“Als we moeten shiften in budget, dan is het geen shift naar de ziekenhuiszorg, maar naar de eerste lijn”

Na zijn job als coronacommissaris ging Pedro Facon terug aan de slag bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsuitkering (RIZIV). Geen onbekend terrein aangezien hij er tussen 2005 en 2013 al werkte. Als adjunct-administrateur-generaal staat hij evenwel voor een grote reeks uitdagingen binnen het huidige zorglandschap. Met zijn rijke ervaring binnen verschillende overheidsadministraties, zoals Volksgezondheid, brengt hij de nodige bagage om de toekomstige krijtlijnen van het RIZIV uit te tekenen. Al stopt het voor Facon niet enkel bij deze dienst. Een geïntegreerde zorgaanpak is voor hem noodzakelijk om vooruitgang te boeken in de complexe dossiers die nu op tafel liggen.

Midden 2022 verhuisde het RIZIV naar een gebouw waar ook de FOD Volksgezondheid en het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) zitten. Een goede stap voorwaarts aangezien het de wisselwerking tussen de verschillende diensten bevordert. Hoe verloopt die transitie?

Pedro Facon: “Ik pleit al langer voor een nauwere samenwerking tussen de federale administraties. Zo hebben we indertijd projecten met geïntegreerde teams en stuurgroepen opgezet rond bepaalde thema’s, zoals de ziekenhuishervorming, de kwaliteitswet of de strijd tegen antimicrobiële resistentie. De recente verhuis versnelt deze integratie. In het nieuwe gebouw zitten de diensten voor gezondheidszorg van het RIZIV en de FOD bewust thematisch samen, en niet per instantie. Ook het management van het RIZIV, de FOD en het FAGG zit vlak bij elkaar. Dat laat veel meer spontane interactie toe tussen alle lagen van de organisaties.”

De uitdagingen in het zorglandschap zijn niet min. Denk aan meer geïntegreerde zorg, de hervorming van de ziekenhuizen en van de financieringssystemen, e-gezondheid, de modernisering van de gezondheidsberoepen en het verbeteren van doelmatigheid. Hoe kijkt het RIZIV hiernaar?

“Volgens mij is de samenwerking daarom een noodzakelijke evolutie. Al die grote thema’s staan in de beleidsnota’s van de regeringen en komen voort uit de reflectie-oefeningen van de sector. Geen enkele daarvan kan gedragen worden door één enkele administratie. Het heeft veel tijd gevraagd om die scheidingslijnen te overschrijden, maar de drive is er om dit nu gezamenlijk op te nemen.”

Het overlegmodel binnen het RIZIV is historisch gegroeid. De creatie van technische raden, overeenkomsten- en akkoordencommissies dateert uit een tijd waar de uitdagingen van geïntegreerde zorg en geïntegreerde financieringssystemen daarrond veel minder aan de orde waren. Hoe rijmen we dat aan de huidige noden in de zorg?

“Beslissingen werden vooral van onderuit genomen, met te weinig geïntegreerde sturing van bovenaf. Door de jaren heen zijn het gezondheidszorgsysteem, de noden van de samenleving en ook de relaties tussen de actoren veranderd. Zo is de rol van de algemene raad en het verzekeringscomité binnen het RIZIV stelselmatig versterkt, om een meer coherent beleid te voeren, de algemene beleidslijnen te bepalen en te garanderen dat de maatregelen over de verschillende sectoren elkaar niet tegenspreken. Ook de politieke sturing is groter geworden, onder andere omdat de politiek een heel belangrijke rol speelt in het bepalen van het budget.”

Is de volgende stap dan om het beleid nog meer te laten functioneren op basis van duidelijke gezondheidsdoelstellingen, die gestoeld zijn op wetenschappelijke input?

“Deze beweging is al aan de gang, maar het vergt tijd en inspanning. De initiatieven die nu worden voorgesteld, moeten binnen een bepaalde visie van het gezondheidszorgsysteem passen. Daarnaast werken de organen steeds meer op basis van evidentie en gezondheidsdoelstellingen. En er is meer oog voor evaluatie van de genomen maatregelen. Dit sluit allemaal aan bij kosteneffectief denken. Toch blijft het voor velen moeilijk om boven hun eigen domein uit te stijgen, en bevoegdheden en budgetten delen creëert vaak onrust. Er is dus nog wel werk aan de winkel.”

Hoewel de diensten onderling beter samenwerken, duurt het soms lang om veranderingen door te voeren, zoals het implementeren van de nieuwe wondzorgnomenclatuur dat vier jaar in beslag nam. Is het huidig systeem wel flexibel genoeg om de noodzakelijke wijzigingen snel genoeg te implementeren en zo de toekomstige noden het hoofd te bieden?

“De lange doorlooptijd is het gevolg van het beslissingsproces. Alles begint bij het bepalen van de juiste prioriteiten en het aantonen van de opportuniteit van een bepaalde wijziging. Dat alleen kost al veel tijd. Verder zijn budgetten nodig, want we werken niet met een ongelimiteerd, open budget. Vervolgens moet een koninklijk besluit worden opgesteld en goedgekeurd door de regering en de Raad van State. Tegen de uiteindelijke publicatie van het KB heeft dat vaak al een heel lang proces achter de rug. Toch moeten we hierbij ook erkennen dat dit in twee richtingen werkt. Nieuwe prestaties vragen tijd om terugbetaald te worden, maar het duurt ook lang om prestaties die niet meer relevant zijn, uit het systeem te halen. Deze aanpak verander je niet van vandaag op morgen, maar wel stapsgewijs en dat doen we door om te schakelen naar een beleidsvisie als basis en te werken met gezondheidsdoelstellingen en vanuit de evidentie.”

NETWERK VERPLEEGKUNDE pleit voor het meer inzetten van bachelorverpleegkundigen in de zorgcoördinatie en voor minder focus op het uitvoerende, zoals de ADL-zorg. Welke rol is in de toekomst weggelegd voor de verpleegkundigen?

“Het idee dat op tafel ligt, gaat in de richting van een rol voor de verpleegkundige die niet alleen technische prestaties uitvoert, maar ook de zorgprocessen coördineert met de patiënt en zijn omgeving, en kijkt hoe het zorgsysteem zo goed mogelijk in te zetten zodat het aangepast is aan de noden en doelstellingen van die patiënt. Dit is cruciaal in een context waar we meer nood hebben aan zorg voor chronisch zieken en meer geïntegreerde zorg.”

Dus we zitten met een overlapping van heel wat verschillende discussies die moeten samengevoegd worden?

“Dat klopt. We kunnen de zorgcoördinatie en het casemanagement niet los van elkaar bekijken. Er is nood aan actoren die zich inzetten voor de zorgcoördinatie, voor het bepalen van de doelstellingen van een zorgproces en voor het linken van de verschillende zorgverstrekkers, de patiënt en de omgeving van de patiënt. Hierbij moeten we absoluut een coherente aanpak vooropstellen. De bachelorverpleegkundigen kunnen hierin een belangrijke rol opnemen.”

Is functiedifferentiatie dan niet noodzakelijk om de job van verpleegkundige aantrekkelijk te houden?

“We hebben een tekort aan voldoende competente verpleegkundige handen in de zorg. We willen hen complexere rollen geven en hun plaats in het zorgsysteem versterken. Dat staat in contrast met het feit dat we zien dat verpleegkundigen taken uitvoeren die eigenlijk niet door hen zouden moeten gebeuren, bijvoorbeeld inzake thuiszorg. Maar om taken over te hevelen naar anderen, moeten de ‘overkant’, in dit geval de deelstaten, dit kunnen overnemen. Zaken uit de nomenclatuur halen zonder meer lost het probleem niet op. Ook de werkgever heeft een verantwoordelijkheid om de jobinhoud van de verpleegkundige zo in te vullen dat het in lijn ligt met de competenties van dat profiel.”

Binnen de verpleegkunde, zoals in andere sectoren, zien we een omschakeling naar een zelfstandig statuut of naar projectverpleegkunde. Dit creëert een zekere bezorgdheid over een te grote concurrentieslag door de meer welvarende instellingen. Wat is het standpunt van het RIZIV hierover?

“Voor mij is een eerste belangrijk element dat we moeten vrijwaren dat voldoende mensen worden opgeleid en dat we die mensen ook in de sector kunnen houden. De vraag is natuurlijk waarom verpleegkundigen ervoor kiezen hun loontrekkendenstatuut te verlaten. Wat is daar de oorzaak van en op welke manier kan je daar aan tegemoet komen? De verloning van verpleegkundigen binnen een ziekenhuisomgeving ligt absoluut niet laag in vergelijking met het gemiddelde inkomen in België of met de andere OESO-landen, dat blijkt uit de Health at a Glance-rapporten van de OESO. Heeft het dan te maken met werkcondities? Met flexibiliteit? Er is meer analyse nodig om dit te begrijpen. Hoe kan je ervoor zorgen dat je de noden van een werknemer, een werkgever en de maatschappij in evenwicht brengt? We zien dat jongere generaties op zoek zijn naar meer autonomie en zelfstandigheid, naar een ander evenwicht tussen arbeid, persoonlijke ontwikkeling, gezin en sociale engagementen. Hierdoor wordt de organisatie van werk moeilijker voor de werkgever en tegelijk wordt de werktijd gereduceerd. We moeten hier een iets breder maatschappelijk debat over hebben.”

Hoe kaderen de verschillende opleidingsniveaus daarin?

“Het hele future of nursing-verhaal blijft relevant. De kwaliteit van de opleiding, het inzetten van bachelors en het verbreden van bevoegdheden is een weg waar we op willen voortgaan. We zitten natuurlijk met een bepaalde realiteit en HBO5-verpleegkundingen moeten ook hun plaats krijgen binnen het zorglandschap. Dit kan passen binnen de gestructureerde zorgequipe, die een bepaalde complementariteit en bepaalde competenties vraagt. We moeten pragmatisch zijn en kunnen ons niet permitteren om sommige verpleegkundigen niet te valoriseren.”

We zien heel wat bewegen rond BelRAI© op Vlaams niveau. Hoe zit dit federaal?

“De projecten in Vlaanderen kaderen in een goede interfederale aanpak. Het is dus niet enkel een BelRAI©-Vlaanderen concept. De voorbije twintig jaar is er ontzettend veel geïnvesteerd in BelRAI©. Er ligt veel klaar om te integreren in de zorgpraktijk. Dat biedt een enorm potentieel om een betere organisatie en planning van de zorg te realiseren en vervolgens een stuk te koppelen aan het opnemen en openen van bepaalde rechten voor patiënten. Maar de eerste toegevoegde waarde die dit instrument kan creëren, is om de zorgplanning grondig te verbeteren en ons zorgsysteem daarin efficiënt in te zetten.”

In de Vlaamse gehandicaptenzorg en woonzorgcentra zien we dat er meer gefinancierd wordt vanuit federaal budget. Wil het RIZIV dit ook in de toekomst ondersteunen?

“We zijn al een tijdje in debat – ook in de vorige legislatuur – over wat wij de rizivisering van de zorg in de deelstaten noemen. Woonzorgcentra zijn een stuk medisch begeleide omgevingen, waar een bezoek van een huisarts of kinesitherapeut mogelijk is. We hebben geen intentie om die deur te sluiten. Waar we wel aandachtig voor willen zijn in een aantal zorgsettings, zoals de scholengeneeskunde, de zorg voor gehandicapten en ook in de woonzorgcentra, is dat de bestuursniveaus kosten niet naar elkaar doorschuiven. Ik verwacht dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt. Het RIZIV vertrekt altijd vanuit het belang van de sociaalverzekerde en de patiënt. De ziekteverzekering heeft schaarse middelen en de uitdagingen die op ons afkomen zijn gigantisch. Als kosten worden doorgeschoven naar het RIZIV, dan vertaalt dat zich naar minder middelen voor andere zaken. Tijdens de pandemie hebben we bewezen dat we in staat zijn om zeer grote hoeveelheden van budgetten op ons te nemen, zoals de vaccinatie- en testingcampagne en de algemene financiering van de crisiszorg. We zijn daar pragmatisch in, maar het federaal niveau is armlastiger dan de deelstaten.”

Er zijn studies geweest over de remgelden in de thuisverpleegkunde, ook door het KCE. Het huidige systeem blijft zeer complex, ondanks de vereenvoudigingen die in de vorige legislatuur werden doorgevoerd. Hoe staat het RIZIV tegenover remgeld in de eerste lijn?

“Het debat daarover moet gevoerd worden binnen het overlegmodel. Ik ben persoonlijk voorstander om remgeld te voorzien voor verpleegkundige zorg in de eerste lijn en dat dan ook te innen. Al mag dit niet te hoog liggen, want we willen de toegankelijkheid van patiënten tot de zorg niet beperken, en al zeker niet in de eerste lijn. Als de patiënt toch een klein bedrag betaalt, erkent hij dat hij deel uitmaakt van een zorgverzekeringssysteem waar iedereen binnen zijn draagkracht een bijdrage aan levert.”

De pilootprojecten voor thuishospitalisatie rond antibioticatherapie en chemotherapie zijn afgerond. Hoe moet volgens het RIZIV de switch naar thuishospitalisatie verlopen?

“Daar komt nu een meer gestructureerd kader voor en dus ook financiering. Ik hoop dat dit helpt om toekomstige debatten op een betere manier aan te pakken, zoals rond negatievedruktherapie. Ondertussen zijn de ziekenhuizen zich aan het transformeren met een kortere ligduur en meer daghospitalisatie. Ze proberen steeds meer zaken niet in het ziekenhuis te behandelen. Dit leidt tot discussies over budgetten en of er eventuele verschuivingen mogelijk zijn. Ziekenhuizen geven aan dat ze ondergefinancierd zijn en het geld dus niet kunnen vrijgeven. Toch is budget nodig als we meer ambulante zorg en thuishospitalisatie op een kwalitatieve manier willen organiseren. Ik denk dat in eerste instantie een meer rationele organisatie van het ziekenhuissysteem en meer transparantie over afdrachten en hun gebruik ervan nodig zijn. In vergelijking met andere OESO-landen besteedt België een groter deel aan ziekenhuiszorg. Als we moeten shiften, dan is het geen shift naar de ziekenhuiszorg, maar naar de eerste lijn, een stuk vanuit de ziekteverzekering, en naar welzijn, een stuk vanuit de deelstaten. Daar moet de focus liggen. We kunnen geen schokken teweeg brengen, maar als de nieuwe budgetten op tafel liggen, moeten deze zaken zeker in de gaten gehouden worden.”


Hervorming verpleegkunde: wetsontwerpen naar het parlement

Er komt licht aan het einde van de tunnel. Minister Vandenbroucke maakte de drie wetsontwerpen over de basisverpleegkundige, de bekwame helper en de klinisch verpleegkundig onderzoeker over aan het parlement. Ondanks de miljarden euro’s aan investeringen in de zorg, is de nood aan een allesomvattend plan om de zorgberoepen aantrekkelijker te maken zeer hoog. Dat laat de minister in een persbericht weten.

Om de duurzaamheid van gezondheidszorg te waarborgen vindt minister Vandenbroucke het belangrijk om te bekijken of zorgpersoneel adequaat wordt ingezet. Waar schuilen mogelijkheden om zorg anders te organiseren en taken te herverdelen? Hoe werken we toe naar geïntegreerde zorg? Hoe delen we knowhow in een multidisciplinair team? Als belangrijke stap kijkt de minister daarvoor naar een brede hervorming van het verpleegkundig beroep, dat nog onvoldoende naar waarde wordt ingezet.

“Als we hoogstaande zorg in ons land willen blijven verzekeren, moeten we niet alleen volop blijven investeren in onze gezondheidszorg, maar ook de inzet van ons zorgpersoneel herbekijken”, laat hij in een persbericht weten. “Zo is een brede hervorming van onze verpleegkundige zorg nodig om iedereen klaar te stomen voor de toekomst en de aantrekkelijkheid van het beroep te verhogen. Dit wil zeggen dat we niet alleen de verpleegkundige profielen, maar ook verpleegkundige handelingen in hun geheel onder de loep nemen en dit met één doel: alle verpleegkundigen in de praktijk naar waarde inzetten.”

De nieuwe zorgladder in de verpleegkundige is een toekomstgericht functiemodel waarbinnen ieder verpleegkundig profiel een plaats heeft. Met duidelijke verschillen, maar ook met haalbare doorgroeimogelijkheden. Eind 2023 worden de resultaten uit de Kamer verwacht. Ook aan de bekwame helper is gedacht, met een duidelijk statuut die de kwaliteit van leven van patiënten en van wie zorg geeft garandeert. Daarover moet eind september 2023 een beslissing vallen.


Aandachtspunten bij de hervorming Wet Patiëntenrechten

Na twintig jaar is de Wet Patiëntenrechten aan een update toe. Daar wordt momenteel hard aan gewerkt. In een communicatie naar Minister van Volksgezondheid Frank Vandenbroucke en professor Tom Goffin onderstreept NETWERK VERPLEEGKUNDE enkele belangrijke aandachtspunten in de toepassing van de huidige wet.

De actuele Wet Patiëntenrechten is nog niet door alle zorgberoepen even goed gekend en wordt dus niet even consequent toegepast. Zo zijn we met NETWERK VERPLEEGKUNDE van mening dat de wet geldt voor iedere persoon die deelneemt aan de gezondheidszorg. Niet alleen zorgverleners, maar ook ondersteunende medewerkers zoals maatschappelijk werkers en de (toekomstige) bekwame helpers. Gelet op de invoering van de gestructureerde equipe voor de verpleegkundige zorgen, is dit een belangrijk aandachtspunt.

Daarnaast is NETWERK VERPLEEGKUNDE van mening dat de verplichting om alle informatie schriftelijk te verstrekken niet nodig is wanneer de zorgverlener correct en professioneel met de zorgvrager en diens omgeving communiceert. Dit wil zeggen dat het patiëntendossier tijdig en zorgvuldig aangevuld en gedeeld wordt. De zorgvrager kan een schriftelijke bevestiging vragen, maar dit verplichten verhoogt de werkdruk nog meer en staat haaks op het beleid dat vandaag gevoerd wordt. Deze formaliteiten creëren ook meer afstand tussen zorgverlener en zorgvrager en bevorderen geen empathische communicatie.


AUVB ontvangt 404.000 euro steun

Minister Frank Vandenbroucke keurde een KB goed dat financiële tegemoetkoming regelt voor de AUVB, de Algemene Unie der Verpleegkundigen van België. Daar zijn nu 45 beroepsorganisaties bij aangesloten. Het gaat om financiële steun voor een bedrag van 403.962,80 euro voor de werkingskosten, voorbereidingen en deelname aan vergaderingen en werkgroepen zoals de Federale Raad voor Ziekenhuisvoorzieningen, de TCV, de FRV, het KCE, de Planningscommissie, … NETWERK VERPLEEGKUNDE benadruk dat geen enkele euro van dat bedrag naar haar organisatie gaat.


EU wil halt toeroepen aan onbetaalde stages

Zo’n 18 procent van de stages in België zijn onbetaald, dat meldt de Vlaamse Jeugdraad. Stages moeten de overgang van de studiebanken naar het werkveld makkelijker maken, maar vaak gaat het om nepstages waarbij jongeren onbetaald werken. Het Europees Economisch en Sociaal Comité tikte ons land daar in 2022 al voor op de vingers met de duidelijke vraag om daar tegen op te treden.

Volgens Europa schenkt de Belgische arbeidsinspectie te weinig aandacht aan het oneigenlijk gebruik van stages. Het gaat dan niet over de stages die studenten, al dan niet vrijwillig, volgen in het kader van hun opleiding. Wel over de stages waarmee jongeren meer ervaring willen opdoen om hun kansen op de arbeidsmarkt te vergroten. In slechts 18 procent van de gevallen hangt daar een vergoeding aan vast. Daarmee scoort België het laagst van alle EU-lidstaten. Die onbezoldigde stages hebben volgens de Vlaamse Jeugdraad enkele gevolgen. Ze veroorzaken een ongelijkheid in de samenwerking, want niet iedereen kan het zich veroorloven om gratis te werken. Jongeren die dat niet kunnen, hebben zo minder kansen op de arbeidsmarkt. Ook mentaal heeft het een negatieve invloed. Ze voelen zich niet gewaardeerd en bouwen geen financiële zekerheid op. Op Europees niveau wordt intussen gewerkt aan een wettelijk kader met duidelijke regels, een statuut en/of een minimumvergoeding.


Alle competenties op de werkvloer benutten

2023 is bijna halfweg. Dat betekent dat de internationale dag van de verpleegkundigen op 12 mei er weer aan komt. We blikken even terug op een woelige maar boeiende periode en kijken vooral vooruit naar de niet zo verre toekomst. Kunnen we in aanloop naar de verkiezingen van volgend jaar nog een aantal dingen in beweging krijgen? Komt er eindelijk schot in een oplossing voor het nijpend personeelstekort? Hoe wapenen we ons tegen de zorgmassa die op ons afkomt? Hoe staan we tegenover actuele topics binnen de verpleegkunde? Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van NETWERK VERPLEEGKUNDE, leidt ons door haar blikveld.

De verbouwingen aan de kantoren van NETWERK VERPLEEGKUNDE aan het Vergotesquare in Brussel zijn voor een belangrijk deel achter de rug. De beroepsorganisatie maakt bewust de keuze voor een circulair gebouw met een duurzaam karakter. “De renovatie had heel wat voeten in de aarde, maar we zijn fier op het resultaat. Dit draagt bij aan de professionele uitstraling van NETWERK VERPLEEGKUNDE en van verpleegkundigen in het algemeen. We nodigen al onze leden en externe partners van harte uit om gebruik te maken van onze lokalen voor vergaderingen, opleidingen of netwerkmomenten. Dit is jullie thuis”, vertelt Ellen. “Niet enkel met ons gebouw willen we de ecologische voetafdruk van onze organisatie verkleinen, ook voor onze evenementen maken we de denkoefening om minder afval te produceren en minder energie te verbruiken.”

Memorandum

Hoewel de klimaatproblematiek een belangrijke rol speelt, is de hoofdrol nog steeds weggelegd voor het zorgpersoneel. “Ook op dat vlak beweegt er heel wat en dat is goed. In 2024 trekken we naar de stembus, de campagnes komen volop op gang. Met NETWERK VERPLEEGKUNDE gaan we na de zomer aan de slag met een memorandum dat we aan alle politieke partijen bezorgen. Dit maken we op in samenspraak met al onze leden en werkgroepen. In deze politieke adviesnota zullen we onze visie en de speerpunten voor de toekomst van verpleegkunde op een transparante manier toelichten. We hopen dan ook van harte dat onze signalen serieus genomen worden en een prominente plaats op de politieke agenda zullen innemen.”

Gestructureerd zorgteam

Een precair agendapunt blijft het aanwerven en inzetten van voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel. “Momenteel horen we volop de terechte schreeuw naar meer personeel, maar nationale en internationale cijfers tonen aan dat dit eigenlijk relatief is”, stelt Ellen. “Het aanwezige, goed opgeleide personeel voert gewoon teveel taken uit die door andere profielen opgenomen kunnen worden.” Door een combinatie van een uitgebreid zorgaanbod en verouderde ongedifferentieerde normering, wordt het aantal beschikbare verpleegkundigen te veel gespreid en onvoldoende ingezet voor de functies en plaatsen waar het echt nodig is. “Dat is echt jammer en het draagt niet bij tot de attractiviteit van verpleegkunde. Bepaalde financieringen en taken zijn wettelijk en exclusief aan verpleegkundigen toegewezen, hierdoor worden verpleegkundigen te vaak ingezet voor enkelvoudige, losstaande verpleegkundige taken en te weinig voor de coördinatie en planning van de verpleegkundige zorg.”

Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE werd het voorbije jaar hard gewerkt aan een wetsvoorstel over het gestructureerd zorgteam verantwoordelijk voor de coördinatie van de verpleegkundige zorgen. “Dat kan in principe al na de zomer 2023 in voege gaan. Het wetsvoorstel hebben we overgemaakt aan minister Vandenbroucke. Tegelijkertijd verzetten we momenteel hemel en aarde om zoveel mogelijk de neuzen van verschillende stakeholders in dezelfde richting te zetten. Binnen het zorgteam, onder coördinatie van een verpleegkundige, moeten handelingen kunnen worden gedelegeerd aan andere gezondheidzorgberoepen, maar ook niet-gezondheidzorgberoepen. Uiteraard dient de nodige opleiding verzekerd te zijn. Op deze manier behoudt de verpleegkundige het toezicht, dat enkel afhankelijk van de context, fysiek dient te zijn. Zo worden ze ook ontzorgd, maar vooral ook bijgestaan bij de uitvoering van de totale verpleegkundige zorgen. Dat laat ook toe andere collega’s op een veel efficiëntere manier in te zetten.”

Op initiatief van minister Vandenbroucke werd in 2023 een werkgroep samengesteld om concrete voorstellen uit te werken rond een grondige taak- en functiedifferentiatie en randvoorwaarden. Het voorstel van gestructureerd zorgteam verantwoordelijk voor de coördinatie van de verpleegkundige zorgen hebben we ook daar een onderdeel van kunnen laten uitmaken. Deze zomer worden de resultaten verwacht. Het resultaat wordt deze zomer verwacht. “NETWERK VERPLEEGKUNDE werkt constructief mee aan deze gesprekken. We zijn dankbaar dat onze expertise erkend wordt.”

Wachten op goedkeuring

Twee laatste belangrijke items op de agenda zijn het wettelijk verankeren van de bekwame helper en de hervorming van de verpleegkundige HBO5-functie. NETWERK VERPLEEGKUNDE kijkt uit naar de parlementaire goedkeuring van deze wetsvoorstellen tijdens de zomer van 2023, die een waardevolle impact kunnen betekenen in het werkveld. De bekwame helper moet toelaten dat de nabijheid van kwaliteitsvolle zorg gegarandeerd is en dat hierbij aansluitend de personen die de verpleegkundigen handelingen uitvoeren juridisch beschermd zijn. “Met NETWERK VERPLEEGKUNDE ijveren we samen met andere belangrijke partners zoals het Vlaams Welzijnsverbond al tientallen jaren voor deze wetsaanpassing”, zegt Ellen nog. “De voorbije jaren werden FRV- en TCV-adviezen uitgewerkt die nu deels uitgevoerd worden. Tijdens de studiedag gehandicaptenzorg op de Week van de Verpleegkundigen in Oostende komen we hier uitgebreid op terug.”

De nieuwe HBO5-titel, basisverpleegkundigen, werd inmiddels door de bevoegde overheden afgeklopt, samen met de uitwerking van een volwaardig beroepsprofiel en takenpakket op basis van FRV- en TCV-adviezen. “Het is onze opdracht als beroepsorganisatie hier op een positieve manier mee om te gaan en te verzekeren dat deze nieuwe verpleegkundige functie ook in complexe zorgsituaties kan worden ingezet binnen een gestructureerd zorgteam verantwoordelijk voor de coördinatie van de verpleegkundige zorgen. Vandaag lezen we in de communicatie van het kabinet van minister Vandenbroucke dat deze functie voornamelijk voorbehouden zal worden voor minder complexe zorg. De minister stipuleert daarbij specifiek de ouderenzorg, eerstelijnszorg, geestelijke gezondheidzorg, … Daar staan we met NETWERK VERPLEEGKUNDE absoluut niet achter. Meer nog, zulke boodschappen openen de deur naar devalorisatie van de benoemde sectoren. We blijven de stelling verdedigen dat ongeacht de sector of dienst complexe zorg aanwezig kan zijn en dat een grondige taak- en functiedifferentiatie ongeacht de sector of dienst moet worden doorgevoerd. Ik wil benadrukken dat voor afgestudeerde HBO5-verpleegkundigen en zij die de opleiding al gestart zijn, niets verandert”, besluit Ellen. “Hier heeft NETWERK VERPLEEGKUNDE steeds zeer hard voor geijverd. HBO5-verpleegkundigen zullen in de toekomst ook hun verpleegkundige bevoegdheden behouden en op een efficiënte, opbouwende manier kunnen doorgroeien naar andere functies.”

 

Meer informatie over het nieuwe beroepsprofiel voor HBO5 vind je op netwerkverpleegkunde.be.

 

Bedankt aan onze vrijwilligers!

NETWERK VERPLEEGKUNDE is een beroepsorganisatie die groeit en bloeit door de hulp van haar vrijwilligers. Zo’n 450 verpleegkundigen zetten zich gemotiveerd en vrijwillig in voor onze vzw. Het is een netwerk van betrokken en geëngageerde mensen en we verwelkomen graag nieuwe gezichten. Zo waren er dit jaar opnieuw twee keer zoveel kandidaten als plaatsen in onze raad van bestuur. Iedere vrijwilliger in onze organisatie werkt mee aan ons succes en laat zijn positivisme afstralen op ons NETWERK. We zijn ongelooflijk fier en bijzonder dankbaar. Die trots tonen we ook met onze nieuwe naam, waar we veel complimentjes op krijgen. De naamsverandering werd vorig jaar gestemd tijdens de Algemene Vergadering en in de zomer van 2022 doorgevoerd. Zo maken we een duidelijke link naar ons magazine, dat intussen al aan de twintigste editie toe is en twee kaarsjes mag uitblazen.


Gault&Millau-erkenning voor AZ Groeninge

Zorgkwaliteit staat in iedere zorginstelling en bij iedere zorgverlener centraal. AZ Groeninge gaat nog een stapje verder en nam de voeding voor hun 900 patiënten onder de loep, met steun van de mensen van gastronomiegids Gault&Millau. Als eerste ziekenhuis in België ontvangen ze een erkenningslabel. Philip Dupont, facilitair manager in AZ Groeninge, is fier op zijn keukenteam.

In AZ Groeninge worden dagelijks 900 maaltijden in koude lijn klaargemaakt. Philip Dupont startte met Gault&Millau een consultatietraject van zes maanden om de recepturen voor de patiënt te verbeteren en dat verliep niet zonder slag of stoot. “Bij de eerste inspectie proefden de inspecteurs 35 sauscomponenten. Daarvan waren er 5 goed, 15 te verbeteren en de rest moest weg”, zegt Philip. “We denken soms dat we goed bezig zijn, maar een externe partner biedt vaak een waardevolle blik. Ze bevroegen de zorgondersteuners, de koks, controleerden de buffetwagens, het aanbod aan variatie, … Daarnaast deden ze bevragingen bij patiënten naar hospitality, smaak, verblijfduur, temperatuur, consistentie, uitzicht, keuze, dieet, enzovoort. Elke proefsessie gebeurde in een apart zaaltje. Ze kregen het menu van de dag voorgeschoteld en we vroegen ook hun advies voor nieuwe gerechten. Daarna bespraken ze de feedback rechstreeks met de keuken. Hun aanpassingen voeren we nu door, met aandacht voor verbeteringen, suggesties en innovaties.”

Als in een labo

De erkenning behalen was een intensief proces. Een zoektocht naar de juiste smaken en combinaties. Zo werd voor de audit 30 procent zelf gemaakt en 60 procent ingekocht. Nu ligt die verhouding op respectievelijk 60 en 40 procent. “De keuken werd net geen labo”, zegt Philip. “Ik denk dat we vijftig soorten stoofvlees proefden, op zoek naar de perfecte samenstelling. Die switch naar meer zelf bereiden wilden we doen omdat we het vaak lekkerder vonden en omdat het verser is. Goed eten is primordiaal voor een vlot herstel van de patiënt. Ik ben blij dat we de steun kregen van de directie en dat mijn team met veel passie te werk ging. De kwaliteitserkenning is zeker geen eenmalig feit. We bekijken voortdurend wat we extra kunnen doen en hoe we ons keuzebeleid kunnen bijsturen. Ik ben er zeker van dat andere zorginstellingen ook zullen volgen.”


Foute berekening vraagt rechtzetting

X-Care in Motion, recent nog vierde in de verkiezing Great Place To Work Belgium van Vlerick Business School, betreurt de vele misverstanden die de voorbije maanden over projectstaffing en interimwerk ontstaan zijn. “De cijfers die de ronde doen zijn totaal maar dan ook totaal onjuist”, benadrukt Sam Baro, CEO van hr-dienstverlener PLANET Group, waarvan X-Care in Motion als zorgverlener deel uitmaakt. “Superhoge afwervingssommen worden in praktijk voor interimwerk totaal niet toegepast. En wat projectmedewerkers betreft: die willen niet en horen niet te worden afgeworven. Die staan op de payroll van onze eigen zorgonderneming. Een contractueel beding met een afwervingssom moet gezien worden als een soort boete waarvan je wil vermijden dat je die moet betalen. Het enige doel is een mogelijke afwerving van een vaste medewerker van het projectstafbedrijf te vermijden, niet om een som van, bijvoorbeeld, 25.000 euro te kunnen aanrekenen.”

Ook de berekening dat interim- en projectverpleegkundigen 50 tot 80 procent duurder zouden zijn, klopt volgens Sam Baro hoegenaamd niet. “De meerkost voor de zorgvoorziening is slechts tussen de 24 en 30 procent. Dit ligt mijlenver van de cijfers die Zorgnet-Icuro iedereen wil laten geloven. De kost van een verpleegkundige is geen jaarkost die je zomaar deelt door het maximaal aantal weekdagen of werkuren per jaar of per maand. De formule is complexer. Er zijn gemiddeld tot vijftig dagen per jaar waarop medewerkers niet presteren. Verlofdagen, opname overuren, feestdagen, ziektedagen, opleidingen, … Al die dagen en/of uren moet je aftrekken van het totaal aantal effectieve gepresteerde en ongepresteerde weekdagen in een jaar. Als je dan de jaarkost deelt door het correcte gemiddelde aantal prestatiedagen of -uren, dan kom je uit op een meerkost voor zowel interimwerk als projectwerk van slechts 24 tot 30 procent. Wie anders beweert, rekent bewust of onbewust totaal fout.”

Nochtans stak X-Care in Motion heel wat tijd en energie in het uitleggen van deze berekening. “We hebben het met handen en voeten aan de koepelorganisaties al uitgelegd dat hun berekening fout is. Ook aan Zorgnet-Icuro en aan het kabinet van de Vlaams minister van Welzijn. Onbegrijpelijk dat ze dit naast zich blijven neerleggen en foute informatie de wereld blijven insturen. Aangezien ze via ons wel degelijk over de juiste informatie beschikken, kan ik alleen maar concluderen dat ze doelbewust niet willen luisteren. Zo zet je de eigen leden, namelijk de zorgvoorzieningen, en de minister van Welzijn inclusief, helemaal op het verkeerde been. Deze desinformatie is sterk polariserend en dus heel destructief voor de zorgsector. Niet moeilijk om op die manier met valse premisses een onterechte tweestrijd te creëren. En dat kan tellen vind ik, in een sector die al zwaar onder druk staat door het hoge werktempo en arbeidskrapte. Ik nodig minister Crevits dan ook graag persoonlijk uit om tijd te maken voor dialoog. Zo kunnen we de foute cijferanalyse van haar adviseurs in detail bespreken.”


Zorgzwaarte mag in rekening gebracht worden

De zorgsector staat onder druk, dat hoeven we niet meer te vertellen. Onder meer huisartsen en verpleegkundigen presteren onder zware werkomstandigheden. Daarom boog een reflectiegroep van het RIZIV zich over mogelijke oplossingen zoals een duurzame organisatie en financiering van de huisartsenpraktijk, met ruimte voor taakdelegatie en ondersteuning. Het resultaat is een voorstel om de verhouding tussen prestatie- en capitatiefinanciering beter in balans te brengen door het aandeel van honoraria te verlagen en het aandeel per patiënt te verhogen in functie van de zorgzwaarte. Op die manier worden taken die in het basispakket van de huisartsenpraktijk zitten, maar nog niet of onvoldoende gefinancierd worden, correcter vergoedt volgens zorgzwaarte en complexiteit. Het bevordert ook samenwerking, taakdelegatie en preventie.

Daarnaast voorziet het voorstel ook een premiefinanciering om in te zetten op kwaliteit, ondersteuning en beschikbaarheid. Er is ook ruimte voor optionele financiering om een verpleegkundige in de huisartsenpraktijk aan te werven.


Geschiedenis van het patrimonium van NETWERK VERPLEEGKUNDE

Brussel is altijd de thuisstad van NETWERK VERPLEEGKUNDE geweest. In 1962 verhuisde het toenmalige NVKVV van de Dwarsstraat naar de Jozef II-straat en in 1973 naar het huidige secretariaat in de Vergotesquare 43. Dat herenhuis ligt op 500 meter van de Europese wijk en dateert van 1909. Het werd gekocht met financiële steun, onder meer in de vorm van renteloze obligaties, van leden en van anderen. Het vervolmakingscentrum werd toen ook ondergebracht in twee andere gebouwen in de aansluitende Frédéric Pelletierstraat 100 (nieuwbouw kantoor) en 96 (aankoop herenhuis).

Duurzame circulaire verbouwing

Door de nieuwe onderwijsregelgeving in de jaren negentig werden de gebouwen niet zo intensief meer gebruikt en het vervolmakingscentrum werd afgebouwd. In 2016 werd door de bestuursleden en de leden van de algemene vergadering – na advies van de notaris, de bank en het vastgoedkantoor – besloten om het patrimonium van de vzw te vrijwaren tegen een mogelijke waardevermindering van het vastgoed. Het herenhuis op de Vergotesquare werd bij die oefening gedefinieerd als een waardevolle investering voor de huidige en toekomstige leden van de vzw.

Daarom werd in 2021 en 2022 gestart met een grondige renovatie van het herenhuis, met ecologisch en circulair verbouwen als centrale waarden. Het pand krijgt meteen ook een nieuwe bestemming als een open huis voor alle verpleegkundigen. Voor dit initiatief kreeg NETWERK VERPLEEGKUNDE in 2019 een erkenning van het Brussels Gewest en werd het laureaat van de prijsuitreiking be.exemplary, goed voor een subsidie van 123.000 euro.

Financiering van de verbouwing

Als onderpand voor de renovatiekosten werd in 2016 het gebouw op nummer 96 verkocht. Om tegemoet te komen aan de regels van goed bestuur en het sociaal passief veilig te stellen, werd een overbruggingskrediet van 500.000 euro en een hypothecaire lening van 200.000 euro op 20 jaar afgesloten. Nu de renovatie voltooid is, zal ook het gebouw op nummer 100 worden verkocht voor de financiering van het overbruggingskrediet. De totale renovatiekosten bedragen zo’n 1.500.000 euro.

Alle verpleegkundigen welkom

Sinds januari 2023 vind je NETWERK VERPLEEGKUNDE in het gerenoveerde gebouw. Je wordt er ontvangen in een leuke, gezellige setting en de werkgroepen maken graag gebruik van de ontmoetings- en vergadermogelijkheden. We mogen best fier zijn op deze uitvalsbasis. Als enige beroepsgroep beschikken we over zo’n warme thuis voor alle verpleegkundigen. Wees welkom!