Eenmalige onkostenvergoeding studenten verpleegkunde goedgekeurd
Studenten verpleegkunde die in het academiejaar 2020-2021 hun bachelordiploma behalen na een studietraject van 240 studiepunten, ontvangen van de Vlaamse regering voor de tweede keer op rij een eenmalige onkostenvergoeding van 1.000 euro. De studenten ontvangen deze vergoeding voor hun stage tijdens de coronacrisis.
In het vierde bachelorjaar volgen studenten 2 lange stageperiodes van elk 400 uur. Zo zijn ze beter voorbereid op de uitdagingen in het werkveld. De voorbije twee schooljaren werden de studenten bachelor in de verpleegkunde, die een uitgebreide opleiding van 240 studiepunten volgden, massaal ingezet in Vlaamse zorginstellingen om de extra werkdruk door de pandemie op te vangen. Daarom besliste minister Wouter Beke om studenten die hun academiejaar succesvol afronden, deze vergoeding toe te kennen.
Joffrey Vermunicht, 4ejaars bachelor verpleegkunde aan Thomas More Mechelen en lid van de werkgroep Studenten van het NVKVV: “De financiële vergoeding is voor veel studenten het lichtpuntje aan het einde van de tunnel na de lange stages. Was het de inspanning waard? Absoluut! En ik kan de studies alleen maar aanbevelen aan iedereen met interesse in de gezondheidszorg. Al is er wel een nood aan een structurele duurzame oplossing zoals het VIO-statuut om de opleiding aantrekkelijk te houden en voor onze inschakeling in de zorgorganisaties in het laatste jaar van onze opleiding.”
En aan dat VIO-statuut (Verpleegkundige in Opleiding) wordt nu verder gewerkt door de Vlaamse regering, samen met de zorgambassadeur, zorgorganisaties, de federale minister van volksgezondheid, het onderwijs en de studenten zelf.
Advies FRV over praktijkregister
In april 2021 vroeg minister Frank Vandenbroucke advies aan alle raden van de gezondheidszorgberoepen, waaronder de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) over het register van praktijken met het oog op de Kwaliteitswet. De kwaliteitswet en het kadaster bieden samen een goed register van alle gezondheidsbeoefenaars in België. Al staat daar geen informatie in over de praktijk of uitoefening van het beroep.
Praktijkregistratie heeft als doel onder meer het gebruiksgemak voor de gezondheidsbeoefenaars te verbeteren. Het zit momenteel in de conceptfase en bevat enkele definities en categorieën. De minister vroeg de FRV dit allemaal na te gaan en concreet te antwoorden op enkele vragen. Een daarvan is hoe de gegevens verzameld zullen worden. Het FRV vindt dat de verantwoordelijkheid daarvoor bij de verpleegkundige ligt, net zoals de actualisering ervan.
Daarnaast wil de minister ook weten of het uitgewerkte concept voldoende gegevens bevat om het praktijkregister te realiseren. Daarom moeten volgens het FRV volgende gegevens zeker opgenomen worden:
- Het profiel en de contactgegevens van de zorgverlener.
- De verschillende types praktijken en instellingen, samen met hun contactgegevens en professionele informatie.
- Samenwerkingsverbanden: de namen en contactgegevens van zorgverleners die samenwerken.
Het FRV besluit in haar advies dat verpleegkundigen meestal in loondienst werken. De zorgvrager kiest dan ook de zorginstelling en niet de individuele verpleegkundige. Daarom beveelt het FRV aan de gegevens te beperken tot de wet van de kwaliteit van de praktijk en de wet over de uitoefening van de beroepen in de gezondheidszorg. Zo kan iedere zorgvrager nagaan of de verpleegkundige bijzondere machtigingen heeft. Voor zelfstandige thuisverpleegkundigen moet de mogelijkheid tot toegang van contact- of andere gegevens (facultatief) mogelijk zijn. Lees het advies op de website van de FOD FRV.
Actieplan Fonds voor de Medische Ongevallen
Het Fonds voor de Medische Ongevallen (FMO) stelt een actieplan voor met als doel dossiers sneller af te ronden. Het gaat om een structurele bijsturing en om de oprichting van een tijdelijke taskforce om de achterstand weg te werken.
Het FMO werd in 2010 opgericht. Toen al kampte de organisatie met een historische achterstand. Deze achterstand werd gedeeltelijk weggewerkt, maar de doorlooptijd van een dossier blijft te hoog. Daarom komt het FMO nu met een actieplan. Zo past het voortaan de dossierbehandeling aan. Dat begint al bij de samenstelling van het dossier. De aanvraag dient de nodige stukken voortaan zelf in. Vroeger vroeg het FMO dit zelf op. In zo’n dossier zitten een aanvraagformulier, een medisch dossier, de gegevens van het ziekenfonds in verband met de arbeidsongeschiktheid en een medische vragenlijst. Voor de interne medische analyse die volgt zal het FMO minder een beroep doen op externe expertises. Zo verdwijnen belangrijke vertragingsfactoren.
Daarnaast richt het FMO ook een taskforce op om de achterstallige 1.300 dossiers weg te werken binnen de twee jaar. De overheid stelt hiervoor 3,3 miljoen euro ter beschikking. De nog uit te betalen schadevergoedingen worden geschat op 30,3 miljoen euro. Tot slot zal het FMO ook haar communicatie optimaliseren en het mogelijk maken een dossier digitaal in te dienen en te raadplegen. Via het mandaat NVKVV in FMO volgen we actief op.
HBO5-verpleegkundigen als teamverpleegkundige
In het parlement werd eind juni een wetsvoorstel ingediend dat HBO5-verpleegkundigen een eigen plaats geeft als teamverpleegkundige. Zo kunnen ze werken naast de Europees erkende bachelor en krijgen ze eindelijk een officiële erkenning.
Een goede zaak, volgens het Vlaams en federaal regeerakkoord. Met dit wetsvoorstel kan er een einde komen aan de discussie en onzekerheid over de opleiding en erkenning, bijkomend blijft zo de broodnodige driejarige praktijkgerichte opleiding gegarandeerd. Hoe de taakverdeling tussen beiden er precies moet uitzien, wordt in het wetsvoorstel niet vermeld.
Belangrijke nuance, het is slechts op dit moment een wetsvoorstel en dus geen feit. Bijkomend gaat het om nieuwe startende studenten verpleegkunde binnen HBO5. Voor wie nu de studies reeds heeft aangevat of werkt als A2-, gebrevetteerde -, gegradueerde – of HBO5-verpleegkundige verandert er absoluut niets.
Federale studie over verpleegkundigen op intensieve zorg
Federale studie over verpleegkundigen op intensieve zorg
Het KCE (het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg) is gestart met een studie over de verpleegkundige bestaffing op de Belgische afdelingen intensieve zorg. Alles start met een literatuurstudie. Na de zomer wordt overgegaan
tot een bevraging van verpleegkundigen op intensieve zorg. Ziekenhuizen kunnen hier vrijwillig aan deelnemen. Zo kan het KCE een aantal aspecten (aantal patiënten per verpleegkundige, de kwalificatiemix, de werkomgeving, het welzijn van de verpleegkundige, …) evalueren. In een derde fase gebeurt een studie over de zorgzwaarte op de afdeling. Tot slot worden focusgroepen georganiseerd waarin zowel verpleegkundigen, artsen en management aanwezig zijn. Zo kunnen lessen getrokken worden
over de verpleegkundige bestaffing op intensieve zorg, op basis van de ervaringen tijdens de coronacrisis. Het NVKVV volgt de evoluties van dichtbij op.
Zorgvragers en zorgverleners niet goed op de hoogte van kosten ziekenhuisopname
Het Vlaams Patiëntenplatform (VPP) hield een test bij 1.668 burgers en zorgverleners over hun kennis over wat ze moeten betalen in een ziekenhuis. Goed geïnformeerd zijn over de kosten van een onderzoek of behandeling is namelijk een van de patiëntenrechten. En die kennis kan nog fel verbeterd worden, klinkt het.
Zo’n 12 procent van de deelnemers slaagde niet voor de test. Vooral het gedeelte over de verhoogde tegemoetkoming en de prijs van dringend ziekenvervoer scoorde niet goed. Een opvallende vaststelling van het VPP is dat zorgverleners het slechts zelden beter doen dan zorgvragers. Zo wist 43 procent niet dat een geconventioneerde arts ereloonsupplementen mag vragen op een eenpersoonskamer en 25 procent wist niet de derdebetalersregeling in elkaar zat. Ook zorgvragers die vaak met zorg in contact komen, scoren niet beter. “Het is daarom belangrijk goede, toegankelijke informatie te verspreiden en ook de informatie over de kostprijs te blijven herhalen”, besluit Ilse Weeghmans, directeur van het Vlaams Patiëntenplatform.
Taaltests voor immigrerende zorgverleners
Het Overleg Zelfstandige Zorgverstrekkers (OZZ), waar ook verpleegkundigen deel van uitmaken, vraagt taaltests te organiseren voor immigrerende zorgverleners. Ondervoorzitter Stefaan Hanson lanceerde dit voorstel omdat de taalkennis van deze zorgverleners een zekere problematiek met zich meebrengt.
Heel wat zorgberoepen kennen een belangrijke instroom van zorgverleners uit het buitenland. Zowel van binnen als van buiten de Europese Unie. De kennis van het Nederlands of Frans is helaas vaak niet voldoende, tot zelfs problematisch. Het OZZ stelt in een brief aan de minister van Volksgezondheid dat de kwaliteit en de veiligheid van onze gezondheidszorg er sterk door bedreigd wordt. Enerzijds is de mogelijkheid tot goede communicatie een van de basisrechten van de patiënt. Anderzijds zijn deze geïmmigreerde zorgverleners niet in staat om essentiële berichten zoals overheidsrichtlijnen, adviezen van kenniscentra, doorverwijsbrieven, enzovoort correct te interpreteren.
Met het oog op de wet over de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, vraagt het OZZ dan ook om taalkennis als belangrijke voorwaarde in te voeren bij Vlaamse erkenningscommissies. Samen met klinische kennis en kennis van de lokale wetgeving, zijn dit essentiële elementen voor de uitoefening van een zorgberoep. Het NVKVV sluit zich, net als nog elf andere beroepsorganisaties, aan bij deze stelling.
Binnenkort vaccinatie door apothekers?
Door de Koninklijke Academiën van België werd in 2019 een rapport gepubliceerd om de griepvaccinatie door apothekers eventueel mogelijk te maken. Vandaag stelt minister Vandenbroucke aan de Federale Raad Verpleegkunde (FRV) en de Technische Commissie Verpleegkunde (TCV) adviesvragen: over welke vaccins gaat het? Welke andere zorgberoepen zouden dan nog kunnen vaccineren? Is er bijkomende vorming nodig? Wie is de doelgroep? Wat met een voorschrift?
Voor de COVID-19-vaccinatie werden duidelijke adviezen en protocollen opgesteld. Omdat apothekers ook deel uitmaken van de eerste lijn, worden sinds eind 2020 geïnteresseerde apothekers opgeleid om vaccins toe te dienen. Voorlopig kunnen ze dan helpen in de vaccinatiecentra wanneer er een tekort is aan artsen en verpleegkundigen en mogelijks wordt de vaccinatie dan uitgebreid naar de apotheek, klinkt het bij het Vlaams Apothekers Netwerk en de Algemeen Pharmaceutische Bond.
Er bestaan vandaag al studies en aanbevelingen over de vaccinatie door apothekers. Deze studies handelen over het griepvaccin, een vaccin waarvoor de voorbije jaren geen overbevraging was bij huisartsen of verpleegkundigen. Tijdens een overleg van de FRV en TCV kwam dan ook heel wat reactie op het voorstel. Opleiding is namelijk niet de belangrijkste factor om een vaccin toe te dienen, wel de opvolging en de inschatting van de risico’s. Huisartsen en verpleegkundigen blijven hiervoor de meest geschikte personen. Daarnaast moet wel herbekeken worden hoe de huidige vaccinatieprocedure kan geoptimaliseerd worden zodat de vaccinatiegraad toeneemt.
Werkgroep portfolio binnen de FRV
Als verpleegkundige toon je je vaardigheden, werkervaring en expertise met een persoonlijk portfolio. Daarin zitten je diploma’s, maar ook de bijscholingen en vormingen die je volgt. Idealiter verwerk je in dat portfolio ook aan welke projecten je al meewerkte of welke rollen je opnam tijdens je job.
Hiervoor moet eerst een verpleegkundig kadaster worden gemaakt, of een registratie van alle verpleegkundige praktijken. Dit ontbreekt vandaag nog. Wanneer het kadaster klaar is, kan hier vervolgens het individueel aan worden gekoppeld. Zo’n portfolio is verplicht volgens de wet op de kwaliteitsvolle praktijkvoering in de gezondheidszorg, die gepland stond in te gaan op 1 juli 2021.
In een advies raadde de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) eerder al aan om eerst het groepsvoorschrift en praktijkregister voor een kwaliteitsvolle praktijkregistratie te definiëren voor alle beroepen in de gezondheidszorg alvorens te gaan specifiëren wat een verpleegkundigen al dan niet moet kunnen. Omdat de wet binnenkort in voege treedt, roept de FRV nu ook een werkgroep Portfolio in het leven. Zo kan de eerste stap grondig vanuit alle standpunten bestudeerd worden en een gefundeerd advies naar de regering gaan.
Verpleegkundige opleidingen: Vele wegen naar verpleegkunde
De afgelopen jaren zijn de opleidingen voor verpleegkundige grondig hervormd. De bacheloropleiding verpleegkunde ging van drie naar vier jaar, de banaba werd vervangen door een postgraduaat. En ook de brugopleiding tussen niveau 5 en niveau 6 onderging een transformatie. Er zijn nog steeds uitdagingen voor de hogescholen, maar vandaag zijn de hoofdlijnen uitgezet en de eerste lichting verpleegkundigen afgezwaaid. Tijd voor evaluatie.
Ruim vier jaar geleden werd de driejarige bacheloropleiding opgetrokken naar vier jaar, met een belangrijk aandeel extra stage-uren. Een grote verandering, die zijn vruchten lijkt af te werpen. De eerste studenten hebben het vierjarige traject afgerond en zijn nu bijna een jaar aan de slag in een zorginstelling. “Velen blijven werken op de dienst waar ze stage lopen”, weet Katrien De Wilde. Zij is opleidingshoofd Verpleegkunde en Vroedkunde aan de Odisee Hogeschool, campus Sint-Niklaas. Toen ze het vakgebied verpleegkunde op zich nam, was de hervorming al in gang gezet. “De twee langere, verdiepende stageperiodes zijn zeker een grote troef van de nieuwe opleiding. Op twaalf weken zijn onze studenten echt goed ingewerkt op hun afdeling. Logisch dus dat daar concrete jobkansen uit groeien. Bovendien leren we onze studenten meer zelfstandig werken en zelf dingen opzoeken. Voor een toekomstige werkgever is dat zeker een voordeel.”
De centrale rol van de mentor
In de hervormde bacheloropleiding Verpleegkunde is de rol van de mentor nog belangrijker. Zij begeleiden de student op hun stage. Een apart takenpakket, waarvoor de juiste omkadering nodig is. De afgelopen jaren voorzagen heel wat hogescholen in een eigen mentorenopleiding. Een dure, vaak complexe aangelegenheid. Daarom slaan de verschillende scholen de handen nu in elkaar. Er is een werkgroep Mentorenvorming opgericht, waar elke hogeschool, en ook NVKVV een vertegenwoordiger heeft. “Onder de vlag van de Vlhora, de Vlaamse Hogescholenraad en op initiatief van de Vlaamse Zorgambassadeur Lon Holtzer werken we daar aan een uniforme Vlaamse mentorenopleiding. Een cursus die steunt op gedeelde inzichten en die broodnodig is, willen we de stages voor onze studenten voldoende kwalitatief maken”, zegt Katrien De Wilde.
Ook in het werkveld was het wat zoeken naar een goed evenwicht tussen begeleiding van stagementor en de zelfstandigheid van de student. Zorginstellingen toetsten af in hoeverre het extra jaar de verwachtingen veranderden, die ze voor hun stagiair konden stellen. Tegelijk voelden de studenten extra druk door de hogere verwachtingen. Een evenwichtsoefening die elk jaar wat vlotter zal verlopen, tot er van beide kanten een duidelijk en realistisch beeld is op de verdiepende stages.
Van banaba naar postgraduaat
Niet enkel bachelor werd hertekend, ook de banaba (bachelor na bachelor) stopt in september 2021. Als alternatief wordt een postgraduaat op poten gezet. “Een pittig gegeven voor de hogescholen”, weet Katrien. “In principe kan een postgraduaat vanaf 20 studiepunten. Alleen is de wet op de beroepstitel nog niet aangepast. Daarom hebben wij als hogeschool ervoor gekozen een programma van 60 studiepunten op te zetten, 30 theorie en 30 praktijk. Zo zijn onze studenten zeker van hun beroepstitel, zelfs als de wet niet zou worden aangepast. Bovendien biedt dat ruimer opleidingspakket voordelen. Onze studenten doen extra ervaring op de werkvloer op om zo voldoende mogelijkheden te creëren om kennis te maken met verpleegkunde in al zijn facetten.” Andere hogescholen kozen ervoor om postgraduaten van minder studiepunten aan te bieden. Eenduidigheid in het aanbod van de hogescholen is er niet.
Bovendien is de grote vraag wie dit zal betalen. De banaba werd – en wordt nog steeds voor de laatste studenten die de studie al hadden aangevat – gefinancierd door de overheid. Als navorming moet het postgraduaat, volgens de overheid, zelfbedruipend zijn. Welke kostprijs staat daar tegenover? En in hoeverre zal de werkgever dit op zich nemen? “Om hen zoveel mogelijk te betrekken in het verhaal, nemen we de input van beroepsorganisatie en vanop het werkveld mee in het opleidingsplan van dit postgraduaat. Op dit moment hebben we evenwel een absurde situatie. Wie al bezig was aan de banaba krijgt nu dezelfde lessen als de nieuwe postgraduaten, want deze opleiding daalt in het nieuwe programma in. Exact dezelfde lessen van dezelfde docenten dus, maar ze betalen er een andere prijs voor, doordat de banaba-studenten wel overheidssteun krijgen en de postgraduaten niet. Dat is natuurlijk moeilijk te begrijpen. Na deze overgangsperiode zal die vreemde situatie eindigen, al rest de vraag hoe het financieringsmodel er dan zal uitzien en hoe we verpleegkundigen (en hun werkgevers) kunnen blijven motiveren om zich te specialiseren.”
Studenten teleurgesteld over nieuw postgraduaat
Binnen de werkgroep studenten van het NVKVV is al druk gedebatteerd over het nieuwe postgraduaat. Vooral het gebrek aan overleg en de onduidelijke communicatie zorgen voor frustraties. “De beslissingen zijn genomen en als studenten worden we slecht geïnformeerd. Vanaf wanneer geldt de nieuwe aanpak en wat houdt het precies in? Het blijft nog steeds onduidelijk”, zegt Martha Goderis, vierdejaars verpleegkunde en lid van de werkgroep studenten van het NVKVV. “Bovendien vrezen we dat veel minder verpleegkundigen voor een postgraduaat zullen kiezen. Het blijft een waardevolle opleiding, met bijkomende kennis en nieuwe inzichten. Dat is zeker. Toch wordt het voor studenten een stuk minder interessant. Zonder de subsidies wordt de opleiding duurder en de automatische loonsverhoging na het behalen van een postgraduaat valt weg. Omdat de hogescholen inzetten op werken én leren wordt het postgraduaat wellicht een tweejarige opleiding. Die redenering snappen we in zekere zin, maar dat betekent als verpleegkundige al zes jaar studeren voor iets wat financieel enkel nadelen met zich zal meebrengen. Een spijtige zaak wat ons betreft.”
Brugopleiding voor werkstudenten
Wie met een HBO5-diploma al aan de slag is, kan zich nog omscholen naar bachelorniveau. Vaak gebeurt dit voor en met de werkgever. Die wint namelijk ook bij de verdere opleiding van zijn of haar verpleegkundige. Deze werkstudenten volgen de zogenaamde brugopleiding, een programma van 150 studiepunten. In dit traject is het aantal lesdagen per semester beperkt tot een negental, aangevuld met drie weken waarin examens kunnen doorgaan. Verder krijgen de werkstudenten vooral praktijkoefeningen en opdrachten, die ze zoveel mogelijk kunnen betrekken op de dienst waar ze zelf aan de slag zijn.
“Een win-win”, benadrukt Katrien. “We trekken geen handen uit de zorg, de student spijkert zijn competenties bij en de opdrachten resulteren vaak in nieuwe inzichten voor de afdeling. Als opleidingshoofd krijg ik geregeld verhalen te horen van hoe onze werkstudenten dingen in gang zetten op hun dienst, die dan permanent ingevoerd worden. Dat maakt dat de werkgever ook meer bereid is om de kosten te helpen dragen en er meer energie in te steken, bijvoorbeeld naar evaluatie of ondersteuning toe.”
Uniform evaluatieformulier voor stages
Met de verdiepende stages komt een belangrijkere en tijdrovendere rol op de schouders van de stagebegeleiders. Om hieraan tegemoet te komen, werd een evaluatieformulier ontwikkeld dat de verschillende scholen overstijgt. Veerle Schoeters, stafmedewerker van UZA: “Tijdens de verdiepende stages moeten extra competenties afgetoetst worden. Het standaard evaluatieformulier maakt het voor mentoren en studenten eenvoudiger om deze in beeld te brengen. De stagiair schrijft dagelijks zijn of haar reflecties neer, de mentor kan hier feedback op geven.” De formulieren zijn ondertussen twee jaar in gebruik voor de vierdejaars. Veerle Schoeters hoopt op een watervalsysteem, dat de formulieren ook laat doorsijpelen naar de lagere jaren. In een digitale versie kunnen deze formulieren de carrière van de verpleegkundige ook een vliegende start geven. “Een voorbereiding van hun portfolio, zoals ze het doen bij de assistenten geneeskunde. Er zijn nog veel mogelijkheden”, aldus Schoeters.