Juridische vragen en antwoorden #8 – 2023
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Blijft de vertegenwoordiging in het cascadesysteem geldig als niet beide partners op dezelfde domicilie zijn ingeschreven?
“In een woonzorgcentrum (wzc) heeft één partner van een koppel zijn domicilie op het originele adres en is de andere ingeschreven op het adres van het wzc. Voor de vertegenwoordiging in het cascadesysteem spreekt de wet patiëntenrechten van ‘de samenwonende echtgenoot, de wettelijk samenwonende partner of de feitelijk samenwonende partner’. Blijft dit geldig als één van de partners is ingeschreven op een ander domicilie?”
Antwoord:
Er bestaat geen wettelijke definitie van samenwonen. De interpretatie zal uiteindelijk bij een eventueel geschil van de rechter afhangen. Gehuwden moeten op hetzelfde adres wonen. Zolang er geen scheiding is van tafel en bed of geen echtscheidingsprocedure gestart is, kan aangenomen worden dat ze samenwonen.
Wettelijk of feitelijk samenwonende koppels hebben niet de wettelijke rechten en plichten van gehuwden. De juristen menen dat samenwonen ruimer is dan hetzelfde domicilie hebben: komen ze bij elkaar op bezoek, is er nog een relatie, doen ze nog samen dingen… Dan kan verdedigd worden dat ze samenwonen en elkaar kunnen vertegenwoordigen. Daardoor komt de partner in de cascade ook voor de eventuele kinderen.
Meestal wordt het domicilie veranderd naar het adres van het woonzorgcentrum bij de verkoop van de woning, bij verhuis, … wanneer er geen ander contactadres meer is. Indien één van de partners van een relatie opgenomen wordt in een instelling is het aangewezen het domicilie van beiden op het originele adres te houden.
Mag een verpleeg- of zorgkundige een oogmeting uitvoeren?
“Mogen verpleegkundigen of zorgkundigen in opdracht van de arts een oogmeting uitvoeren?”
Antwoord:
De oogmeting valt in de lijst van verpleegkundige handelingen onder de B2-handeling ‘Gebruik van apparaten voor observatie en behandeling van de verschillende functiestelsels’. Deze meting mag dus uitgevoerd worden door een verpleegkundige mits de wettelijke voorwaarden (medisch voorschrift, procedure, noteren in dossier, feitelijke bekwaamheid).
Een oogmeting staat niet op de lijst van zorgkundige handelingen en mag dus niet uitgevoerd worden door zorgkundigen.
Samen het goede doen
Jan Crikemans en Geert Froyen zijn beide lid van WEPE, werkgroep ethiek van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Ze delen waarom het voor iedere zorgverlener zo belangrijk is om samen te reflecteren over het goede te doen voor de zorgvrager.
Samen reflecteren over wat het goede is om te doen bij een zorgvrager in een bepaalde context hoort bij het werk van elke zorgdrager. Laten we daar systematisch tijd voor vrij maken en het inplannen in onze werkschema’s.
Aan zorg doen is een relationeel gebeuren. Het speelt zich af in dialoog tussen zorgvrager en zorgdrager. Of in een trialoog tussen zorgvrager, zorgdrager en de naasten van de zorgvrager. Het gaat hierbij zelden om relaties tussen gelijken: de zorgvrager en zijn naasten bevinden zich in een afhankelijke situatie. Bovendien leven we in een cultuur die gekenmerkt wordt door waardenpluralisme. Onder meer door deze machtsongelijkheid en door het waardenpluralisme, staan zorgdragers voor de vraag: hoe moet ik handelen om het goede te doen in deze situatie bij deze zorgvrager?
Het gaat daarbij niet zozeer om de grote ethische vragen over leven of dood, maar veel meer over kleine ethische vragen uit het dagelijkse leven. Daarom is het nodig dat zorgdragers regelmatig samen nadenken over en tijd maken voor de manier waarop ze met hun zorgvragers omgaan. Een goede manier om dit te doen is via een moreel beraad. Een moreel beraad is een vertrouwelijk groepsgesprek tussen collega’s over een casus uit hun praktijk die door een van hen is ingebracht. Deze casus bevat minstens één morele vraag, een vraag naar wat de casusinbrenger als professional moet of mag doen in die situatie. Tijdens dit gesprek, dat het karakter heeft van een dialoog, onderzoeken de deelnemers gezamenlijk hun standpunten en ontwikkelen zij argumenten om uiteindelijk te bepalen hoe op die morele vraag het beste geantwoord kan worden. Om het gesprek in goede banen te leiden, wordt het begeleid door een gespreksleider, die niet inhoudelijk deelneemt. Er wordt gebruik gemaakt van een gespreksmethodiek, waarin de te nemen denkstappen beschreven worden. Een moreel beraad houden zou structureel verankerd moeten zijn in elke zorgsetting. Het zou een vanzelfsprekendheid moeten zijn, een vast onderdeel van elk werk in de zorg.
Bij WEPE, de werkgroep praktische ethiek van NETWERK VERPLEEGKUNDE, beseffen we dat het anderhalve uur dat nodig is voor zo’n moreel beraad niet altijd beschikbaar is. Daarom willen we een aantal kortere alternatieven voor moreel beraad in de kijker zetten. Deze leiden weliswaar tot een minder grondige analyse dan een moreel beraad. Maar waar een moreel beraad niet mogelijk is, bieden ze wel alternatieven om samen een casus ethisch te onderzoeken. We noemen er hier drie.
De eerste is Fasen van zorg (J. Tronto). Tronto stelt dat zorgen voor iemand vier fasen kent, die telkens gekoppeld zijn aan een eigenschap van goede zorg. Het is mogelijk om een casus op een bondige manier te bespreken aan de hand van deze vier fasen en eigenschappen. Later voegde Tronto nog een vijfde fase aan toe, die we eventueel ook in de analyse kunnen betrekken.
De tweede manier is een ethische situaties bespreken aan de hand van een kubus (A. Roelens). De basis ervan wordt gevormd door het begrip menswaardigheid, de start voor elk handelen in de zorg. De voorzijde van de kubus verwijst naar verschillende aspecten van het mens-zijn: het lichamelijke, de psyche, het sociale en het existentiële. Het bovenvlak bekijkt de drie niveaus waar binnen we zorg verlenen: het microniveau (de zorgrelatie), het mesoniveau (team of organisatie) en het macroniveau (maatschappij). De zijkant behandelt verschillende aspecten van een zorghandeling: de intentie, de handeling zelf en haar gevolgen. De derde manier is CURA (Amsterdam UMC), een gestructureerde methodiek om bij twijfels over goede zorg casussen te bespreken binnen een relatief beperkt tijdsbestek: een casusbespreking met CURA duurt ongeveer 25 minuten. CURA bestaat uit vier processtappen: concentreren, uitstellen, reflecteren en actie ondernemen.
Laat een gebrek aan tijd geen reden meer zijn om niet samen na te denken over wat het goede is om te doen in een specifieke situatie bij een bepaalde zorgvrager. Het komt de zorgvrager en de zorgdragers ten goede.
Mijn teamleden zijn de echte parels
Team Zorg bestaat uit een gemotiveerde groep zelfstandige thuisverpleegkundigen. Hun activiteiten worden aangestuurd door coördinator Geert Boey. Zijn collega’s noemen hem een rots in de branding omdat hij er elke dag opnieuw staat. Voor hen, voor de patiënten en voor zijn gezin, op goede en lastige momenten. Ze nomineerden hem dan ook Parel van een Verpleegkundige. Met succes, want Geert is verkozen tot een van de winnaars.
“Toen ik 24 jaar geleden deze functie aannam, wist ik niet zo goed wat te verwachten”, vertelt Geert Boey, coördinator bij Team Zorg en zelf verpleegkundige. “De collega’s namen mij op sleeptouw en leerden me de kneepjes van het vak. Toch ontwikkelde ik al snel mijn eigen stijl. Aanvankelijk zei men dat ik ‘wat meer haar op mijn tanden moest krijgen’, maar ik hield voet bij stuk. Team Zorg kent een heel laag personeelsverloop. Dat bewijst dat het hier aangenaam werken is en dat mijn aanpak werkt.”
Gedragen beleid
Goede afspraken, duidelijke communicatie en rekening houden met elkaar zijn drie pijlers van de dienst. Zo probeert Geert de balans tussen werk en privé te waarborgen. Dat betekent dat hij zelf regelmatig inspringt bij afwezigheden. Dat wordt gewaardeerd. “We bespreken maandelijks tijdens ons teamoverleg de stand van zaken: nemen we nieuwe patiënten aan? Wat loopt goed of minder goed? Wie heeft ondersteuning nodig? Door de vinger aan de pols te houden, kan ik optimaal coördineren en ingrijpen waar nodig. Zo staan de collega’s achter genomen beslissingen, voelen ze zich verbonden en dragen we allemaal dezelfde visie uit op de werkvloer.”
Tevreden werknemers geven tevreden patiënten
Geert hecht veel belang aan het welzijn van zijn medewerkers. “Zij zorgen voor anderen, dus ik voor hen. Een tevreden medewerker presteert beter. Patiënten hebben er alle baat bij dat verpleegkundigen zich goed voelen. Regelmatig ontvangen we mailtjes om ons te bedanken. Dat doet deugd. Die erkenning van onze patiënten is hartverwarmend. De gedrevenheid van mijn team neemt de druk weg van mijn schouders. Zij zijn voor mij de echte parels.”
Integratieve verlichting ondersteunt het leven in een woonzorgcentrum
Natuurlijke lichtomstandigheden hebben een aanzienlijke invloed op onze gezondheid, stemming en productiviteit. Human Centric Lighting (HLC), ofwel mensgerichte verlichting, is een innovatieve technologie die natuurlijke daglichtpatronen nabootst om het menselijke circadiaanse ritme te ondersteunen. Dit is een biologische cyclus die ongeveer 24 uur duurt en die diverse lichaamsfuncties zoals slaap-waakcycli, hormoonproductie, alertheid en stemming beïnvloedt. “Bij mensen in een woonzorgcentrum zien we vaak dat dit natuurlijke ritme verstoord is”, zegt Ann Vandycke, technisch adviseur bij Mintus. “Heel wat bewoners komen minder buiten en zien bijgevolg te weinig daglicht. Na verloop van tijd dragen ze hiervan de gevolgen: hun slaappatroon raakt verstoord, ze zijn vermoeider of ervaren depressieve gevoelens. Mensen zijn dagdieren, we hebben licht nodig om te functioneren. Daarom onderzochten we hoe hierop te anticiperen”.
Een integrale kijk op licht
Voor Mintus is het belang van licht geen nieuw inzicht. De zorggroep past al jarenlang technieken toe om bewoners en personeel in optimale omstandigheden te laten functioneren. “De allereerste benaderingen van mensgerichte verlichting zijn volledig achterhaald. Vroeger kregen mensen soms een lichtkuur voorgeschreven waarbij ze gedurende een bepaalde tijd voor een felle lichtinstallatie moesten plaatsnemen. Dat is heel onnatuurlijk”, lacht Ann. “Het bewijst wel dat het belang van licht al heel lang gekend is. Ook wij gebruiken sinds ruime tijd vormen van HCL. Op afdelingen waar bewoners durven weglopen, voorzien we donkerdere zones aan de liften en aantrekkelijk, feller licht in de groepsruimtes. De mensen voelen zich aangetrokken door het licht en vermijden het donker, wat de aandrang om de afdeling te verlaten verkleint.”
Nu gaat Mintus nog een stapje verder. In alle gemeenschappelijke ruimtes op de nieuwe zorgcampus Sint-Pietersmolenwijk is integratieve verlichting geïnstalleerd. Internationale studies tonen aan hoe diverse lichtbronnen en -sterktes de ruimte en de gebruikerservaring beïnvloeden. De verlichting is zowel functioneel als esthetisch. Het is mogelijk om bepaalde sferen te creëren die vooraf ingesteld zijn en om ze eenvoudig manueel aan te passen. Denk hierbij aan de lichtintensiteit, de kleur of de lichtverdeling afhankelijk van de activiteiten of de tijdstippen van de dag.
Aangenaam wonen en werken
De integratieve verlichting slaat in Brugge alvast goed aan. “Het zorgpersoneel merkt op dat bewoners rustiger en meer tevreden de dag beleven. Tijdens activiteiten werkt de slimme verlichting prikkelend. Daardoor nemen meer mensen met de glimlach deel en is de sfeer ontspannen, wat aangenamer werken is voor de personeelsleden, natuurlijk. Tijdens pauzes vinden bewoners met aangepast warmer en gedempt licht sneller hun rust. Er is minder weerstand, meer vertrouwen en een beter algemeen welbevinden bij zowel bewoners als personeel.”
Afbeelding: Copyright Michiel Vergauwe Photography
“Een kritische houding garandeert kwaliteitsvolle zorg”
We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Ann Van Dorpe (45 jaar) is hartfalenverpleegkundige in het Noorderhartziekenhuis in Pelt en lid van het regionaal netwerk Limburg van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Vanaf 1 september is ze directeur van het woonzorgcentrum St. Jozef en Teutenhof in Pelt.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Mijn ouders werkten allebei als dokter in het lokale ziekenhuis, dus ik ben daar letterlijk opgegroeid. Als zestienjarige begon ik als vrijwilliger verschillende afdelingen te ondersteunen. Zo voelde ik hoe het is om in contact te staan met mensen. Daar is mijn liefde voor de zorg begonnen.
Wat boeit je in je job?
Een verpleegkundige neemt een brede rol op zich met veel competenties. Je hebt niet alleen veel kennis en kunde, maar je observeert en communiceert ook. Zo krijg je inzichten over het ziektebeeld en over de patiënt als persoon. Het is mooi om te zien dat collega’s elkaar ondersteunen om samen tot kwaliteitsvolle zorg te komen op maat van de patiënt.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Als verpleegkundige moet je empathisch, vriendelijk en open zijn. Daarvoor moet je goed kunnen communiceren. Je moet ook leergierig en gedreven zijn. Een gezonde kritische houding is cruciaal om je hulpverlening te blijven optimaliseren. Je moet jezelf elke keer de vraag stellen: ‘Is dit wat patiënten nodig hebben?’. Verpleegkundigen mogen vooral heel fier zijn op hun job en dat durven uitdragen. Ik vind het altijd jammer om collega’s te horen zeggen: ‘Ik ben maar een verpleegkundige’.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Wanneer een patiënt je vastneemt en oprecht bedankt. Het is fijn om te weten dat mensen zich begrepen en ondersteund voelen. Op die momenten weet je dat je als verpleegkundige je best hebt gedaan. Daarnaast is het leuk om collega’s mee te trekken in dezelfde zorgvisie, namelijk die in het belang van de patiënt.
Zijn er ook minder fijne momenten?
Als verpleegkundige sta je midden in het werkveld en hoor en zie je veel. Verpleegkundigen hebben goede voelsprieten en gebruiken die om tot zorg op maat te komen. Door de personeelsschaarste en de druk op de werkvloer kunnen verpleegkundigen niet altijd de zorg leveren die ze zouden willen. Dan voel je je machteloos. Vandaar mijn oproep aan verpleegkundigen om je stem te laten horen, om samen mee te denken in de weg naar verandering. Ik hoop dat ook te kunnen doen in mijn nieuwe job als directeur.
Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
We moeten jongeren en volwassenen warm krijgen voor de zorg en hen in de sector houden. Daarnaast moeten we leren opkomen voor onszelf en voor onze patiënten. Het wordt steeds belangrijker om samen te werken over de disciplines heen. Om ons te organiseren op de noden die er vandaag zijn, geloof ik sterk in de visie van geïntegreerde zorg.
Wat doe je in je vrije tijd?
Ik lees graag over filosofie en zaken die me doen nadenken over de samenleving. Ik ben graag thuis bij mijn gezin en ga wandelen met onze honden. Maar met mijn nieuwe functie als directeur in een woonzorgcentrum, probeer ik nu elk moment te benutten om me in te werken in mijn nieuwe job. In de toekomst hoop ik terug meer vrijwillig engagement op te nemen. Want vrijwilligers, zij zijn het cement van onze samenleving.
Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.
Slimme technologie in een full domoticasysteem
Technologie creëert tijd en ruimte voor wat echt telt. Al kan dat enkel wanneer die geïmplementeerde technologie ook intuïtief aanvoelt. The Wizard of Dreams zet in op slimme integratie van technieken in de zorg, met als doel de zorgprofessional te ondersteunen en de zorgvrager meer autonomie te schenken. Het resultaat? Een sterkere zorgverlening, meer tijd aan het bed en een paar extra ogen en oren.
Van domotica tot volwaardige systeemintegrator voor de zorg, dat is in het kort het verhaal van The Wizard of Dreams. “Al zijn we meer dan dat. We zijn een echte buddy voor het zorgpersoneel en de directie van een zorgvoorziening”, zegt oprichter en zaakvoerder Tony Van der Voort. “We starten vanuit een brainwave, een soort brainstormsessie van hoe de beleving van een zorgvrager er moet uitzien. Maar ook hoe je optimale zorg biedt als hulpverlener en wat de specifieke noden zijn. Techniek is een hulpmiddel, geen doel. We zetten die brainwaves om in realistische oplossingen op maat. Daar begint de magie.”
De installaties die The Wizard of Dreams uittekent zijn steeds in een open systeem, dat de integratie van andere aanwezige technologieën eenvoudig mogelijk maakt. Alles wordt met elkaar gekoppeld. Zo is de volledige installatie aanpasbaar, futureproof en eenvoudig in de kamer geïntegreerd. “Iedere kamer is een technisch eilandje, waarbij exact gekeken wordt welke knoppen nodig zijn en hoe die vormgegeven moeten worden. Het moet zoals thuis aanvoelen, niet stigmatiserend. We zullen nooit een traditionele alarmknop installeren. Het zal een lichtschakelaar zijn met een duidelijk pictogram op.”
Van uit bed-detectie tot geofencing
Wat echt telt is voor iedereen in een zorginstelling anders. Om dromen naar technologie te vertalen, staat service centraal: luisteren, meedenken, af en toe eens buiten de scope durven gaan en ondersteunen. “Zo integreerden we in een woonzorgcentrum een camera met slimme sensor en 360 gradenbeeld in het plafond”, zegt Tony. “Die beelden worden verzonden naar de smartphone van de verpleegkundige of zorgkundige, ideaal om virtuele rondes te doen ’s nachts zonder bewoners wakker te maken. In de kamer is een subtiele privacyknop voorzien of je stelt de privacy in zonder bewoner wakker te maken. Er is ook uit bed-detectie die een alarm of licht laat aanspringen wanneer de bewoner zijn bed verlaat.”
Ook locatiebepaling kan zorg ondersteunend werken. Zo’n polsband is niet nieuw, maar The Wizard of Dreams koppelde er een slim systeem van dwaaldetectie aan voor binnen en buiten. “Dat werkt op basis van verschillende leefcirkels met specifieke toegangen. De polsband opent en sluit bepaalde deuren. Zijn bewoners uit twee verschillende leefcirkels samen op pad, dan gelden de toegangsrechten van de persoon uit de strengste leefcirkel. De volgende stap is om dit ook op straat toe te laten. Bewoners van een woonzorgcentrum die nog goed te been zijn, kunnen zo gemonitord worden en winnen aan autonomie. Het is een bescherming, geen beperking. Er zijn al wearables die werken met geofencing, waarbij je niet alleen een gps-signaal ontvangt, maar ook de hartslag, temperatuur, of iemand het polsbandje nog draagt, … Het gaat zelfs verder met lifestyle monitoring. Poetst iemand zijn tanden wel? Dat kunnen we zien op basis van polsbewegingen. Ook communicatie met en door de bewoner via de polsband is mogelijk.”
Al deze toepassingen zijn op persoonsniveau implementeerbaar, niet op siteniveau. De basis is meestal een volledig domoticasysteem en vraagt aanpassingen in het gebouw, maar soms volstaan kleine ingrepen. “Dat vraagt lef, maar het hoeft niet ingewikkeld zijn. Domotica moet vooral eenvoudig en intuïtief werken en beleving en functionaliteit toevoegen aan het dagelijkse leven in een zorgvoorziening”, zegt Tony. Bovendien sta je er als personeel nooit alleen voor. De eerste dagen zijn we dag en nacht aanwezig om hen maximaal te ondersteunen wanneer het systeem in de praktijk wordt omgezet. Ook nadien blijven we uiteraard aan hun zijde staan. Kortom: met systeemintegratie creëer je tijd en ruimte voor wat echt telt.”
“Elke dag ben ik met mijn passie bezig in een ontzettend gevarieerde omgeving”
We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Mieke Caelen (37 jaar) is intensive care neonatologie verpleegkundige in het Máxima Medisch Centrum in Veldhoven en lid van de werkgroep Kinderverpleegkundigen.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Ik ben van nature heel zorgzaam en wist al vrij jong dat ik verpleegkundige wilde worden. Intussen ben ik vijftien jaar aan de slag op de kinderafdeling en neonatologie. Het is mijn passie. Het werk ligt me nauw aan het hart en ik haal er veel voldoening uit.
Wat boeit je in je job?
Ik krijg te maken met zeer uiteenlopende pathologieën. Het is interessant om een patiënt volledig in kaart te brengen en linken te leggen tussen verschillende elementen. Omdat ik met premature pasgeborenen vanaf 24 weken werk, is het belangrijk een patiënt goed te observeren. Ze kunnen me niet vertellen wat er scheelt. Samen met de ouders op pad gaan en het kindje leren kennen is spannend en uitdagend tegelijk. Het houdt me alert. Daarnaast zien we ook veel studenten op de afdeling. Ik vind het leuk om aan hen mijn passie mee te geven en aan te leren wat kwalitatieve zorg verlenen inhoudt.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Je moet vooral flexibel ingesteld zijn, naar jobinhoud en uren. Er komt heel veel op je af als verpleegkundige en daar moet je goed mee overweg kunnen. Empathie en zorgzaamheid zijn essentieel om je job goed uit te oefenen.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Het contact tussen de ouders onderling, die elkaar steunen, is heel mooi om zien. Het is vaak intens, omdat veel prematuur geboren baby’s erg ziek zijn. Dan is het fijn wanneer die baby’s, ondanks hun moeilijke start, stappen vooruitzetten, zowel bij ons als later in hun thuisomgeving. Ik probeer me steeds zoveel mogelijk in te leven, de noden te begrijpen en iedereen zo goed mogelijk te ondersteunen. De dankbaarheid van ouders tijdens de opname en achteraf doet enorm veel deugd.
Zijn er ook minder fijne momenten?
Hoewel ik al enkele jaren werk, blijft het overlijden van een zieke baby het moeilijkst. Ik probeer mijn zorg af te stemmen op de noden van de ouders. Naar hen luisteren, tijd nemen voor hen en het grote verlies erkennen is essentieel. Op die momenten draait het veel meer om het gevoelsaspect dan het medische. Ze moeten afscheid nemen van hun dierbaarste, hun kindje waar ze al maanden naar uitkeken. Die emoties bij de ouders raakt je dan ook als verpleegkundige.
Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
Het tekort aan werkkrachten baart me zorgen. Het is noodzakelijk de job aantrekkelijk te houden. Weekend- en nachtwerk slaat minder aan, maar de inhoud van de job blijft nog altijd heel mooi. Ik vind het onze taak om ons enthousiasme over te brengen en anderen te inspireren. De job biedt namelijk veel mogelijkheden.
Wat doe je in je vrije tijd?
Ik ben een bezige bij. Ik trek er graag op uit, voor zowel een daguitstap als een langere vakantie. Het voordeel van mijn job is dat ik tijdens de week eens kan weggaan, wanneer het minder druk is. Ik ben gepassioneerd door fotografie en verder tracht ik voldoende tijd door te brengen bij familie en vrienden.
Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.
Juridische vragen en antwoorden #7 – 2023
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridisch.advies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Kan de familie een negatieve wilsverklaring opmaken in naam van een patiënt?
“Een organisatie voor personen met een handicap, meestal wilsonbekwaam van bij de geboorte, maakt zorgafspraken met de familie en zorgverleners over het al dan niet reanimeren, over ziekenhuisopname, … Kan de familie een negatieve wilsverklaring opmaken in naam van de patiënt of moet de behandelende arts een DNR-verklaring opstellen? Wat is juridisch correct?”
Antwoord:
Een persoon die wilsonbekwaam is, kan geen negatieve wilsverklaring opstellen en geen eigen vertegenwoordiger aanstellen. Als de rechter geen bewindvoerder heeft aangesteld, bepaalt de Wet Patiëntenrechten de volgorde van vertegenwoordiging. Is de persoon (verlengd) minderjarig, dan zijn het de ouders of voogd. Is de persoon meerderjarig, dan is het de samenwonende echtgenoot/partner, een meerderjarig kind, een ouder of een meerderjarige broer of zus van de patiënt. Zij mogen de rechten van de persoon uitoefenen en de beslissingen nemen. Is er geen vertegenwoordiger of zijn ze het onderling oneens, dan “behartigt de betrokken beroepsbeoefenaar, in voorkomend geval in multidisciplinair overleg, de belangen van de patiënt” (art.14).
Enkel de persoon en zijn zelf aangeduide vertegenwoordiger, die zich kan beroepen op de uitdrukkelijke wil van de patiënt, kunnen een bindende niet-reanimatie verklaring opmaken, niet de arts.
Wat reanimatie betreft kan de behandelende arts na multidisciplinair overleg en bij een bedreiging van het leven of aantasting van de gezondheid van de wilsonbekwame patiënt afwijken van de beslissing van de vertegenwoordiger (art. 15 §2). De arts biedt zo hulp aan een persoon in nood (op grond van art. 422bis SW). Als de arts kan aantonen dat de reanimatie leidt tot een toestand die voor de patiënt onmenselijk is (langdurige beademing op intensieve zorgen, veelvuldige invasieve behandelingen, …), kan hij afwijken van de beslissing om te reanimeren.
Moet een verpleegkundige een ambulante patiënt positioneren voor een echografie en nadien de huidgel verwijderen?
“In een groot ziekenhuis vragen artsen-specialisten dat verpleegkundigen ambulante patiënten positioneren bij het uitvoeren van echografieën en na het onderzoek de gel van de huid van de patiënt verwijderen. Moet dit verplicht door verpleegkundigen gebeuren?”
Antwoord:
Het verwijderen van de gel na een onderzoek is geen verpleegkundige handeling (K.B. 18.06.1990) en mag door iedereen gebeuren. Dit geldt ook voor het laten plaatsnemen van een ambulante patiënt.
Verpleegkundigen die voor deze taken ingezet en betaald worden, kunnen allicht op andere plaatsen nuttiger ingezet worden. Zijn voor het onderzoek fysieke voorbereidingen nodig, dan horen die wel tot de verpleegkundige taken, samen met het positioneren van de patiënt voor het onderzoek, de psychische opvang en het informeren. De observatie van eventuele nevenwerkingen en het controleren van een gehospitaliseerde patiënt voor zijn vertrek naar de verpleegeenheid, moet eveneens door een verpleegkundige of arts gebeuren.
“Je weet zoveel meer door samen te werken”
De afdeling kinder- en jeugdgeneeskunde in het Jessa Ziekenhuis in Hasselt kenmerkt zich door zijn multidisciplinaire werking en verschillende deelafdelingen: een hospitalisatieafdeling, inwendig en chirurgisch kinderdagziekenhuis, speelzaal, slaapeenheid, referentiecentrum wiegendood en een kinderconventie diabetes. De hoofdverpleegkundige en twee adjuncten sturen samen met het medisch diensthoofd de ongeveer zestig medewerkers aan en behouden zo het overzicht over de verschillende eilandjes.
Hoofdverpleegkundige Veerle Lynen wordt bijgestaan door twee adjuncten: Kinny Seron, pediatrisch verpleegkundige en gespecialiseerd in pijn bij kinderen en Najat Jaafouri, verpleegkundige gespecialiseerd in allergie en lid van het VK-team. “Kinder- en jeugdgeneeskunde is een acute afdeling. Onze patiënten hebben de meest uiteenlopende klachten, dat vergt een veelzijdige aanpak”, zegt Kinny. “Daarom wordt het team dagelijks bijgestaan door tal van paramedici. Om het overzicht tussen alle behandelingen en de uniforme missie en visie over de afdeling heen te bewaken, zijn de taken netjes verdeeld. Een goede informatiedoorstroom en een consequente aanpak zijn noodzakelijk voor de optimale ondersteuning van onze patiënten.”
Blijven leren van elkaar
Door de verscheidenheid aan disciplines op de dienst, bezit het team een zeer ruime expertise. Elke middag vergadert een multidisciplinair team van artsen, verpleegkundigen, pedagogische medewerkers, diëtisten en psychologen om de verschillende patiënten te bespreken. Toch leren de medewerkers ook nog dagelijks nieuwe vaardigheden. “Je weet veel meer als je samenwerkt. Toen we voor het eerst patiënten met een eetstoornis op de afdeling hadden, bijvoorbeeld, volgden enkele medewerkers specifieke opleidingen en deelden deze kennis met hun collega’s. Hier hebben we ondertussen veel over bijgeleerd en er een multidisciplinair team rond uitgebouwd. Na intense casussen of ingrijpende gebeurtenissen bespreken we steeds in team hoe we ons voelen, wat er is gebeurd en wat we kunnen bijsturen in de toekomst. Door naar elkaar te luisteren en te leren van elkaar proberen we het telkens beter te doen. Dat maakt onze afdeling zo bijzonder.”
De laatste halte
Lien De Metsenaere werkte tien jaar op een ICU-afdeling en zeven jaar in een palliatief supportteam. Sinds januari 2023 begeleidt ze via huisbezoeken en op zelfstandige basis patiënten en hun naasten met palliatieve- en levenseindezorg, rouw en verlies. Ze geeft ook lezing en schreef het boek ‘Omdat we allemaal doodgaan’. Met dit verhaal wil ze meer bewustzijn creëren bij hulpverleners over palliatieve- en levenseindezorg.
De enige gebeurtenissen die we allen gemeenschappelijk hebben, is dat we geboren worden en weer doodgaan. Een groot deel van de zorgkwaliteit tijdens beide momenten is sterk afhankelijk van de zorgverleners die we rondom het kraam- of sterfbed hebben.
Ik deel met jullie het verhaal van Jacques*. Sinds het overlijden van zijn echtgenote, 18 jaar geleden, leeft deze 95-jarige man meer en meer geïsoleerd. Zijn warme familie tracht hem dagelijks zo goed mogelijk te omringen. De voorbije maanden kreeg Jacques plots te kampen met geheugenverlies en valproblemen: de diagnose van dementie wordt gesteld. Alleen thuis wonen wordt onveilig en de familie gaat op zoek naar een woonzorgcentrum. Thuis stapte opa nog. Sinds zijn verblijf in het woonzorgcentrum wordt dat klein beetje autonomie weinig tot niet gestimuleerd en al snel is hij gebonden aan een rolstoel. Zijn visuele hallucinaties zijn door de medicatie onder controle. Na een verblijf van zes maanden vermindert de kwaliteit van zorg aanzienlijk. De steeds fiere opa krijgt verschillende dagen na elkaar dezelfde, soms bevuilde kledij aangetrokken en ook zijn baard wordt niet meer dagelijks geschoren. Het woonzorgcentrum geeft het recente vertrek van een aantal trouwe zorgers als oorzaak.
We zijn zaterdag, 17 uur: Jacques zit in de eetzaal en verslikt zich in zijn boterham. Hij dreigt te stikken, een heimlichmanoeuvre baat niet. Opa is bewusteloos en stopt met ademen. Bij de opname in het woonzorgcentrum werd in een wilsverklaring vastgelegd dat opa niet meer wil gereanimeerd worden. Toch start een zorgkundige de reanimatie. Wanneer de mugarts ter plaatse komt is opa al gereanimeerd: hij heeft multiple ribfracturen, is bij bewustzijn, kreunt van de pijn, heeft wijd opengesperde, angstige ogen en heeft een snelle, reutelende ademhaling. De familie wordt opgebeld door de spoedarts en krijgt te horen: “Ik kan niets meer voor hem doen.” Bij aankomst in het woonzorgcentrum treffen zijn naasten een stervende opa aan die bij bewustzijn is en allesbehalve comfortabel. Het zorgpersoneel en de kleindochter bellen de huisartsenwachtpost, zonder resultaat.
Kort na middernacht verschijnt een jonge huisarts aan het bed van de stervende opa. Deze besluit dat opa amper pijnmedicatie gewend is en stelt als Tramadol-druppels voor, die helaas niet voorradig zijn in het woonzorgcentrum. Een merkwaardige therapie, als je weet dat opa niet meer in staat is tot slikken. De huisarts vraagt aan de familie om bij de apotheek van wacht langs te gaan. Deze weigeren vol ongeloof zijn verzoek. Om die reden stelt hij voor om 1 ampul morfine subcutaan toe te dienen en dit te herhalen om de vier uur. Het woord palliatieve zorg wordt niet uitgesproken door de arts en wanneer de familie vraagt of hij de palliatieve thuiszorg (PTZ) kan inschakelen, acht hij dit nog niet nodig. Pas als de situatie van opa morgenochtend nog dezelfde is, dan kan en mag van hem dit team worden geconsulteerd.
De familie wijkt niet van opa’s zijde. Zondagochtend schakelt de familie de verpleegkundige van de PTZ in. Deze krijgt telefonisch toestemming van de jonge huisarts voor een subcutane medicatiepomp. De arts komt niet meer langs. Na 19 lange uren van lijden lijken de symptomen van opa eindelijk onder controle. Die avond breken de symptomen weer door en wordt onvoldoende geanticipeerd door de zorgverleners van het woonzorgcentrum. De kleindochter helpt de verpleegkundige om opa op zijn zijde te draaien en met de hand de slijmen uit zijn mond te verwijderen. Een aspirator was op dat moment nog niet voorhanden, die was in gebruik bij een andere bewoner. Jacques is aan het stikken in zijn fluimen en de familie kan niets anders doen dan machteloos toekijken. Een zorgkundige zegt: “Jullie kunnen als familie niets anders doen dan ‘dit’ uitzitten, dit is het laatste proces.” Om 00.15 uur overlijdt Jacques.
Opa stikte in zijn boterham en overleed. Een overbodige reanimatie bracht hem met veel pijn en discomfort opnieuw in leven. Onvoldoende kennis over palliatieve- en levenseindezorg van de zorgverleners droegen bij tot het leveren van een 31 uur durende doodstrijd waarvan hij amper 8 uur comfortabel is geweest. Alsnog stikte hij in zijn fluimen door onvoldoende en het laattijdig opstarten van pijn- en symptoomcontrole. Dit is een schrijnend voorbeeld van hoe palliatieve zorg anno 2023 in Vlaamse zorginstellingen helemaal niet hoort te zijn. Lieve mensen, deel dit verhaal van Jacques en zijn familie. Laat ons alsjeblief samen iets veranderen, door het vakonderdeel palliatieve zorg uit te breiden en te verplichten in onze zorgopleidingen. Niemand van ons verdient een laatste halte zoals deze.
*De naam van opa Jacques is fictief.