Voor 11 euro naar de psycholoog?

De voorbije zomer kondigde de regering aan dat vanaf 1 september 2021 een consultatie bij de psycholoog nog 11 euro zou gaan kosten. Hoopvolle signalen voor veel zorgvragers, voor wie de financiële kost vaak een te hoge drempel is om een psycholoog te raadplegen.

In realiteit gaat het om een proefproject met een looptijd van twee jaar en vier maanden en met een budget van 151 miljoen euro. Psychologen zullen ingedeeld worden aan de hand van lokale netwerken. De Vlaamse Vereniging van Klinisch Psychologen schat in dat slechts een derde van de geconventioneerde psychologen deel kan nemen. Welke psychologen dat precies zullen zijn, zal vanaf het najaar te vinden zijn op de website van het RIZIV.


Verder investeren in zorgpersoneel is een must

Het ontwerpadvies van de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen (FRZV) over de prioritaire behoeften in 2022 is goedgekeurd.  Vanuit hun eigen ervaringen en inzichten somde de Raad de belangrijkste investeringsposten op voor het komende jaar. Intussen is een NVKVV-werkgroep voor enkele van die behoeften al druk bezig achter de schermen.

COVID-19 was een echte stress-test voor de zorgsector, ook op financieel vlak. Reden temeer om heldere, maar ook realistische inschattingen te maken van de prioriteiten voor de komende jaren. Voor 2022 zette FRZV alvast zijn krijtlijnen op papier. “We namen zelf het initiatief om dit advies te formuleren”, zegt Koen Balcaen, lid van de Raad en voorzitter van de Werkgroep Directies van het NVKVV. “De gebeurtenissen van het afgelopen anderhalf jaar hebben dit advies mee gekleurd. Zowel naar inschatting van de mogelijkheden als naar het in kaart brengen van de pijnpunten.”

5 prioriteiten

Het ontwerpadvies bevat 5 concrete thema’s of projecten die volgend de Raad de nodige aandacht – en centen – verdienen:

  • Digitalisering, technologie en cybersecurity, met het geïntegreerd elektronisch patiëntendossier als grote troef
  • Verdere investeringen in voldoende en kwalitatief personeel, voor de juiste omkadering van patiënten
  • Financiering van lopende projecten die nieuwe zorgvormen bekijken en valideren in het kader van beter patiëntencomfort
  • Financiële middelen voor verplichtingen en hervormingen, zoals de verdere uitrol van ziekenhuisnetwerken
  • De behandelkloof in de geestelijke gezondheidszorg verkleinen en structurele financiering opzetten voor B4-contracten, een projectfinanciering die nu elk jaar moeten vernieuwd worden

Koen Balcaen: “De ondersteuning voor het zorgpersoneel is duidelijk prioriteit nummer 1. COVID-19 legde nog eens heel duidelijk de vinger op de wonde. We zoeken middelen om een veilige patiënt-verpleegkundige ratio te kunnen blijven garanderen, om de instroom te verhogen en om de passende ondersteuning voor zorgpersoneel te voorzien. Hoeveel extra middelen we nog kunnen krijgen, is nog maar de vraag als je weet dat al een miljard euro toegekend is voor 2022 (zorgpersoneelsfonds, 100%IFIC, sociale akkoorden). Een kritische evaluatie van het huidige financieringsmodel van de gezondheids- en welzijnszorg dringt zich op. Een duurzame financiering van de zorg, met dit advies in het achterhoofd, is volgens mij de toekomst”, besluit Koen Balcaen.


Laagdrempelige zorg voor dak- en thuislozen in Hasselt

Ondanks alle eerstelijninitiatieven vindt een bepaalde groep mensen nog steeds moeilijk de weg naar de reguliere zorg. Bij gebrek aan vertrouwen, financiële middelen of door hun persoonlijke problematiek. Voor deze groep zijn in Hasselt twee straatverpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis actief. Ivo Todts is een van hen en legt ons uit hoe ze te werk gaan.

Opgestart vanuit het Centrum voor Alcohol- en andere Drugproblemen in Hasselt, stapte Ivo Todts, psychiatrisch verpleegkundige van opleiding, in 2017 mee in het project. Het was opgezet om het hiaat op straat rond medische zorg op te vangen, met als oorspronkelijke doelgroep de veranderingsresistente alcoholgebruikers zonder netwerk. Door campagnes van het stadsbestuur om alcoholmisbruik op straat aan te pakken, bleek die doelgroep niet zo makkelijk te bereiken. “De alcoholgebruikers werden uit het straatbeeld verdrongen. Toen hebben we voorgesteld die doelgroep anders te definiëren. Vandaag richten we ons op dak- en thuislozen, sociaal geïsoleerde mensen die niet meer bij de reguliere zorg geraken. In Hasselt is dat in 95 procent van de gevallen mensen met een verslavings- of psychiatrische problematiek”, vertelt Ivo.

Herkenbare rugzak

Samen met collega Ilvie Awouters en met een grote rugzak vol medisch materiaal trekt Ivo dagelijks de straat op, langs pleinen, stationsbuurten, kraakpanden of sociale ontmoetingsplaatsen. “Op onze rugzak prijkt een groot rood kruis. Dat is heel herkenbaar en werkt drempelverlagend. Initieel dachten we dat het enige tijd zou duren eer mensen onze hulp zouden inroepen, maar door onze medische insteek hadden we onmiddellijk een mandaat op straat”, licht Ivo toe. “Om zelf verzorgd te worden, maar evengoed om iemand anders te helpen. Bovendien stappen wij op de mensen af. Dat is een andere insteek dan bij straathoekwerkers bijvoorbeeld.”

Sinds dit jaar maken Ivo en Ilvie deel uit van het team dak- en thuisloosheid van het OCMW Hasselt. Samen met vier sociaal werkers pakken ze meer aan dan alleen de medische hulpverlening. Todts: “Onze insteek is natuurlijk altijd de medische zorg. Denk aan wond- en voetverzorging, ontstoken abcessen maar ook chronische aandoeningen zoals diabetes. Al is de sociale problematiek van deze mensen nooit veraf. Dat casemanagement nam vroeger veel van onze tijd in. Het is dus een verademing dat we nu in een team met sociaal werkers zitten.”

Als straatverpleegkundige is het niet eenvoudig deze mensen terug in het reguliere zorgcircuit te krijgen. “Het vertrouwen is meestal langs beide kanten weg. De zorgvrager is vaak niet therapiegetrouw, wat tot een vicieuze cirkel leidt. Toch enten we ons op de verschillende teams, om die brug te slaan naar de reguliere zorg. Vanuit het Wit-Gele Kruis willen we kwaliteitsvolle, warme zorg thuis bieden. Die ‘thuis’ kan van vandaag op morgen ineens de straat worden. Wij willen ook daar de mensen ondersteunen, met onvoorwaardelijke zorg.” Een initiatief dat veel interesse wekt bij andere steden. Het Wit-Gele Kruis Limburg is dan ook van plan een uniform pakket van deze straatverpleegkunde naar heel Vlaanderen brengen.


Betere opleidingen voor zorgkundigen met belangrijke taak voor verpleegkundigen

De coronacrisis laat diepe sporen na in de zorgsector. Het legde ook heel wat pijnpunten duidelijk bloot. Zo kwam onder meer naar voor dat zorgkundigen onvoldoende voorbereid waren op een dergelijke pandemie. Vanuit het veld kwam de oproep om de kwaliteit van de opleiding te versterken. Zo gezegd, zo gedaan. Een taskforce richtte zich op het takenpakket en op de opleiding van de zorgkundige. Met enkele doeltreffende conclusies als resultaat.

Vorig jaar al bevroeg BEFEZO, de Belgische Federatie voor Zorgkundigen, zowel zorgkundigen als hun leerkrachten. Zo’n zeventig procent van die respondenten vond dat er meer tijd besteed moest worden aan gedelegeerde verpleegkundige handelingen conform de evidence-based richtlijnen. Ze gaven ook aan dat in de basisopleiding meer aandacht moest zijn voor drie zaken. Ten eerste voor enkele handelingen zoals mondzorg, het aanbrengen van verbanden en kousen, parameters opmeten en accuraat rapporteren, en het toedienen van medicatie voorbereid door een verpleegkundige of apotheker. Vervolgens moesten ook de communicatieve en sociale aspecten, zoals een patiënt observeren en het informeren van de patiënt en de familie, meer aan bod komen. Tot slot is er ook voor technische handelingen de wil om meer te weten over maatregelen ter preventie van decubitus, huidletsels en infecties, het observeren van een blaassonde en problemen signaleren en rond de hygiënische verzorging van een geheelde stoma.

De taskforce kwam er nadat gesignaleerd werd dat zorgkundigen bepaalde preventie- en hygiënemaatregelen onvoldoende onder de knie hadden. Er werd samen gezeten over de kwaliteit van de huidige opleidingen tot zorgkundige. Hieruit volgden conclusies over de toekomstgerichtheid van het curriculum, de lesgevers en de opleiding als geheel. Aan de door Vlaanderen erkende beroepskwalificatie van zorgkundigen werd niet geraakt. Wel werden er aanbevelingen geformuleerd binnen drie thema’s: de versterking van de kwaliteit van de basisopleiding, stage en begeleiding en de professionalisering en navorming van de zorgkundige.

Uren tellen of herverdelen

“De taskforce was een fantastisch initiatief en we zijn dankbaar dat zoveel deelnemers hier aan hebben meegewerkt. We hebben belangrijke aanbevelingen kunnen formuleren, die ook in het rapport worden samengevat door de zin ‘Wat men moet leren doen, leert men door het te doen’. Zo moet er een goed samenspel zijn van een praktijkgerichte opleiding, voldoende oefenmogelijkheden tijdens de opleiding en stage en een uitdagende werkcontext met personeel dat zich regelmatig bijschoolt”, zegt Paul Cappelier, voorzitter van BEFEZO.

Toch wil de voorzitter nog enkele belangrijke aanvullingen doen. Zo komt er binnen de opleidingen het best een verschuiving van het urenpakket waarbij de nadruk gelegd wordt op de kerntaken die zorgkundigen uitvoeren. “Meer uren voor het vak verzorging dus, zonder aan de huidige leerladder of opleidingsduur te raken”, verduidelijkt Paul. “Uit onze bevraging bleek ook dat leerkrachten daar meer nood aan hadden. Zeker bij zorgkundigen in het zevende jaar thuis- en bejaardenzorg/zorgkundige en binnen de CVO’s. Gemiddeld hebben ze nu 65 à 95 uur om nieuwe leerstof aan te bieden. Dat is ontoereikend als je kwalitatieve kerntaken wil aanleren die ze veilig en professioneel kunnen uitvoeren.”

In het rapport wordt gesproken over extra aandacht binnen de opleiding voor preventie en hygiëne, gedelegeerde verpleegkundige taken en communicatieve vaardigheden. “Niet echt haalbaar”, zegt Paul. “Daarvoor is de verdeling van het huidige urenpakket ontoereikend. Het staat in contrast met de beschikbare uren binnen de opleidingen voor verpleegkundigen. Zij leren identiek dezelfde handelingen aan in bijna dubbel zoveel uren, terwijl er geen kwaliteitsverschil mag zijn tussen deze handelingen en het feit dat een zorgkundige of verpleegkundige deze uitvoert. Een bloeddruk nemen bijvoorbeeld hoort gelijk te gebeuren. Dan lijkt het ook logisch dat er in de opleiding evenveel tijd en aandacht gaat naar het aanleren van dit soort competenties.”

Duidelijke rollen

Uit het rapport blijkt dat voor het correct aanleren van vaardigheden de verpleegkundige een belangrijke rol als stagementor speelt. Nochtans is vandaag vaak een zorgkundige de mentor. Voor beide beroepen is het niet evident om voldoende tijd vrij te maken om stagiairs te begeleiden. Naast het gebrek aan tijd, is er ook geen uniforme, professionele mentorenopleiding. Een euvel dat snel verholpen moet worden.

“De minimale voorwaarden en competenties die nodig zijn voor leerkrachten verzorging en stagebegeleiders worden best in een decreet verankerd. We horen duidelijk dat studenten veel te snel zelfstandig moeten werken en zo geen bed-site begeleiding krijgen. Door het tekort aan verpleegkundigen, kunnen ze de gedelegeerde handelingen ook niet correct aan de stagiairs zorgkundigen aanleren. En mentoren die zorgkundige zijn, mogen dit juridisch niet doen en hebben vaak ook geen mentorenopleiding genoten”, zegt Paul. “Het is dus een foute perceptie dat kerntaken en vaardigheden professioneel en evidence-based steeds tijdens de stage worden aangeleerd. Zorgkundigen moeten dit vooral evidence-based op de schoolbanken aanleren, als de leerkrachten hier de tijd voor hebben. Daarnaast is er ook een tekort aan stageplaatsen met contexten waar kerntaken van zorgkundigen wel kunnen aangeleerd worden met ruimere verpleegkundige supervisie.”

Een bijsturing van de zorgkundigenopleiding zou ook in het dagelijkse werkveld een grote meerwaarde betekenen. Als zorgkundigen de kerntaken even veilig en kwalitatief aangeleerd krijgen als verpleegkundigen, zullen ze deze vaker toevertrouwd krijgen. Een solide basisopleiding bespaart zorginstanties de kost van bijkomende cursussen of opleidingen voor hun zorgkundigen bij de start van hun beroepsuitoefening. En een betere verdeling van de dagelijkse zorgtaken verlicht op zijn beurt de druk op de schouders van de verpleegkundigen. Een complementair verhaal dat al begint op de schoolbanken.

Update van het curriculum

Paul Cappelier is van mening dat je van een van de grootste gezondheidszorgberoepen na verpleegkundigen mag verwachten dat het curriculum up-to-date en evidence-based is. Het is een maatschappelijke garantie voor kwalitatieve zorg. Jammer genoeg stelde BEFEZO het voorbije jaar vast dat nogal wat curricula verouderd waren en dat er geen bibliografie of recente evidence-based bronnen beschikbaar waren. Ook de handboeken in de opleidingen zijn gedateerd en houden geen rekening met het ruimere takenpakket en nieuwste richtlijnen.

Daar wordt idealiter samen met de uitgever en verpleegkundige experten aan gewerkt waarbij het huidig BKD het uitganspunt moet zijn, aangevuld met de aanbevelingen van de taskforce. Eerste contacten werden hierbij gelegd. Het volstaat niet om enkel competenties en leerdoelen op te maken. Er is ook grote nood aan ondersteuning voor de leerkrachten om curricula evidence-based en up-to-date in te vullen volgens het beroepskwalificatiedossier en de nieuwe regelgeving. Vanuit de voltallige sector klinkt de duidelijke vraag naar het meer aan bod laten komen van het specifiek takenpakket van zorgkundigen. Er is een te groot verschil met de realiteit van de contexten op de werkvloer en wat aangeboden wordt binnen het onderwijs. Zorgkundigen spelen meer en meer een cruciale rol binnen het zorgverleningsproces. De verwaarlozing van de ouderenzorg, bijvoorbeeld, komt te frequent in de media. Hierbij werd het voorbije jaar ook te dikwijls verwezen naar de zorgkundigen als beroepsgroep.

Zorgkundigen zijn vragende partij om professioneel en evidence-based te werken en ouderen de beste zorg te geven. Dit moet voor hen mede mogelijk gemaakt worden door kwalitatieve opleidingen en navormingen. Paul Cappelier: “Ze zijn trots om verpleegkundigen te ondersteunen in hun rol waarbij taken worden gedelegeerd. Ze zijn dankbaar voor de erkenning die ze krijgen vanuit de verpleegkundigen als onmisbare partner. Zorgkundigen bezitten samen met de verpleegkundigen de kunst van zorg. De verpleegkundige als supervisor en ondersteunende rol is hierbij onmisbaar. De Vlaamse regering kan een belangrijke stap zetten om deze beeldvorming bij te sturen en kenbaar te maken dat er zal geïnvesteerd worden in kwalitatieve zorg en kwalitatieve opleidingen.”


Pilootproject digitaliseert Rwandese vroedkunde-opleiding

De Gentse Arteveldehogeschool, UGent en Medbook werkten samen met de Universiteit van Rwanda om een e-leerplatform voor Rwandese vroedkundestudenten op te zetten. Op die manier willen ze het nijpende tekort aan vroedvrouwen in het land aanpakken.

Het e-portfolio Medbook werd geïmplementeerd in twee ziekenhuizen in de hoofdstad Kigali. En dat verliep niet altijd van een leien dakje. Praktische zaken zoals internet en de kostprijs van de software veroorzaakten enkele problemen. Toch werpt het project duidelijk zijn vruchten af. Niet alleen tilt dit het Rwandese onderwijs naar een hoger niveau, het is ook een strategische aanpak van globale gendergelijkheid en het verminderen van moeder- en kindersterfte. Daarnaast kan Rwanda zo een kwalitatieve gezondheidszorg uitbouwen. “Dit project is niet enkel voor vroedkunde van toepassing. Elke zorgopleiding kan hier mee werken”, zegt Mieke Embo, onderzoeker aan de Arteveldehogeschool. Intussen wordt ook aan de Belgische vroedkunde-opleiding gewerkt. De Arteveldehogeschool stapte mee in het consortium SCAFFOLD, een multidisciplinair project dat onderzoekt hoe digitale portfolio’s het leren op de werkplaats ondersteunen. Die portfolio’s zullen vanaf 1 juli 2022 een grote rol gaan spelen in de zogenoemde Kwaliteitswet.


Inzet van het Zorgpersoneelfonds

Het Zorgpersoneelfonds werd opgericht in 2019 met als doel de werkgelegenheid, de bestaffing van verpleegkundigen en de aantrekkelijkheid van zorgberoepen te verbeteren. Ook voor de kosten van het ondersteunend personeel dat verpleegkundigen ontlast, kan een beroep gedaan worden op het Zorgpersoneelfonds. In 2019 werd hier 67 miljoen euro voor uitgetrokken, in 2020 ging het om 402 miljoen euro. Dat jaar kwam er naast de ziekenhuizen en de thuiszorg, ook geld bij voor opleiding en mentoring en voor zelfstandige thuisverpleegkundigen. Voor 2021 werd 354 miljoen euro uitgetrokken.

Uit een rapport van de FOD Volksgezondheid blijkt dat de verschillende sectoren goed gebruik gemaakt hebben van de beschikbare middelen. Zowel om banen te creëren als de arbeidsomstandigheden te verbeteren en om te investeren in opleiding en mentoring. In 2019 maakte het Zorgpersoneelfonds zo’n 1.000 voltijdse equivalenten (VTE) mogelijk. In 2020 ging het om liefst 4.500 VTE’s. Voor 2021 is 354 miljoen euro uitgetrokken.


Zorgpersoneel liet zich massaal vaccineren

De overheid wil de vaccinatie van het zorgpersoneel tegen COVID-19 verplichten. Vanuit het NVKVV baart ons dit zorgen. Minder mensen zullen misschien voor onze sector kiezen, terwijl de huidige vaccinatiegraad in de zorg een succesverhaal is. Zo’n 92 procent laat zich vaccineren, blijkt uit cijfers van Sciensano.

Toch moeten er enkele kanttekeningen gemaakt worden. Zo is het onduidelijk welke bron Sciensano gebruikt voor haar cijfers. Het totaal aantal verpleegkundigen in Vlaanderen zou volgens hen op 26.000 liggen, terwijl er volgens de federale data zo’n 140.000 actieve verpleegkundigen in ons land zijn, waarvan zo’n 85.000 in Vlaanderen.

Hoe dan ook ligt de vaccinatiegraad bij Vlaamse verpleegkundigen hoog. Waar het vaccin tegen Hepatitis-B de zorgverlener beschermt, beschermt het vaccin tegen de griep en COVID-19 vooral de zorgvrager. Vanwaar dan de twijfels bij verpleegkundigen die kiezen om zich niet te laten vaccineren? Enerzijds zijn de bijwerkingen op lange termijn niet gekend en het gaat hier niet om evidence-based medicine.

Ook de steeds wisselende richtlijnen van de overheid helpen niet en boezemen geen vertrouwen in. In het begin van de pandemie werden verpleegkundigen, zorgkundigen en artsen zonder bescherming in de vuurlijn gestuurd. De totale isolatie van intensieve patiënten en woonzorgbewoners van hun familie stond haaks op elke verpleegkundige visie en waarde. Ook het vrij laten uitvoeren van medisch-verpleegkundige handelingen, door zelfs dierenartsen, is door alle verpleegkundigen en artsen ervaren als een totaal negeren van hun deskundigheid en inzet. Dat verpleegkundigen ondanks al deze elementen zich toch massaal laten vaccineren, bewijst hun engagement voor de zorgvragers en voor de maatschappij.


Meer vacatures door onder meer Zorgpersoneelfonds en VIA6

De VDAB houdt nauwgezet de openstaande vacatures bij. Logisch dat is hun opdracht. Voor  de zorg volgt Zorgambassadeur Lon Holtzer deze cijfers al tien jaar lang vier maal per jaar op. “Mijn job is om de arbeidsmarkt zo goed mogelijk voor te bereiden op de toekomst”, zegt ze. “De strijd tegen de openstaande vacatures is daarin een zeer belangrijke graadmeter.”

In de cijfers van juni 2021 merken we een stijging in het aantal vacatures ten opzichte van vorig jaar. Het is niet onlogisch dat eind juni het aantal vacatures piekt. “In juni moeten er enerzijds nog heel wat studenten afstuderen en zij vullen dan die vacatures in. In september ziet deze grafiek er al wat anders uit”, zegt Lon. “Anderzijds is er veel geïnvesteerd in de zorg. Dat is een goede zaak. Het Zorgpersoneelfonds en het zesde Vlaams intersectoraal akkoord voor de social profit (VIA6) brengen extra budgetten met zich mee om meer mensen aan te nemen in zorgorganisaties, waarvan een heel groot deel verpleegkundigen, zorgkundigen en verzorgenden.”

Toch stellen de huidige cijfers haar niet meteen gerust. “Hoe je het ook draait of keert, de trend is stijgend. Er is dan wel een sterk verhoogd aantal afstuderende verpleegkundigen (+78% t.o.v. 2009), maar de vacatures voor verpleegkundigen en zorgkundigen steken er altijd met kop en schouders bovenuit. De meer dan 2.000 vacatures stemmen me dan ook niet zo blij. Er studeren zo’n 1.200 mensen af in de bacheloropleiding verpleegkunde en daarnaast nog een heel aantal verpleegkundigen die zich hebben gespecialiseerd en HBO5-verpleegkundigen , maar er zijn heel wat afgestudeerden die verder studeren of – ook dat gebeurt – verpleegkundigen die de zorg verlaten. Vandaag zitten we met de grote generatie babyboomers waardoor het aantal zorgverleners die op welverdiend pensioen gaan, piekt. Die vacatures zijn in september dus lang niet allemaal ingevuld.”

De oplossing? “Onze zorg anders organiseren”, zegt de zorgambassadeur nog. “Door hetzelfde te blijven doen en toffe campagnes te organiseren lossen we de problematiek niet op. Zorg verlenen is een complexe zaak. Het mag nooit routine worden. Er moet een verschuiving van taken komen en de financiering moet volgen.”


Verpleegkundige Kristien Scheepmans ontvangt Anna Reynvaan Wetenschapsprijs 2021

Kristien Scheepmans is verpleegkundige en werkt op de studiedienst van het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen. Dit jaar mocht ze de Anna Reynvaan Wetenschapsprijs in ontvangst nemen voor haar onderzoek “Reducing physical restraints by older adults”. Daarin bestudeerde ze de vrijheidsbeperkende maatregelen in de thuiszorg. Samen met haar onderzoeksgroep constateerde ze dat de middelen vaak de laatste keuze zijn, door de eventuele risico’s en ethische vraagstukken. Er werd een praktijkrichtlijn ontwikkeld met een flowchart voor het gebruik van dergelijke middelen. In die richtlijn beantwoordt Kristien ook zes klinische vragen, die aangevuld zijn met tien aanbevelingen.

 


Mentor, sleutelfiguur voor de toekomstige verpleegkundigen

Een goede begeleiding tijdens de stage kan voor studenten verpleegkunde bepalend zijn in hun carrière. Een mentor is namelijk een sleutelfiguur in de opleiding van toekomstige verpleegkundigen. Het vraagt bepaalde talenten, maar ook de wil en zin om tijd en energie te steken in het begeleiden van anderen. In de huidige werkomgeving is het soms zoeken naar een goed evenwicht. Greet Croenen en Veerle Schoeters geven hun kijk op de voorwaarden voor goed mentorschap.

“Mentor zijn is een mooie verdieping van je job”, vertelt Greet Croenen, directeur Patiëntenzorg in het Medisch Centrum Sint-Jozef in Bilzen. Veerle Schoeters, stagecoördinator departement patiëntenzorg aan het Universitair Ziekenhuis Antwerpen, beaamt: “Bepaalde verpleegkundigen fleuren echt op door hun rol als mentor. Voor hen is het een fantastische ervaring om de nieuwe generatie klaar te stomen voor de toekomst. Het mentorschap draagt een zekere verantwoordelijkheid en heeft een maatschappelijke rol. Vandaar dat we erop hameren dat aan bepaalde voorwaarden voldaan is, om hiervan een succes te maken.”

Mentor zijn, daar kies je voor

Om überhaupt over mentorschap te spreken zijn drie factoren cruciaal: de studenten, de mentoren en het feit dat beide gecombineerd worden op de werkvloer. “Hiermee bedoelen we dat je enerzijds een student hebt met bepaalde schoolse kennis en vaardigheden, die hij of zij wil omzetten in de praktijk . En dit door een stage te lopen binnen het werkveld waarin de stagiair later aan de slag gaat”, licht Veerle toe. “Anderzijds heb je een geschoolde mentor nodig, die werkervaring bezit en in staat is dagelijkse taken over te brengen, op een manier die waardevol is voor de student. Iemand die in dialoog gaat met de stagiair, maar ook de administratieve taken op zich neemt, zoals dagreflecties en voorbereidingen voor evaluaties.” Greet vult aan: “Een mentor moet bepaalde competenties hebben om een student te coachen, zodat die zijn leerdoelen bereikt.”

Een mentor word je dus niet zomaar. Het begint met je eigen, persoonlijke interesse en het feit dat je energie haalt uit het begeleiden van anderen. “Er speelt een sterk menselijk aspect. Sommigen hebben dat in zich, anderen niet”, verduidelijkt Greet. “We zoeken bij een mentor een specifieke set van skills. En we leiden een mentor ook op om die rol correct in te vullen.” Voor Veerle Schoeters is een goede mentor niet alleen in staat kennis over te dragen, maar is het iemand die ook de tijd en ruimte neemt voor onderbouwde feedback of feedforward. “En dit in een veilige omgeving zodat de student zelfvertrouwen krijgt. Een mentor is een echte people manager, iemand met een open vizier, die studenten hartelijk ontvangt en die hen geruststelt en begeleidt doorheen de stage.”

Goodwill van de verpleegkundige

Skills zijn niet het enige. Goed mentorschap vergt duidelijke afspraken. Schoeters: “Wat wordt van de mentor verwacht? Heeft de mentor de nodige tools om zijn rol te vervullen, zoals een pc, overlegruimte, …? Maar ook, treft de school een goede voorbereiding met de student? Zijn het stageplan en -verslag opgesteld en afgetoetst? Zijn de doelstellingen van de stage duidelijk voor alle partijen? Bovendien vraagt het betrokkenheid van het hele team waar de student stage loopt. Is de hoofdverantwoordelijke mee in het verhaal? Er komt heel wat bij kijken.”

Dat al deze randvoorwaarden moeten vervuld zijn, brengt meteen ook een pijnpunt aan het licht. Greet: “De inspanningen die we van mentoren vragen is groot. Niet alleen de opgesomde vereisten vergen veel, ook de tijd en verdieping, essentieel om een goede mentor te zijn, spelen een grote rol. Bovendien staat er, behalve maatschappelijke erkenning, niet echt iets tegenover.” Mentorschap stoelt met andere woorden op de goodwill van de verpleegkundige. “Het gekke is inderdaad dat de extra expertise die een mentor heeft, niet naar waarde wordt geschat. In de zakenwereld zit dat helemaal anders in elkaar”, gaat Veerle verder. “En het aspect tijd en het aantal zorgverleners blijven een hekel punt. Neem nu de begeleiding aan bed. Vroeger deden de scholen dat, ondertussen is dit verschoven naar de werkvloer zonder dat hiervoor extra mensen zijn voorzien. Dat is een spanningsveld.”

Bredere afstemming nodig

Een andere moeilijkheid zit in het feit dat vandaag de uniformiteit tussen de verschillende scholen soms zoek is. “Inhoudelijk komen de programma’s overeen, maar het wordt toch altijd net iets anders uitgewerkt. Voor een mentor, die stagiairs uit meerdere scholen tegelijk begeleidt, is dat niet evident”, legt Veerle uit. “Neem nu de evaluatiedocumenten. Ook al is er vanuit het adviescomité consensus over de feedbackdocumenten, niet alle scholen gebruiken deze. Dat leidt tot veel inefficiëntie en slorpt kostbare tijd op. De situatie in Antwerpen is gelukkig wel verbeterd door de onderlinge dialoog tussen scholen en zorginstellingen.”

Croenen: “In Limburg gebeurt die afstemming ook. We zien wel grote verschillen op vlak van de soort opleiding, bachelor versus HBO5. Een HBO5-student krijgt begeleiding aan bed, vanuit de school, bijvoorbeeld. Een bachelorstudent niet. Terwijl ze uiteindelijk in de stage wel hetzelfde werk doen. Ook dat is soms zoeken voor een mentor.” Veerle bevestigt dit: “Er is een betere differentiatie nodig tussen beide types. Dat komt niet alleen de student of mentor ten goede, maar algemeen, de rolinvulling van de job volgens de differentiatie zal verhelderend zijn en de job aantrekkelijker maken.”

Veerle besluit: “Uiteindelijk betrachten we hetzelfde. De zorginstelling wil de studenten een goede begeleiding geven en de scholen willen goede verpleegkundigen afleveren. Het mentorschap is een mooie brug tussen beide en heeft een enorme impact op de toekomstige verpleegkundigen. Voldoende erkenning en ondersteuning voor de mentoren is dus zeker geen overbodige luxe.”

Wie is betrokken bij het mentorschap

Het mentorschap is niet een zaak van de stagementor alleen. Het opzetten, opvolgen en coördineren van stages is een samenspel tussen verschillende partijen:

  • student: bereidt een stage voor met de stagebegeleider en wil opgedane kennis en vaardigheden uit het skillslab en de praktijklessen omzetten naar het werkveld.
  • stagebegeleider in een school: bereidt de stage voor met de student, bepaalt de doelstellingen en volgt de stage op, voorziet evaluatiemomenten en opportuniteiten om bij te scholen waar nodig.
  • stagementor: staat in voor de dagelijkse begeleiding, evaluatie, opvolging en feedbackmomenten.
  • stagecoördinatoren in een zorginstelling: maakt de globale planning van de studenten, voorziet de stagecontracten, garandeert dat stagiairs zich inwerken in de procedures, organiseert bijscholing voor mentoren en verzekert een open dialoog tussen scholen en zorginstelling.
  • het team van de afdeling waar de student stage loopt: creëert mee leerkansen voor de student, ondersteunt in de begeleiding van de student op de werkvloer en staat in voor een open lerende cultuur op de werkvloer.

Tools voor onderwijsinstellingen

In 2019 werd door de Vlaamse Zorgambassadeur Lon Holtzer een adviescomité verdiepende stage opgestart. Het NVKVV kreeg hier een vertegenwoordiging, naast deze van de AUVB, de hogescholen en de werkgeversorganisaties. Een oproep naar al de leden van het NVKVV leidde tot een projectwerkgroep NVKVV verdiepende stage en een gemeenschappelijk advies dat door de gemandateerden NVKVV in dit adviescomité worden uitgedragen. Raadplegen? https://bit.ly/3eOsav1.

Het NVKVV bedankt oprecht Lon Holtzer voor de kans die ze aan het NVKVV geeft om actief deel te nemen aan het adviescomité verdiepende stage, waar deze adviezen en concrete tools voor goed mentorschap voor onderwijsinstellingen tot stand komen.

Het adviescomité Verdiepende stage is eind 2018 opgestart naar aanleiding van een white paper over de verlenging van het curriculum bachelor verpleegkunde. Verschillende werkgroepen buigen zich over volgende thema’s:

  • Mentorenopleiding: de werkgroep heeft een gemeenschappelijk competentieprofiel voor de mentor opgesteld en goedgekeurd. De groep werkt momenteel aan een gemeenschappelijke mentorenopleiding.
  • Spreiding van de stage: de werkgroep moet het uitgewerkte voorstel nog definitief goedkeuren.
  • Gemeenschappelijke evaluatietools:
    • Een éénvormige begeleidings- en feedbackformulier is goedgekeurd en gepubliceerd op de website van VLHORA.
    • Een éénvormige beoordelingsinstrument van de verschillende stageplaatsen door de studenten wordt ontwikkeld.
  • Financiering van het vierde stagejaar: dit element zit in de analyse- en studiefase, met als doel tot een treffend voorstel te komen.