Educatieve game zet aan tot reflectie over casussen van agressie
Agressie en grensoverschrijdend gedrag zijn gekende problemen in de zorgsector. Bijna veertig procent van de medewerkers krijgt ermee te maken. Hoewel er tal van opleidingen bestaan rond deze problematiek, blijft het voor velen een heikel punt. De edugame HOSTILIA wil hier verandering in brengen: al spelend doorlopen werknemers in de zorg bepaalde scenario’s en reflecteren ze over mogelijke reacties. Om zo hun weerbaarheid in een agressieve context te verhogen.
De edugame HOSTILIA ontstond vanuit het ESF[1]-project ‘Innovatief Omgaan met Agressie’, dat gedragen wordt door de Limburgse kennisinstellingen PXL, UCLL, LUCA, U Hasselt, OPZC-Rekem en POM-Limburg. “Vanuit de bestaande agressietrainingen weten we dat de opgebouwde kennis vaak al na drie tot zes maanden vervaagt en niet meer wordt toegepast in de praktijk. Ook is er weinig tot geen ruimte voor reflectie in het huidige aanbod”, legt PXL-lector en -onderzoeker Eric Lodewyckx uit. “We wilden technologie anders inzetten om een vernieuwende werkvorm te creëren voor deze trainingen. Na onze analyse legden we de conceptvoorwaarden voor aan het Europees Sociaal fonds en kregen we groen licht om de edugame uit werken.”
Toegankelijke spelvorm
De educatieve game moest aan een aantal voorwaarden voldoen. “We streefden naar een laagdrempelige tool die makkelijk praktisch inzetbaar is voor zorginstellingen. Daarnaast wilden we een oplossing die autonoom werkt, gratis is, waarbij geen externe actoren nodig zijn en die realistische scenario’s hanteert”, gaat Eric verder. Het resultaat is HOSTILIA: een toegankelijke spelvorm die aanzet tot reflectie. De edugame wordt in groep gespeeld en omvat verschillende scenario’s, waarin elke deelnemer een rol opneemt. Tekst en beeld ondersteunen het scenario, dat via een scherm gedeeld wordt met de groep. Hierbij krijgen de deelnemers bepaalde vragen voorgelegd. Bijvoorbeeld: in de wachtzaal staat een agressieve patiënt en het is er bijzonder druk, hoe ga je hiermee om? De deelnemers kiezen op hun smartphone uit een van de vier mogelijke antwoorden. Het meest gekozen antwoord bepaalt het verdere verloop van het verhaal. De edugame duurt één uur, waarvan twintig minuten spel en veertig minuten reflectie.
Intervisie op teamniveau
Eric: “De tool gebruikt het ORID-model: objective, reflective, interpretative, decisional. Na het overlopen van het scenario is er tijd voor reflectie. Tijdens deze fase gebeurt eerst een reflectie op het scenario waarna deelnemers de koppeling maken naar hun eigen ervaringen in het werkveld. Hoe zou je dat nu anders aanpakken? Wat heb je nog nodig om met agressie om te gaan? Welke bevindingen neem je mee?” Ook voor leidinggevenden biedt de game heel wat inzicht door de verbeterpunten die uit het spel naar boven komen. “Als bepaalde elementen na verschillende sessies met medewerkers uit hetzelfde team terugkeren, dan weten ze dat ze daarop moeten inzetten. HOSTILIA bevordert de communicatie en faciliteert intervisie op teamniveau.”
De edugame is vrij beschikbaar, dus elke zorginstelling kan er onmiddellijk mee aan de slag. De facilitator die het spel ondersteunt, moet niet speciaal opgeleid worden, maar kan zich inlezen. Dit kan de referentiepersoon agressie zijn in een zorginstelling. Indien gewenst kan een externe facilitator het spel begeleiden. “Voor 2023 is het de bedoeling de edugame door zoveel mogelijk zorginstellingen te laten gebruiken, om hem dan in 2024 verder op punt te zetten. Tijdens de ontwikkeling hadden we een ruim klankbord en deze partners kijken ernaar uit om het spel in hun context te testen. Dat zal mee de richting bepalen die we daarna uittekenen.”
Je vindt de edugame en meer informatie op: hostilia.be.
[1] Het Europees Sociaal fonds (ESF) stimuleert Vlaamse organisaties om de arbeidsmarkt te versterken en de werkgelegenheid te vergroten.
Hoe werkt de edugame HOSTILIA?
- Naast één facilitator zijn er minimaal vier en maximaal acht deelnemers.
- De facilitator downloadt een facilitator-app op de smartphone.
- Elke deelnemer downloadt een deelnemer-app op de smartphone.
- De edugame omvat standaard verschillende scenario’s.
- Het is mogelijk specifieke casussen uit de praktijk te verwerken tot een scenario, al vraagt dit enkele dagen werk om alles goed op te zetten.
Palliatief verpleegkundigen zijn rolmodellen in het mentorschap van studenten
Christine De Bosschere, al sinds 1984 verpleegkundige en sinds 2004 docente palliatieve zorg aan Arteveldehogeschool. Sinds 2022 is ze coördinator van een nieuw interdisciplinair postgraduaat palliatieve zorg. Haar studenten ervaart ze als gelukkige stagiairs. Ze worden op de afdelingen palliatieve zorg gekoesterd. Net zoals zij bij de patiënten en hun naasten doen.
Studenten krijgen op deze afdelingen een warme, geplande ontvangst. Daar wordt tijd voor uitgetrokken. Er wordt gepeild naar de leerdoelen van de student. Er wordt rekening gehouden met waar hij zich bevindt in zijn traject en met de beleving van de student. Er is van bij het begin ruimte voor zijn gevoelens en gedachten over de komende stage. Want ja, stage doen op een afdeling waarin je oog in oog komt te staan met de dood, is voor een jonge en beginnende hulpverlener een moeilijke, emotionele uitdaging.
Toch slagen zij er zo goed als altijd in om deze uitdaging tot een goed einde te brengen. En dit door de zorg die zij als student ook zelf mogen ontvangen. Een verlegen student zal bijvoorbeeld niet afgerekend worden op het feit dat hij of zij niet veel zegt. In het feedbackdocument zal ook niet staan dat de communicatie beter moet. De student wordt op een fijne manier gevoed om te groeien in het aangaan van gesprekken, nieuwe uitdagingen te starten, overdracht te geven, … Dit met de nodige tussenstapjes en de nodige veilige ondersteuning.
Bij het lezen van de reflecties in Medbook en de ontvangen feedback door het mentoren en team doorheen de volledige stageperiode, voel ik me oprecht heel gelukkig en ben ik trots op mijn studenten. Ook voel ik oprechte dankbaarheid naar de mensen die hen begeleiden en deze constructieve feedback op een zorgzame manier geven.
Misschien denk je al: op zulke afdelingen hebben ze daar tijd voor want ze hebben minder patiënten. Dat klopt, maar ik denk toch dat een aantal kleine dingen ook op een drukke afdeling het verschil kunnen maken voor een startende student. Want zoals iedereen weet: groeien en bloeien lukt enkel met de juiste voeding, de juiste hoeveelheid licht en soms wat extra meststof. Maar neem dat laatste alsjeblief niet letterlijk.
Investeren in studentenbegeleiding is investeren in de toekomst. Er is een schrijnend tekort aan verpleegkundigen, dus is het aan ons allen om jonge mensen die kiezen voor deze mooie job enthousiast te houden wanneer ze starten in het werkveld. De student van nu is biunnen enkele jaren je collega. Als school investeren we in mentorenopleiding, maar ook als organisatie is het belangrijk om voldoende aandacht te hebben voor een degelijk beleid rond studentenwerking.
Ook al ben ik bijna zestig jaar, ik herinner me mijn eerste stage nog goed. Ik heb veel meer uren in de ‘utility’ doorgebracht dan ik echt dingen mocht doen die ik wou leren om een goede verpleegkundige te worden. Ik weet nog hoe pijnlijk het was, alsof het gisteren was. Dachten we toen niet allemaal: dit pak ik anders aan, ik zal studenten graag zien en hen op een respectvolle manier onder mijn vleugels nemen.
Mijn missie op school is vooral ook om studenten te leren omgaan met het feit dat niet iedereen kan genezen en dat palliatieve zorg, in de ruime zin van het woord, ook een belangrijk deel is van de job. Zelf ervaar ik heel veel geluk en voldoening uit het op weg gaan met studenten. Studenten verpleegkunde zijn een heel fijne groep. Ze starten allen met dezelfde missie: “Wij willen mensen helpen”. Ze stromen over van goedheid. En ik denk dat op de werkvloer in elke relatie hulpverlener-student dezelfde prachtige missie schuilt, zowel in een acute als in een chronische zorgsetting. De dankbaarheid van een student die zich goed voelde bij jou als mentor, geeft je vleugels. En deze sprankels van voldoening geven energie om toch door te gaan, ondanks de hoge werkdruk en andere frustraties.
Toegewijd team voor warme zorg
Zuster Isabelle Vancauwenberghe, verpleegkundige en coördinator kloosterafdeling Warme zorg Zusters, leidt een twintigkoppig team van verpleegkundigen, zorgkundigen, logistieke medewerkers en keukenpersoneel. De afdeling ‘Warme Zorg’ (Cura/Curando) zorgt voor de zusters van de congregatie Zusters Onze- Lieve-Vrouw van 7 Weeën in Ruiselede.
Het team van zuster Isabelle verzorgt de zusters in eigen huis, het hoofdklooster van de congregatie. In het klooster leven zusters met de ziekte van dementie, palliatieve of andere zorgnoden allemaal samen. “Dat is soms een uitdaging”, zegt zuster Isabelle. “We streven ernaar iedereen gepersonaliseerde en diepgaande zorg te bieden. We hebben oog voor wat de zusters nog kunnen en laten hen zo veel mogelijk bewegen en zelf doen. In samenspraak met de zorgvrager en het team blijft iedere zuster in de gemeenschap. De zusters worden hier verzorgd tot aan het einde van hun leven. Dat vinden we belangrijk. Wanneer iemand overlijdt, staan we hen bij tot ze heengaan. Er is tijd om afscheid te nemen, voor de zorgvragers en voor de teamleden.”
Zorg op natuurlijke wijze
In het kloostergebouw is ook plaats voor aromatherapie en muziektherapie. Dat biedt ontspanning voor de zorgvragers en werkt tegelijk rustgevend voor de medewerkers. “Ik ben ontzettend fier op mijn team”, vertelt zuster Isabelle. “Dag en nacht staan we paraat om de zusters warme zorg te bieden. Dat wil zeggen: vanuit een warm hart. Naar onze zorgvragende zusters en naar elkaar toe. Hier is belevingstijd belangrijker dan klokketijd. Het logische gevolg is dat onze zuster centraal staan, en niet het commerciële aspect. Ook onze medewerkers leven in die belevingstijd en ervaren minder stress en ziekte. Onder de teamleden heerst een open sfeer, met veel ruimte voor overleg. We geloven allemaal dat je met openheid veel kan bereiken. Nodig de zorgvrager uit en je kan samen nog heel veel doen en gelukkig zijn.”
Juridische vragen en antwoorden #2 – 2023
Heb je nood aan een juridisch antwoord op maat? Dit is gratis voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Je stelt je vraag eenvoudigweg via juridischadvies@netwerkverpleegkunde.be en de juridische adviesgroep NETWERK VERPLEEGKUNDE gaat voor jou op zoek naar het antwoord.
Welke taken mag een verpleegkundige uitvoeren bij esthetische ingrepen?
“Welke taken kan/mag een verpleegkundige uitvoeren bij esthetische ingrepen? Moet de arts al dan niet aanwezig zijn?”
Antwoord:
Wanneer de behandeling (ook) een therapeutisch doel heeft (herstel na ingrepen of invaliditeit, reconstructie, …) mag de verpleegkundige alle handelingen stellen die vermeld zijn in de lijst van verpleegkundige handelingen (K.B. 18.06.1990). Het K.B. bepaalt voor welke handelingen een voorschrift van de arts nodig is (mondeling, schriftelijk of staand order). De aanwezigheid van de arts is enkel nodig voor de assistentie bij chirurgische ingrepen.
De louter esthetische geneeskunde, zonder enig therapeutisch doel, wordt geregeld in de aparte wet van 23 mei 2013 op de niet-heelkundige esthetische geneeskunde en esthetische heelkunde. Na de herziening van de oorspronkelijke wet, onder andere om de discriminatie tussen verpleegkundigen en schoonheidsspecialisten te vermijden, is de uitvoering beperkt tot de artsen. Verpleegkundigen mogen dus wettelijk geen louter esthetische behandelingen uitvoeren.
Hoe omgaan met de mismatch tussen de hervorming van de opleiding voor gespecialiseerde verpleegkundigen en de criteria voor het behalen van een BBT/BBK?
“Door de hervorming van de opleiding voor gespecialiseerde verpleegkundigen op Vlaams niveau voldoen een deel van de opleidingen niet meer aan de (federale) criteria voor het behalen van een BBT/BBK. De werkgroep palliatieve zorgen kaartte dit aan bij het Agentschap Zorg en Gezondheid, maar de federale overheid neemt geen wetgevende initiatieven. De AZG kan zelf geen aanpassingen doen of uitzonderingen toelaten. Hoe moet hier mee worden omgegaan?”
Antwoord:
De bevoegdheidsverdeling is duidelijk. De federale overheid bepaalt de normen voor het behalen van een BBT/BBK. Wie een dergelijke kwalificatie wil behalen, moet bewijzen een opleiding gevolgd te hebben die voldoet aan die criteria (aantal uren/ECTS, bepaalde inhoudsvelden). De vorm waaronder (banaba, postgraduaat, …) heeft geen belang en kan dus vrij bepaald worden door de Vlaamse Gemeenschap.
Opleidingen die aan de criteria voldoen, geven recht op de kwalificatie, de andere niet.
De erkenningscommissies die de BBT/BBK toekennen, zijn overgeheveld van de federale overheid naar de Gemeenschappen. Zij kunnen en moeten zich nochtans enkel baseren op de federaal bepaalde criteria (Ministerieel Besluit per BBT/BBK).
De toekomstige erkenning van gespecialiseerde verpleegkundigen maakte wel deel uit van de besprekingen van de Taskforce Interkabinettenwerkgroep Verpleegkunde (2021-2022), waarvan nog geen concrete gevolgen bekend zijn.
Nauwe band tussen zorgverleners, bewoners en familie
Mark Beelaert maakt deel uit van het hechte team van woonzorgcentrum Sint-Jozef in Haaltert dat twee afdelingen telt en plaats biedt aan 74 bewoners. Ook in stressvolle tijden steunen de zorgverleners elkaar. “Dat maakt onze job net zo mooi. Het is een beroep met een lach en een traan, maar vooral werken vanuit het hart.”
Op elke afdeling in het WZC wordt in de ochtend één verpleegkundige bijgestaan door een ergotherapeute, een begeleider wonen en leven, twee logistieke medewerkers en een poule van vier zorgkundigen. Ook in de namiddag en nacht is er één verpleegkundige aanwezig, omringd door bekwame zorgkundigen. Hoofdverpleegkundige Mark Beelaert leidt de afdeling Stil Geluk voor personen met een fysieke beperking. In de gesloten afdeling Morgendauw verblijven mensen met dementie. “Dertien jaar geleden besloot ik om mensen op mijn afdeling die dementie ontwikkelen niet over te plaatsen naar de gesloten afdeling, zolang ze geen storend gedrag vertonen voor de andere medebewoners of beginnen dwalen”, zegt Mark. “De band die in de loop der jaren ontstaat tussen het personeel en de bewoner en zijn of haar familie is ons erg dierbaar. We willen hun gewoontes niet zomaar wegnemen en stellen correcte communicatie voorop.”
Vertrouwen en respect
De verpleegkundigen in het woonzorgcentrum werken nauw samen met al hun collega’s. “We vertrouwen in de bekwaamheid van de zorgkundigen”, stelt Mark. “We hebben respect voor elkaar en vullen elkaar goed aan. Alles begint bij goede afspraken. De verpleegkundige is namelijk verantwoordelijk voor de taken die aan de zorgkundige worden toevertrouwd. Het zijn voor iedereen stressvolle tijden geweest. Als hoofdverpleegkundige ben ik enorm trots op mijn team dat spontaan oplossingen aanreikte en een tandje bijstak wanneer nodig, onder het motto: plezier maken als het kan, sereen als het moet. In ons woonzorgcentrum wordt heel wat afgelachen. Ik denk dat ieder van ons al een boek kan schrijven vol hilarische verhalen. Ook onze bewoners houden van mopjes, want zij zijn hun ondeugende jeugd niet vergeten. Wanneer we als zorgverleners deelnemen aan de groepsactiviteiten samen met de bewoners doet ons dat de soms zware dag vergeten.”
Ook in deze loopbaan ervaar ik geregeld secundaire traumatisering
Christine De Bosschere, al sinds 1984 verpleegkundige en sinds 2004 docente aan Arteveldehogeschool, ervaart in haar job als docente, stagebegeleider en supervisor heel wat sprankels van geluk. Toch heeft ze geregeld last van, zoals men het in de zorg noemt, secundaire traumatisering.
Het eerste deel van mijn loopbaan, twintig jaren in de zorg, werd ik geregeld geraakt door het leed van mijn patiënten en hun naasten. Leren loslaten was een moeilijke weg waar ik geleidelijk aan in groeide. En dit mede door het geluk om omringd te zijn door een fantastisch team. Ze gaven me het gevoel dat ik gedragen werd in dit proces.
Toen ik de overstap maakte naar het onderwijs, had ik nooit gedacht dat ik opnieuw zou moeten leren omgaan met de pijn van mijn ‘cliënten’ die nu studenten zijn. Want ‘student-zijn’, is dat niet de mooiste tijd van je leven? Ook studenten moeten gedragen worden in hun beginnende praktijkervaringen.
Als docent heb ik ook de rol van supervisor en doe ik dus geregeld supervisie/begeleide intervisie met studenten in de opleiding verpleegkunde. Dit zijn sessies in kleine groepjes waar we met de supervisie-methodiek werkzorgen bespreken. Deze sessies gaan door middenin elke stageperiode. Studenten komen hiervoor een halve dag terug naar de school. Wel, ik voel me dikwijls heel slecht na die sessies. Een soort van secundaire traumatisering zou ik het kunnen noemen.
De zin “Ik werk niet graag met studenten” is vaak de eerste zin die een student hoort als hij toekomt op de afdeling en toegewezen wordt aan een verpleegkundige om de shift mee te beginnen. Je zou verwachten dat studenten moeite hebben met het omgaan met ziekte, dood, verdriet, … Of dat ze het zelf moeilijk vinden om te groeien in hun kennis en vaardigheden. Maar neen, veelal zijn de werkzorgen die het meest bij hen leven geen werkzorgen die rond patiëntenzorg draaien. Wel over hoe zij ontvangen werden op de afdeling, hoe zij begeleid worden, …
Uit een groepje van acht studenten, zijn er meestal vier studenten die stagiaire zijn heel zwaar ervaren, die zich niet welkom voelen en die gebruikt worden om bellekes en dingen te doen waarvoor ze niet op stage gaan. Ze hebben het gevoel dat de verwachtingen veel hoger liggen dan waar ze in hun opleiding op voorbereid zijn. Ze durven niet opkomen voor hun leerdoelen omdat ze zich niet veilig voelen, (soms) afgesnauwd worden of afgerekend worden op een eenmalig foutje of zelfs op wie ze zijn als persoon.
Dit is zeer pijnlijk. Het ontneemt hen de nodige energie om te groeien. Het lucht hen op te horen dat ze niet de enige zijn. Het sterkt hen een beetje, maar ze tellen af naar het einde van deze stage en vertrekken elke dag met schrik. Dat is bijzonder jammer, want de stage zou de kers op de taart moeten zijn voor iedere student verpleegkunde.
Tijdens mijn twintigjarige periode als verpleegkundige was ik zelf ook mentor. Wat nam ik graag studenten onder mijn vleugels. Dat was mijn kans om een startende toekomstige verpleegkundige te besmetten met passie voor goede verpleegkundige zorg. Mijn collega’s lieten me met plezier hiervoor wat extra tijd en namen een ander deel van het werk over. Als team vonden wij het goed begeleiden van studenten onze taak. Die studenten zouden onze nieuwe collega’s worden. En later onze eigen hulpverleners.
Gelukkig zijn er toch ook telkens een paar studenten die mooie verhalen brengen over hoe zij gekoesterd worden als student. Hoe zij mogen groeien volgens hun eigen tempo en aanvaard worden zoals ze zijn. Iedereen heeft talenten en kwaliteiten. Maar niet iedereen slaagt erin om deze zichtbaar te maken in een nieuwe context. Ook dit is toch heel normaal, lijkt me.
Juridische vragen en antwoorden #1 – 2023
Zijn er juridische bezwaren om zorgkundigen als ‘verpleegkundige’ toegang te geven tot een elektronisch medicatiepakket?
“Standaard hebben zorgkundigen geen toegang tot het elektronisch medicatiepakket, ook al spelen ze een rol bij het toedienen van medicatie. Door de vijf bijkomende handelingen voor zorgkundigen, waaronder het toedienen van medicatie, is de nood groter om deze toch toegang te krijgen. Zo kan de zorgkundige zelf controleren of hij/zij de correcte medicatie toedient. Zijn er juridische bezwaren om de zorgkundige als ‘verpleegkundige’ toegang te geven tot het medicatiepakket? Zijn er bijkomende elementen nodig, zoals een verklaring?”
Antwoord:
Het artikel 3 van het K.B. 12.01.2006 (handelingen zorgkundigen) stelt: “§ 3. De zorgkundige wordt betrokken, binnen zijn bevoegdheden en vorming, bij het bijhouden voor elke patiënt van dit verpleegkundig dossier, zoals bedoeld in artikel 46, § 2, van de voormelde gecoördineerde wet van 10 mei 2015.”
Het is dus logisch dat de zorgkundige in het dossier de zorgen mag noteren waarvoor hij/zij bevoegd is. Zonder bijkomende opleiding omvat dit de patiënt/resident helpen bij inname van geneesmiddelen via orale weg, nadat het geneesmiddel door middel van een distributiesysteem, door een verpleegkundige of een apotheker werd klaargezet en gepersonaliseerd. Met bijkomende opleiding is ook het toedienen van medicatie toegestaan, met uitsluiting van verdovende middelen, al is die voorbereid door de verpleegkundige of de apotheker.
Het is niet de bedoeling dat de zorgkundige de medicatie zelf controleert. Het is de verpleegkundige of apotheker die moet zorgen dat het juiste geneesmiddel bij de juiste patiënt staat.
Mag een verpleegkundige de resultaten van een Mantoux-test zelf inbrengen in het medisch dossier, zonder validatie door een arts?
“Mogen verpleegkundigen op een raadpleging pneumologie de resultaten van een Mantoux-test zelf inbrengen in het (elektronisch) medisch dossier, zonder validatie door een arts of moet die verplicht mee (digitaal) ondertekenen? Gaat het hier om beoordeling van de parameters (C-handeling)?”
Antwoord:
Het uitvoeren en aflezen van een tuberculinetest staat expliciet in het K.B. 1990 als technische verpleegkundige handeling B2: “Uitvoeren en aflezen van cutane en intradermotesten”.
De verpleegkundige mag dus het resultaat aflezen en noteren in het patiëntendossier. Dit is zelfs verplicht: art. 3 van het K.B. van 18.06.1990 verplicht de verpleegkundige de uitgevoerde zorgen te noteren in een verpleegkundig dossier, dat samen met het medisch dossier het patiëntendossier vormt. De verdere medische diagnose of opvolging is de bevoegdheid van de arts.
Acute communicatieproblemen ondersteunen met snel inzetbare hulpmiddelen
ikkannietpraten.be, zo eenvoudig en duidelijk kan een URL soms zijn. De website werd ontwikkeld binnen Modem. Wim De Backer neemt als ergotherapeut aan de Thomas More hogeschool in Geel de coördinatie van dit Vlaamse expertisenetwerk in ondersteunende communicatietechnologie op zich. Met deze website willen ze verpleegkundigen helpen om op een laagdrempelige manier te communiceren met zorgvragers die niet kunnen praten.
De beelden van geïntubeerde personen met covid op intensieve zorg zitten nog vers in het geheugen. Wat daarna optrad was een duidelijke communicatienood. Velen hadden geen stem meer of hadden de kracht niet om een pen over het papier te laten bewegen. “Denk ook aan mensen die na een zwaar ongeval en een verblijf op intensieve zorg met de armen in het gips zitten, of personen die na een beroerte de woorden niet meer vinden”, zegt Wim De Backer. “Hersentrauma, intubatie of een andere aandoening: in deze acute fase ondersteunen we hen en de zorgverleners met laagdrempelige informatie en toegankelijke hulpmiddelen.”
Communicatie is basiszorg
Dit alles wordt gebundeld op ikkannietpraten.be, een website die ontwikkeld werd door Modem, het expertnetwerk ondersteunende technologie van Thomas More, en de steun kreeg van de Koning Boudewijnstichting. Hij is voor iedereen toegankelijk, maar spitst zich vooral toe op verpleegkundigen. “Zij staan zeer dicht bij de zorgvragers die niet kunnen spreken. We willen hen vooral manieren aanreiken om eenvoudig te communiceren”, vertelt Wim. “We beseffen namelijk dat het niet vanzelfsprekend is om zulke zorgvragers te ondersteunen in hun communicatienoden. Toch is communicatie bijzonder belangrijk in het zorgproces.”
Daarom zijn de middelen op ikkannietpraten.be zo opgesteld dat ze al in een vroege fase een haalbare oplossing kunnen selecteren die snel inzetbaar, makkelijk toe te passen en goedkoop is. Denk maar aan pictogrammen die de persoon kan aanduiden, een papieren kaart met een afbeelding van een mensenlichaam waarop de zorgvrager kan aanduiden waar de pijn zich situeert of een systematische vragenlijst. “Je filtert de 35-tal artikels op mogelijkheden en beperkingen van de zorgvrager. Zo raak je snel bij de relevante informatie, als verpleegkundige, maar ook als ergotherapeut, logopedist of als naaste van een persoon met een acuut communicatieprobleem. Bij langdurige communicatieproblemen vind je er ook toegangspoorten naar de zorgpartners van Modem.”
“Functiedifferentiatie is nodig om verpleegkundigen zo goed mogelijk in te zetten”
We zetten graag de mensen achter de werkgroepen in de kijker. Wie zijn ze en waar komt hun passie voor verpleegkunde vandaan? Susan Broekmans (45jaar) is pijnverpleegkundige in het UZ Leuven en voorzitter van de werkgroep Pijnverpleegkundigen.
Waarom ben je verpleegkundige geworden?
Al van jongs af aan was ik gefascineerd door de zorg en dat is eigenlijk nooit veranderd. Aan het einde van mijn humaniora wist ik dat ik in die sector wou werken. Verpleegkundige worden was een zeer bewuste keuze. Ik was namelijk altijd al meer geïnteresseerd in de verzorgende en verpleegkundige handelingen dan in de medische behandeling an sich, wat de taak van de arts is.
Wat boeit je in je job?
Iets kunnen betekenen voor een ander is mijn grootste drijfveer. Binnen mijn expertise word ik elke dag opnieuw uitgedaagd omdat we met heel complexe cases te maken krijgen. Zoeken naar onderliggende oorzaken, analyseren welke aanpak bij welke patiënt het beste aangewezen is, … Dat boeit me enorm. Daarnaast krijg ik als verpleegkundig specialist te maken met hoe we de kwaliteit van zorg kunnen verbeteren. Ik geef les, doe aan onderzoek en coach patiënten en zorgverleners. Dat gevarieerd takenpakket vind ik heel waardevol. Al blijft het patiëntencontact voor mij absoluut noodzakelijk.
Wat is een belangrijke eigenschap van een verpleegkundige?
Als verpleegkundige moet je je volledig kunnen verplaatsen in de situatie van de zorgvrager. Waarom doet iemand iets wel of niet? Het is belangrijk te achterhalen wat de context van de patiënt is en hoe die zijn of haar gedrag beïnvloedt. De verpleegkundige heeft als voordeel dichter bij patiënten te staan en kan dus veel beter en sneller inspelen op hun behoeften. Het is een combinatie van getraind buikgevoel en een goed onderbouwde kennis en expertise. Een kritische reflectie is volgens mij gepast om patiënten zo goed mogelijk te begeleiden en de zorg af te stemmen op hun individuele noden.
Wat zijn de mooie momenten op de werkvloer?
Wanneer ik het verschil kan maken voor een zorgvrager, zorgverlener of een van de studenten die ik begeleid. Wanneer die persoon tot een bepaald inzicht komt door mijn advies, dan geeft me dat een bijzonder goed gevoel. Mensen vooruithelpen, daar doe ik het voor.
Zijn er ook minder fijne momenten?
In sommige periodes komen alle deadlines samen, zoals bijvoorbeeld bij het finaliseren van de eindwerken. Dat is bij momenten zeer stresserend en het laat me niet altijd toe alles af te werken zoals ik het wil.
Wat zijn de uitdagingen voor vandaag en morgen voor verpleegkundigen?
Het is niet evident om een goede balans te vinden tussen enerzijds de toegenomen complexiteit van de zorg en de verhoogde vraag en anderzijds het tekort aan zorgverleners. Daarom moeten we durven nadenken over wat de beste plek is om verpleegkundigen in te zetten. Om het potentieel en de kracht van de verpleegkundige optimaal te benutten, moeten bepaalde taken of functies eventueel anders ingevuld worden. Door functiedifferentiatie kunnen we de verschillende specialisaties op de juiste plaats inzetten. Zo bieden we een antwoord op de complexiteit van zorg en kunnen we de zorg ook blijven uitvoeren.
Wat doe je in je vrije tijd?
De meeste vrije tijd die ik heb, gaat naar mijn man en mijn kinderen. Al geniet ik wel van een rustmomentje met een goed boek. Of ik ga sporten. Ik probeer ook zo vaak mogelijk met de fiets naar het werk te komen.
Wil jij ook lid worden van de werkgroepen of Regionale Netwerken van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Schrijf je in met een mailtje naar info@netwerkverpleegkunde.be.
Het beste van jezelf geven voor patiënt en elkaar
Martine Van Alboom is hoofdverpleegkundige van het Dagziekenhuis 1 in het OLV Aalst. Elke medische discipline kan patiënten doorsturen, toch behandelt het team van zestien verpleegkundigen in de praktijk vooral oncologische patiënten. Ze leunen sterk op elkaar tijdens leuke en moeilijke momenten.
Het is elke dag druk in het Dagziekenhuis. De eerste patiënten komen aan rond half acht, de laatste patiënten vertrekken rond zeven uur. “Er zijn 28 plaatsen, maar dagelijks zien wij zo’n 65 patiënten”, vertelt Martine. “Je kan je dus voorstellen welke drukke flow hier heerst. Een behandeling kan een uur duren, maar ook de hele dag.” Het verpleegkundig team staat in nauw contact met het oncologisch supportteam, apothekers en artsen. “Er is een groot vertrouwen tussen iedereen. De arts rekent ook op de expertise van de verpleegkundigen.”
Net als thuiskomen
Martine is trots op haar team omdat het energiek, sterk en veerkrachtig is. ”We doen het werk met een lach, maar soms ook met een traan”, zegt ze. “Doorheen de maanden of zelfs jaren word je met bepaalde patiënten heel close. Dat is echt uniek aan onze afdeling. De patiënt wordt een stukje familie, ook hun eigenlijke familieleden leer je gaandeweg kennen. Als je iemand na pakweg drie jaar behandeling toch moet opgeven, doet dat pijn. We vinden dan veel steun bij elkaar.”
Om stoom af te laten en elkaar door en door te leren kennen trekt het team jaarlijks op teambuilding in de buitenlucht. Daarnaast organiseren ze regelmatig etentjes met de artsen en de partners erbij en engageren ze zich voor initiatieven zoals Levensloop en de Dag tegen Kanker. “Zo ontstaan mooie vriendschappen en komen we elke dag opnieuw met de glimlach werken. Patiënten merken ook hoe positief wij erin staan. Het doet ons deugd als zij zeggen dat ze bij ons ook een beetje thuiskomen.”