Hoe start je met patiëntenparticipatie?
Betaalbare en kwaliteitsvolle zorg in overeenstemming met het perspectief van de zorgvrager, hoe doe je dat? Het Vlaams Patiëntenplatform draagt patiëntenparticipatie hoog in het vaandel.
Ook voor het beleid en zorginstellingen en -netwerken is het een belangrijke factor. Net daarom maakte de vzw werk van een visietekst over hoe participatie in de praktijk vorm kan krijgen. Je vindt er termen om patiëntenvertegenwoordiging beter te begrijpen, ontdekt de processen tot patient empowerment en leert de randvoorwaarden voor participatie. Alle informatie vind je via vlaamspatientenplatform.be/nl/Pati%C3%ABntenparticipatie-hoe-begin-je-eraan?
Professor Herman Nys aangeduid als lid van de European Group on Ethics in Science and New Technologies
Professor Medisch Recht aan de KU Leuven en directeur van het Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht Herman Nys ontving recent een persoonlijke brief van Ursula von der Leyen. De voorzitster van de Europese Commissie benoemde de professor tot lid van de European Group on Ethics in Science and New Technologies (EGE) voor een periode van drie jaar. Het is de professor zijn derde mandaat binnen de EGE.
De EGE werd opgericht in 1991 en geeft de Europese Commissie onafhankelijk advies over EU-beleid waar ethische, maatschappelijke of grondrechtenkwesties in contact staan met de ontwikkeling van wetenschap en nieuwe technologieën. “Uw benoeming is een erkenning van het waardevolle werk dat u in uw vakgebied levert en van uw uitstekende kwalificaties”, staat in de brief. “Het werk van de EGE wordt alleen maar crucialer nu de uitdagingen waar de wereld voorstaat steeds complexer en meer verbonden zijn. Wetenschap en nieuwe technologie zijn verweven met de trends die ons dagelijks leven herstructureren. De ontwikkeling en toepassing ervan moet dus in dienst staan van de democratie.”
De prioriteiten van professor Nys tijdens zijn driejarige periode bij de EGE zullen bij milieubescherming, inclusieve digitale innovatie, sociale rechtvaardigheid en bevordering van de democratie liggen. “Als lid van de EGE analyseert u hoe wetenschappelijke en technologische vooruitgang en brede maatschappelijke ontwikkelingen op elkaar inwerken om de Europese Commissie zo goed mogelijk te adviseren over directe uitdagingen en ontwikkelingen op lange termijn, zowel in de Europese als in de globale context, en over de grenzen van disciplines heen”, schrijft Von der Leyen nog. “Ik wil u bedanken voor uw inzet om ethiek en waarden in het EU-beleidsproces te verankeren. Ik ben ervan overtuigd dat wij veel profijt zullen hebben van uw deskundigheid en inzet en ik verwacht voor de komende jaren een vruchtbare samenwerking.”
Europa wil zorgpersoneel beter beschermen tegen gevaarlijke medicijnen
Het Europees Parlement keurde recent een voorstel goed om personeel beter te beschermen tegen kankerverwekkende en andere gevaarlijke stoffen. Zorgverleners moeten ook beter opgeleid worden om met gevaarlijke medische producten om te gaan. Het gaat onder meer om gevaarlijke medicijnen waar 7,3 miljoen oncologische verpleegkundigen in hun dagelijks werk mee in contact komen.
Zorgpersoneel zal opgeleid worden om met reprotoxische en andere gevaarlijke medicijnen om te gaan. Die geneesmiddelen zijn noodzakelijk in behandelingen tegen kanker en moeten beschikbaar zijn, maar met dit goedgekeurde voorstel wil Europa ook het gezondheidspersoneel beschermen tegen eventuele negatieve effecten. De Europese Commissie stelt tegen eind 2022 een indicatieve lijst van deze geneesmiddelen op, samen met richtlijnen voor de omgang met deze stoffen in ziekenhuizen.
Award van de WHO voor het zorgpersoneel
De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) huldigde alle zorgverleners al door 2021 uit te roepen tot het Internationaal Jaar van het Zorgpersoneel. Recent zakte dokter Hans Kluge, regionaal directeur voor Europa bij de WHO, af naar ons land waar hij minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke ontmoette.
Dokter Kluge overhandigde de minister de award, bestemd voor alle zorgverleners. Zo wil de WHO waardering en erkenning tonen voor de inzet die gezondheidsbeoefenaars tijdens de pandemie toonden. 2021 was een bijzonder moeilijk jaar voor de lichamelijke en geestelijke gezondheid van zorgverleners. Ze werden keer op keer geconfronteerd met een toenemend aantal besmettingen en ziekenhuisopnames en tegelijk rekening houden met de risico’s voor hun eigen gezondheid. De award zal ondergebracht worden in het Galileegebouw in Brussel, waar de drie gezondheidsadministraties zitten.
Hoe beperken we hoge uitstroom bij verpleegkundigen?
Vlaanderen kent al jaren heel wat knelpuntberoepen in de zorg. Vacatures raken niet ingevuld en ook de perceptie over werken in de zorg zit eerder in een negatief daglicht. Daarom werd recent een studie[1] uitgevoerd naar de reden voor de uitstroom en hoe je de werkgelegenheid in de zorg kan bevorderen door in te zetten op duurzame en kwalitatief hoogstaande werkgelegenheid.
Werkgeversfederatie Verso bepaalde vijf pistes om de tekorten in de zorg te bestrijden. Zo moet er werk gemaakt worden van een hogere instroom, een opleidings- en competentiebeleid, innovatie en digitalisering, meer arbeidsvolume en lagere uitstroom. Net die lagere uitstroom was het doel van de uitgevoerde studie. Net zoals een meer positieve beeldvorming over de sector en een betere begeleiding van jonge werknemers en herintreders. De wetenschappers stelden namelijk vast dat deze drie factoren mee de uitstroom veroorzaken. Volgens een Belgische studie[2] heeft tien procent van de Vlaamse verpleegkundigen een hoog risico op burn-out en dacht 1 op de 10 er al aan een ander beroep te kiezen. Werkbaar werk is dus een deel van oplossing.
Wat vinden verpleegkundigen belangrijk in hun job?
Voor de studie werden ook elf verpleegkundigen geïnterviewd over hun job. Die antwoorden werden getoetst aan een literatuurstudie. Factoren zoals werklast, persoonlijke situatie, beslissingsruimte, werkrelaties en patiëntenzorg kwamen terug als verklaring voor de uitstroom (zie figuur).
Een goede samenwerking en communicatie bevorderen wel de voldoening die ze uit hun job halen, zowel met directe collega’s als met leidinggevenden en artsen. Teamwerking is dus zeer belangrijk, net zoals kort voor de dienst met elkaar spreken zodat iedereen kan inschatten hoe de dienst zal verlopen en waar de problemen en aandachtspunten zich situeren. Niet verwonderlijk dus dat ook communicatie een grote rol speelt. Zeker wanneer er nieuwe regels en richtlijnen hun intrede doen. Van een leidinggevende verwachten verpleegkundigen vooral dat die betrokken is bij het team en af en toe ook een luisterend oor biedt.
Daarnaast vinden de deelnemers dat verpleegkundigen meer autonomie mogen krijgen, gelinkt aan vertrouwen. Dat kan op verschillende manieren worden ingevuld, zoals mee nadenken over richtlijnen, eigen accenten leggen in de zorg, meer vrijheid in werkuren, … Opvallend is dat ze ook het opleiden van nieuwe collega’s als demotiverend aanschouwen. Tijd en middelen ontbreken vaak en de nieuwe collega’s stromen vaak snel uit.
De studie concludeert dat verpleegkundigen vooral de werklast aankaarten als reden voor de hoge uitstroom. Ook samenwerking, erkenning en vertrouwen spelen een rol. Over samenwerken in team vinden ze goede communicatie, autonomie, een duidelijke rolverdeling en doorstroom van ervaring en kennis belangrijk. In de zorg ligt de focus dan weer op patiëntencontacten en spelen de fysieke zwaarte van de job en de vele administratieve taken hen geregeld parten. Liefst tien procent zou door de fysieke zwaarte niet meer terugkeren naar de zorg. Ze erkennen ook dat het niet vanzelfsprekend is om een zorgjob te combineren met een gezinsleven.
[1] van de Veerdonk W, Smets J. (2021). Rapportage (deel) WP3: Uitstromen uit het zorgberoep. Matchen de factoren uit de internationale literatuur met de Vlaams/Nederlandse praktijk? Thomas More December 2021.
[2] Geuens N, Van Bogaert P, Franck E. Vulnerability to burnout within the nursing workforce -The role of personality and interpersonal behaviour. J Clin Nurs. 2017 Dec;26(23- 24):4622-4633. doi: http://doi.org/10.1111/jocn.13808. Epub 2017 Jun 28. PMID: 28295750.
Rode Kruis Vlaanderen bundelt nuttige tips voor eerste hulp
Geen Stayin’ Alive, wel 10.000 luchtballonnen. Dat is het deuntje dat je in achterhoofd moet houden wanneer je iemand reanimeert. De reden? Met 103 beats per minuut (bpm) is Stayin’ Alive aan de trage kant. Het ideale tempo ligt op 100 à 120 bpm, of zoals in het geval van K3 op 107 bpm. Dit soort tips bundelt het Rode Kruis Vlaanderen in het handboek Help! Eerste hulp voor iedereen.
Het handboek telt 996 pagina’s vol nuttige informatie over eerste hulp. Ideaal voor wie zijn kennis even wil opfrissen of voor wie praktische tips binnen handbereik wil hebben. Er staan eerstehulprichtlijnen in, maar ook achtergrondinformatie, preventietips, … Het dient ook als overzichtelijk naslagwerk bij ongevallen of ziekte. Aan de hand van enkele duidelijke stappen wordt tekst en uitleg gegeven bij meer dan 300 soorten letsels en aandoeningen. Van een schaafwonde of verstuiking tot een insectenbeet. Je bestelt het boek via de website van het Rode Kruis Vlaanderen of via je boekhandel.
Ongezonde voeding en overgewicht in Vlaamse scholen
Uit een studie van Sciensano blijkt dat fastfoodrestaurants, takeaways, snoepwinkels, … steeds meer opduiken in de buurt van Vlaamse scholen. En dan vooral in de buurt van scholen met een hoog percentage aan kwetsbare leerlingen. De onderzoekers stelden een verband vast tussen de aanwezigheid van die handelszaken en het gewicht van kinderen.
Overgewicht of obesitas bij Vlaamse kinderen van 2 tot 17 jaar komt vaker voor bij kinderen die opgroeien in armoede. Ook de opleiding en herkomst van de ouders spelen mee. Uit cijfers blijkt dat 16 procent van de kinderen met overgewicht kampt en 5 procent met obesitas. Ongezonde eetgewoonten (snacks, geen groenten, frisdrank, …) en te weinig beweging zijn de voornaamste oorzaken. Een recente studie van Sciensano toont aan dat deze trend extra uitgesproken is voor scholen met een hoog percentage leerlingen waarvan de moeder laagopgeleid is en scholen met een hoog percentage leerlingen waarvan de thuistaal niet Nederlands is. De studie stelde ook een positief verband vast tussen de densiteit van fastfood, afhaal en bezorgoutlets, de densiteit van gemakswinkels en het gewicht van kinderen jonger dan 6 jaar en kinderen tussen 6 en 12 jaar. Dat verband is er niet voor jongeren van 13 tot 18 jaar. Scholen stimuleren de laatste jaren gezonde voeding op school. Uit een rondvraag van het Instituut Gezond Leven vzw in 2019 blijkt ook dat het aanbod aan gezonde tussendoortjes de goede kant opgaat. Heel wat scholen bieden ook al gratis water aan of plaatsen geen frisdrankautomaten meer. Een positieve evolutie dus.
Waar gaat het dan fout? Net buiten die schoolmuren. Sciensano en Gezond Leven onderzochten de voedselomgeving rond Vlaamse basis- en secundaire scholen. Die blijken gezonde voeding alles behalve te stimuleren. Op 500 meter van de schoolpoort zou zich namelijk een fastfoodrestaurant of een snoepwinkel bevinden. En dat brengt de verleiding van een snelle, ongezonde hap zeer dichtbij, klinkt het bij de onderzoekers. Ze spreken van echte obesogene buurten of voedselmoerassen waar een groot aanbod calorierijk voedsel te vinden is. Of voedselwoestijnen, waar verse groenten en fruit niet te bespeuren zijn. Dit type omgevingen stellen onze wilskracht danig op de proef.
Werk aan de winkel dus. Niet alleen voor de scholen, ook voor de lokale besturen en overheden in ons land. In het buitenland zijn daar al enkele voorbeelden van te vinden. Zo heeft Londen uitsluitingszones voor afhaalzaken rond scholen. Ze beperken ook de openingsuren van ongezonde voedingszaken in de buurt van scholen. Een andere mogelijkheid is dit type verkooppunten verplichten een minimum aan gezonde voeding aan te bieden en dit ook meer zichtbaar te maken.
Raadpleeg de studie “Naar gezonde voedselomgevingen rond scholen in Vlaanderen” via sciensano.be of via yeswecare.be.
https://www.sciensano.be/nl/biblio/naar-gezonde-voedselomgevingen-rond-scholen-vlaanderen
Verpleegkunde grootste knelpuntberoep in 2022
Zowel verpleegkundigen, als hoofdverpleegkundigen en gespecialiseerd verpleegkundigen operatiekwartier zijn ook in 2022 opgenomen als knelpuntberoep. Die lijst wordt jaarlijks opgesteld en gepubliceerd door de Vlaamse overheidsdienst VDAB op basis van statistische analyses, expertenadvies en advies van sectororganisaties. Bovenaan de lijst van 2022: verpleegkundigen.
Voor verpleegkundigen waren er in 2021 zo’n 9.666 openstaande vacatures[1], voor hoofdverpleegkundigen ging het om 971 vacatures en voor gespecialiseerd verpleegkundigen operatiekwartier om 253 vacatures. De VDAB spreekt over een knelpuntberoep door kwantitatieve redenen. Met andere woorden: er zijn te weinig werkzoekenden op de arbeidsmarkt. Ook de specifieke arbeidsomstandigheden zoals hoge fysieke en psychische belasting, onregelmatige uren en weekend- en avondwerk spelen volgens de Vlaamse overheidsdienst een rol. Bij gespecialiseerd verpleegkundigen operatiekwartier komt daar ook nog de bijzondere beroepstitel bij.
De arbeidsreserve van verpleegkundigen is zeer klein, maar ook de vergrijzing en vraag naar zorg neemt toe. Bovendien gaan veel verpleegkundigen binnenkort zelf met pensioen. Door covid kreeg de sector de voorbije twee jaar ook met extra uitdagingen te maken en dat maakte het vinden van (hoofd)verpleegkundigen, zorgkundigen en verzorgenden extra moeilijk.
[1] Cijfers via vdab.be/trendsdoc/beroepen
Word ook expert valpreventie
Valpreventie.be, het expertisecentrum val- en fractuurpreventie in Vlaanderen, lanceert een nieuwe vierdaagse opleiding van “Expert valpreventie bij ouderen”. De opleiding loopt vindt plaats op 14 maart, 14 juni, 17 oktober en 5 december, telkens van 9 tot 17 uur. Professionele zorgverleners delen er hun multidisciplinaire en praktijkgerichte kennis en vaardigheden rond valpreventie bij ouderen op een interactieve manier. Er is ook ruimte voor wetenschappelijke studies, casussen, groepsdiscussies en heel wat praktijkvoorbeelden. Na de opleiding treed je toe tot het Expertennetwerk Valpreventie. Inschrijven kan via Valpreventie.be. Valpreventie.be organiseert dit jaar ook de elfde Week van de Valpreventie van 25 april tot en met 1 mei 2022. De vijf Vlaamse provincies en Brussel zullen opnieuw de strijd aangaan om de titel van beste valpreventieprovincie van 2022 binnen te halen.
Adviezen gemeenschappelijke mentorenopleiding en spreiding stageplaatsen afgerond
De adviezen rond de gemeenschappelijke mentorenopleiding en rond de spreiding van de stageplaatsen zijn een werk van lange adem geweest. Vandaag liggen ze op tafel bij ministers Ben Weyts en Wouter Beke. Het adviescomité blijft behouden enerzijds om opvolging te bieden van deze twee dossiers en anderzijds om samen waar mogelijk de kwaliteit van de begeleiding van studenten en aan de evaluatie van de stageplaatsen te bevorderen.
De oorspronkelijke oproep om een adviescomité in het leven te roepen dateert al van december 2018. Het doel was vierdelig: een vergoeding voor studenten tijdens de vierde fase, het opstellen en implementeren van een uniform feedbackformulier voor de stages, een gemeenschappelijke mentorenopleiding uitwerken en de spreiding van de verdiepende stage over de verschillende domeinen en sectoren. Daar werd zowat het hele werkveld en ook een afvaardiging vanuit de hogescholen bij betrokken en dat resulteert in een onderbouwd en kwalitatief resultaat. De adviezen rond de spreiding van de stageplaatsen en de mentorenopleiding zijn afgewerkt. Voor dat laatste advies stonden Karen Van Wassenhove, directeur cluster gezondheidszorg aan Odisee en Dirk Vandeweyer van de Vlaamse Hogescholenraad aan het hoofd van een subwerkgroep die opgericht werdbinnen de werkgroep verpleegkunde van de Vlaamse hogescholenraad.
“Er werd gesproken rond de duur, de inhoud, de doelen, de capaciteit en de financiën van zo’n gemeenschappelijke mentorenopleiding”, vertelt Karen Van Wassenhove. “Iedere hogeschool organiseert wel een vorm van opleiding, maar die verschillen onderling zeer sterk. De nood aan uniformiteit drong zich op. We gingen rond de tafel zitten en startten vanuit de inhoud en de doelstellingen: wat is de ideale mentorenopleiding? Daarna pasten we ons concept aan in functie van haalbaarheid, zowel financieel als naar vrijroosteren van persoon in het werkveld.
Vier onderdelen
De gemeenschappelijke mentorenopleiding is er niet enkel voor de vierde fase van de bachelor verpleegkunde. Al komt de oorspronkelijke vraag wel daar uit voort. Hoe je een stagiair in de eerste of vierde fase coacht, is verschillend. “Daarom werkten we een volwaardige opleiding uit, van a tot z. De focus ligt op de mentor zijn voor een student uit de bacheloropleiding, maar ook het onderscheid met het begeleider van een student uit HBO5 Verpleegkunde komt aan bod. Mentorschap heeft een belangrijke gemeenschappelijke basis aan competenties die uniform zijn of het nu gaat om het begeleiden van een HBO5 of bachelor student. Er zijn echter ook duidelijke verschillen en deze komen ook uitgebreid aan bod in deze opleiding.” In welke mate de hogescholen samen met hun HBO5 partner deze opleiding uitbouwen/aanbieden, is een vrije keuze.
De mentorenopleiding bestaat uit vier fysieke contactmomenten waar interactie, collaboratief leren en peerfeedback en intervisie centraal staan. De groepsgrootte moet aangepast zijn voor dergelijke didactische werkvormen. Daarnaast is er ook een asynchroon deel met modellen, best practices, checklists, … De hogescholen zullen materiaal voor het asynchrone deel met elkaar uitwisselen. Dit deel is in principe zelfstudie voor de mentoren, de investering nodig voor het doornemen van deze inhoud zal sterk verschillen afhankelijk van de voorkennis en de ervaring van de mentor. “De mentor dient dit zelfstudiepakket stap per stap te verwerven voorafgaand aan het bijhorende contactmoment. Door deze voorbereiding kan tijdens dit contactmoment optimaal tijd besteed worden aan het beantwoorden van vragen en allerlei interactieve werkvormen zoals intervisiemomenten”, vertelt Karen. “De hogescholen bepalen zelf hoe ze die vier dagen invullen. Wij raden aan die te spreiden over het jaar. Zo kan de mentor iets nieuws leren, er mee aan de slag gaan, feedback ontvangen en zo stap per stap groeien in het mentorschap. Daar komt ook het portfolio met reflecties en opdrachten kijken. Dat portfolio moet organisch groeien en mag geen blok aan het been zijn. Integendeel, mentoren gaan aan de slag met gerichte, concrete vragen zodat ze tijdens de twee individuele coachingmomenten of tijdens de intervisie hierover in gesprek kunnen gaan met de docenten.”
Rekening houden met opleidingsfase
De opleiding stelt enkele gemeenschappelijke doelen die op basis van het functie- en competentieprofiel van de mentor zijn opgesteld. Het gaat om brede doelen enerzijds en doelen in relatie met de student anderzijds. Zo moet de mentor in staat zijn een kritische reflectie te maken van zichzelf en de stageplaats op basis van kaders en modellen. Hij heeft een voorbeeldrol en onderneemt actie om op de open afdeling een open leerklimaat te bevorderen. Zo is hij meteen ook een verbindende factor tussen alle betrokken partijen: de student, het verpleegkundig team, de leidinggevenden, het multidisciplinair team, de zorgvragers en de stagebegeleiders. “Specifiek voor de student creëert de mentor leerkansen aangepast op de student. Daarbij moet hij ook rekening houden met de vaardigheden die op bachelorniveau verworven worden”, zegt Karen nog. “Vooral in de vierde fase speelt dit een belangrijke rol, want het klinisch redeneren, de vaardigheden en de mate van autonomie van studenten in een eerste opleidingsfase zijn helemaal anders dan van studenten in de vierde opleidingsfase.”
Tot slot moet de mentor ook begeleiden en coachen zodat de student zijn leerdoelen behaalt en moet er constructieve feedback volgen aan de hand van voorziene momenten en formulieren. Daarvoor wordt aan gestandaardiseerd feedbackformulier gewerkt. Op dit moment is het volgen van de mentorenopleiding geen verplichting, maar wel sterk aanbevolen. Wie mentor is, kan mentor blijven. Er is vandaag ook nog geen sprake van een kwaliteitsvereiste voor stageplaatsen waarin er een relatie wordt gelegd met het volgen van deze mentorenopleiding. Als deze stap verkend zou worden, zal dit opnieuw heel wat afstemming en overleg vragen.
Betere spreiding van stageplaatsen
Een van de voorwaarden om deel te mogen nemen aan de mentorenopleiding is al mentor zijn van bachelorstudenten verpleegkunde. Maar woonzorgcentra waar vaker HBO5-studenten stage lopen, vallen zeker niet uit de boot. Willen ze opleiding volgen, dan voorziet de hogeschool een bachelorstudent. En zo is de link met de spreiding van de stageplaatsen in de derde en vierde opleidingsfase gemaakt, een werkgroep geleid door Toon Quagebeur, programmadirecteur gezondheid aan de UCLL.
In 2019 deed 73 procent[1] van de studenten in het vierde bachelorjaar hun verdiepende stage in een ziekenhuis. Vooral hospitalisatie (38,5 procent) en kritieke diensten (28,3 procent) zijn vaak gekozen afdelingen. Stages bij patiënten met een beperking (0,9 procent) of medische technologieën (1,9 procent) bengelen onderaan de lijst. De cijfers voor 2021 leken alvast bemoedigend. Hospitalisaties (32,2 procent) en kritieke diensten (27,7 procent) blijven de vaste waarden, maar andere disciplines ontvingen meer studenten. De verklaring daarvoor zijn de buitenlandse stages die wegvielen omdat veel studenten voor covid niet konden vertrekken en zo dus op zoek gingen naar een andere stageplaats. Feit blijft dat slechts 5,4 procent koos voor een stage binnen de ouderenzorg, 7,6 procent voor een stage in de eerstelijn, 12,7 procent binnen de geestelijke gezondheidszorg en 6 procent binnen welzijnszorg. Deze cijfers worden jaarlijks opgevolgd door het adviescomité.
Niet alleen de keuze van de student speelt mee. Zo wordt in de eerste fase veelal gekozen voor een stage binnen de ouderenzorg omdat de student dan al een registratie tot zorgkundige bezit. Het lijkt de ideale omgeving om basiscompetenties te oefenen, maar niets is minder waar. Ouderenzorg is een complexe sector en wordt niet voldoende erkend. Studenten doen dan misschien een eerste, negatieve ervaring op waardoor ze op een later moment in hun opleiding niet meer voor deze discipline kiezen.
Om de stages met chronische zorg aantrekkelijker te maken, stelde het adviescomité een lijst op met initiatieven en actiepunten. Zo spreken ze over de visievorming bij lectoren, maar ook over de opstart van transmurale trajecten, stagebeurzen en individuele gesprekken met de studenten over de opleidingsfases heen. Het zijn gebundelde initiatieven die onderwijsinstellingen vandaag afzonderlijk al nemen, maar door de volledige lijst te implementeren hoopt het adviescomité een betere spreiding te bekomen. Ook het werkveld kan helpen, door uitdagende stageconcepten te ontwikkelen en daarvoor samen te werken met de onderwijsinstellingen.
Er wordt ook gevraagd aan de ministers om het adviescomité niet te ontbinden “Het is een zeer goede samenstelling van experten die dit ten gronde kunnen opvolgen en evalueren. De gemeenschappelijke mentorenopleiding zal in het academiejaar 2022-2023 voor het eerst uitgerold worden in de hogescholen. Voor het adviescomité rond de spreiding van de stageplaatsen zal een eerste grote evaluatie plaatsvinden begin 2023.
[1] Cijfers uit een enquête van de hogescholen in 2019 en 2021.