en aan artsen.
Juridische vragen en antwoorden #1 – 2024
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Kan een aangifte van agressie anoniem gebeuren om het personeelslid te beschermen?
“Bij een aangifte van agressie wordt de naam van de verpleegkundige die slachtoffer is, genoteerd in het proces-verbaal van de politie, waardoor die bij vrijgave ervan ook bekend wordt aan de dader. Hierdoor zijn latere bedreigingen of wraakacties mogelijk. Kan anoniem aangifte gedaan worden om het personeelslid te beschermen?”
Antwoord:
Deze vraag is meermaals gesteld aan verschillende overheden. Op een personeelsbadge kan enkel de voornaam vermeld worden, wat minder identificatie geeft voor agressieve patiënten of familie.
Bij het neerleggen van een officiële klacht moet de verpleegkundige zijn naam opgeven. Die mag in het proces-verbaal het ziekenhuis opgeven als adres. Zo kent de dader zijn adres niet. De naam van de verpleegkundige als getuige of als slachtoffer is nodig voor een eventuele rechtszaak en een burgerlijke partijstelling. Zonder naam kan er geen verder juridisch gevolg gegeven worden en kan later geen schadevergoeding toegekend worden.
In principe blijft het dossier gesloten tot het parket of de onderzoeksrechter inzage geeft. Dit is dan voor alle betrokkenen, ook voor de dader. De naam in het dossier wordt dus toch bekend. Een alternatief is om de politie te vragen alleen het rijksregisternummer in het proces-verbaal te vermelden. Zo is het slachtoffer ondubbelzinnig geïdentificeerd, maar niet terug te vinden door anderen. NETWERK VERPLEEGKUNDE gaf dit door aan de vertegenwoordiger in de federale werkgroep agressie (kritieke diensten).
Mag een zorgkundige zuurstof toedienen?
“Is het toedienen van zuurstof een onderdeel van de voorbereiding en toediening van medicatie, en mag een verpleegkundige dit delegeren aan een zorgkundige?”
Antwoord:
Zorgkundigen mogen binnen hun voorwaarden medicatie toedienen via orale weg, inclusief inhalatie. Voor zuurstof gelden evenwel verschillende interpretaties door de Technische Commissie voor Verpleegkunde (TCV) en de FOD Volksgezondheid. Volgens de TCV heeft zuurstoftoediening een specifieke plaats in het K.B. 1990 en valt ze zelfs onder een volledig andere categorie (B1 i.p.v. B2). De TCV oordeelt dat zuurstoftoediening dus niet gedelegeerd mag worden aan de zorgkundige.
Daarentegen stelt de FOD Volksgezondheid in de FAQ Zorgkundigen dat zuurstof beschouwd wordt als een geneesmiddel. Een verpleegkundige kan volgens de FOD de toediening van zuurstof delegeren aan een zorgkundige aangezien inhalatie behoort tot de “toediening van orale medicatie”.
Bij verschillende interpretaties respecteert NETWERK VERPLEEGKUNDE de juridische visie van de FOD Volksgezondheid. Beide visies komen uiteindelijk overeen dat zorgkundigen geen zuurstoftherapie mogen instellen of opstarten. Zodra een verpleegkundige de therapie heeft ingesteld, mag hij de verdere toediening delegeren aan een zorgkundige. Uiteraard blijven alle uitvoeringsvoorwaarden gelden en moet de zorgkundige over de nodige opleiding en bekwaamheid beschikken voor een correcte toediening en het veilig omgaan met zuurstof.