Eerste Hulp bij Dementie
Steunpunt Mantelzorg lanceert een nieuwe publicatie: Eerste Hulp bij Dementie. Het is een interactief schrijf-, doe- en denkboekje voor personen met dementie en hun mantelzorgers. Steunpunt Mantelzorg ontwikkelde het samen met mantelzorgvereniging Coponcho. Het werd ook afgetoetst bij mantelzorgers en bij het Expertisecentrum Dementie.
Met dit boekje wil Steunpunt Mantelzorg personen met dementie en hun mantelzorgers ondersteunen in de dagelijkse omgang met dementie aan de hand van tips, verhalen, voorbeelden en eenvoudige oefeningen. Zo vind je er heel wat hulplijnen voor info, advies of ondersteuning in terug, maar ook tips en technieken op het vlak van communicatie, geheugen, routine, weerstand, gedrag en hygiëne. Voor mantelzorgers is het een bewustwording van hun situatie: welke rollen nemen ze op, hoe kijk je naar een persoon met dementie, op wie kan je rekenen? Met een checklist kan je de situatie van de persoon met dementie evalueren. Deze checklist kan je dan vervolgens meenemen naar een consultatie met een professionele zorgverlener.
Mantelzorgers en personen met dementie kunnen het boekje gratis bestellen via steunpuntmantelzorg.be, info@steunpuntmantelzorg.be of 078 77 77 97. Aan zorgverleners en organisaties wordt een bijdrage van 1,50 euro gevraagd?
Minister Frank Vandenbroucke: “Noodzakelijke valorisatie voor verpleegkundigen met BBT of BBK”
Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke (Vooruit) maakt 43 miljoen euro vrij voor gespecialiseerde verpleegkundigen met een BBT en BBK. Hiermee wil hij de verpleegkundige functies die in de kou bleven staan door de versnelde uitrol van IFIC in 2020 ondersteunen. “Dit is geen geïsoleerde maatregel, maar past binnen de bredere maatregelen om het verpleegkundig beroep aantrekkelijker te maken”, zegt de minister.
Met 500 miljoen euro in 2020 kwam IF.IC in een stroomversnelling. De lonen van sommige verpleegkundige functies gingen omhoog, maar dat was niet voor iedereen zo. Daarom voorziet minister Frank Vandenbroucke nu extra budget om erkende gespecialiseerde functies, BBT en BBK, te ondersteunen. Concreet zou het gaan om 2.500 bruto extra per jaar voor alle gespecialiseerde verpleegkundigen met een beroepstitel en 830 euro bruto meer per jaar voor alle gespecialiseerde verpleegkundigen met een specifieke beroepskwalificatie. Deze som wordt met terugkerende kracht toegepast vanaf januari 2022. Hiermee herziet de minister een beslissing uit 2015, toen de extra financiering voor BBT en BBK werd stopgezet.
“Het gaat om een noodzakelijke bijsturing. De versnelde uitrol van IFIC is voor de overgrote meerderheid van het zorgpersoneel een echte vooruitgang. De verhoging van het loon is het meest uitgesproken bij de starters. Het was dan ook een van de hoofddoelstellingen bij de invoering van IFIC om de aantrekkelijkheid van een job in de zorgsector te verhogen door betere lonen te voorzien”, zegt de minister. “Na een grondige analyse van de sectorlonen kwamen we tot de vaststelling dat er voor een beperkt aantal gespecialiseerde verpleegkundigen zich een ongezonde afwijking voordeed. Meer bepaald verpleegkundigen met een BBT of BBK, die in het verleden aanspraak maakten op een BBT/BBK-premie. Hun specialisatie werd niet of onvoldoende gevaloriseerd in IFIC, ondanks de vooropgestelde doelstelling van zowel beleid als sociale partners om deze specialisatiepremies te integreren in de IFIC-basisverloning. De urgentie om snel tot een oplossing te komen is ook ingegeven door de huidige crisissituatie, daar moeten we niet flauw over doen. Zo voeren we ook een correctie door bij de verpleegkundigen die vandaag actief zijn op de ICU-diensten en nu al bijna twee jaar een sleutelrol vervullen in deze pandemie.”
Andere verpleegkundige specialisaties
De premie komt er ook voor verpleegkundigen die al in een hogere loonschaal, IFIC 15, zitten. Het gaat om verpleegkundigen met een erkende specialisatie die ook in hun huidige functie noodzakelijk is. Met andere woorden: verpleegkundigen gespecialiseerd in spoedgevallenzorg en intensieve zorg ingeschaald in IFIC 15. Toch heeft slechts 17 procent van de verpleegkundigen een BBT of BBK en bestaan er vandaag nog heel wat specialisaties waarvoor geen BBT of BBK bestaat. Denk maar aan pijnverpleegkundigen, verpleegkundigen medische beeldvorming, wondzorgverpleegkundigen, begeleidingsverpleegkundigen, hemodialyse verpleegkundigen, verpleegkundigen in de gehandicaptenzorg, … Zij komen, net als tijdens de periode 2010-2015, niet in aanmerking voor de premie. “Ik begrijp hun reactie. Het is evenwel belangrijk om te benadrukken dat we zochten naar een oplossing op korte termijn naar aanleiding van de scheeftrekking in verloning die rechtstreeks voelbaar was op de werkvloer”, zegt de minister. “Dit is geen geïsoleerde maatregel, wel een die past in een heel gamma aan maatregelen die we op korte, middellange en lange termijn willen nemen samen met de sociale partners en de verpleegkundige sector. Ook de herziening van de verpleegkundige opleidingen en profielen (functiemodel of zorgladder), en de plaats van de verpleegkundige specialisaties daarin maken onderdeel uit van de oefening die we maken om een job in de zorg aantrekkelijker te maken.”
Minister Vandenbroucke hoopt de lijst erkende specialisaties te kunnen aanvullen en voor deze zorgprofessionals eenzelfde oefening te maken. Uit een rondvraag van het NVKVV in 2020 bleek dat we al snel aan meer dan twintig verpleegkundige functies komen. Ook voor artsen is de lijst aan specialisaties uitgebreid en andere gezondheidszorgberoepen zullen ongetwijfeld volgen. Iedere specialisatie vraagt een erkenningscommissie, maar is dit administratief wel haalbaar? “De toekomst van de verpleegkundige specialisaties maakt integraal onderdeel uit van de werkzaamheden van de taskforce ‘functiemodel voor de verpleegkundige zorg van de toekomst’. Op basis van hun advies zal verder gewerkt worden door de bevoegde ministers en administraties.”
Herziening IFIC
Net als het NVKVV hoopt de minister van Volksgezondheid ook op een grondige herziening van IFIC. Een onderhandeling tussen werkgevers en vakbonden, waar voorganger Maggie De Block geen betrokken partij wilde zijn. Minister Vandenbroucke wil hierin wel een faciliterende rol opnemen. “De uitrol en het onderhoud van IFIC is in de eerste plaats een verantwoordelijkheid van de sociale partners. Binnen de contouren van het sociaal akkoord zijn we een overleg gestart met vakbonden en werkgevers”, zegt hij. “Het overleg verloopt op een erg constructieve manier. Ik hoop deze dynamiek ook te kunnen doorzetten in het kader van het IFIC-onderhoud, want het systeem heeft ook nood aan een continue bijsturing in een snel evoluerende sector als de gezondheidszorg. In het kader van dat IFIC-onderhoud, zal ook de premie voor nieuwe aanvragen voor BBT en BBK bekeken worden.”
Wat met HBO5?
Minister Vandenbroucke nam daadkrachtig bijkomende initiatieven om duidelijkheid te scheppen in het HBO5-verhaal. Er werd aan taskforce opgericht die werkt rond het functiemodel. Binnen de taskforce is een werkgroep basisopleiding en een werkgroep specialisatie actief en dat volgens een zeer strikt tijdsschema. “Daar worden zeer belangrijke discussies gevoerd over de toekomst van het verpleegkundig beroep”, vertelt de minister. “Van zodra de taskforce haar eindrapport heeft opgeleverd zal dit ook worden gedeeld met alle geïnteresseerde partijen. De verdere uitvoering en implementatie van het eindrapport zal moeten besproken worden met mijn collega-ministers op niveau van de deelstaten in de schoot van de IMC Volksgezondheid.”
Wat vindt het NVKVV?
In 2010 werd door het nijpend tekort aan verpleegkundigen het attractiviteitsplan voor verpleegkundigen opgesteld door toenmalig minister van Volksgezondheid en Sociale Zaken Laurette Onkelinx. In 2011 volgde de invoering van premies bij het behalen van een BBK en BBT als onderdeel van dit plan. Een beperkte groep verpleegkundigen werd zo een uitzondering binnen de gezondheidszorgberoepen. Zij ontvingen een extra premie wanneer ze zich bijschoolden. In 2015 werd de maatregel teruggeschroefd door de invoering van IFIC, een model waar verloning gebaseerd is op verworven competenties en verantwoordelijkheden en waarbij de premies volledig of gedeeltelijk zouden worden meegenomen. Geen enkele nieuwe erkenning van een titel of bekwaamheid na 31 augustus 2018 gaf nog recht op een premie.
“Die beslissing van eind 2015 wordt nu plots herzien. Wie kan het beleid nog volgen? De deur voor een eindeloze lijst van verpleegkundige specialisaties is hiermee opengezet, terwijl het NVKVV al jaren ijvert voor een generiek model dat wendbaar is en kansen tot specialisatie biedt voor alle verpleegkundigen”, zegt Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van het NVKVV. “Sinds 2019 heeft IFIC vzw stappen ondernomen om tegemoet te komen aan de verzuchtingen. Zo werd een onderhoudsprocedure opgestart en werden voor een beperkt aantal functieprofielen ook ronde tafelsessies georganiseerd. Een zeer intensief werk dat geen vruchten afwerpt. De reeds gerealiseerde onderhoudsprocedures en rondetafels voor de functie verpleegkundigen medische beeldvorming en verpleegkundig ziekenhuishygiënisten hebben tot niets geleid, laat staan dat we hier op vandaag een officiële terugkoppeling over hebben gekregen.”
De grote maar
Toch is dit extra budget een positieve erkenning van alle verpleegkundigen met een BBT en BBK, maar dus wel een met een grote maar. “Het NVKVV is het klankbord van duizenden individuele verpleegkundigen. Met dit schrijven wil het NVKVV een duidelijk signaal geven aan de minister Vandenbroucke, het IFIC en andere betrokken partijen, dat de selectieve premies heel wat verpleegkundigen in de kou laat staan die zich hebben bijgeschoold tot een specialisatie waarvoor er geen BBT of BBK is. Slechts 17 procent van de actieve verpleegkundigen behaalden een BBT (78 procent) of BBK (22 procent”, zegt Ellen De Wandeler. “Onze vraag is het structureel valoriseren van alle verpleegkundige functies los van de dienst van tewerkstelling en sector. We voelen dat de minister in de eerste plaats een antwoord wil geven op de toenemende kritiek van de spoed- en intensieve diensten in Wallonië. Toch is er met dit voorstel nog geen oplossing voor de verpleegkundigen die met een BBT of BBK tewerkgesteld zijn in de Vlaamse zorg- en welzijnssector. Voor hen is financieel nog niets geregeld.”
Het NVKVV blijft dan ook pleiten voor een sterke vereenvoudiging van IFIC, met in aflopende volgorde niet-hiërarchische functies waar alle bestaande functieprofielen kunnen worden ingekanteld. Het gaat om dezelfde functies die werden uitgewerkt door de Federale Raad van Verpleegkunde in 2017-2018:
- Verpleegkundig specialist master (nieuwe functie)
- Referentieverpleegkundige afdelingsoverschrijdend (6161) à Verpleegkundig consulent -afdelingsoverschrijdend (6161)
- Referentieverpleegkundige binnen de dienst (6166) à Gespecialiseerde verpleegkundige – binnen de dienst (6166)
- Verpleegkundige 14A en 14B
- Nieuwe HBO5 verpleegkundige functie
- Zorgkundigen
Verpleegkundig ziekenhuishygiënist dient te worden ingeschaald volgens de huidige wetgeving die hun functie en positie bepaald.
Op die manier kunnen objectieve algemene functieomschrijvingen en een duidelijke functiedifferentiatie opgesteld worden, met duidelijke competenties en verwachtingen. Het maakt ook een einde aan de discussies over dienstgebonden functieomschrijvingen die sterk verschillen volgens de regionale en individuele realiteit van de zorginstellingen. Tot slot zijn er zo ook geen ontbrekende functies meer. Dit maakt de implementatie van nieuwe specialisaties vlot mogelijk, zonder bijkomende wetgeving.
“Om zorg haalbaar te houden moet je durven verbouwen”
In 2018 zette het AZ Groeninge in Kortrijk het project Haalbare Zorg op. Het doel: elke zorgprofessional in zijn kracht, kennis en kunde zetten. Het middel: de samenwerking in multidisciplinaire teams optimaliseren, met de verpleegkundige visie van het ziekenhuis als basis. Zo werd een project gestart in samenwerking met ergotherapeuten. Bram Claeys, zorgmanager, geriatrisch verpleegkundige en gerontoloog in het AZ Groeninge, en Pierre Seeuws, voorzitter van Ergotherapie Vlaanderen, leggen de meerwaarde van deze samenwerking uit.
“In 2018 circuleerde wat negatieve berichtgeving over verpleegkunde”, zegt Bram Claeys. “Het grote tekort aan verpleegkundigen had daar zeker mee te maken. Binnen AZ Groeninge kwam vooral de hoge werkdruk naar voor en dus zijn we oplossingen gaan zoeken. Hoe kunnen we de verpleegkundigen opnieuw inzetten waar ze voor opgeleid zijn en waar kunnen we hen ondersteunen door samenwerking met andere zorgprofessionals?” Zo zag het project Haalbare Zorg het levenslicht. Samenwerken rond de patiënt staat daarbij centraal en een proefproject ergotherapie werd uitgevoerd door ergotherapeute Inge Langeraedt. Diensthoofd Hilde Desmet zorgde voor de nodige ondersteuning en Bram Claeys nam de leiding van het project op zich.
Inspiratie bij geriatrie
Bram ademt en leeft geriatrie. Daar is een multidisciplinaire samenwerking de normaalste zaak van de wereld en ben je ook opgeleid en omringd met die verschillende disciplines. “Het draait om centen: wat kan je doen voor een bepaalde prijs. In de diensten fysieke revalidatie van ziekenhuizen worden ergotherapeuten via een nomenclatuur ingezet”, licht Pierre Seeuws toe. “Daardoor kunnen ze geen deel uit maken van het vast team van acute diensten waardoor onze knowhow te weinig ingezet wordt buiten de fysieke revalidatie. Nochtans dragen we vanuit onze beroepsvereniging uit dat samenwerken loont en dat zorgprofessionals elkaar perfect aanvullen vanuit hun eigen expertises. Samenwerken en geïntegreerde zorg zijn de toekomst. Ook bij de covidrevalidatie vervullen we een belangrijke rol. Covid veroorzaakte ongeziene situaties, maar toonde ook de meerwaarde van de ergotherapeut. Onze beroepsvereniging riep toen ergotherapeuten op om in te springen bij ziekenhuizen en woonzorgcentra. Op intensieve zorg gingen ergotherapeuten bijvoorbeeld ’s nachts helpen vanuit hun eigen expertise. Er zijn belangrijke lessen te trekken uit de coronacrisis. Dat gebeurt haast niet, behalve in het AZ Groeninge. Die meerwaarde van een succesvolle samenwerking, daar mogen we gerust mee uitpakken.”
Iets wat volgens Bram zeker ook voor verpleegkundigen het geval is. “Ze hebben nog weinig kennis van wat andere zorgprofessionals, zoals ergotherapeuten, doen. Daar moet het onderwijs zeker in volgen. Op tien weken konden we, door de sterke rol die Inge vervulde, wel al wat bereiken binnen ons ziekenhuis, maar het is een traag groeiproces. Al is dat misschien wel eigen aan de zorg. Er kan veel veranderen, maar het gaat traag omdat je met veel partners moet rekening houden. Samenwerken is ook de sleutel tot die verandering. In de RN4cast study[1] over verpleegkunde staat hoe cruciaal het is om de verpleegkundige enerzijds juist in te zetten en anderzijds hem/haar te laten samenwerken met andere zorgprofessionals. Dit project bewijst de meerwaarde van die samenwerking.”
Doelmatig werken
Tijdens het proefproject werden ergotherapeuten tien weken lang ingezet op de diensten cardiologie en gastro-enterologie. Alle handelingen gebeurden op ergotherapeutische indicatie. De ergotherapeute was verbonden aan het zorgdepartement in plaats van aan de dienst fysische geneeskunde, waardoor er meer mogelijkheden waren. En verpleegkundigen schrokken vaak over de resultaten die een ergotherapeut boekte, vertrouwt Bram ons toe. Vooral op het vlak van autonomie werden grote winsten geboekt, zeker als je weet dat de gemiddelde leeftijd van de zorgvragers in het project 73 jaar bedroeg. Zorgvragers konden na tussenkomst van een ergotherapeut vaker naar huis, in plaats van eerst nog enkele weken op de revalidatie-afdeling te verblijven. Ergotherapeuten werken ook complementair met verpleegkundigen, zoals een babbel doen met de zorgvrager, een gedesoriënteerd persoon geruststellen, bed- of zeteltransfers oefenen, bepalen of een zorgvrager zelfstandig genoeg is om naar huis te gaan, … Zo geven ergotherapeuten geen eten, maar gaan ze op zoek naar de juiste tools om een patiënt te leren autonoom te eten. AZ Groeninge is er van overtuigd dat het project ook vertaalbaar is naar andere acute afdelingen met een vergelijkbare ligduur en een gelijkaardige link met de thuissituatie.
“Ergotherapeuten en verpleegkundigen werken vanuit een andere opdracht. Zowel verpleegkundigen als ergotherapeuten werken vanuit hun eigen klinisch redeneren. Verpleegkundigen nemen de coördinatie van de zorg op. Voor ergotherapeuten ligt onder meer de focus op een sterke interdisciplinaire en doelgerichte behandeling”, vindt Pierre Seeuws. “Als ergotherapeut werk je doelmatig en op lange termijn. Je spreekt met de zorgvrager af wat hij of zij wil bereiken en werkt daar in overleg met het team naartoe. Daarvoor moet je in de gewoontewereld binnen stappen en de dagelijkse rituelen leren kennen. Je hebt die info nodig om te werken. We communiceren dan ook laagdrempeliger met de zorgvrager, iets wat ook uit het project bleek.” Bram beaamt en is er van overtuigd dat het doelmatig werken ook bij verpleegkundigen een intrede moet doen. Verpleegkundigen nemen vandaag nog vaak zorg over waardoor de zelfredzaamheid en autonomie van de patiënt op de achtergrond dreigt te staan. “Teun Toebes zegt: ‘We zijn goed in het zorgen voor lichamen, niet voor personen.’ De werkdruk speelt daar een zeer grote rol. Maar we hoeven ook niet alles te weten, daarom moeten we samenwerken vanuit onze eigen krachten. Verpleegkundigen zijn doeners en handelen meteen, ergotherapeuten werken naar langdurige autonomie toe.”
Creatief aan de slag
“Dit is werkelijk een baanbrekend project”, zegt Pierre. “Deze positieve vibe moeten we verder uitdragen. Geïntegreerde zorg werd door de WHO al in 2015 erkend, maar de implementatie in ons land duurt zeer lang.” Net daarom moet je zelf initiatief nemen, vindt Bram. “We doen niets onwettigs, we werken met de mogelijkheden die het Zorgpersoneelfonds creëerde. Binnen AZ Groeninge kreeg iedere afdeling zo een budget voor meer handen, hoofd en hart aan het bed. Al betekent dat niet altijd een groter verpleegkundig team aanstellen, wel creatief nadenken en je efficiënt organiseren om zorg haalbaar te houden. Eigenlijk is zorg nog steeds haalbaar, maar we moeten er samen over waken dat ze dat ook blijft en daarbij de juiste keuzes maken.”
Het project wordt intussen dan ook uitgebreid naar pneumologie. Op intensieve zorg hebben ze intussen een voltijdse ergotherapeut in dienst. Cardiologie en gastro-enterologie hebben een vacature openstaan voor een deeltijds ergotherapeut. Ook het AZ Turnhout is met een gelijkaardig project bezig. Kunnen we het model van geriatrie dan niet overnemen op andere afdelingen? “Zo eenvoudig is het niet. Je moet verschillende deuren openen en zelfs uitbreken. Het is geen nieuwbouw, wel een verbouwing. En om te verbouwen heb je stielmannen nodig die elk hun vak kennen. Ze doen een beroep op elkaar en op andere disciplines om tot een geslaagd eindresultaat te komen”, zegt Bram nog. Pierre besluit: “En dat moet van beide kanten komen, zonder een hiërarchie waarin de hoofdverpleegkundige ook de ergotherapeut aanstuurt. We moeten elkaars verschillende invalshoeken en expertises aanvaarden in functie van de patiënt.”
[1] Sermeus, W., Aiken, L. H., Van den Heede, K., Rafferty, A. M., Griffiths, P., Moreno-Casbas, M. T., Busse, R., Lindqvist, R., Scott, A. P., Bruyneel, L., Brzostek, T., Kinnunen, J., Schubert, M., Schoonhoven, L., Zikos, D., & RN4CAST consortium (2011). Nurse forecasting in Europe (RN4CAST): Rationale, design and methodology. BMC nursing, 10, 6. https://doi. org/10.1186/1472-6955-10-6
Prijs Sociale Gezondheidswetenschappen 2021 voor lid werkgroep GGZ
Op 24 oktober mocht Hanne Vandewiele, Verpleegkundig Specialist Psychiatrie (Dienst Psychiatrie) en lid van de werkgroep GGZ van het NVKVV, de prijs Sociale Gezondheidswetenschappen 2021 ontvangen.
Dit is een prijs die om de vijf jaar door de opleiding Master of Science Verpleegkunde en Vroedkunde van het Universitair Centrum voor Verpleegkunde en Vroedkunde (UCVV), Universiteit Gent wordt uitgereikt aan de meest verdienstelijke alumnus. Hanne kreeg deze prijs toegekend voor haar inzet en inspirerend(e) (samen)werk(ing) binnen de geestelijke gezondheidzorg zowel binnen als buiten onze ziekenhuismuren. In de klinische praktijk als via wetenschappelijk onderzoek en beleidswerk draagt ze bij tot de verdere professionalisering van de verpleegkunde en de verbreding van het maatschappelijk draagvlak voor de zorg voor mentaal welzijn. Proficiat, Hanne!
Inschrijvingen verpleegkunde zitten in de lift
De opleidingen gezondheidszorg deden het goed in 2021. Het aantal inschrijvingen voor professionele bachelors steeg, met 66 procent zelfs ten opzichte van 2008. Ook de professionele bachelor en HBO5 verpleegkunde tonen positieve evoluties.
“Verpleegkunde heeft het goed gedaan”, zegt een tevreden Vlaams Zorgambassadeur Lon Holtzer. “Samen met de opleiding medische laboratoriumtechnologie, die een boost kreeg door COVID-19, zitten zij bij de stijgers. Met 2,4 procent tegenover vorig jaar. De andere zorgopleidingen zijn min of meer gelijk gebleven. De professionele bachelor verpleegkunde ging van 7.817 inschrijvingen in 2020 naar 8.227 inschrijvingen, een stijging van 5,2 procent.”
Positieve beeldvorming
Het aantal studenten in HBO5 daalde daarentegen licht, met 0,7 procent ten opzichte van 2020. “Daar zit de onzekerheid over het HBO5-statuut zeker voor iets tussen”, vertelt de Zorgambassadeur toe. “Verpleegkunde genoot heel wat positieve beeldvorming in de media tijdens de coronacrisis. Mensen kregen een heel ander beeld van de job van een verpleegkundige. Het is nu duidelijk bij de bevolking dat verpleegkunde een leidinggevende job met verantwoordelijkheid is. Ook artsen in talkshows en tv-programma’s spraken met veel bewondering en respect voor verpleegkundigen. Dat vertaalt zich naar deze inschrijvingscijfers.”
Tot slot licht Lon Holtzer nog de gemiddelde leeftijd van de studenten verpleegkunde toe. In HBO5 is dat 28 jaar, in de professionele bachelor 26 jaar. “Dit wijst op een significante zijstroom, want je zou verwachten dat de leeftijden op 21 en 22 jaar liggen”, zegt ze. “Toch merken we dat het aantal generatiestudenten ook gestegen is met maar liefst 7 procent.”
“Debat over nieuwe nomenclatuur niet uit de weg gaan”
Op 1 februari start Brieuc Van Damme als gedelegeerd bestuurder van de Koning Boudewijnstichting. Hij neemt dan afscheid van zijn job als directeur-generaal aan het hoofd van de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV. Die functie nam hij op sinds december 2020, als opvolger van Ri De Ridder. De econoom kreeg zo de dynamische meerjarenbegroting 2022-2024 op zijn bord. Nog voor zijn vertrek, kregen we de kans hem te vragen naar de koers die hij voor het RIZIV uitzette en over zijn visie over waar we met de gezondheidszorg in ons land naartoe moeten. Al dan niet ingegeven vanuit zijn tweede thuis, Noorwegen. Een gesprek over gezondheidszorg en over geluk.
Brieuc Van Damme is econoom en adviseerde verschillende ministers in ons land op het vlak van gezondheidszorg. In 2010 schreef hij het boek “Het Grijze Goud, Hoe de babyboomers van ouderenzorg een succesverhaal kunnen maken”, een warme oproep om de ouderenzorg te hervormen en de vergrijzing aan te pakken. Hervormingen die kaderen binnen financiering, maar ook over de aanpak van het personeelstekort in woonzorgcentra en de thuiszorg, … Tot februari 2022 leidt hij met even duidelijke visies de Dienst voor Geneeskundige Verzorging van het RIZIV. Daarnaast spendeert hij veel tijd in Noorwegen. Het Scandinavische land is volgens de Verenigde Naties een van de gelukkigste landen ter wereld. De natuurpracht en het meer onthaast leven zitten daar vast voor iets tussen, maar ook de sociale zekerheid speelt een onderschatte rol. “Daar wordt voor elkaar zorgen hard aangemoedigd”, zegt Van Damme. “De Noorse overheid geniet een zeer groot vertrouwen en de Noren lijken dan ook minder bezwaren te hebben met het delen van belastingen. Er wordt volop ingezet op een maximale dienstverlening België heeft wat doelmatigheid en klantgerichtheid van de overheid grote stappen gezet, maar er is nog een weg af te gaan. Bij de Copernicushervorming in 1999 zijn al enkele belangrijke stappen gezet om de administratie slagkrachtiger te maken. Er werden nieuwe communicatietools geïmplementeerd, er kwam een controle van de financiën, een strengere rekrutering, …”
Verantwoordelijkheid en impact
Brieuc Van Damme zijn grootste doel in zijn huidige functie is zijn steentje bijdragen en een maatschappelijke impact maken met gefundeerde oplossingen. Enerzijds neemt de vergrijzing toe, anderzijds blijven mensen langer gezond. Hoe houden we dit betaalbaar, zonder de volgende generaties met schulden op te zadelen? “Hoeveel geld er naar verschillende beleidsdomeinen gaat, is een politieke kwestie. Van alle belastingen en sociale zekerheidsbijdragen die in ons land binnenkomen, geeft de ziekteverzekering er 1 op 7 uit. Dat is een enorme verantwoordelijkheid. Het is dan ook belangrijk om transparant te zijn in hoe we dat geld spenderen. Daar bestaan lijvige rapporten van, die ook met het publiek gedeeld moeten worden. Daarnaast moeten we ook doelmatig met de beschikbare budgetten omgaan en vertrekken vanuit de nood van de patiënten, niet vanuit de sectoren. De patiënten staat centraal en we moeten in functie van hen bijsturen. Zo draaien we het proces om en kunnen we over meerdere jaren werken. Tot slot moeten ook meer aan preventie gedaan worden om zo de juiste zorg bij de juiste patiënt te krijgen.”
Niches niet vergeten
Er zijn grote uitgaven en investeringen in de zorgsector in ons land, toch merkt het NVKVV dat sommige sectoren in de kou blijven staan. Niet in het minst de vergoedingen voor zorg tijdens de weekends, diabetes care, palliatieve zorg of zorg voor mensen met een handicap. Net om die reden pleit Brieuc Van Damme voor een zorgcontinuüm. “Daarvoor moeten we transversaal werken en moet er een ontschotting komen van het hokjesdenken in functie van budgetten. Maar dan raken we aan veel belangen en belanden we in een zeer moeilijk debat. Daarom is het raadzaam stapsgewijs te werken en bij iedere stap de winst aan te tonen. Iedereen moet voelen dat ze er beter van worden om hen mee te krijgen in het ruime verhaal.”
Daarnaast vindt de directeur-generaal het belangrijk om ook naar de toegankelijkheid van zorg te kijken. “Er is 99 procent dekking, maar er zijn nog veel niches die vaak vergeten worden. Denk maar aan palliatieve zorg voor minderjaren of aan gedetineerdenzorg. Er zijn 11.000 gevangenen in ons land. Als we niet voor hen zorgen, dan vormen zij een risico voor de volksgezondheid. Het is onze verantwoordelijkheid om werk te maken van die blinde vlekken. In de meerjarenplannen zijn daarom projectoproepen verwerkt. Ik geloof er in dat dit een deel van de oplossing voor een meer algemene dekking is.”
Rol voor de thuiszorg
Het NVKVV ziet voor thuisverpleegkundigen een belangrijke rol weggelegd in onder meer de opmaak van een verpleegkundig zorgplan of in de diagnostiek. Ze kunnen een coördinerende rol spelen, samen met andere zorgverleners en vanuit een subsidiaire rol. Verpleegkundigen schakelen dan van een basisverzorging over naar een meer preventieve opvolging van de patiënt. Al moet de nomenclatuur dan wel aangepast worden.
“De verpleegkundige handelingen die vandaag zijn vastgelegd zijn verouderd. Daar ben ik het mee eens. Ik ben blij te vernemen dat het NVKVV van uit een niet corporatistische kijk ook vaststelt dat de huidige lijst aan een update toe is. Er zijn effectief veel taken die ook door zorgkundigen uitgevoerd kunnen worden. Er staat vandaag een heel nieuwe generatie verpleegkundigen klaar. Die is polyvalenter en productiever en werkt op een hoger niveau. Ze zijn mee met de nieuwste technologieën en opleidingen. Het is een belangrijk debat dat we niet uit de weg mogen gaan. Het vraagt een openheid van geest en een constructieve houding om het beroep te herdenken. Al geef ik heel graag toe dat de vertegenwoordigers van de thuisverpleging binnen het RZIV, ook deze van het NVKVV, een verantwoorde rol opnemen, dat mag ook eens gezegd worden en vergeten we soms aan hen mee te delen.”
Een gameverslaving pak je niet met de gamer alleen aan
Schermen zijn niet meer weg te denken uit onze maatschappij. Of het nu televisie, tablet of consoles zijn. Voor sommigen een aangename ontspanning, voor anderen een uit de hand gelopen hobby. Vanuit hun eigen ervaring met een gameverslaving staken Matthias Dewilde en Bavo Vroman in 2019 de koppen bij elkaar. Het resultaat is GameChangers, een erkende coöperatie die gezinnen, jongvolwassenen en scholen ondersteunt en begeleidt bij problematisch gamegedrag.
Zes jaar geleden startte Matthias Dewilde met lezingen rond problematisch gamen. Hij was toen al een paar jaar bezig om zichzelf terug op de kaart te zetten. “Door het gamen raakte ik meer en meer geïsoleerd, zodanig dat ik veel sociale angsten had. Mijn studies, mijn sociale contacten, mijn gezondheid, de relatie met mijn ouders … alles leed eronder”, vertelt Matthias. Hij verdiepte zich in de materie en besloot er zijn beroep van te maken. Begin maart bracht hij zelfs het ‘Game Over’ boek uit. Bij Bavo Vroman horen we een gelijkaardig verhaal. “Bij mij liep het fout in mijn thesisjaar. Ik was bijna afgestudeerd als psycholoog. Een jaar lang heb ik alles laten varen, gezondheid incluis. Ik voelde me zo slecht en schuldig dat ik schrik had om onder de mensen te komen, of zelfs maar mijn mails te lezen. Na een jaar maakte ik schoon schip, werkte mijn thesis af en startte kort daarna mijn eigen praktijk.” In 2018 kwam hij Matthias tegen en samen besloten ze om vanuit hun eigen ervaring anderen te helpen.
Vatbare jongeren
Niet elke gamer slaagt erin eigenhandig zijn of haar gameverslaving te overwinnen. “Je moet al erkennen dat het er is. Vaak kloppen de ouders bij ons aan. Voor kinderen met heel uiteenlopende leeftijden, van 10 tot 25 jaar”, legt Matthias uit. “Ze zien problematisch gedrag of zijn bezorgd over veranderingen bij hun kind.” Door middel van individuele coaching en workshops biedt GameChangers handvaten om het gamegedrag aan te pakken, maar ook de onderliggende problematiek. “Problematisch gamen is meestal een gevolg van iets anders. Uitstelgedrag, gepest worden, onzeker of introvert zijn. Een bepaalde groep is hier gevoeliger voor. Denk aan tienerjongens of kinderen met specifieke gedragskenmerken, zoals een autismespectrumstoornis, ADHD of hoogbegaafdheid. De gamewereld biedt een veilige cocon.” GameChangers pakt die oorzaken ook aan, zowel met het kind als de ouders. Want de ouders spelen hierbij een cruciale rol en houden de verslaving vaak in stand. “Wat tolereren ze? Bakenen ze de game- of schermtijd af? Vragen ze hun kind te participeren in het huishouden?”
Balans tussen on- en offline
Het doel van GameChangers is niet om compleet te stoppen met gamen, wel om er op een verantwoorde manier mee om te gaan en actief deel te nemen aan het leven. “Sommige gamers nemen totaal geen initiatief meer. Dus is het een kwestie van een goede balans tussen de online en offline wereld te vinden. De focus ligt op je beter in je vel te voelen. Zo keert de rust terug in huis”, zegt Bavo. Een traject bij GameChangers is volledig afgestemd op de unieke context van de persoon. “Het aantal sessies die nodig zijn, hangt van zoveel factoren af. Soms vraagt de jongere of jongvolwassene zelf om nog even door te gaan. Sowieso bouwen we de begeleiding steeds geleidelijk af, door de intervallen tussen sessies te vergroten. Gaat het dan toch weer mis, dan kunnen we snel schakelen. Een traject is pas geslaagd als iedereen tevreden is met het eindresultaat.”
Tips voor ouders / partner
Wat kan je als ouders of partner doen als een zorgvrager of dierbare neigt naar een gameverslaving?
- Toon interesse en veroordeel het gedrag niet.
- Baken duidelijke grenzen af wanneer gamen wel en niet toegelaten is.
- Help je dierbare stappen vooruit te zetten, maar doe het niet voor hen.
- Toon het goede voorbeeld door zelf je schermtijd te beperken bijvoorbeeld.
- Wacht niet tot het problematisch is, neem tijdig contact op.
Tips voor de zorgverlener
Wat je als zorgverlener doen als een zorgvrager neigt naar een gameverslaving?
- Verwijs de (ouder/partner van een) zorgvrager door naar de site van GameChangers om een test in te vullen (gamechangers.be/test).
- Ga in gesprek met de partijen die de situatie in stand houden.
- Woont de jongere nog thuis?
- Heeft hij of zij 24/7 toegang tot internet?
- Wordt alles voor hem/haar gedaan en staat er geen enkele verantwoordelijkheid tegenover?
- Schakel zo snel mogelijk gespecialiseerde hulp in, zoals GameChangers, en verwijs de zorgvrager door.
Taskforce toekomst verpleegkundige zorg
Om de implementatie van het functiemodel van de verpleegkundige zorg van de toekomst op te starten, is een specifieke taskforce in het leven geroepen. Dit gebeurt op interfederaal niveau met alle betrokken stakeholders en ministers voor onderwijs en gezondheid in ons land. Ook het NVKVV nam, via de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) en de Technische Commissie voor Verpleegkunde (TCV) deel.
Het uitgangspunt van de taskforce is dat taken toegewezen worden aan zorgverleners die ze op de meest doelmatige en kwaliteitsvolle manier kunnen uitoefenen. De taskforce wordt opgedeeld in een overkoepelende stuurgroep en in twee werkgroepen, basisopleiding en specialisatie. De basis van het projectplan is een leerladder met volgende categorieën en functies:
A. Algemene zorgen
- Niveau 4: zorgkundige/verzorgende
- Niveau 5: HBO5
- Niveau 6: algemeen verpleegkundige
B. Gespecialiseerde zorgen
- Niveau 6: de gespecialiseerde verpleegkundige
C. Advanced practice nursing
- Niveau 7: verpleegkundig specialist
- Niveau 8: klinisch verpleegkundig onderzoeker
De roadmap steunt vervolgens op drie punten. Enerzijds de taak- en functiedifferentiatie, die voor elk opleidings- en competentieprofiel gevalideerd moet zijn. Ook de transitie- en doorstroommogelijkheden moeten duidelijk voorzien worden. Anderzijds moeten er ook flankerende maatregelen komen om de aantrekkelijkheid van verpleegkunde te vergroten.
De taskforce weet alvast wat gedaan. Op de agenda staan onder meer: de vaststelling van het niveau 5-functieprofiel en het opleidingsniveau, de validatie van de andere functieprofielen zoals voorgesteld door de FRV, de definiëring van noodzakelijke reglementaire wijzigingen, de vaststelling van overgangsmaatregelen, het voorzien van brugopleidingen tussen de verschillende functies en concrete voorstellen doen om het beroep aantrekkelijker te maken. Eind december moet een concreet implementatieplan op tafel liggen.
Succesvol pilootproject rond thuistoediening Herceptin®
In een driejarig pilootproject van de overheid sloegen het UZ Leuven en Wit-Gele Kruis Vlaams-Brabant de handen in elkaar. Op de agenda: het thuis toedienen van Herceptin®, een geneesmiddel dat voornamelijk gebruikt wordt bij borstkankerpatiënten. Zij ontvingen tijdens dit proefproject thuis een inspuiting met het geneesmiddel.
Verpleegkundigen die deelnamen kregen eerst een opleiding over de behandeling en over de bereiding van Herceptin® via het gesloten systeem. Zo gaven verpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis gegevens over de bijwerkingen zorgvuldig in via het EVD. Dit werd doorgegeven aan het ziekenhuis, dat bij de eerstvolgende consultatie alles grondig bekeek en besprak. Het thuishospitalisatieverhaal wordt nu verder gezet met i-mens, zelfstandige thuisverpleegkundigen en huisartsenvereniging Khobra. Een samenwerking tussen meerdere partners van de eerstelijnszorg en dan de combinatie van loontrekkenden en zelfstandige verpleegkundigen. Het project is een succes en toont aan hoe transmuraal succesvol samengewerkt wordt om kwaliteitsvolle, veilige oncologische zorg aan huis te bieden. Het opent de weg naar concrete debatten en een definitief kader rond thuishospitalisatie in de oncologie. Nu is het enkel nog wachten op een financieel kader van de Federale Overheidsdienst Volksgezondheid.
Opleidingen verpleegkundige zitten in de lift
Met de start van het nieuwe academiejaar om het hoekje, zetten de inschrijvingscijfers voor zorgopleiding een positieve trend in. Odisee campus Sint-Niklaas tekent stijgingen op van 21% voor verpleegkunde en zelfs 60 procent voor vroedkunde. Vlaams Zorgambassadeur Lon Holtzer nuanceert: “Het is nog te vroeg om conclusies te trekken, maar we hopen wel op een stijging.”
“Zorgopleidingen zitten in de lift”. Met die kop kondigde Het Laatste Nieuws de opvallende inschrijvingscijfers voor opleiding in de zorgsector aan. Deze cijfers zijn uiteraard goed nieuws, maar we mogen er ons niet te veel door laten leiden. “Het gaat om voorlopige en beperkte cijfers”, benadrukt Lon Holtzer. “Scholen tellen ook vaak op verschillende manieren. Om een globaal beeld te krijgen is het dus echt nog te vroeg.”
Positieve tendens verwacht
Om de uiteindelijke trend in het aantal inschrijvingen vast te stellen, moeten de uiteindelijke cijfers van hogescholen en HBO5-scholen samen komen. Toch zijn de eerste cijfers wel degelijk goed nieuws. “Enerzijds brengen ze de zorgopleidingen nog eens onder de aandacht en dat is altijd goed. Anderzijds hopen en verwachten we ook wel een stijging aan het einde van de rit. Ik ben ervan overtuigd dat de zij-instroom boomt en projecten, zoals Project 600 en Kies voor de zorg, werpen hun vruchten af. Een positieve tendens zit er dus zeker in.”