Nursing.be legt de boeken neer
Sinds 1 februari 2024 stopte Nursing.be. Dat stond te lezen in een brief gericht aan alle abonnees. Als brede beroepsorganisatie voor verpleegkundigen in Vlaanderen kunnen we niet anders dan op dit nieuws te reageren. Wie een abonnement had op de Vlaamse versie van het tijdschrift, zal voortaan namelijk enkel nog toegang hebben tot artikels uit Nederland, gericht op het zorglandschap bij onze noorderburen. Geen nood. Netwerk Verpleegkunde magazine is het alternatief voor deze abonnees en is vandaag het enige magazine dat zich specifiek richt naar verpleegkundigen in Vlaanderen.
NETWERK VERPLEEGKUNDE vond in Nursing jarenlang een trouwe partner. Toch merkten we dat de nood aan een eigen magazine zich steeds meer opdrong. Het doorduwen van Vlaamse content bleef hardnekkig tegengehouden, en ook de financiële middelen stonden haaks tegenover de noden en interesses van onze leden. Toen we Netwerk Verpleegkunde magazine oprichtten, was het onze ambitie om ons te richten op de specifieke noden van alle Vlaamse verpleegkundigen met inhoud op maat van het Belgische werkveld. Die brede aanpak is vandaag nog steeds ons centrale uitgangspunt. Mede daardoor blijft Netwerk Verpleegkunde groeien en versterken we ons magazine negen keer per jaar met input van vakmensen verspreid over heel Vlaanderen.
Onderzoek naar onvervulde medische behoeften
Zorg wordt nog te vaak bepaald door het beschikbare aanbod en te weinig volgens de behoeften van zorgvragers. Daarom zet België tijdens het voorzitterschap van de Europese Raad het thema onvervulde medische behoeften centraal via het NEED-project. Dit wordt financieel ondersteund door Belspo en geleid door het KCE en Sciensano. Ook het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG), het RIZIV en de Hoge Gezondheidsraad werken mee.
Het doel van dit onderzoek is om beleidsbeslissingen rond de ontwikkeling, verstrekking en terugbetaling van zorg beter af te stemmen op zorgvragers en de samenleving. Zo worden de beschikbare middelen ingezet in domeinen waar de noden het grootst zijn. Het KCE ontwikkelde een methode om deze onvervulde medische behoeften te identificeren. Deze moet nu wetenschappelijk gevalideerd worden door ze toepassen op de ziekte van Crohn en melanoom.
Alle informatie vind je op health-needs.eu/index.php/nl.
Gert Peeters nieuwe algemeen directeur in Tienen
Het RZ Tienen heeft vanaf 1 mei een nieuwe algemeen directeur. Na een uitgebreide selectieprocedure ging de job naar Gert Peeters. Hij neemt de fakkel over van dokter Hans Struyven.
Gert Peeters startte 32 jaar geleden in de zorg als verpleegkundige. Hij werd leidinggevende en vervulde verschillende staf- en directiefuncties, onder meer bij de Federale Overheid. Voor zijn functie als algemeen directeur was hij operationeel directeur van het UPC KU Leuven, dat hij mee vorm gaf. Hij is ook bestuurder van het Vlaams Instituut voor Kwaliteit van Zorg.
Een nieuwe definitie van verpleegkunde: wat brengt dat met zich mee?
Er komen heel wat veranderingen en uitdagingen op ons beroep af. Bepaalde wetgeving is al in voege, andere wetteksten liggen bij de Raad van State, worden binnenkort gestemd in het parlement of staan klaar om van kracht te gaan. NETWERK VERPLEEGKUNDE zat voor deze nieuwe regelgeving mee aan tafel. Toch merken we de onzekerheid die nog heerst in het werkveld. Samen met Katrien Vervoort (adviseur volksgezondheid op het kabinet van bevoegd minister Frank Vandenbroucke) en Simon Malfait (zorgmanager UZ Gent en klinisch professor UGent) overlopen we de belangrijkste vragen van onze leden.
Waarom zijn deze hervormingen nodig?
Katrien: “De hervormingen kaderen binnen twee grote pijlers uit het huidige regeerakkoord: investeren in personeel en betere werkomstandigheden enerzijds, hervormen volgens kennis en kunde anderzijds. Daarbinnen is gewerkt rond de zorg- en leerladder, en rond taak- en functiedifferentiatie, taakdelegatie en taakverschuiving. De WUG (Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen) is lang als een hindernis ervaren. Samen met de taskforces en werkgroepen werkten we nu ankerpunten in deze wetgeving uit, die onze zorg klaar moeten stomen voor de toekomst. Zo biedt deze wet nieuwe kansen en opportuniteiten.”
Wat als je nu werkt met een HBO5-diploma op een kritische dienst in het ziekenhuis, is er een overgangsmaatregel of moeten HBO5-verpleegkundigen zich omscholen?
Katrien: “In het kader van de overgangsmaatregelen kunnen zij genieten van verworven rechten, waardoor ze gelijkgesteld worden met de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ). Wie dit schooljaar de HBO5-opleiding startte, zal afstuderen als basisverpleegkundige.”
Welke opleiding moet de praktijkassistent volgen?
Katrien: “Dit is een opleiding op HBO5-niveau van 1,5 jaar en zal wellicht vanaf 2025 aan de hogescholen georganiseerd worden. Belangrijk hierbij is dat deze functie niet settingspecifiek is en dus breder kan toegepast worden dan enkel in de huisartsenpraktijk. Het is een paramedisch beroep ter ondersteuning van andere zorgverstrekkers die naast het opnemen van bijvoorbeeld een onthaalfunctie, administratieve en logistieke taken, ook een beperkt aantal technisch-ondersteunende medische taken kan uitvoeren onder verantwoordelijkheid en toezicht van de arts, zoals het opnemen van bepaalde parameters, staalafname of de registratie van een ECG of spirometrie.”
Wat doet de bekwame helper dan precies en waarom moest die wetgeving herzien worden?
Katrien: “We creëerden een legaal kader voor de bekwame helpers. Het zijn personen die in het kader van hun beroep of een vrijwillige activiteit buiten een zorginstelling iemand verzorgen die in het dagelijkse leven bepaalde verpleegkundige verzorging nodig heeft. Denk bijvoorbeeld aan een leerkracht op school of een leider van de jeugdbeweging die een kind met diabetes bijstaat, een verzorgende in de thuiszorg die helpt met de steunkousen, een medewerker in een voorziening voor personen met een handicap, … Naar analogie met de mantelzorgers werd voor hen een afwijking op de strafbaarheid van de onwettige uitoefening van de verpleegkunde voorzien, waardoor ze, met respect van de voorwaarden, deze zorg niet alleen op een legale maar ook een kwaliteitsvolle manier kunnen opnemen. De arts of verpleegkundige kan hierbij bepaalde verstrekkingen aan een bekwame helper delegeren, die deze, na de nodige opleiding, kan uitvoeren. Er wordt onder meer ook in een regelmatige herevaluatie van de situatie voorzien. De lijst met verstrekkingen is vastgelegd in een KB. De overheid werkt ook aan een website bekwamehelper.be waarop je binnenkort alle info, een FAQ en standaardformulieren vindt. Momenteel wordt de laatste hand gelegd aan het KB. Wellicht zal de regeling in de loop van maart van kracht gaan.”
Kan de bekwame helper ingezet worden in voorzieningen voor mensen met een beperking?
Katrien: “Zeker. Enkel in instellingen die vallen onder de ziekenhuiswetgeving en in woonzorgcentra kan het niet, omdat daar verpleegkundige zorg voorhanden is. De bekwame helper is er niet om de verpleegkundige te vervangen.”
Mag de bekwame helper medicatie klaarzetten?
Simon: “Dit staat niet in de lijst van handelingen die gedelegeerd mogen worden, dus neen. Subcutane injecties toedienen mag bijvoorbeeld wel na een opleiding door een arts of verpleegkundige. Het blijft aan de verpleegkundige om in te schatten wat wel en niet kan, uiteraard wel steeds binnen de krijtlijnen van het KB. Met andere woorden: niet elke bekwame helper zal dezelfde taken gedelegeerd krijgen.”
Waarom mag een leerkracht insuline spuiten, maar een zorgkundige niet?
Simon: “Dat is een andere situatie. De leerkracht die bij een leerling insuline spuit, is een een-op-eenrelatie onder de wetgeving van de bekwame helper. De zorgkundige heeft een meer algemene bevoegdheid als zorgverstrekker voor tal van patiënten en werkt vanuit een holistische aanpak. Dus niet specifiek voor die ene leerling. De contexten van beide situaties zijn dus zeer sterk verschillend.”
Delegeren naar de bekwame helper is prima, maar houdt dit niet nog meer administratie in voor de VVAZ?
Katrien: “We merkten dat dit risico wel bestond, daarom kreeg de wetgeving rond ADL vorm. Ons doel bij deze hervormingen was hoe dan ook om de administratie te allen tijde zo beperkt mogelijk te houden. Daar tegenover plaatsen we wel de nuance dat om op beleidsniveau zaken in gang te zetten, je data nodig hebt. Als verpleegkundige zal je dus altijd wel een bepaalde vorm van administratie moeten blijven voeren. Vanuit de overheid zullen sjablonen aangeleverd worden.”
Wat moest dan precies veranderen aan de wetgeving rond ADL?
Katrien: “ADL (Activiteiten behorende tot het Dagelijkse Leven) zijn handelingen die binnenkort niet langer noodzakelijk voorbehouden zijn aan verpleegkundigen of andere zorgverleners. Het gaat over een beperkte lijst van activiteiten die, hoewel ze behoren tot de gezondheidszorg, binnenkort ook op een legale manier door een niet-gezondheidszorgbeoefenaar mogen worden uitgevoerd volgens geldende voorwaarden, en dit zonder delegatie door een arts of verpleegkundige. Belangrijk: de begunstigde moet hiermee akkoord zijn, bij elke wijziging van de gezondheidstoestand moet er worden doorverwezen naar een gezondheidszorgbeoefenaar, en een arts of verpleegkundige kan ook steeds zeggen dat gezien de context of de situatie de handelingen uitgevoerd moeten worden door een bevoegd gezondheidszorgbeoefenaar. Voorbeelden van ADL zijn hygiënische zorgen bij personen met ADL-dysfunctie waarbij er geen bijzondere kwetsbaarheid is, vocht- en voedseltoediening bij personen zonder slikstoornissen langs orale weg helpen verrichten, het meten van bepaalde parameters of het toedienen van medicatie via onder meer de orale weg. Dit Koninklijk Besluit wordt net zoals het KB van de bekwame helper momenteel gefinaliseerd en zal tegelijkertijd met de bekwame helper ingaan.”
Wie zal ADL-handelingen kunnen uitvoeren? Zal een onthaalmedewerker bij een ziekenhuisopname bijvoorbeeld de parameters kunnen opnemen?
Katrien: “ADL kan door iedereen worden uitgevoerd, dus ook door niet-zorgverstrekkers en zonder delegatie door een arts of verpleegkundige. Die laatste kunnen wel aantonen dat gezien de context of situatie er geen sprake is van ADL en een bevoegde zorgprofessional de handeling moet uitvoeren. Of een onthaalmedewerker al dan niet de parameters mag opnemen bij een ziekenhuisopname, hangt van de afspraken in dat ziekenhuis af. Gaat het voor die zorginstelling om een zorghandeling, dan moet een praktijkassistent of een verpleegkundige dit opnemen.”
Als we kijken naar het gestructureerd zorgteam, hoe zal dat vorm krijgen?
Katrien: “De toekomst voor de zorg is er een van samenwerking. Daarom werkten we aan wetgeving rond verpleegkundige zorg in teamverband, het zogenoemde gestructureerde zorgteam. De VVAZ zal bepaalde technisch-verpleegkundige verstrekkingen die worden vastgelegd in een KB kunnen delegeren naar andere gezondheidszorgbeoefenaars vanaf het bachelorniveau en mits een opleiding. De VVAZ coördineert en houdt toezicht.”
Komt er binnen het gestructureerd zorgteam een lijst van handelingen die gedelegeerd kunnen worden naar gezondheidszorgbeoefenaars? Zal bijvoorbeeld een zorgkundige een thoraxdrain kunnen verzorgen na bijscholing?
Katrien: “Er komt een negatieve lijst met handelingen die nooit gedelegeerd kunnen worden binnen een gestructureerd zorgteam. Merk ook op dat je binnen het gestructureerde zorgteam nog niet mag delegeren naar zorgkundigen of praktijkassistenten, maar enkel naar gezondheidszorgbeoefenaars met minimum het opleidingsniveau van de basisverpleegkundige. Dus naast de basisverpleegkundige zal er gedelegeerd kunnen worden naar bepaalde paramedische beroepen (logopedist, ergotherapeut, …) of naar beroepen met een masterniveau (klinisch psychologen/orthopedagogen, kinesitherapeuten, …).”
Hoe vermijd je dat de uit te besteden handelingen gereduceerd worden tot uitvoerende taken? In welke mate wordt er geïnvesteerd in klinisch redeneren?
Simon: “Klinisch redeneren en klinisch leiderschap zullen meer vervat moeten zitten in de bacheloropleiding. Iedereen moet gemotiveerd worden om die nieuwe, coachende rol op zich te nemen. Anders riskeren we te verzanden in taakverpleging. De VVAZ zit aan het stuur en kan bijvoorbeeld ook beslissen om bepaalde taken niet te delegeren. Daarbij gaan we steeds uit van het bekwaam-is-bevoegdprincipe en van samenwerken in vertrouwen. De andere zorgverleners mogen op hun beurt ook weigeren om een handeling uit te voeren als ze zich daar niet comfortabel bij voelen.”
Kunnen instellingen deze opleidingen in ‘leren delegeren’ zelf organiseren?
Simon: “Zeker, wanneer ze over een duidelijk competentiekader beschikken en de opleiding aantoonbaar is in het portfolio van de medewerker.”
In een gestructureerd zorgteam wisselt het team regelmatig af. Hangt de delegatie dan af van de specifieke verpleegkundige of mag het patiëntendossier een staand order bevatten dat elke zorgkundige die bepaalde taak mag uitvoeren?
Simon: “Neen, die taken zijn nominatief. Het voordeel van het gestructureerde zorgteam is dat je bepaalde personen handelingen laat uitvoeren die vroeger niet mochten. Dat hangt dus af van persoon tot persoon. Daarom is het portfolio zo belangrijk, om je opleidingsniveau en je competenties aan te tonen. Let wel op, je zal in een eerste fase nog niet kunnen delegeren naar een zorgkundige.”
Heeft de VVAZ altijd toegang tot het portfolio om te beoordelen of die kan/wil delegeren? Hoe zit dat dan met de privacywetgeving?
Simon: “Je hebt als zorgverlener de keuze om je portfolio al dan niet open te zetten. Het is een beetje zoals je diploma’s tonen wanneer je solliciteert. Niemand zal een verpleegkundige aannemen als die persoon niet het juiste diploma kan voorleggen. Vertrouwen is het sleutelwoord.”
Hoe worden de nieuwe functies geïntegreerd in de bestaande personeelsnormen? Zal dit niet leiden tot goedkopere zorg omdat er andere zorgmedewerkers ingeschakeld worden dan verpleegkundigen?
Katrien: “Normering is een bevoegdheid van de deelstaten. Gezien de brede hervorming van het verpleegkundig beroep, wordt in een volgende stap best de normering aangepakt. Een goede verpleegkundige norm moet hier wel de basis blijven.”
Aangezien de verantwoordelijkheid van de VVAZ toeneemt, vallen zij dan ook binnen een andere IFIC-categorie?
Katrien: “IFIC is een bevoegdheid van de sociale partners. Daar zal verder bekeken moeten worden welke vertaling in IFIC de brede hervorming al dan niet moet krijgen.”
En wat met de verloning in de thuiszorg? Hoe zit het met de facturatie van prestaties wanneer een taak gedelegeerd wordt of wanneer de bekwame helper opgevolgd moet worden door de VVAZ?
Katrien: “Binnen de Overeenkomstencommissie van het RIZIV wordt best bekeken hoe de delegatie naar en opvolging van een bekwame helper kan worden opgenomen in de financiering. Voor ons is dit maar een eerste stap. Wij pleiten voor een new deal voor de thuisverpleging, waarbij zowel de organisatie als de financiering van de thuisverpleging op een fundamenteel andere manier worden aangepakt, met meer ruimte voor preventie en lokale samenwerking. Dit is voor ons een belangrijke prioriteit voor de volgende legislatuur.”
Zes doelen van de wetswijzigingen
- Drie nieuwe verpleegkundige functies volgens de wet van 28 juni 2023:
- Basisverpleegkundige (HBO5-opleiding vanaf schooljaar 2023-2024)
- Verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ) (bachelor + HBO5-opleiding tot en met schooljaar 2022-2023)
- Klinisch verpleegkundig onderzoeker (doctoraat)
- De versterking van de scope of practice en autonomie van de VVAZ:
herziening van de verpleegkundige technische verstrekkingen en medische handelingen - Implementatie van de verpleegkundig specialist:
erkenningscriteria en bevoegdheden van verpleegkundigen met een masterdiploma - Versterking van de mogelijkheden tot ondersteuning op vijf manieren:
- Logistiek assistent
- ADL
- Zorgkundigen
- Praktijkassistent
- Bekwame helper
- Verpleegkundige zorg in teamverband:
het gestructureerde zorgteam met de VVAZ in een coördinerende rol - Uitbreiding bevoegdheden andere zorgberoepen
Actiepunten voor de toekomst
- Samenwerken in team
- Interdisciplinariteit
- Microteaching en coaching
- Klinisch leiderschap
- Kritisch denken
- Zelfreflectie
- Leiderschap: vanuit de basis de wetpraktijk aanpassen
- Mondigheid ten aanzien van de directie: samen met deze wetswijzigingen aan de slag gaan en het gestructureerde zorgteam vorm geven.
Nieuwe adviezen en verslagen van de Planningscommissie
Net voor de jaarovergang publiceerde de Planningscommissie Medisch Aanbod nieuwe verslagen over de situatie op de arbeidsmarkt in 2021. Het gaat om drie rapporten die te maken hebben met de job van kinesitherapeuten, klinisch orthopedagogen en klinisch psychologen. De effectieve activiteit van deze drie beroepsgroepen werd geanalyseerd en geëvalueerd.
In 2021 waren 50.894 personen beroepsgemachtigd om de activiteit van kinesitherapeut uit te oefenen in ons land. Daarvan bevinden zich er 22.837 in de Vlaamse Gemeenschap. In totaal waren er 32.517 kinesitherapeuten beroepsactief in België, waarvan 18.456 in Vlaanderen. Jonge kinesitherapeuten (25 tot 30 jaar) bedragen 21 procent van alle actieve kinesitherapeuten. Van het totale aantal werkt 23 procent als loontrekkende, 60 procent als zelfstandige en 17 procent combineert beide.
Voor klinisch orthopedagogen ligt het aantal personen gemachtigd om het beroep uit te oefenen op 1.637. Daarvan is 97 procent ook beroepsactief. In de Franse Gemeenschap zijn er slechts 58 mensen gediplomeerd orthopedagoog. De verklaring daarvoor is dat de opleiding nog maar recent gestart is.
Wat de klinisch psychologen in ons land betreft, mogen 14.845 personen het beroep uitoefenen. Daarvan zijn er 13.915 actief, respectievelijk 7.941 in Vlaanderen en 5.974 in Wallonië. Van de volledige beroepsgroep zijn 86,6 procent vrouwen. Van de actieve klinisch psychologen werkt 37 procent in loonverband, 22 procent als zelfstandige en 41 procent combineert beide statuten.
Tot slot publiceerde de Planningscommissie nog een advies over de evolutie van de workforce van logopedisten tot 2024. Dat beroep is tussen 2013 en 2019 vervrouwelijkt met meer dan 95 procent vrouwelijke logopedisten. Er is ook een sterke jonge generatie (tot 35 jaar) actief, die meer dan 40 procent van de voltijdse equivalenten bedraagt. Bijna de helft van de actieve logopedisten werkt in loonverband, een vierde is zelfstandig.
Het aantal logopedisten in ons land is tussen 2013 en 2019 gestegen met 31 procent. De Planningscommissie verwacht dat het aanbod tot 2044 nog zal toenemen, al volgt de vraag naar logopediezorg dat aanbod niet. Een mogelijk overaanbod kan zich voordoen.
Alle rapporten raadpleeg je via overlegorganen.gezondheid.belgie.be/nl/documenten.
Oude bekenden aan het hoofd van het KCE
In Vizier Collectief op pagina 8, 9 en 10 van dit nummer lees je alles over het twintigjarig bestaan van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). Daarvoor gingen we in december in gesprek met toenmalig algemeen directeur Marijke Eyssen. Zij keert nu terug naar haar onderzoeksfunctie. Sindsdien heeft het KCE met Ann Van den Bruel een nieuwe algemeen directeur en met Christophe Janssens een nieuwe adjunct algemeen directeur.
Ann Van den Bruel werkte tot 2010 zes jaar lang als arts-onderzoeker bij het KCE en werd daarna professor aan de universiteit van Oxford. Sinds 1999 combineert ze wetenschappelijk werk met haar praktijk als huisarts en in 2018 werd ze professor huisartsgeneeskunde aan de KU Leuven. Ze was ook nauw betrokken bij de New Deal voor huisartsen. “Ik kijk ernaar uit om terug te keren naar het KCE”, zegt Ann Van den Bruel. “Het is een sterke onderzoeksinstelling die zijn stempel drukte op de Belgische gezondheidszorg. Samen met het getalenteerde team wil ik voortbouwen op deze indrukwekkende erfenis.”
Ook Christophe Janssens is geen vreemde voor het KCE. In 2007 ging hij aan de slag als hoofd van de afdeling risicobeheer van de gemeenschappelijke dienst voor preventie en bescherming op het werk binnen de FOD Volksgezondheid. Dat combineerde hij met de job van kinesitherapeut en een leeropdracht bij de UCLouvain. Elf jaar later kwam hij aan boord bij het KCE als programmadirecteur en tijdens de coronacrisis was hij vier jaar lang adjunct algemeen directeur ad interim. Nu is hij definitief in dit mandaat benoemd.
Onderwijs- en beroepskwalificatie basisverpleegkundige goedgekeurd
De Vlaamse Regering keurde de ontwikkeling van de onderwijskwalificatie Graduaat in de basisverpleegkunde goed. Dit is een afgebakend, ingeschaald geheel van noodzakelijke competenties om het beroep uit te oefenen. Gelijktijdig werd de erkenning voor de beroepskwalificatie basisverpleegkundige goedgekeurd.
OESO-rapport wil meer taken toewijzen aan verpleegkundigen
Een recent rapport[1] van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) pleit ervoor om meer taken toe te wijzen aan verpleegkundigen en apothekers om zo zorg betaalbaar te houden. Het onderzoek kijkt specifiek naar beleidsopties om gezondheidszorg te financieren, door stijgende levensduurte en beperkte budgetten.
De organisatie verwacht dat de uitgaven voor gezondheidszorg in de dertig OESO-landen tegen 2040 zullen stijgen tot 11,2 procent van het BBP, in verhouding met 8,8 procent in 2018. Er zijn volgens de OESO enkele opties om die extra uitgaven te financieren, waaronder een belastingverhoging of het aandeel voor gezondheidszorg in de overheidsuitgaven verhogen. Al is dit voor veel landen niet haalbaar. Daarnaast is er de mogelijkheid om de bijdrage van patiënten te verhogen of verlagen, maar dit staat in de weg van toegankelijke zorg voor kwetsbare mensen.
Een vierde scenario is inzetten op efficiëntie, bijvoorbeeld door meer digitalisering, het stimuleren van generieke geneesmiddelen en het werkterrein van verpleegkundigen en apothekers uitbreiden. Al waarschuwt de OESO dat hiervoor doorgedreven wetveranderingen nodig zijn. De vier voorstellen in het rapport sluiten elkaar niet uit en kunnen gecombineerd worden om gezondheidszorg in de toekomst betaalbaar te houden.
Nog volgens het rapport zijn betere lonen cruciaal voor de aantrekkelijkheid van een job in de zorg. Al is dit nu al de belangrijkste uitgave voor een zorginstelling. Enerzijds bedragen personeelskosten vaak zestig tot zeventig procent van de totale uitgaven, anderzijds is het nodig om te werken aan de aantrekkelijkheid van zorgberoepen.
[1] OECD (2024), Fiscal Sustainability of Health Systems: How to Finance More Resilient Health Systems When Money Is Tight?, OECD Publishing, Paris, https://doi.org/10.1787/880f3195-en.
Wetsontwerp versterkt rol verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg
Midden januari werd het wetsontwerp voor een grondige hervorming van het verpleegkundig beroep goedgekeurd op de federale ministerraad. Al sinds de jaren 70 maken verpleegkundigen hun standpunten en verwachtingen duidelijk. Toch staat het beroep al tientallen jaren stil. Daar komt met deze wet beweging in.
De verpleegkundige functies maakten de voorbije jaren een tweezijdige stroomversnelling mee. Enerzijds door de invoering van nieuwe functies zoals verpleegkundig specialist, verpleegkundig onderzoeker en basisverpleegkundige. Anderzijds door aankomende randwetgevingen zoals ADL, de bekwame helper en het gestructureerde zorgteam. Zo moet elke verpleegkundige functie in de toekomst haar rol ten volle kunnen opnemen.
De nood aan deze vernieuwingen drong zich op. De hoge werkdruk is niet langer houdbaar en de enorme zorgvraag die op ons afkomt maakt een grondige functie- en taakdifferentiatie cruciaal. Met enkel verpleegkundigen trekt ons zorgsysteem het niet. Wel kunnen ze in dit geval een coördinerende rol opnemen om de kwaliteit van zorg te waarborgen.
Vormgegeven met en door verpleegkundigen
Het nieuwe, goedgekeurde wetsontwerp is het resultaat van een denktank die door NETWERK VERPLEEGKUNDE, verpleegkundige juridisch experten en juristen werd opgestart in 2020. Die ontstond uit de nood aan verandering en het concreet maken van de nodige wetswijzigingen en werd gevolgd door federale overlegmomenten, taskforces, werkgroepen, adviezen, … Het zorglandschap van vandaag is niet meer hetzelfde als tien of twintig jaar geleden. Als beroepsorganisatie zijn we bijzonder tevreden dat we zo nauw betrokken werden bij dit proces.
Of het honderd procent is wat we wilden? Neen, maar veel van onze principes zijn wel opgenomen. Andere zaken moeten meer uitgediept, geschrapt of toegevoegd worden. Al moeten we hier de kanttekening maken dat het om een politiek akkoord gaat na jarenlange stilstand. Elke betrokken minister leverde een bijdrage en kwam zoveel mogelijk tegemoet aan de bezorgdheden van alle partijen. Een complexe taak, gezien de grote diversiteit van het verpleegkundig werkveld.
Hiërarchisch model
In het wetsontwerp is een belangrijke rol weggelegd voor de verpleegkundige verantwoordelijk voor algemene zorg (VVAZ) en voor de basisverpleegkundige. Het is een hiërarchisch model waarbinnen elke verpleegkundige functie tot haar recht komt. Vooraleer dit vorm krijgt in het werkveld, moeten nog heel wat praktische zaken uitgeklaard worden en uitvoeringsbesluiten geschreven. Vandaag verandert er dus nog niets. Het wetsvoorstel bevestigt enkel de gelijkstelling van de bevoegdheden van de respectievelijke huidige HBO5- en bachelorverpleegkundigen. De effectieve differentiatie zal pas in 2025 beginnen, wanneer de eerste basisverpleegkundigen afstuderen en ingezet worden.
Hoopvolle tendensen inschrijvingscijfers voor opleidingen verpleegkunde
Nu de academiejaren en schooljaren volop aan de gang zijn, hebben we een goed zicht op de inschrijvingscijfers van 2023-2024 voor de verschillende opleidingen verpleegkunde. Zoals steeds houdt Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt deze nauwgezet in de gaten. “Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed, al zijn er enkele uitzonderingen.”
Laten we starten met het minder positieve nieuws: de inschrijvingscijfers voor HBO5 vertonen een lichte daling van zes procent. Het aantal studenten voor de volledige opleiding ging van 6.957 studenten in 2022 naar 6.613 dit jaar. Dat is gezien de actualiteit en de onduidelijkheid die rond het statuut heerst niet onverwacht en ook geen dramatisch cijfer. De omvorming van de HBO5-opleiding naar die voor basisverpleegkundigen brengt nu eenmaal onzekerheid met zich mee. Des te meer omdat er veel onduidelijkheid was rond wat basisverpleegkundige kan en mag doen in welke context . “Daardoor kwam het zorgberoep vaak negatief in de media en dat heeft onvermijdelijk een impact op de instroom”, zegt Candice De Windt. “Dat staat haaks op de vele positieve verhalen en evoluties die ik dagelijks in het werkveld en in het onderwijs zie. Een opleiding verander je niet zomaar in enkele weken tijd. Al biedt de huidige situatie wel unieke kansen. Dat gebeurt vandaag in constructief overleg tussen werkgevers, HBO5-scholen en de bacheloropleidingen. We schatten dat als we dit grondig willen doen, we hier de nodige tijd voor moeten nemen, en het zal gradueel opgebouwd worden. Dit zal een aantal jaren in beslag nemen. We willen inzetten op een nog sterkere opleiding op niveau vijf, met de nodige flexibiliteit met studiepunten, mogelijkheden tot inzetten op (deel)vrijstellingen en een haalbaar brugprogramma naar de bachelor toe.”
Of andere, nieuwe zorgopleidingen op dat niveau geen inschrijvingen wegsnoepen van basisverpleegkunde? “Neen, dat denk ik niet. De nieuwe functie van praktijkassistent is administratief georiënteerd en eigenlijk missen we nog een sterke opleiding op graduaatsniveau. Iets wat naast de opleiding voor basisverpleegkundigen kan staan en die toch naar het domein zorg en welzijn leidt.”
Stijging voor de bacheloropleiding
Waar we bij HBO5 een daling noteren van zes procent, stellen we bij de bachelor verpleegkunde een stijging van 5,99 procent vast. Zo zitten in de bacheloropleiding nu 7.695 studenten, waarvan 70 procent jonger dan 25 jaar. Vooral het aantal generatiestudenten stijgt met 4,75 procent en dat is zeer goed nieuws. “Het wil zeggen dat we achttienjarigen opnieuw weten te motiveren”, zegt Candice tevreden. “Waar de beeldvorming rond HBO5 eerder negatief was, zien we dat dit bij de bachelor toch anders ligt. Pas op, we zitten nog altijd niet op het niveau van 2016, toen de bachelor hervormd werd naar vier jaar. Dat komt door de lagere cijfers van de voorgaande jaren. Als we op dit elan verder gaan, komt het wel goed. Al zullen de tekorten in functie van de zorgvraag zich zonder andere maatregelen blijven voordoen.”
Door de verschillende benamingen zijn de cijfers voor de masters niet eenvoudig te analyseren, toch merken we dat de schakelprogramma’s zeer stabiel blijven, met een instroom van jaarlijks ongeveer 440 studenten.
Wat met BBT en BBK?
Sinds de afschaffing van de banaba’s in 2016 zaten de inschrijvingen voor deze opleidingen in een dip. “Die cijfers vallen nu best mee (zie tabel, nvdr.). Al moet ik toegeven dat niet alle opleidingen die vandaag worden aangeboden effectief worden ingericht. Een postgraduaat inrichten voor slechts enkele studenten is duur. Het aanbod loopt ook overal wat gelijk, waardoor vaak dezelfde meer populaire postgraduaten aangeboden worden. Daar zit zeker een kans tot optimalisatie als de hogescholen samenwerken en hun kennis en middelen verdelen. Kijk naar wat het werkveld nodig heeft en bundel de krachten.”
Extra middelen en initiatieven
De opleiding voor zorgkundigen wordt op veel niveaus en via verschillende trajecten aangeboden. Zo bestaat sinds september 2023 in Vlaanderen een instroomkanaal waar je zonder kwalificatie al aan de slag kan gaan en dat leidt naar een beroepskwalificatie. “Datzelfde traject bestaat ook voor kinderbegeleiders, persoonsbegeleiders, verzorgenden en logistiek medewerkers. Het is een ideale situatie voor zijinstromers, die op zoek zijn naar zekerheid. Via een premie en coaching bewandelen ze een ander carrièrepad, zijn ze aan het werk en vallen ze niet zonder inkomen. Daarnaast worden de andere betaalde trajecten naar zorgkundige en verpleegkundige in 2024 fors uitgebreid door VIA6 en wordt extra ingezet op de promotie van zorg en welzijn. Daarnaast komt er ook een onderzoek naar de in- en uitstroom in Vlaanderen in onze zorg- en welzijnssectoren. Welk verloop is er over de sectoren heen, waarom verlaat iemand het beroep, moeten we het retentiebeleid aanpassen? Door enkel in te zetten op instroom komen we er niet, inzet op retentie is minstens even essentieel. Daarnaast zorg moeten we ook aandacht besteden aan innovatie, technologie en vernieuwend hrm-beleid. Zo stellen we het imago van deze beroepen bij.”
Positieve balans voor zorg en welzijn
Wat deze cijfers volgens de Zorg- en Welzijnsambassadeur echt willen zeggen is dat er voor elke student die met verpleegkunde wil starten een plaats is. “Inzetten op de juiste oriëntering van studenten loont. Het nieuwe platform Careēr heeft daar zeker wat effect, waar we volop inzetten op de branding van zorg en welzijn met de sociale partners. Daarnaast mogen we de vele andere initiatieven zoals ingericht door VIVO, VDAB, de beroepenrally’s in het vijfde en zesde leerjaar, … niet vergeten. We reiken actief de hand naar het onderwijs en laten studenten inzien dat er in zorg en welzijn zowel nood is aan opleidingen met een arbeidsmarktsfinaliteit, als met een doorstroomfinaliteit en dat diezelfde opleidingen daar alle mogelijkheden toe bieden.”
Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed. “Dat is typisch in periodes van economische crisis”, zegt Candice nog. “Zorg en onderwijs doen het dan altijd goed omdat ze werkzekerheid bieden. We zien dat onder meer de inschrijvingen voor vroedkunde en voor logopedie en audiologie stijgen, net zoals voor voedingsgerelateerde opleidingen. Dat laatste komt door de maatschappelijke aandacht voor het thema. Algemeen genomen stijgen de inschrijvingen in het hoger onderwijs met 3,5 procent, goed voor in totaal 148.349 studenten. De graduaatsopleidingen inkantelen op het opleidingsniveau vijf in de hogescholen was een verstandige keuze met een positief effect. Een hogeschool heeft een andere aantrekkingskracht voor studenten dan een CVO, bijvoorbeeld. Er is een toename van 11 procent (22.569 studenten) in de graduaatsopleiding en van 2,45 procent (116.661 studenten) voor de professionele bachelors. Ik ben tevreden met de cijfers voor 2023-2024, maar we moeten alert blijven. Wie instroomt, moet ook blijven. We zijn allemaal ambassadeurs voor ons beroep. Laten we dat positief uitdragen en studenten positief motiveren en begeleiden.”