Kom op tegen Kanker roept ziekenfondsen op om ook fysiek en telefonisch bereikbaar te blijven
Uit meldingen aan de Kankerlijn blijkt dat patiënten hulp en financiële ondersteuning mislopen omdat ziekenfondsen steeds minder toegankelijk zijn. Sinds corona werd de dienstverlening sterk gedigitaliseerd, maar meer dan een vijfde van de mensen is niet digitaal vaardig genoeg om hier gebruik van te maken.
Kom op tegen Kanker pleit er daarom voor dat ziekenfondsen inzetten op het principe van call-click-connect om overal een minimale dienstverlening te garanderen. Dat houdt in dat ziekenfondsen, naast hun digitale aanbod (click), zowel inzetten op de telefonische bereikbaarheid (call) als op de fysieke bereikbaarheid (connect). Daarnaast vraagt Kom op tegen Kanker dat ziekenfondsen blijven investeren in de werking en toegankelijkheid van hun maatschappelijke dienstverlening en actiever inzetten op het bereiken van kwetsbare personen door naar hen toe te gaan, buiten de muren van hun organisatie.
Hoge Gezondheidsraad raadt bloeddonaties af voor 66-plussers
De Hoge Gezondheidsraad (HGR) stelt in een nieuw advies voor om bloeddonatie vanaf 66 jaar “niet aan te bevelen”. Het Rode Kruis Vlaanderen laat weten dat ze geen reden tot bezorgdheid zien. In de praktijk zal er niks veranderen aan de huidige regels voor bloedgiften, zo blijkt uit een reactie van minister Vandenbroucke.
Volgens de Hoge Gezondheidsraad houdt bloed geven als 66-plussers bepaalde risico’s in, zowel voor henzelf als voor degenen die het bloed uiteindelijk krijgen. Concreet zou het risico bestaan dat sommige kankers of ouderdomsziektes zoals parkinson en alzheimer in een vroeg stadium worden doorgegeven. Senioren die voor het eerst bloed geven, zouden ook kunnen flauwvallen of stuipen krijgen. Daarom raadt de HGR alle mensen vanaf de leeftijd van 66 af om bloed te geven.
In België is er een groeiend tekort aan bloeddonoren. Om die tekorten op te vangen, pleit de HGR voor brede campagnes. Ze willen daarmee nieuwe, jongere donoren vinden en de huidige donoren aanmoedigen om vaker bloed te geven.
Rode Kruis ziet geen reden tot bezorgdheid
Rode Kruis Vlaanderen reageert dat het in de realiteit geen problemen ziet en de HGR vooral een theoretisch probleem schetst. Volgens het Rode Kruis ligt het aantal Vlaamse 65-plussers dat fysieke ongemakken ondervindt bij het bloed geven niet hoger dan bij andere leeftijdscategorieën. Het risico op flauwvallen zou zelfs drie keer kleiner zijn dan bij 20- tot 29-jarigen. Dat valt te verklaren door het feit dat voor het bloed geven altijd een medische screening gebeurt door de arts, die zeer voorzichtig omgaat met oudere donoren.
Wat betreft de eventuele risico’s op ziekten bij de patiënt die het bloed krijgt, heeft het Rode Kruis alle vertrouwen in de drie veiligheidslagen: de medische screening door de arts, de grondige tests waaraan de bloedstalen onderworpen worden en de bewerking van de bloedproducten.
Vandenbroucke past regels niet aan
Minister Vandenbroucke had de Hoge Gezondheidsraad om advies gevraagd. In een schriftelijke reactie geeft het kabinet-Vandenbroucke aan dat ze de reactie van het Rode Kruis over de veiligheid van de bestaande praktijk volgen. De status quo blijft behouden: wie vroeger nog geen bloed doneerde, mag daar na 66 niet mee beginnen. Wie vroeger wel al regelmatig bloed gaf, mag dat na 66 blijven doen.
Bronnen: vrt.be/vrtnws/nl/2023/02/22/hoge-gezondheidsraad-beveelt-aan-om-bloeddonaties-boven-65-niet
health.belgium.be/nl/advies-9718-verlenging-van-de-leeftijdsgrens-voor-bloeddonatie
Controle op gezondheidsbudget
Vertegenwoordigers van alle zorgverleners en ziekenfondsen beslissen jaarlijks mee over een gezondheidsbudget van 35 miljard euro. Een aanvaring tussen artsensyndicaat BVAS en minister Vandenbroucke lokte kritiek uit op het gebrek aan politieke inspraak en niet-transparante verdeling van het geld van de ziekteverzekering.
In zijn afscheidsspeech haalde Roel Van Giel, de ex-voorzitter van huisartsenvereniging Domus Medica, hard uit naar het Belgisch overlegmodel dat jaarlijks beslist over een gezondheidsbudget van 35 miljard euro. Dat zegt De Standaard van 13 februari 2023. Van Giel: “Zorgverstrekkers en ziekenfondsen verdelen vandaag 35 miljard, terwijl de politiek maar vanop de zijlijn wat kan proberen bij te sturen. De sociale partners hebben onnoemelijk veel macht, maar het overleg blokkeert. Er is geen visie.”
Zorgverleners en ziekenfondsen zijn vertegenwoordigd in commissies en comités. Ze moeten de toegankelijkheid en de betaalbaarheid van de zorg in de gaten houden, en nemen zo ook beslissingen over hun eigen inkomen. Het jaarlijkse budget van de ziekteverzekering omvat:
- Erelonen artsen (10 miljard)
- Financiering ziekenhuizen via dagprijzen (8,3 miljard)
- Terugbetaling van onder andere geneesmiddelen (6 miljard)
- Honoraria van verpleegkundigen in de thuisverzorging (2,1 miljard)
- Compensatie volledige ontvangsten art. 111/81 (1,4 miljard)
- Honoraria van tandheelkundigen (1,3 miljard)
- Verzorging door kinesitherapeuten (1,1 miljard)
- Andere (4,6 miljard)
Nood aan hervorming
De federale regering heeft wel nog altijd het laatste woord over de definitieve goedkeuring van het budget. De aanloop daarnaartoe gebeurt grotendeels achter de schermen. Meestal blijft het gezondheidsoverleg onder de publieke radar. Dat veranderde toen begin dit jaar het grootste artsensyndicaat BVAS dreigde het akkoord tussen artsen en ziekenfondsen over het gezondheidsbudget op te blazen, omdat er onenigheid was met minister Vandenbroucke over de prijsafspraken voor geneeskunde. Na extra overleg trok de BVAS dat dreigement weer in.
Volgens Van Giel bewijst het voorval in ieder geval dat een hervorming van het overlegmodel noodzakelijk is. Thomas Gevaert, de voorzitter van de artsenvakbond AGSB/Kartel, dringt daarnaast aan op meer transparantie: “Omdat het over zulke grote bedragen gaat, zou het publiek wat mij betreft welkom moeten zijn op de vergaderingen, met de verslagen voor iedereen beschikbaar.”
Langetermijnvisie
De ziekenfondsen sluiten zich vooral aan bij de klachten van Van Giel over het gebrek aan langetermijnvisie. “Dit gaat over geld van de samenleving, dus moeten we ook met een duidelijke visie komen. Als ziekenfondsen moeten we die rol nog meer opnemen, maar nieuwe ideeën worden altijd afgeschoten”, zegt Luc Van Gorp, de voorzitter van de Christelijke Mutualiteit. Hij geeft daarbij het voorbeeld van de trage ommezwaai in de zorg naar meer preventie. “Voor dergelijke overkoepelende doelstellingen, zoals de opvolging van diabetes of obesitas, wordt maar 52 miljoen euro uitgetrokken, tegenover 10 miljard voor artsenlonen.”
Bron: De Standaard, 13 februari 2023
Projectstaffing: nood aan duidelijke omkadering, begeleiding en meer transparantie
Op 1 januari 2023 ging een besluit van de Vlaamse regering van kracht rond projectstaffing in de zorg. Vlaams minister Hilde Crevits besliste de financiering van projectverpleegkundigen stop te zetten in woon- en dagverzorgingscentra. De financiering voor interimverpleegkunde blijft wel lopen. Zo hoopt de minister de hoge bedragen die voor projectverpleegkundigen gevraagd worden een halt toe te roepen. Wat volgde was een storm aan reacties, tegen de beslissing en tegen het al dan niet inzetten van projectverpleegkundigen. Hr-dienstverlener X-Care in Motion trok zelfs naar de Raad van State. Al wordt vanuit het werkveld vooral gepleit voor een grondig debat, meer transparantie en een duidelijke omkadering en ondersteuning.
Laten we starten bij het begin. Een projectverpleegkundige zet je – zoals de naam het zegt – in op bepaalde projecten binnen een organisatie. Deze verpleegkundige beschikt over een unieke expertise die nodig is om programma’s rond zorg en kwaliteit vorm te geven en uit te rollen. Hij/zij is dus langere tijd aanwezig in de zorginstelling en integreert zich volledig in de werking van het ziekenhuis, woonzorgcentrum, … Interimverpleegkundigen zijn op korte termijn inzetbaar op basis van bepaalde motieven. Afhankelijk van dat motief kunnen ze tot zes maanden of een jaar ingezet worden. Ze garanderen een tijdelijke vervanging van een andere verpleegkundige. Het is een flexibele manier om bijvoorbeeld zwangerschapsverlof, afwezigheden door ziekte of pieken in de opnames op te vangen. Deze twee definities zijn het ideale scenario, want de praktijk toont vaak iets anders. Het is net daar, bij dat onderscheid, dat het schoentje voor heel wat zorginstellingen, zorgverleners en de overheid knelt en dat de vraag om een duidelijk kader zeer luid klinkt. “Het gaat over het oneigenlijke gebruik van projectverpleegkundigen”, zegt Vlaams Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt. “Ze worden niet ingehuurd voor hun specifieke expertise, maar wel ingezet om tekorten op te vangen binnen de reguliere zorg. Dit staat haaks op de continuïteit van zorg en de kwaliteit van zorg waar we met z’n allen naar streven en naar blijven streven.”
Volgens Sam Baro, CEO van hr-dienstverlener PLANET Group, waarvan X-Care in Motion als zorgverlener deel uitmaakt, is deze definitie voor het onderscheid tussen interim- en projectverpleegkunde niet juist en gestoeld op geen enkele wettelijke of juridische basis. “Ineens is iemand zomaar uit het niets een veel te enge interpretatie van een project gaan rondstrooien, en dat is een eigen leven gaan leiden”, zegt hij. “Werken aan programma’s rond zorg en kwaliteit is inderdaad één mogelijk type project, maar de tijdelijke inzet in de reguliere basiszorg – gedefinieerd als een aanneming van een bepaald werk – kan een ander type project zijn. Het tijdelijk tekort dat ontstaat wanneer bijvoorbeeld een verpleegkundige met zwangerschapsverlof gaat, kan perfect worden opgevangen door een tijdelijk project, dat wordt uitgevoerd door een projectverpleegkundige, die dan het tijdelijke gebrek aan kennis op de afdeling opvangt.”
Voordelen, bonussen en flexibiliteit
Waarmee projectverpleegkundigen de voorbije maanden vooral de aandacht trokken was hun goede verloning, de meer flexibele uren en de bedrijfswagen. Daar schuilt dan ook een wezenlijk verschil tussen uitzendarbeid en projectsourcing. Uitzendkrachten moeten minimaal verloond worden volgens dezelfde loonvoorwaarden als een eigen werknemer van de zorginstelling. In het geval van projectsourcing worden de loonvoorwaarden individueel overeengekomen tussen het bureau en de projectmedewerker. “We gaan daar niet flauw over doen: die voordelen zijn opmerkelijk beter dan in de reguliere zorg. Projectsourcingbureaus bepalen hun tarieven zelf, zorginstellingen zijn gebonden aan paritaire comités en barema’s”, zegt Candice De Windt. “Dat creëert een ongelijk speelveld, ook op het vlak van arbeidsvoorwaarden en uurroosters. Zo dienen we ook het besluit om de financiering van projectverpleegkundigen stop te zetten te interpreteren.”
Al dringt een debat zich misschien eerder op. Dat vindt ook Kenny De Cuyper, verpleegkundig diensthoofd zorgzone geriatrie en revalidatie bij GZA ziekenhuizen en voorzitter van de werkgroep ouderenzorg van NETWERK VERPLEEGKUNDE. “Geriatrie is een speerpunt binnen GZA, met zes afdelingen acute geriatrische zorg. Geriatrie vraagt een specifieke kennis en intrinsieke motivatie. Door enerzijds een schaarste op de arbeidsmarkt en anderzijds een hoge concentratie van ouderenzorg in Antwerpen doen wij een beroep op project- en interimverpleegkundigen”, legt Kenny uit. “De vergoedingen en voordelen nemen momenteel de overhand in het debat en op de werkvloer. In ziekenhuizen en woonzorgcentra bestaat het IFIC-systeem. Sommige ziekenhuizen bieden wel maaltijdcheques, fietsleasing of een extra verlofdag aan, maar daar houdt het vaak op. Bij uitzendbureaus voor project- en interimverpleegkundigen wordt gesproken over warrants, flexibel uren kiezen, een eigen auto, soms ook aanmeldingsvergoedingen in de vorm van bonussen of punten waarmee je bijvoorbeeld op citytrip kan gaan, … Het is een business naast de zorg, maar wel actief binnen de zorg. Daar situeert zich een belangrijk onderdeel van het probleem.”
Daar is Sam Baro het niet mee eens. “De dienstverlening van X-Care in Motion situeert zich wel degelijk binnen de zorgsector zelf. Dat staat buiten kijf. We maken deel uit van paritair comité 330 en hanteren net dezelfde IFIC-lonen als de zorgsector. Van hogere lonen is bij ons dus geen sprake. Er is hier bij ons geen enkele projectverpleegkundige die aandelen of warrants krijgt, noch aanmeldingsvergoedingen, noch bonussen of punten om op reis te gaan. Wat onze mensen wel hebben, is een bedrijfswagen in het kader van de verschillende klanten die zij bedienen. Zij moeten dan ook heel wat kilometers afleggen, want zij doen verschillende projecten, vaak ook ver van huis. Dat kan als voordeel beschouwd worden, maar uiteraard betalen zij ter compensatie ook een voordeel in natura voor het gebruik van die wagen, dat afgaat van het nettoloon, net zoals iedereen die een bedrijfswagen heeft.”
Kostprijs
Projectverpleegkundigen zijn vaak duurder, maar ze hebben ervaring, expertise en zijn flexibel inzetbaar. Bovendien brengen ze rust op de afdeling. “Al is die ervaring in de praktijk niet altijd aanwezig. Algemeen merken we wel dat de verpleegkundigen op de afdeling tevreden zijn als de projectverpleegkundige wel over die kwaliteiten beschikt, want ze krijgen concrete versterking en hun dienst kan open blijven”, zegt Kenny. Ook Jan Vande Moortel, juridisch adviseur van NETWERK VERPLEEGKUNDE en oprichter van Zorg met Zorg, ziet de voordelen in. “Een projectverpleegkundige blijft langer in je zorgorganisatie en leert de dienst beter kennen. Daarnaast is er ook het verschil in kostprijs. Stel dat een verpleegkundige je ruwweg 35 euro bruto kost, maar dat is nog niet hetzelfde als het brutoloon dat de zorgverlener op zijn/haar loonfiche ziet. Dat is veel minder dan een projectverpleegkundige, maar als de reguliere verpleegkundige ziek wordt moet je hem/haar gedurende dertig dagen wel verder betalen. Een interim- of projectverpleegkundige die je bruto ongeveer 52 euro kost, hoef je niet door te betalen. Je betaalt bij de traditionele uitzendbureaus ook niet enkel de verpleegkundige, maar de hele organisatie die erachter zit al dan niet in de vorm van een afzonderlijke te betalen en bijkomende administratiekost.”
Op basis van cijfers van begin 2022 merkt Zorgnet-Icuro dat de kostprijs voor projectstaffing en uitzendarbeid afhankelijk is van hoe sterk onderhandeld wordt. Er zijn uiteenlopende kostprijzen in omgang. Volgens de analyse van Zorgnet-Icuro kost een interimverpleegkundige gemiddeld 52,89 procent meer dan een bachelorverpleegkundige (IFIC14) met 15 jaar anciënniteit die ook weekenden, nachten en avondwachten doet, en een projectverpleegkundige en een projectverpleegkundige 88,12 procent meer.
“Er doen de laatste maanden spookverhalen de ronde, dat de inzet van een projectverpleegkundige op jaarbasis 2 tot 2,2 keer duurder zou zijn dan een verpleegkundige in vaste dienst”, zegt Sam. “Dat is larie en apekool. Elke financiële of hr-directeur met kennis van zaken weet heus wel dat de effectieve kost voor een eigen verpleegkundige 1,68 keer het brutoloon bedraagt. Wanneer je die 1,68 deelt door de coëfficiënt 2,2 kom je aan een bruto marge van 24 procent voor het project- of interimkantoor op jaarbasis. De marge op interimwerk en projectstaffing is bovendien quasi identiek. De cijfers van Zorgnet-Icuro zijn totaal fout. De extra kost bedraagt tussen de 24 procent en 30 procent voor zowel projectstaffing als interim. Eenieder die een ander percentage uitkomt, berekent de daadwerkelijke uurkost voor de effectieve prestaties van zijn eigen medewerkers volledig, maar dan ook volledig, verkeerd. Met deze normale, marktconforme marge betalen we de ziektedagen van de projectverpleegkundigen, de verlofdagen, de opleidingsdagen en opleidingskost, de begeleiding door field coaches, de planning van de inzet in shiften, onze medewerkers op kantoor/backoffice, onze wachtdienst die bereikbaar is tot tien uur ’s avonds, … Na aftrek van deze specifieke kosten blijft er een bescheiden winst over als reserve om de lonen van projectverpleegkundigen voor te financieren, want onze klanten zorgvoorzieningen betalen facturen pas na dertig dagen en vele wanbetalers pas na zestig of negentig dagen. Het loon daarentegen wordt voor het einde van de effectief gepresteerde maand betaald.”
Op de werkvloer
Projectverpleegkundigen worden binnen GZA altijd ingezet voor minstens drie maanden. Daarna wordt gekeken of het structurele tekort zich nog steeds voordoet. Kenny: “We zullen hen altijd verwelkomen met een inwerkperiode zoals bij een vaste collega. Indien de verpleegkundige zich echt thuis voelt, er een vacature is, er wordt voldaan aan de verwachting en er wederzijdse interesse is, dan willen we verder het gesprek aan gaan met het bureau. Om een projectverpleegkundige over te nemen, worden afspraken gemaakt met het uitzendbureau over een overgangsperiode en/of een vergoeding. Er zijn ook uitzendbureaus waarbij de projectverpleegkundige niet zomaar ontslag kan geven en dan vrij kan werken waar hij of zij wil. Ze worden tijdelijk contractueel verboden om bij een cliënt van dat uitzendbureau te gaan werken, na ontslag.”
Bij X-Care in Motion kunnen interimverpleegkundigen na een inzet van tachtig gepresteerde dagen altijd kosteloos bij een cliënt van het uitzendbureau in dienst gaan. Een projectverpleegkundige daarentegen niet. Die staat immers vast op de payroll van het zorgbedrijf. “Deze projectverpleegkundigen willen simpelweg niet afgeworven worden”, zegt Sam. “Zij kiezen voor deze specifieke jobinhoud, flexibiliteit en afwisseling. Het klopt inderdaad dat in de contracten van de projectmedewerkers die vast in dienst zijn bij ons een hoog bedrag vermeld wordt in geval van afwerving. Niet met de verwachting dat we die som willen ontvangen als een soort afwervingsfee. Het bedrag is een soort bescherming of doelgerichte boete, omdat het niet de bedoeling is dat een projectverpleegkundige – in tegenstelling tot een interim – wordt afgeworven door de klant.”
Kenny vertelt dat soms ook pas afgestudeerde of minder ervaren verpleegkundigen via een uitzendbureau worden aangeboden. “Er is bij hen nog een beperkte expertise, nog een ontwikkelingstraject te gaan. Maar de kostprijs is wel dezelfde.” Daarom dringt Kenny aan op ruimte om te praten en te onderhandelen met de uitzendkantoren. “Zo voorzien enkele bureaus field coaches en dat vinden we zeer waardevol. Voor een specifieke afgestudeerde bachelorstudent kwamen we overeen dat zij eerst enkele weken als zorgkundige zou werken en vergoed worden. Zo kreeg ze de tijd en ruimte om bij te leren en te groeien. Ondersteuning van de organisatie en van de verpleegkundige is belangrijk.”
Ethisch kader
En voor die ondersteuning pleiten alle partijen, want ook ethisch spelen enkele belangrijke aspecten mee. Zo gaat Zorg met Zorg van Jan Vande Moortel anders te werk. Zorg met Zorg is een coöperatieve vennootschap waarbij de zorginstellingen en de zorgverleners de coöperanten. Het doel van Zorg met Zorg is de zorginstellingen administratief ontzorgen en de zorgverleners op financieel en voor een deel op familiaal en sociaal vlak ontzorgen. “We rekenen dus geen administratiekosten”, zegt Jan. “De verpleegkundige wordt door de instelling rechtstreeks betaald. We willen als coöperatieve geen winst maken, wel een totale bescherming bieden aan de sector en aan de verpleegkundigen. Elke euro die we winnen, investeren we in verdere kwaliteitsprojecten in de zorg. Zo helpen we vandaag al 140 verpleegkundigen en zorgkundigen in Oost-Vlaanderen alleen.”
Waarom dat nodig is? “Zelfstandige (project)verpleegkundigen zijn ondernemers. Ze weten dat ze van iedere verdiende euro meer dan de helft opzij moeten zetten voor de belastingen en de sociale zekerheid. De projectverpleegkundigen die uitgestuurd worden door uitzendbureaus hebben meestal als bediende gewerkt en worden nu plots verloond als interimkrachten”, legt Jan uit. “Zij hebben een andere mindset en gaan volledig uit van hun overtuiging om zorg te dragen voor mensen. Ze verdienen dus meer, maar er moet slechts 11,11 procent van hun loon worden ingehouden. Wanneer de belastingbrief in de bus landt, duiken onaangename verrassingen op. Jonge mensen met schulden tot 30.000 euro zijn slechts enkele van de schrijnende verhalen die we horen. Met Zorg met Zorg ondersteunen we hen door een afbetalingsplan, onderhandeld met de FOD Financiën, op te stellen. Het stopzetten van de financiering voor projectverpleegkundigen kan je volgens mij dus ook zien vanuit een beschermende overheid.”
Oorzaak van tekorten
Lossen projectverpleegkundigen de tekorten in de zorg op of zijn ze mee de oorzaak? Een pasklaar antwoord op die vraag bestaat niet. Misschien is er wel een dringende nood om het IFIC-systeem aan te passen of om de verloning te verhogen of flexibiliseren voor verpleegkundigen in loondienst. Als je als verpleegkundige gespecialiseerd bent in een bepaalde zorg, waarom zou je dan ook niet vrij mogen onderhandelen over je verloning? Dat doen tandartsen, huisartsen en kinesitherapeuten intussen al door ruim te deconventioneren. Het is een denkpiste die de deur naar deconventionalisering van verpleegkunde op een kier zet.
Voor Sam Baro is het duidelijk: “Wij zijn volledig akkoord dat projectstaffing nooit – en interimwerk trouwens evenmin – mag gezien worden als een oplossing voor het structureel tekort in de zorgsector dat nu al jaren bestaat. Projectstaffing dient om specifieke, tijdelijke tekorten en noden flexibel in te vullen, en mag dus uiteraard niet structureel de bovenhand nemen. Daar is de dienstverlening niet voor. Projectstaffing is niet de oorzaak van de tekorten aan zorgpersoneel. We hebben het hier over amper 600 bedienden projectverpleegkundigen in loondienst, op een totaal van 140.000 verpleegkundigen in België. Hier kan toch bezwaarlijk gesteld worden dat deze mensen zorgen voor de ontwrichting van de zorgsector? Meer nog. Het gros van deze groep zou wegstromen uit de zorg, als zij niet konden kiezen voor een job als projectverpleegkundige, of sommigen zouden zelfs nooit in de zorg instromen. Ze zijn dus helemaal niet de oorzaak, maar ook niet een structurele oplossing voor het tekort aan zorgpersoneel. Ik geloof net zoals de minister en de beleidsmakers sterk in de kracht van een vast team rond een zorgvrager om de continuïteit van de zorg te garanderen. Als aanvulling kunnen projectverpleegkundigen een unieke meerwaarde bieden door de tijdelijke tekorten in deze vaste teams op te vangen met specialisten die voor een iets langere periode kunnen worden ingezet dan een interim. Het structurele tekort aan zorgpersoneel bestaat al twintig jaar en vraagt andere technieken en oplossingen om dit aan te pakken: een betere taakverdeling, een aanpassing van de financiering, … Het betoog tot schrapping van deze nuttige dienstverlening op basis van een paar geïsoleerde opgesmukte cowboyverhalen vergroot enkel en alleen maar de tekorten.”
Meerwaarde mits duidelijk kader
Toch zijn er in het debat rond de inzet van project- en interimverpleegkundigen enkele aandachtspunten die telkens opnieuw naar boven komen. “Ik ben helemaal niet voor of tegen organisaties die project- of interimverpleegkundigen uitzenden of inzetten. Meer nog: ik vind het een mooie kans voor deze verpleegkundigen om te proeven van alle verschillende sectoren en zorgdomeinen. Maar ik pleit er wel voor om hen in te zetten zoals het hoort en waarvoor ze nodig zijn. Projectverpleegkundigen werken projecten uit en zijn er niet om elke dag twintig mensen te verzorgen”, zegt Candice De Windt. “In mijn ideale scenario maak je zoveel mogelijk gebruik van mensen in vaste loondienst. Al moet een mix zeker kunnen, binnen een duidelijk continuïteits- en kwaliteitskader. Als verpleegkundige maak je het verschil door verbinding aan te gaan met zorgvragers, door herkenbaar en aanspreekbaar te zijn. Die continuïteit is er dus ook voor de verpleegkundigen zelf. Is project- en interimwerk wel houdbaar op lange termijn voor die persoon? Verloning is slechts een klein onderdeel van jobtevredenheid. Je moet je telkens opnieuw inwerken. Dat vergt hoge eisen en een extreme flexibiliteit. Je proeft ook niet van de cultuur van een zorginstelling tijdens die enkele uren per week. Autonomie en betrokkenheid ontwikkel je enkel als je ergens langer bent. Het brandt in de zorg- en welzijnssector en het speelveld moet gelijk getrokken worden. Met normen en voorwaarden in een duidelijk kader, waar de zorginstellingen zelf aan meewerken.”
Ideaal scenario?
Die bewuste omgang met de inzet van project- en interimverpleegkundigen is ook waar Kenny De Cuyper voor pleit. “Stel je als bedrijf en organisatie open voor een waardige field coaching, praat over de kost en opleiding wanneer het bijvoorbeeld gaat om enthousiaste (pas afgestudeerde) verpleegkundigen met nog weinig relevante ervaring en wees transparant in de voorwaarden en contracten. Afkoopsommen waarbij verpleegkundigen nog twee jaar in dienst blijven van het bureau, die gaan regelrecht in tegen de flexibilisering van de zorg. Tot slot ben ik van mening dat ook de loonkost evenredig gemaakt moet worden aan die van een verpleegkundige in de zorgorganisatie”, zegt Kenny.
Voor Jan Vande Moortel schuilt de oplossing ergens anders, namelijk in de keuze om flexibel te kunnen werken. “Zorg met Zorg is een beweging afgestemd op de maatschappelijke noden van vandaag waarin werk en privé beter op elkaar afgestemd zijn. Ons huidige systeem laat daarin niet veel flexibiliteit toe, daarom zijn project- en interimverpleegkunde zo aantrekkelijk. In mijn ideale scenario wordt de sociale wetgeving aangepast naar de flexibiliteit waar mensen naar hunkeren. Ik hoop zelfs dat Zorg met Zorg binnen tien jaar niet meer hoeft te bestaan. Dan is iedereen in feite tewerkgesteld door een instelling zelf, zonder tussenkomst van een derde partij.”
Candice De Windt
Sam Baro
Kenny De Cuyper
Jan Vande Moortel
Procedure voor de Raad van State X-Care in Motion
Vlaams minister Hilde Crevits zette de financiering van projectverpleegkundigen in woonzorgcentra en dagverzorgingscentra stop. Daarop trok hr-dienstverlener X-Care in Motion naar de Raad van State met een vernietigingsprocedure en startte het tegelijkertijd een procedure in de burgerlijke rechtbank. In een persbericht spreekt X-Care in Motion van een ongrondwettelijke beslissing die ze ongedaan willen maken. CEO Sam Baro licht toe: “Wij hebben nooit de intentie gehad om de overheid voor de rechter te slepen. Integendeel. Ik ben voorstander van het juiste debat en wil in samenspraak de puntjes op de i zetten. Wij pogen al meer dan negen maanden om het kabinet en koepelorganisaties te overtuigen dat hun vooroordelen gebaseerd zijn op een aantal geïsoleerde cases en wilde cowboyverhalen. Wij pleiten bij hen al maanden voor een ethisch charter rond de inzet van projectverpleegkundigen. Maar er wordt niet naar ons geluisterd en geïsoleerde incidenten worden aangegrepen om een negatieve framing te creëren. Wij zien ons nu genoodzaakt om het debat op gang te trekken door een procedure in te leiden. Als interimverpleegkundigen en freelancers gefinancierd worden, dan is het discriminerend om de financiering voor projectverpleegkundigen af te schaffen. De financiering is een instrument om specifieke zorg aan patiënten en bewoners te financieren. En die financiering wordt nu gebruikt en stopgezet om bepaalde handen die noodzakelijke zorg – in de juiste context – leveren, uit te sluiten. Wij reiken graag nog steeds de hand uit om het debat verder te voeren, gebaseerd op juiste feiten, en dus niet op leugens of foute premisses.”
Standpunt Zorgnet-Icuro
Zorgnet-Icuro vroeg op zijn beurt een verbod op de groeiend oneigenlijk gebruik van projectverpleegkundigen. “Bedrijven maken gebruik van de schaarste aan zorgprofielen om een winstgevende business op te zetten. Op de werkvloer ontstaan er ongelijke loons- en arbeidsvoorwaarden. Patiënten en bewoners dreigen de dupe te worden”, klinkt het[1]. “Daarom vragen we om projectstaffing aan te bieden waarvoor het bedoeld is, namelijk projectwerk. Niet om reguliere zorg binnen een afdeling over te nemen. Dat heeft namelijk belangrijke gevolgen. De projectstaff moet autonoom het project kunnen uitvoeren, zonder specifieke en individuele instructies van artsen, leidinggevenden, … van de zorginstelling waar ze werken. In de reguliere zorg is dat niet altijd mogelijk. Zorgen voor iemand doe je als een multidisciplinair team, aangestuurd door leidinggevenden. Daarnaast willen we een gelijk speelveld inzake loon- en arbeidsvoorwaarden voor mensen die in de zorg werken. Ten derde moet er een gezonde rem komen op de meerwinsten van de interim- en projectsourcingkantoren met als doel de zorg voor iedereen betaalbaar te houden. Tot slot vragen we een afwervingsbeding met redelijke, duidelijke en proportionele afwervingsbedragen en termijnen. Een afwervingsbeding dat bovendien wederkerig is. Vandaag betalen zorginstellingen die hoge bedragen (tot 25.000 euro) aan de kantoren, maar kantoren die verpleegkundigen afwerven bij zorginstellingen betalen geen enkele vergoeding.”
[1] www.zorgneticuro.be/nieuws/projectstaffing-als-businessmodel-ontwricht-de-zorgsector, geraadpleegd op 28 februari 2023.
Foute berekening vraagt rechtzetting
X-Care in Motion, recent nog vierde in de verkiezing Great Place To Work Belgium van Vlerick Business School, betreurt de vele misverstanden die de voorbije maanden over projectstaffing en interimwerk ontstaan zijn. “De cijfers die de ronde doen zijn totaal maar dan ook totaal onjuist”, benadrukt Sam Baro, CEO van hr-dienstverlener PLANET Group, waarvan X-Care in Motion als zorgverlener deel uitmaakt. “Superhoge afwervingssommen worden in praktijk voor interimwerk totaal niet toegepast. En wat projectmedewerkers betreft: die willen niet en horen niet te worden afgeworven. Die staan op de payroll van onze eigen zorgonderneming. Een contractueel beding met een afwervingssom moet gezien worden als een soort boete waarvan je wil vermijden dat je die moet betalen. Het enige doel is een mogelijke afwerving van een vaste medewerker van het projectstafbedrijf te vermijden, niet om een som van, bijvoorbeeld, 25.000 euro te kunnen aanrekenen.”
Ook de berekening dat interim- en projectverpleegkundigen 50 tot 80 procent duurder zouden zijn, klopt volgens Sam Baro hoegenaamd niet. “De meerkost voor de zorgvoorziening is slechts tussen de 24 en 30 procent. Dit ligt mijlenver van de cijfers die Zorgnet-Icuro iedereen wil laten geloven. De kost van een verpleegkundige is geen jaarkost die je zomaar deelt door het maximaal aantal weekdagen of werkuren per jaar of per maand. De formule is complexer. Er zijn gemiddeld tot vijftig dagen per jaar waarop medewerkers niet presteren. Verlofdagen, opname overuren, feestdagen, ziektedagen, opleidingen, … Al die dagen en/of uren moet je aftrekken van het totaal aantal effectieve gepresteerde en ongepresteerde weekdagen in een jaar. Als je dan de jaarkost deelt door het correcte gemiddelde aantal prestatiedagen of -uren, dan kom je uit op een meerkost voor zowel interimwerk als projectwerk van slechts 24 tot 30 procent. Wie anders beweert, rekent bewust of onbewust totaal fout.”
Nochtans stak X-Care in Motion heel wat tijd en energie in het uitleggen van deze berekening. “We hebben het met handen en voeten aan de koepelorganisaties al uitgelegd dat hun berekening fout is. Ook aan Zorgnet-Icuro en aan het kabinet van de Vlaams minister van Welzijn. Onbegrijpelijk dat ze dit naast zich blijven neerleggen en foute informatie de wereld blijven insturen. Aangezien ze via ons wel degelijk over de juiste informatie beschikken, kan ik alleen maar concluderen dat ze doelbewust niet willen luisteren. Zo zet je de eigen leden, namelijk de zorgvoorzieningen, en de minister van Welzijn inclusief, helemaal op het verkeerde been. Deze desinformatie is sterk polariserend en dus heel destructief voor de zorgsector. Niet moeilijk om op die manier met valse premisses een onterechte tweestrijd te creëren. En dat kan tellen vind ik, in een sector die al zwaar onder druk staat door het hoge werktempo en arbeidskrapte. Ik nodig minister Crevits dan ook graag persoonlijk uit om tijd te maken voor dialoog. Zo kunnen we de foute cijferanalyse van haar adviseurs in detail bespreken.”
Positieve evaluatie van Zorgcentra na Seksueel Geweld
Momenteel zijn zeven Zorgcentra na Seksueel Geweld actief: in Brussel, Antwerpen, Charleroi, Gent, Luik, Roeselare en Leuven. Dit jaar komen er nog bij in Namen, Genk en Aarlen. De centra bieden 24 op 24 uur en 7 dagen op 7 multidisciplinaire zorg aan slachtoffers van seksueel geweld.
Het Zorgcentrum voor Seksueel Geweld in het Leuvense UZ Gasthuisberg opende iets meer dan een half jaar geleden. Het Laatste Nieuws ging langs en sprak onder meer met forensisch verpleegkundige Rita Verstraeten: “Eerst proberen we slachtoffers gerust te stellen, dan pas peilen we naar wat hen hier bracht. Wij luisteren als het kan met twee – vaak hoort de ene een detail meer – en focussen op bewijsmateriaal. Bijvoorbeeld als een dader de bh uitdeed van een slachtoffer, kunnen daar huidschilfers op zitten. We doen enkel staalnames die nuttig zijn. Zo doen we geen vaginale uitstrijkjes als er geen penetratie was.”
De Zorgcentra na Seksueel Geweld blijken broodnodig om gepaste zorg en ondersteuning te bieden aan slachtoffers. Uit onderzoek van het Instituut voor de Gelijkheid van vrouwen en mannen blijkt dat maar vier procent van de slachtoffers officieel klacht indient bij de politie. Voor minderjarigen ligt de drempel nog hoger, zeker als de pleger een familielid of huisgenoot is. In Leuven gaat een derde van de aanmeldingen over minderjarigen – vooral 15 tot 17-jarigen, maar het team verzorgde ook al kinderen jonger dan tien. Voor hen wordt een pediater opgeroepen, een kinderverhoorder van de politie en staat de kinderpsycholoog klaar.
Bachelor verpleegkunde populair bij mensen die opleidingsverlof opnemen
Steeds meer werknemers maken van het Vlaams opleidingsverlof gebruik om een zorgopleiding bachelor te volgen. Dat blijkt uit cijfers van ministers van Werk Jo Brouns en van Welzijn en Volksgezondheid Hilde Crevits.
In het kader van het Vlaams opleidingsverlof hebben werknemers het recht om afwezig te zijn op het werk voor het volgen van een opleiding, met behoud van loon. Ze hebben recht op 125 uur per jaar, maar dit kan onder voorwaarden opgetrokken worden tot 250 uur. In het schooljaar 2021-2022 maakten 56.535 werknemers gebruik van het opleidingsverlof. Zo’n 6.433 mensen kozen voor een opleiding in het hoger onderwijs. Binnen dat hoger onderwijs staat de opleiding bachelor in de verpleegkunde met stip bovenaan met 1.035 mensen. Ook de opleidingen verpleegkunde basiszorg en initiatie verpleegkunde, beide onderdelen van het graduaat verpleegkunde, doen het goed. Alles samen volgden 1.590 werknemers in 2021-2022 een opleiding die naar een carrière in de zorg kan leiden.
Oplossing in de maak voor HBO5-verpleegkundigen
In 2014 scherpte Europa de richtlijnen voor verpleegkundigen aan. België werd al eerder in gebreke gesteld over de opleidingen verpleegkunde in Vlaanderen, die niet aan de EU-voorwaarden voldoen. Hierdoor kwam het debat – dat al ettelijke jaren woedt – in een stroomversnelling terecht. De Vlaamse Regering wil een volwaardig eigen profiel en takenpakket voor HBO5-verpleegkunde definiëren en zoekt naar een oplossing.
De Europese richtlijnen bepalen niet alleen de opleidingsvoorwaarden voor verpleegkundigen, ook de automatische erkenning en het vrij verkeer van diploma’s en diensten binnen de EU hangen ervan af. In 2017 trok de Franstalige Gemeenschap de HBO5-opleiding op naar 3,5 jaar om hieraan te voldoen. Ook de bacheloropleiding verpleegkunde werd in België in het verleden om deze redenen al aangepast van drie naar vier jaar. Sinds de ingebrekestelling van België door de EU moet dringend actie ondernomen worden voor de HBO5-opleiding in Vlaanderen om een impasse te vermijden.
Volwaardige erkenning
De erkenning van beroepen is de bevoegdheid van elke Europese lidstaat zelf en in België ligt dit op federaal niveau. In ons land is onderwijs dan weer een bevoegdheid van de gemeenschap. Zo werd in het federaal regeerakkoord de intentie opgenomen om de HBO5-verpleegkundigen een eigen plek te geven binnen de leerladder. Deze zorg-/leerladder voor de verpleegkunde geeft een waardering aan de verschillende functieniveaus binnen de zorg en neemt hierin alle zorgprofielen op. Het laat toe functieprofielen duidelijk af te bakenen en schept een overzichtelijk kader van wat op elk niveau mogelijk is en hoe profielen van het ene naar het andere niveau kunnen doorstromen.
Momenteel ligt een wetsvoorstel op tafel om de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen (WUG) aan te passen. Hierdoor zouden de basisverpleegkundige (momenteel HBO5-verpleegkundige) en de klinisch verpleegkundig onderzoeker in de wet opgenomen worden. Deze opleidingen zouden zo een volwaardige erkenning krijgen en kaderen binnen een toekomstgericht functiemodel van de verpleegkundige zorg.
Begin dit jaar brachten de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) en de Technische Commissie voor Verpleegkunde (TCV) een gezamenlijk advies uit over de uitvoering van de zorg-/leerladder in de verpleegkunde. Dit advies is overgemaakt aan minister Frank Vandenbroucke. Intussen is beslist dat er voor de HBO5-verpleegkundigen die nu actief zijn op de werkvloer, niets verandert. Zij zullen in de toekomst hun verpleegkundige bevoegdheden behouden. Dit geldt ook voor studenten die momenteel aan de opleiding bezig zijn. Voor jongeren die vanaf 2024 de studie HBO5-verpleegkunde aanvatten, zal een nieuwe regeling gelden. Die datum ligt vast in het federaal wetsontwerp, de uitvoeringsmodaliteiten worden verder uitgediept.
Duidelijke opleidingen
Als brede beroepsorganisatie voor verpleegkunde, werkte NETWERK VERPLEEGKUNDE actief mee om het advies van de FRV en TCV vorm te geven. Zo definieerde het samen met de betrokken partijen de bevoegdheden voor HBO5- en bachelorverpleegkundigen. Als het advies wordt opgevolgd, dan zullen mensen op drie niveaus kunnen instappen in de zorg. Als ze zeer praktisch gericht zijn en niet veel theoretische kennis willen, dan kunnen ze de opleiding zorgkundige volgen. Als ze aan praktische verpleegkunde willen doen met een goede basis zonder te theoretische en wetenschappelijke achtergrond, dan volgen ze de HBO5-opleiding. Als ze liever het beroep wat meer willen uitdiepen, stappen ze in op het niveau bachelor. Door duidelijkheid te scheppen in de opleidingen, moet het eenvoudiger worden om te beslissen welke richting iemand uit wil. Er zullen de nodige brugopleidingen zijn om te kunnen schakelen tussen de verschillende opleidingen rekening houdende met de aangeworven competenties.
Niet alleen wil België hiermee een antwoord bieden op de vraag van Europa. Er wordt ook verwacht dat dit nieuw kader de instroom van zorg- en verpleegkundigen ten goede zal komen. Door een duidelijk afgelijnd model wordt ook functiedifferentiatie mogelijk, waardoor het beroep aantrekkelijker wordt voor alle partijen.
Overzicht van de niveaus
Vanuit België ligt een voorstel op tafel voor de nieuwe benamingen van zorg- en verpleegkundigen. De bachelorverpleegkundige zou volgens de officiële Europese naam veranderen naar “verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger”. Deze benaming dekt zeer beperkt de functie. Na tussenkomst van verschillende partijen waaronder NETWERK VERPLEEGKUNDE is officieel gevraagd aan het Europees Parlement – dat hiervoor bevoegd is – om de naam te veranderen naar “verantwoordelijk algemeen verpleegkundige”. Hierover is nog geen uitsluitsel bij het op druk gaan van dit magazine.
- Algemene zorg:
- Niveau 4 = zorgkundige
- Niveau 5 = basisverpleegkundige*
- Niveau 6 = verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger
- Gespecialiseerde zorg:
- Niveau 6 = gespecialiseerde verpleegkundige
- Advanced Practice Nursing:
- Niveau 7 = verpleegkundig specialist
- Niveau 8 = klinisch verpleegkundig onderzoeker*
* Dit is een nieuw beroepsprofiel in de verpleegkunde
KCE-onderzoek naar verpleegkundige consultaties
Het KCE voert momenteel een verkennend onderzoek naar de implementatie van verpleegkundige consultaties in België. Dit onderzoek wil een actueel overzicht geven van wie op dit moment verpleegkundige consultaties uitvoert, hoe deze worden ingevuld, wat probleemgebieden zijn en welke hefbomen er nodig zijn voor een succesvolle implementatie.
Vandaag bestaat in België nog geen duidelijk wettelijk, structureel en financieel kader voor de implementatie van verpleegkundige consultaties. Het KCE voert daarom een verkennende studie uit naar de implementatie van verpleegkundige consultaties voor patiënten met complexe aandoeningen in België. Op basis van dit onderzoek zal de KCE adviezen formuleren gericht aan de ministers bevoegd voor Volksgezondheid, Gezondheid en andere beleidsmakers.
Meer informatie: kce.fgov.be/nl/lopende-en-geplande-studies/lopende-studies/studie-2021-05-hsr-verpleegkundig-consult-voor-patienten-met-complexe-aandoeningen
Equal pay day
7 maart is equal pay day. Op deze dag staan we stil bij de loonkloof tussen vrouwen en mannen. De gemiddelde loonkloof in Europa bedraagt 13 procent. Dit is het verschil in gemiddeld bruto uurloon tussen mannen en vrouwen in de hele economie. In België bedraagt de gemiddelde loonkloof 5.3 procent.
Het goede nieuws: de loonongelijkheid verkleint wel degelijk. Bij alleenstaanden zonder kinderen is de loonkloof op basis van uurlonen zelfs negatief (-7 procent), in het voordeel van vrouwen. Keerpunt is de leeftijd tussen dertig en veertig jaar: vanaf dat moment stijgt het loonverschil snel, om te eindigen in een maandelijks pensioenkloof van wel 33 procent.
Cijfers van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen tonen aan dat vrouwen en mannen zonder kinderen per uur ongeveer evenveel verdienen. Met elk extra gezinslid vergroot de loonkloof, van 1,5 procent (geen kinderen) naar 4,8 procent (1 kind) tot 5,7 procent en 6,3 procent bij respectievelijk 2 en minstens 3 kinderen. Moeders zien hun inkomsten vooral dalen omdat zij hun betaalde arbeid terugschroeven.
De loonkloof van dichterbij bekeken
De loonkloof verkleint drastisch als de factor deeltijds werk buiten beschouwing wordt gelaten. Een heel aantal culturele, wettelijke, sociale en economische factoren (versterken genderbias op de werkvloer en) leiden ertoe dat vrouwen minder verdienen. Bovendien blijkt uit onderzoek van het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen dat een vrouw in dezelfde sector en met dezelfde anciënniteit/opleiding/leeftijd/gezinssituatie/job/… als een man, gemiddeld nog steeds minder verdient.
De prijs van moederschap
Het zijn nog altijd vooral vrouwen die zich het meeste bezighouden met de organisatie van het huishouden en de opvoeding van de kinderen, waardoor zij minder werken en minder verdienen. De (loon)kloof vergroot alleen maar naarmate mensen ouder worden, want terwijl een vrouw haar carrière op een lager pitje zet, kan een man wel doorgroeien. Dit heeft bovendien een zelfversterkend effect: juist doordat vrouwen minder verdienen, is het logischer dat hun job niet de prioriteit krijgt wanneer er keuzes gemaakt moeten worden.
Vrouwelijke en mannelijke sectoren
Het feit dat vrouwen vaker deeltijds werken – in de eerste plaats om voor kinderen te zorgen – verklaart dus voor een groot deel de loonongelijkheid tussen vrouwen en mannen. Maar zelfs onder deeltijdwerkers worden vrouwen nog steeds minder betaald, met een verschil van gemiddeld 10,7 procent. Er zijn immers nog andere factoren die de genderongelijkheid in stand houden: zo werken vrouwen en mannen vaak in verschillende sectoren. Vrouwen zijn oververtegenwoordigd in onder andere het onderwijs, de zorg, dienstverlening, administratieve en ondersteunende jobs en huishoudpersoneel: ‘zachte’ sectoren waar de lonen niet hoog liggen en deeltijdse contracten normaal zijn.
Opvallend is het feit dat de beroepen die essentieel bleken om het land overeind te houden tijdens de pandemie over het algemeen tot de ‘zachte’ sectoren hoorden. De gezondheidszorg, voedingswinkels, kinderdagverblijven, schoonmaak… draaien grotendeels op de werkkracht van vrouwen. Ontluisterend zijn de gemiddelde lonen die bij deze essentiële beroepen horen. Verpleegkundigen hebben een lager loon dan de gemiddelde werknemer met een bachelor-diploma.
Bron: equalpayday.be
Onderzoeksvraag NETWERK VERPLEEGKUNDE weerhouden bij KCE
Het onderzoeksvoorstel van NETWERK VERPLEEGKUNDE ‘Impact overconsumptie, ontbreken taakdifferentiatie en niet-erkende bedden op verpleegkundige tekorten in de gezondheidszorg’ is door het KCE geselecteerd voor het KCE-studieprogramma voor 2023.
Het originele onderzoeksvoorstel van NETWERK VERPLEEGKUNDE bevatte twee onderzoekspistes om een efficiëntere inzet van verpleegkundig personeel te bekomen: het verminderen van overconsumptie van de zorg en functiedifferentiatie. Om tot een haalbare KCE-studie met concrete aanbevelingen te komen zal de scope beperkt worden tot functiedifferentiatie binnen zorgteams (verpleegkundigen, zorgkundigen en logistieke medewerkers) van enkele types hospitalisatieafdelingen. Aan de hand van een tijdsmeting zal geobjectiveerd worden wat de huidige tijdbesteding is (bv. proportie verpleegkundige tijd besteed aan directe en indirecte patiëntenzorg, niet verpleegkundige activiteiten, etc. ) en waar ruimte tot verbetering is (bv. afhankelijk van type shift). Op basis van deze analyse, en het bestuderen van internationale praktijkvoorbeelden, zullen verbetervoorstellen voor de Belgische context geformuleerd worden.