Hoopvolle tendensen inschrijvingscijfers voor opleidingen verpleegkunde

Nu de academiejaren en schooljaren volop aan de gang zijn, hebben we een goed zicht op de inschrijvingscijfers van 2023-2024 voor de verschillende opleidingen verpleegkunde. Zoals steeds houdt Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt deze nauwgezet in de gaten. “Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed, al zijn er enkele uitzonderingen.”

Laten we starten met het minder positieve nieuws: de inschrijvingscijfers voor HBO5 vertonen een lichte daling van zes procent. Het aantal studenten voor de volledige opleiding ging van 6.957 studenten in 2022 naar 6.613 dit jaar. Dat is gezien de actualiteit en de onduidelijkheid die rond het statuut heerst niet onverwacht en ook geen dramatisch cijfer. De omvorming van de HBO5-opleiding naar die voor basisverpleegkundigen brengt nu eenmaal onzekerheid met zich mee. Des te meer omdat er veel onduidelijkheid was rond wat basisverpleegkundige kan en mag doen in welke context . “Daardoor kwam het zorgberoep vaak negatief in de media en dat heeft onvermijdelijk een impact op de instroom”, zegt Candice De Windt. “Dat staat haaks op de vele positieve verhalen en evoluties die ik dagelijks in het werkveld en in het onderwijs zie. Een opleiding verander je niet zomaar in enkele weken tijd. Al biedt de huidige situatie wel unieke kansen. Dat gebeurt vandaag in constructief overleg tussen werkgevers, HBO5-scholen en de bacheloropleidingen. We schatten dat als we dit grondig willen doen, we hier de nodige tijd voor moeten nemen, en het zal gradueel opgebouwd worden. Dit zal een aantal jaren in beslag nemen. We willen inzetten op een nog sterkere opleiding op niveau vijf, met de nodige flexibiliteit met studiepunten, mogelijkheden tot inzetten op (deel)vrijstellingen en een haalbaar brugprogramma naar de bachelor toe.”

Of andere, nieuwe zorgopleidingen op dat niveau geen inschrijvingen wegsnoepen van basisverpleegkunde? “Neen, dat denk ik niet. De nieuwe functie van praktijkassistent is administratief georiënteerd en eigenlijk missen we nog een sterke opleiding op graduaatsniveau. Iets wat naast de opleiding voor basisverpleegkundigen kan staan en die toch naar het domein zorg en welzijn leidt.”

Stijging voor de bacheloropleiding

Waar we bij HBO5 een daling noteren van zes procent, stellen we bij de bachelor verpleegkunde een stijging van 5,99 procent vast. Zo zitten in de bacheloropleiding nu 7.695 studenten, waarvan 70 procent jonger dan 25 jaar. Vooral het aantal generatiestudenten stijgt met 4,75 procent en dat is zeer goed nieuws. “Het wil zeggen dat we achttienjarigen opnieuw weten te motiveren”, zegt Candice tevreden. “Waar de beeldvorming rond HBO5 eerder negatief was, zien we dat dit bij de bachelor toch anders ligt. Pas op, we zitten nog altijd niet op het niveau van 2016, toen de bachelor hervormd werd naar vier jaar. Dat komt door de lagere cijfers van de voorgaande jaren. Als we op dit elan verder gaan, komt het wel goed. Al zullen de tekorten in functie van de zorgvraag zich zonder andere maatregelen blijven voordoen.”

Door de verschillende benamingen zijn de cijfers voor de masters niet eenvoudig te analyseren, toch merken we dat de schakelprogramma’s zeer stabiel blijven, met een instroom van jaarlijks ongeveer 440 studenten.

Wat met BBT en BBK?

Sinds de afschaffing van de banaba’s in 2016 zaten de inschrijvingen voor deze opleidingen in een dip. “Die cijfers vallen nu best mee (zie tabel, nvdr.). Al moet ik toegeven dat niet alle opleidingen die vandaag worden aangeboden effectief worden ingericht. Een postgraduaat inrichten voor slechts enkele studenten is duur. Het aanbod loopt ook overal wat gelijk, waardoor vaak dezelfde meer populaire postgraduaten aangeboden worden. Daar zit zeker een kans tot optimalisatie als de hogescholen samenwerken en hun kennis en middelen verdelen. Kijk naar wat het werkveld nodig heeft en bundel de krachten.”

Extra middelen en initiatieven

De opleiding voor zorgkundigen wordt op veel niveaus en via verschillende trajecten aangeboden. Zo bestaat sinds september 2023 in Vlaanderen een instroomkanaal waar je zonder kwalificatie al aan de slag kan gaan en dat leidt naar een beroepskwalificatie. “Datzelfde traject bestaat ook voor kinderbegeleiders, persoonsbegeleiders, verzorgenden en logistiek medewerkers. Het is een ideale situatie voor zijinstromers, die op zoek zijn naar zekerheid. Via een premie en coaching bewandelen ze een ander carrièrepad, zijn ze aan het werk en vallen ze niet zonder inkomen. Daarnaast worden de andere betaalde trajecten naar zorgkundige en verpleegkundige in 2024 fors uitgebreid door VIA6 en wordt extra ingezet op de promotie van zorg en welzijn. Daarnaast komt er ook een onderzoek naar de in- en uitstroom in Vlaanderen in onze zorg- en welzijnssectoren. Welk verloop is er over de sectoren heen, waarom verlaat iemand het beroep, moeten we het retentiebeleid aanpassen? Door enkel in te zetten op instroom komen we er niet, inzet op retentie is minstens even essentieel. Daarnaast zorg moeten we ook aandacht besteden aan innovatie, technologie en vernieuwend hrm-beleid. Zo stellen we het imago van deze beroepen bij.”

Positieve balans voor zorg en welzijn

Wat deze cijfers volgens de Zorg- en Welzijnsambassadeur echt willen zeggen is dat er voor elke student die met verpleegkunde wil starten een plaats is. “Inzetten op de juiste oriëntering van studenten loont. Het nieuwe platform Careēr heeft daar zeker wat effect, waar we volop inzetten op de branding van zorg en welzijn met de sociale partners. Daarnaast mogen we de vele andere initiatieven zoals ingericht door VIVO, VDAB, de beroepenrally’s in het vijfde en zesde leerjaar, … niet vergeten. We reiken actief de hand naar het onderwijs en laten studenten inzien dat er in zorg en welzijn zowel nood is aan opleidingen met een arbeidsmarktsfinaliteit, als met een doorstroomfinaliteit en dat diezelfde opleidingen daar alle mogelijkheden toe bieden.”

Alle opleidingen binnen zorg en welzijn doen het goed. “Dat is typisch in periodes van economische crisis”, zegt Candice nog. “Zorg en onderwijs doen het dan altijd goed omdat ze werkzekerheid bieden. We zien dat onder meer de inschrijvingen voor vroedkunde en voor logopedie en audiologie stijgen, net zoals voor voedingsgerelateerde opleidingen. Dat laatste komt door de maatschappelijke aandacht voor het thema. Algemeen genomen stijgen de inschrijvingen in het hoger onderwijs met 3,5 procent, goed voor in totaal 148.349 studenten. De graduaatsopleidingen inkantelen op het opleidingsniveau vijf in de hogescholen was een verstandige keuze met een positief effect. Een hogeschool heeft een andere aantrekkingskracht voor studenten dan een CVO, bijvoorbeeld. Er is een toename van 11 procent (22.569 studenten) in de graduaatsopleiding en van 2,45 procent (116.661 studenten) voor de professionele bachelors. Ik ben tevreden met de cijfers voor 2023-2024, maar we moeten alert blijven. Wie instroomt, moet ook blijven. We zijn allemaal ambassadeurs voor ons beroep. Laten we dat positief uitdragen en studenten positief motiveren en begeleiden.”


Verpleegkundige consultaties: hoe, wat, wanneer en waarom?

Eind 2023 bracht het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) een rapport uit over verpleegkundige consultaties[1]. Dat wekte heel wat mediabelangstelling op, net zoals vragen in het werkveld. Is een consultatie dan niet enkel voorbehouden aan artsen? Neen, want in de praktijk blijkt dat verpleegkundigen steeds vaker bepaalde consulten uitvoeren. Dat gebeurt voornamelijk bij patiënten met een complexe zorgvraag. Het KCE ging in deze studie na of de raadplegingen veilig, nuttig en kwaliteitsvol zijn en hoe ze in de toekomst verder kunnen worden uitgebouwd in België.

In het buitenland zien we dat verpleegkundigen al langer meer uitgebreide verantwoordelijkheden op zich nemen, zoals het uitvoeren van consultaties. Dat bood de onderzoekers van het KCE de kans om internationaal onderzoek en best practices te raadplegen over dit type consulten in verschillende domeinen zoals cardiovasculaire aandoeningen, oncologie, respiratoire ziektes, diabetes, … Ook de huisartsgeneeskunde en ziekenhuiscontexten kwamen aan bod. Dat leidde tot een zeer grondig literatuuronderzoek van zo’n 473 studies. Het BVVS en professoren Mieke Deschodt en Fabienne Dobbels (KU Leuven) en Tom Goffin (UGent) zetten hier mee hun schouders onder.

Uit het rapport blijkt dat verpleegkundige consultaties even goede, en soms zelfs betere, resultaten opleveren dan de klassieke aanpak bij een arts. Bovendien blijken ze ook volkomen veilig te zijn. Toch zit het werkveld met heel wat vragen. Die leggen we voor aan verpleegkundige van opleiding en KCE-onderzoeker Jens Detollenaere.

Wat zijn verpleegkundige consultaties?

“We constateren dat de expertise en competenties van verpleegkundigen in ons land alleen maar toenemen. Verpleegkundige consultaties kaderen binnen de nood aan innovatieve zorgmodellen om de zorg van morgen te organiseren. We moeten afstappen van een ziektegerichte aanpak en meer kijken naar de patiënt die voor ons zit. Daarom focusten we in dit onderzoek ook op complexe aandoeningen en niet louter op chronische ziektes. Er bestaat geen gevalideerde definitie van verpleegkundige consultaties. Waar het om draait is de interprofessionele samenwerking met andere zorgverleners en de mogelijkheid om een patiënt autonoom en evidencebased te kunnen opvolgen. Verpleegkundigen bieden informatie, advies, ondersteuning en opvolging vanuit een holistisch perspectief. Dat gebeurt op vraag van de arts, andere zorgverleners, patiënten of op initiatief van de verpleegkundige. Het consult kan verschillende vormen aannemen: face-to-face, via telefoon of videocall, een e-consult of aan het bed.”

Wat zegt de wet?

“Daarvoor betrokken we professor Tom Goffin bij het onderzoek. Hoewel er vandaag geen juridisch kader is, kunnen verpleegkundigen activiteiten uitvoeren tijdens verpleegkundige consultaties zolang ze binnen de A-, B- en C-handelingen plaatsvinden. Op dit moment zijn, de consulten niet voorbehouden voor specifieke verpleegkundige profielen. In bepaalde gevallen, flirten verpleegkundigen met de grenzen van wat wettelijk toegelaten is. Voor alle duidelijkheid: een verpleegkundige mag niet voorschrijven. Al vindt het in de praktijk soms wel plaats.”

Wat doen verpleegkundigen tijdens deze consultaties?

“Verpleegkundigen staan in voor de diagnose en gevorderde gezondheidsbeoordeling van patiënten, net zoals voor diagnostische testen of onderzoeken. Daarnaast kunnen ze beslissen over therapeutische behandelingen, doen ze aan preventie, zetten ze in op gezondheidspromotie en gedragsverandering, verwijzen ze patiënten door en hebben ze de bevoegdheid om patiënten in ziekenhuizen en andere diensten op te nemen en/of te ontslaan. Algemeen genomen geven verpleegkundigen aan veel autonomie te ervaren in hun job door deze consultaties.”

Zijn verpleegkundige consultaties nuttig?

“Je moet als zorgsector inspelen op de veranderende behoeften van patiënten met complexe aandoeningen. Daarnaast kunnen we niet rond de personeelstekorten en de vaak lange wachttijden voor een afspraak bij een arts. Uit onderzoek blijkt dat, ondanks de schaarste aan verpleegkundigen, zij wel de juiste beroepsgroep zijn om bepaalde consultaties over te nemen. Bovendien kunnen deze raadplegingen complementair of subsidiair zijn voor de afspraken bij een arts. Dat is een continuüm afhankelijk van de ervaring en opleiding van de verpleegkundige, maar ook van de noden van de individuele patiënt of patiëntengroep.”

Komen alle verpleegkundige profielen in aanmerking?

“In principe wel. Wel zien we dat in het buitenland het merendeel van de verpleegkundigen die zulke consultaties uitvoeren minstens een bachelordiploma hebben, vaak aangevuld met een beroepstitel, beroepskwalificatie, postgraduaat of master. Bij de specialisaties zien we vaak wondzorg, eerstelijnszorg, oncologie en diabetes. Het is dan ook aangewezen dat verpleegkundige consultaties gebeuren door een verpleegkundige met gevorderde klinische expertises en competenties.”

Als verpleegkundige consultaties voorbehouden zijn aan hoger opgeleide verpleegkundigen, komt er dan een overgangsregeling voor verpleegkundigen die wel de ervaring maar niet het diploma hebben?

“Het kabinet Vandenbroucke werkt aan de uitvoeringsbesluiten, maar hoe die concreet eruit zullen zien is nog onduidelijk. Ze worden begin 2024 verwacht.”

Er is nu al een tekort aan verpleegkundigen. Versterken deze consultaties dat niet?

“In de literatuur wordt beschreven dat deze vorm van autonoom werken de aantrekkelijkheid van het beroep en van de patiëntenzorg kan verhogen, met meer carrièremogelijkheden, instroom en retentie van verpleegkundigen als resultaat.”

Zijn verpleegkundige consultaties in alle contexten aangewezen?

“Het onderzoek toont aan van wel. In de internationale best-practices zien we dat verpleegkundige consultaties in alle zorgcontexten geïmplementeerd zijn. Op dit moment zien we dat in België verpleegkundige consultaties geconcentreerd zijn in grote algemene of universitaire ziekenhuizen. Ook in de eerstelijnszorg worden de consulten in een vierde van de gevallen toegepast. De resultaten van ons onderzoek rapporteren geen verpleegkundige consultaties in Belgische woonzorgcentra. Nochtans kunnen deze consultaties belangrijk zijn voor de zorgcontinuïteit. De verpleegkundige die er dagelijks is, heeft namelijk een goed zicht op de noden van elke bewoner. Het kan dan ook een prioriteit zijn om verpleegkundige consultaties in de woonzorgcentra uit te bouwen.”

Wat is het effect op patiënten?

“Uit ons onderzoek blijkt dat de uitkomsten voor patiënten bijzonder positief zijn. Ze kunnen minstens even goede – en soms zelfs betere – resultaten opleveren dan de klassieke aanpak of een consultatie bij een arts. Hun levenskwaliteit en gezondheidsgedrag gaan erop vooruit, net zoals hun therapietrouw. De consultaties zijn ook effectiever op het vlak van mortaliteit en patiënttevredenheid.”

En voor zorginstellingen? Waarom zouden zij inzetten op verpleegkundige consultaties?

“Er is slechts beperkte evidentie om te spreken over een kostenreductie door verpleegkundige consultaties. Bovendien is het effect op heropnames of ongeplande spoedbezoeken minder rechtlijnig. Hoe dan ook is het aangeraden om als zorgorganisatie de impact van deze consultaties te analyseren op het vlak van rolverdeling en werkdruk. Giet in een interprofessioneel afsprakenkader welke verpleegkundige profielen en competenties nodig zijn om consultaties uit te voeren. Uit de literatuur blijkt dat het aangewezen is om af te stappen van het denken in handelingen en om een verpleegkundige competent to practice te maken.”

Komt er een nomenclatuur voor verpleegkundige consultaties?

“Op dit moment bestaat al een nomenclatuurcode voor verpleegkundige consultaties in de thuiszorg. Voorlopig mag dit consult maar één keer per jaar aangerekend worden, maar dat is te weinig wanneer je de continuïteit van zorg wil optimaliseren. In het buitenland zien we dat verpleegkundige consultaties niet via een fee-for-servicesysteem vergoed worden, wel aan de hand van een forfait. Dit moet in België dringend herwerkt worden naar een systeem dat verpleegkundige consultaties aanmoedigt binnen een interprofessioneel kader. Zo mag de verpleegkundige niet meer als kost, maar wel als meerwaarde gezien worden om veilig en in vertrouwen samen te werken.”

De studie gebeurde op basis van buitenlandse bronnen, hoe zit het dan in België?

“We doen in het rapport specifieke aanbevelingen voor de implementatie van verpleegkundige consultaties in de Belgische context. Daarom voerden we naast een literatuuronderzoek ook een uitgebreide survey uit bij 638 Belgische verpleegkundigen. Toch mogen we niet ontkennen dat in ons land nog wat werk aan de winkel is, onder meer om een algemeen juridisch en financieel kader op te stellen. De internationale best practices geven ons een aantal handvaten. Onder meer voor het opstellen van samenwerkingsprotocollen of richtlijnen rond het verschuiven van enkele medische activiteiten. Test bijvoorbeeld een jaar lang uit of een verpleegkundige correct voorschrijft en welke opleiding daarvoor nodig is. Daarnaast hangt in het buitenland de toegang tot de master verpleegkundig specialist af van je ervaring en expertise. Het portfolio, dat verplicht is sinds de invoering van de Kwaliteitswet, is daarvoor een handige tool.”

Wat moet concreet gebeuren om verpleegkundige consultaties in ons land verder te ontwikkelen?

“Start vanuit een behoefteanalyse ten opzichte van het huidige zorgaanbod: wat heeft de patiënt nodig? Dan pas zie je welke bijdrage verpleegkundige consultaties voor een bepaalde patiëntengroep kunnen betekenen, en in welke mate deze meer complementair of subsidiair moet zijn. Hier zal eventueel wat sensibilisering nodig zijn, omdat consultaties traditioneel door een arts gebeuren. Betrek hier de beroeps- en patiëntengroepen actief bij. Daarnaast is het ook aangeraden om het praktijkregister eindelijk te implementeren. Dit is een bijzonder handig planningsinstrument voor verpleegkundigen. Tot slot moeten de opleidingen versterkt worden met competentiegerichte benaderingen en modulaire programma’s voor bijscholing. De implementatie in België zal dus stap voor stap moeten gebeuren, op basis van pilootprojecten, zeker in zorgcontexten waar verpleegkundige consultaties nog niet geïmplementeerd zijn.”

[1] Detollenaere Jens, Dauvrin Marie, Deschodt Mieke, Cerulus Marie, Dobbels Fabienne, Heeren Pieter, Vinck Imgard, Goffin Tom, Van den Heede Koen. Verpleegkundige consultaties voor patiënten met complexe aandoeningen. Health Services Research (HSR). Brussels. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2023. KCE Reports 373A. DOI: 10.57598/R373AS.


Goed verzekerd het jaar in met NETWERK VERPLEEGKUNDE

Een onoplettendheid gebeurt soms sneller dan je denkt. Daarom is het als verpleegkundige, loontrekkend of zelfstandig, nuttig om een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid medische beroepen af te sluiten. Als beroepsorganisatie nam NETWERK VERPLEEGKUNDE al in 1994 het voortouw om zo’n verzekering te ontwikkelen specifiek voor verpleegkundigen. Een polis die gekend staat als de meest volledige en voordelige op de markt. Want hoe groot of hoe klein de schade ook is, er wordt geen vrijstelling aangerekend.

Waarom een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid medische beroepen?

De verzekering die NETWERK VERPLEEGKUNDE aanbiedt dekt schade aan derden die een verpleegkundige tijdens de uitoefening van het beroep kan veroorzaken. Zowel de zelfstandig verpleegkundigen, als de verpleegkundigen in zorginstellingen kunnen deze verzekering afsluiten. Voor zelfstandigen spreekt de meerwaarde van de verzekering voor zich. De verpleegkundige in dienstverband is via de zorginstelling wel verzekerd door de werkgever, maar bij problemen, zoals een klacht van een zorgvrager of een juridische procedure, dekt deze polis ook de rechtsbijstand. Deze verzekering via NETWERK VERPLEEGKUNDE dekt de schadevergoeding aan derden, als de aansprakelijkheid van de verzekerde bewezen is. Door de extra waarborg ‘dekking voor juridische experten’ kan een expert je vertegenwoordigen in medische commissies. Verpleegkundigen hebben ook recht op verdediging bij schuldig verzuim, als de opzettelijkheid wordt uitgesloten.

Wanneer komt de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid tussen?

Ook in 2023 kon onze verzekering heel wat verpleegkundigen helpen. Soms gaat het om eenvoudige, dagelijkse handelingen die schade berokkenen aan de zorgvrager of aan het materiaal. Zo liet een verpleegkundige per ongeluk het bedieningsbakje van een elektrisch bestuurbaar bed vallen. De verzekering burgerlijke aansprakelijkheid betaalde de herstellingskosten terug, zonder vrijstelling voor de verpleegkundige in kwestie.

Er zijn nog andere voorbeelden te rapen. Zo morste een verpleegkundige een flesje ontsmettingsalcohol op een eiken tafel, brak de glazen deur door een windvlaag toen een verpleegkundige het huis binnenkwam, raakte de verpleegkundige de huissleutels van een patiënt kwijt of viel de tablet van een zorgvrager met een beperking van het bed op de grond. De herstelling of vervanging werd in deze vier gevallen vergoed door de verzekering.

Al kunnen de voorbeelden ook gerelateerd zijn aan werk- en verzorgingsmateriaal of hulpmiddelen. De steunkousen van een patiënt werden bijvoorbeeld stuk getrokken bij het aandoen. De verzekering vergoedde een nieuw paar. In een ander geval trapte de verpleegkundige op de bril van de patiënt, raakte het gebit verloren in de was of ging de rolstoel kapot door een handeling van de verpleegkundige. Ook daar kwam de verzekering tussen.

Wanneer komt de rechtsbijstand tussen?

De verzekering rechtsbijstand helpt verpleegkundigen wanneer een juridische tussenkomst van een advocaat nodig is. Dat betekent niet meteen een rechtszaak, maar kan ook gaan over een bemiddeling door een ervaren professional. Wanneer je met zulke situaties te maken krijgt, komt de rechtsbijstandspolis van je verzekering tussen.

Recent werden zo opnieuw enkele verpleegkundigen geholpen. Zo was er een situatie waarin de verpleegkundige beticht werd van diefstal. Een advocaat kwam tussen om een gesprek te bemiddelen en de situatie uit te klaren. Zonder extra kosten voor de verpleegkundige. Een andere verpleegkundige werd gestalkt via sociale media door een patiënt. Ook hier behartigde een advocaat de belangen van deze verpleegkundige. Dat gebeurde ook bij het ontslag van een diensthoofd en bij een klacht door de moeder van een patiënt die onder toezicht stond van een thuisverpleegkundige voor het tijdig innemen van anticonceptie.

Ledenvoordeel voor geconventioneerde zelfstandige verpleegkundigen

NETWERK VERPLEEGKUNDE werkt samen met CPS Verzekeringen om elke aangesloten verpleegkundige te ondersteunen in zijn/haar waardevol werk. Dat doen we al meer dan 25 jaar met de meest uitgebreide burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering volledig op maat van verpleegkundigen en zorgkundigen. Deze verzekering beschermt hen en hun praktijk tegen onverwachte situaties. Bij CPS Verzekeringen staat bovendien een team van deskundige adviseurs klaar die kunnen helpen bij het kiezen van de juiste polis die past bij de specifieke behoeften van iedere verpleegkundige en zorgkundige.

Als trouwe partner van NETWERK VERPLEEGKUNDE lanceert CPS Verzekeringen een uitzonderlijke actie voor geconventioneerde zelfstandige verpleegkundigen. Zij kunnen aansluiten bij het pensioenspaarplan aan een verlaagde instapkost van 2,5 in plaats van 4 procent. Leden die er ook een burgerlijke aansprakelijkheidsverzekering afsluiten, betalen zelfs maar 1,5 procent.

Deze vorm van pensioensparen noemt het vrij aanvullend pensioen voor zelfstandigen (VAPZ) en biedt via het RIZIV enkele voordelen:

  • Je spaart op een voordelige manier.
  • Je ontvangt een gewaarborgde rente.
  • Je geniet van een extra pensioen op je pensioenleeftijd.

Wat moet je doen om van de voorwaarden van deze RIZIV-toelage te genieten?

  • Geconventioneerd zijn.
  • Verstrekkingen geleverd hebben tijdens het premiejaar van minstens 33.000 euro en maximum 150.000 euro. Bij periodes van inactiviteit kunnen deze bedragen verlaagd worden.
  • Je activiteit tijdens het premiejaar uitoefenen in hoofdberoep.
  • Je contract moet ingaan op uiterlijk 31 december van het jaar waarop je sociaal voordeel van toepassing is.

De toelage voor het premiejaar 2022 bedraagt 548,77 euro. Voor meer informatie kan je altijd terecht op consult@cpsverzekeringen.be. Zij doen het nodige om alle formaliteiten in orde te brengen zodat je de toelage ontvangt waar je recht op hebt.


NETWERK VERPLEEGKUNDE verwelkomt twee nieuwe werkgroepen

Enthousiast, leergierig en geëngageerd. Deze woorden omschrijven het best de leden van de werkgroepen van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Ook aan een kritisch constructieve ingesteldheid ontbreekt het hen niet. Want door hun open blik werden recent twee nieuwe werkgroepen in het leven geroepen. Achter de schermen voerden beide groepen al wat voorbereidend werk en onderzoek uit om vanaf nu actief op de voorgrond te treden. We stellen je graag deze nieuwkomers voor: de werkgroep Praktische Ethiek en de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde.

Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde

Deze werkgroep werd in 2018 al opgericht, als achttiende lid van de European Association for the History of Nursing. Na de eerste jaren vooral een netwerk uit te bouwen van onder andere academici, onderzoekers en docenten van opleidingen verpleegkunde, is het tijd om de verworven inzichten en kennis te verspreiden en nieuwe leden aan te werven.

“Florence Nightingale is over het algemeen bekend. Maar er zijn ook heel wat Belgische verpleegkundigen met een internationale impact”, vertelt historicus en voorzitter van de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde Luc De Munck enthousiast. “Weet je bijvoorbeeld dat Ghislaine Van Massenhove in 1974 na een jarenlange strijd de erkenning van het statuut van de verpleegkundige verkreeg? Of dat de zuster Jules-Marie Heymans de grondlegger is van de eerste universitaire verpleegkundige opleiding op het Europese vasteland? Ook de lijst van de huidige verpleegkundige handelingen danken we aan de inzet van onze voorgangers.” Dat wil de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde meer onder de aandacht brengen. Met de steun van NETWERK VERPLEEGKUNDE wordt dit plan concreet.

De werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde wil een forum bieden aan alle zorgprofessionals met interesse in de geschiedenis van verpleegkunde in België. Een van de voornaamste kanalen om deze kennis te verspreiden is de facebookpagina van de vereniging die sinds 2020 actief is. Daarop worden regelmatig artikels en interessante nieuwtjes gepost. Voor de toekomst droomt de werkgroep onder andere over het lanceren van een website en een lezingenreeks over de geschiedenis van de verpleegkunde in België.

Eerste realisaties

De werkgroep bestaat momenteel vooral uit verpleegkundigen, docenten van verschillende opleidingen en academici, maar versterking en uitbreiding van het doelpubliek is welkom. Luc: “Nu we meer naar buiten treden, hopen we op enthousiaste leden vanop de werkvloer. Ik ben er zeker van dat er verpleegkundigen zijn met interesse in het thema die een zinvolle bijdrage kunnen leveren. Ik denk bijvoorbeeld aan getuigenissen over verschillende generaties heen.”

Vorig jaar ontwikkelde de werkgroep een educatief pakket met een korte documentairefilm en begeleidende info. Het pakket werd als proefproject aangeboden aan enkele hogescholen en werd daar positief onthaald. Vanaf het najaar van 2023 zal het pakket dan ook beschikbaar zijn in alle bacheloropleidingen verpleegkunde in Vlaanderen. Een tweede wapenfeit van de werkgroep is zichtbaar in het vernieuwde hoofdkantoor van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Luc: “Alle vergaderzalen kregen de naam van een invloedrijke Belgische verpleegkundige. We voorzagen een mooie foto en een korte biografie. Zo prikkelen we de bezoekers en gebruikers van de zalen.”

De foto’s en teksten kan je hier raadplegen.

Lid worden van de werkgroep

“Hoe het engagement er voor deze werkgroep uitziet en wanneer, waar of waarover we vergaderen, bespreken we in overleg met alle leden en geïnteresseerden. De bedoeling is vooral om een geëngageerde groep samen te brengen die de geschiedenis van verpleegkunde in België een warm hart toedraagt en de liefde voor het onderwerp in Vlaanderen helpt verspreiden.”

Werkgroep Praktische Ethiek

Omdat zorgen altijd waardengedragen handelen is

De werkgroep Praktische Ethiek, of WEPE,  is een pluralistisch platform voor ethiek op de werkvloer waar elke levensbeschouwing haar plaats krijgt. Ze hebben twee belangrijke doelen. Enerzijds het verenigen van zo veel mogelijk initiatieven in Vlaanderen die zich inzetten voor zorgethiek, van ziekenhuizen tot woonzorgcentra en de thuiszorg. Anderzijds het brengen van de ethische reflectie naar de werkvloer met laagdrempelige methodieken en het sensibiliseren van zorgverstrekkers.

“Wepe is er zich van bewust dat de nood aan ethische reflectie heel hoog is omdat de uitdagingen voor de gezondheidszorg bijzonder groot zijn”, zegt coördinator Julien Libbrecht. “We zijn in de eerste plaats een werkgroep van NETWERK VERPLEEGKUNDE, maar staan ook open voor andere disciplines. We willen namelijk zoveel mogelijk zorgverleners achter deze visie scharen.”

De werkgroep rekent daarvoor op enkele mogelijke kanalen. Zo zijn er de verschillende activiteiten, terug te vinden via wepe.be. Er zijn ook heel wat opleidingen en webinars over goede zorg. “Dit jaar kaderen die in ons jaarthema schaarste in de zorg”, vertelt Julien. “We doen ook casusbesprekingen. Mensen die met hun hoofd en hart dagelijks in de praktijk staan, worden regelmatig geconfronteerd met de prangende vraag: Wat moet ik doen om goed te handelen? Soms gaat het om morele dilemma’s: situaties waarin alle mogelijke uitwegen schade veroorzaken. Het is niet uitzonderlijk dat dit leidt tot morele stress. Tijdens casusbesprekingen krijgen zorgmedewerkers ruimte om zulke situaties in groep te bespreken op basis van verschillende methodieken waarvan bewezen is dat ze wel effectief bijdragen aan een gestructureerde reflectie binnen een zorgpraktijk.”

Goede zorg

Niet alleen zorgverleners, maar ook zorgteams worden geconfronteerd met vragen of knelpunten waar ze als team geen antwoord op vinden. WEPE ondersteunt hen via verschillende professionals die gespecialiseerde methodieken beheersen voor overleg in de zorg.

“WEPE wil vooral een ethisch platform zijn, waarin ruimte wordt gecreëerd voor theorievorming over een ethische zorghouding”, zegt Julien nog. “Dat doen we op verschillende manieren. Via onze website dragen we bij tot het nadenken over goede zorg. Via onze casusbesprekingen denken we aan de hand van gevalideerde methodieken na over concrete situaties in de zorg. Vanuit deze casussen publiceren we regelmatig ook artikels over ethiek van de zorg, onder meer in dit tijdschrift.”

Deel uitmaken van de werkgroepen is voor leden van NETWERK VERPLEEGKUNDE gratis. Een werkgroep staat open voor iedereen die interesse heeft in het specifieke onderwerp. Voor de werkgroep Netwerk Geschiedenis Verpleegkunde kan je contact opnemen met voorzitter Luc De Munck (luc_de_munck@hotmail.com). Voor de werkgroep Praktische Ethiek met coördinator Julien Libbrecht (julien.libbrecht@skynet.be, 0496 33 36 65 of wepe.be).


Nieuwe vormen van thuishospitalisatie goedgekeurd

Antibioticatherapie en antitumorale middelen mogen in leefomgeving patiënt toegediend worden

Ziekenhuis en thuisverpleging zijn geen aparte werelden. De eerste en tweede lijn ondersteunen samen de patiënt en groeien zo steeds meer naar elkaar toe. Het was de aanzet voor enkele proefprojecten rond oncologie en antibioticatherapie, die op hun beurt dan weer vorm gaven aan de nieuwe regelgeving rond thuishospitalisatie. Met opleiding, kennisdeling, gegevensdeling en kwaliteitsopvolging als belangrijke pijlers.

Op 1 juli ging de nieuwe regelgeving voor thuishospitalisatie in. Deze voorziet in de toediening en financiering van antibioticatherapie en antitumorale middelen in de thuiszorg. “Antibiotica toedienen behoort voor elke thuisverpleegkundige al tot de reguliere zorg. Het is goed dat daar nu een betere financiering aan gekoppeld is”, zegt Annemarie Demeyere, stafmedewerker zorg, pijn en comfort bij het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen. “Minstens even belangrijk zijn de proefprojecten rond oncologische zorgen in de thuiscontext die voorafgingen aan deze regelgeving.”

In 2016 lanceerde toenmalig minister van Volksgezondheid Maggie De Block deze proefprojecten waarin een cocreatie tussen ziekenhuizen en eerstelijnsactoren vorm kreeg. “Thuishospitalisatie was op dat moment internationaal zeer gekend en breed toegepast, maar ons land hinkte achterop”, zegt Annemarie Coolbrandt, verpleegkundig specialist oncologie in het UZ Leuven. “Elk proefproject had een eigen insteek, zoals het OPAT-project in West-Vlaanderen rond ambulante parenterale antimicrobiële therapie of het UZ Leuven-project rond de toediening Herceptine®. De nieuwe regelgeving is een compromis van alle inzichten uit die proefprojecten. Het is goed dat er nu een wettelijk kader is. Al zal dit niet meteen voor iedere zorginstelling en elke zorgverlener toepasbaar zijn. Oncologie is een zeer gespecialiseerd domein, met specifieke zorgnoden. Zo’n traject opstarten vraagt tijd.”

Samenwerken rond kwaliteit en in vertrouwen

Thuishospitalisatie maakt het mogelijk om een behandeling, die is opgestart in een gespecialiseerde ziekenhuissetting, onder bepaalde voorwaarden thuis toe te dienen, in de leefomgeving van de patiënt. Dat mag je interpreteren als de woning, het woonzorgcentrum, een psychiatrisch verzorgingstehuis of een hersteloord waar de patiënt woont of verblijft. “De focus van deze zorgen ligt in eerste instantie op laagcomplexe en subcutane behandelingen. Eventueel in een later stadium ook op intraveneuze behandelingen”, zegt Kristof Muylaert, domeinverantwoordelijke palliatieve zorg en oncologie bij het Wit-Gele Kruis Vlaams-Brabant. “Samen met UZ Leuven en andere eerstelijnsactoren werd een samenwerking opgezet die duurzaam, implementeerbaar en kostenneutraal op RIZIV-niveau is en zorgkwaliteit vooropstelt. Dat kreeg vorm in een werkbaar kader en groeide tijdens het project steeds verder uit. We leerden elkaar vertrouwen en bouwden een sterke expertise op, die nu ook gedeeld wordt met collega’s.”

Dat transmurale afsprakenkader, het invullen van opleidingsnoden, de communicatiekanalen tussen ziekenhuis en thuiszorg, de modaliteiten om een samenwerking op te starten, … zijn voortaan dus mogelijk binnen deze regelgeving. “Ook patiënten moeten meestappen in het verhaal. Ze moeten het ziekenhuis leren loslaten en dat is soms een grote stap”, zegt Annemarie Demeyere. “Je bent samen verantwoordelijk voor je patiënt, deelt gegevens en moet die systemen met elkaar laten communiceren. Daar knelt nog vaak het schoentje omdat die programma’s niet zijn afgestemd. Logisch ook, want je deelt persoonsgegevens. Dat is opnieuw een stap voor de patiënt, want transmurale zorg wordt tastbaar.”

Annemarie Coolbrandt: “Hele dossiers overdragen lijkt me niet zinvol, maar er moet wel een duidelijke informatieoverdracht zijn. Van het ziekenhuis naar de thuiszorg en omgekeerd. Tijdens het proefproject merkten we dat er altijd mogelijkheden zijn om efficiënt te communiceren. Kijk naar wie je partners zijn en zoek samen naar oplossingen die werken.”

Voor elke patiënt, na overleg

Thuishospitalisatie kan in principe voor elke patiënt. Er is een brede productlijst die mag toegediend worden door de thuisverpleegkundige. De patiënt zelf hoeft niets te doen, behalve de medicatie correct transporteren en bewaren. “Daarover wordt hij goed geïnformeerd in het ziekenhuis”, zegt Annemarie Coolbrandt. “Het zorgteam in het ziekenhuis beslist, ondersteund door de huisarts en de thuisverpleegkundigen van de patiënt, wie in aanmerking komt. De eerste twee toedieningen gebeuren altijd in het ziekenhuis. Dan zien we hoe de patient reageert. Daarnaast mag de behandeling niet te toxisch zijn of als de patiënt frequente medische onderzoeken moet ondergaan, is thuishospitalisatie niet aangewezen.”

Voor de patiënt heeft thuishospitalisatie een positieve invloed op het behandeltempo. Het dagelijks leven kan verder gaan, wat niet onbelangrijk is met het oog op werkhervatting. Ook de verplaatsingen van en naar het oncologisch dagziekenhuis of een hospitalisatieperiode voor de toediening van antibiotica worden vermeden. Bovendien bouw je een hechtere band op met je thuisverpleegkundige, die ook andere oncologische zorgen kan toedienen. De patiënt zelf betaalt geen remgeld voor de antibiotica of antitumorale geneesmiddelen, ook niet op de vergoeding van de verstrekking. Er kunnen dus geen supplementen gevraagd worden. Remgeld op de verpleegkundige verstrekkingen is wel mogelijk, samen met eventueel remgeld voor de geneesmiddelen en medische hulpmiddelen die door de ziekenhuisapotheek worden afgeleverd omdat ze noodzakelijk zijn bij de toediening van de behandeling.

Taken van de thuisverpleegkundige

Wanneer voor thuishospitalisatie gekozen wordt, bespreekt de thuisverpleegkundige met het ziekenhuis de recente parameters van de patiënt. Daar wordt de verdere thuisopvolging op gebaseerd. Tijdens een eerste kennismaking tussen patiënt en thuisverpleegkundige worden de praktische zaken overlopen. Zo weet de patiënt wanneer hij het geneesmiddel eventueel op tijd uit de koelkast moet halen. Na de toediening blijft de thuisverpleegkundige aanwezig voor de minimaal voorziene observatietijd en de nazorg. Daarna rapporteert de verpleegkundige naar het ziekenhuis over de parameters en eventuele bijwerkingen. Voor de opvolging van de behandeling keert de patiënt wel enkele keren terug naar het ziekenhuis.

“Dit is niet zomaar een verschuiving van zorg”, zegt Kristof. “We kijken steeds hoe het op een veilige en kwaliteitsvolle manier kan. Dat zijn belangrijke criteria. Heeft de patiënt bijvoorbeeld al een eerstelijnsnetwerk, dan vragen we aan hen hoe zij de haalbaarheid van thuishospitalisatie voor die persoon inschatten. We gaan steeds uit van wat de beste plaats is voor de behandeling. Wanneer bepaalde parameters niet goed zijn of als de patiënt aangeeft zich niet goed te voelen, gaan we in overleg met de huisarts, de verpleegkundig specialisten in het ziekenhuis of de oncoloog. We proberen de patiënt actief te betrekken. De focus op zelfmanagement, zoals dat ook in het ziekenhuis gebeurt, zetten we over naar de thuiszorg. Patiënten leren zo omgaan met eventuele nevenwerkingen en hoe deze te detecteren en signaleren.”

Opleidingen en uitdagingen

Naast gegevensdeling en kwaliteitsopvolging zijn ook opleiding en kennisdeling belangrijk. In september 2021 voorzag het UZ Leuven in een startopleiding voor bijna 500 verpleegkundigen uit Vlaanderen. In februari 2023 volgde er nog een waar zestig eerstelijnsverpleegkundigen, zowel zelfstandigen als loontrekkenden, werden opgeleid. “Die opleiding van verpleegkundigen gebeurt ook in cocreatie met de thuiszorg. Al moet dit uniform aangepakt worden met de andere ziekenhuizen. De thuiszorg kan niet in elk ziekenhuis in de regio een opleiding gaan volgen”, zegt Annemarie Coolbrandt. “Organisatieoverschrijdend werken is een uitdaging om thuishospitalisatie voor de patiënt te doen slagen.”

Samen met UZ Leuven organiseert het Wit-Gele Kruis Vlaams-Brabant binnenkort opleidingen zodat elk wijkteam over een opgeleide verpleegkundige beschikt. Samen met UZ Leuven wordt steeds gekeken waar de noden zitten, zowel op vlak van inhoud als op vlak van beschikbare capaciteit. Maar zijn in de thuiszorg geen handen te kort? “Ik geloof sterk dat de techniciteit van deze zorg nieuwe profielen kan aantrekken en mensen kan motiveren”, zegt Kristof. “Er zijn referentieverpleegkundigen oncologie, zoals we dat ook binnen de palliatieve zorg kennen. Zij kunnen zich verder specialiseren en anderen opleiden. Zo creëer je een nieuwe laag van expertise. Thuishospitalisatie is een verhaal van gedeelde verantwoordelijkheid en engagement tussen het ziekenhuis en de eerstelijn. Van de medicatie afhalen, het veilig bewaren thuis, het toedienen tot de verder opvolging: wie doet dat? We maakten strikte afspraken, zodat alle partijen duidelijk weten wat de verwachtingen zijn.”

Voor Annemarie Demeyere is de meerwaarde ook duidelijk: “Het is meer dan behandelingen verplaatsen naar de thuiszorg. Je vergroot het comfort van de patiënt aanzienlijk, want ze kunnen rustig thuis blijven in hun vertrouwde omgeving. Door samen te werken ontstaat meer tijd voor de patiënt waardoor die zich meer ondersteund voelt. De eerste lijn zal meer samenwerken in functie van wie welke expertise heeft. Het zal een lerend netwerk worden dat inhoudelijke linken legt, ook over de grenzen van thuiszorgorganisaties heen. Ik zie dit niet als extra werk. Wel als een uitdaging, met nieuwe technieken en mogelijkheden om te communiceren en je netwerk en kennis te vergroten. We kunnen al die zorg niet alleen bolwerken. We moeten evolueren naar een soort consortium dat toelaat om breed te kijken naar zorg.”


“Als we moeten shiften in budget, dan is het geen shift naar de ziekenhuiszorg, maar naar de eerste lijn”

Na zijn job als coronacommissaris ging Pedro Facon terug aan de slag bij het Rijksinstituut voor Ziekte- en Invaliditeitsuitkering (RIZIV). Geen onbekend terrein aangezien hij er tussen 2005 en 2013 al werkte. Als adjunct-administrateur-generaal staat hij evenwel voor een grote reeks uitdagingen binnen het huidige zorglandschap. Met zijn rijke ervaring binnen verschillende overheidsadministraties, zoals Volksgezondheid, brengt hij de nodige bagage om de toekomstige krijtlijnen van het RIZIV uit te tekenen. Al stopt het voor Facon niet enkel bij deze dienst. Een geïntegreerde zorgaanpak is voor hem noodzakelijk om vooruitgang te boeken in de complexe dossiers die nu op tafel liggen.

Midden 2022 verhuisde het RIZIV naar een gebouw waar ook de FOD Volksgezondheid en het Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten (FAGG) zitten. Een goede stap voorwaarts aangezien het de wisselwerking tussen de verschillende diensten bevordert. Hoe verloopt die transitie?

Pedro Facon: “Ik pleit al langer voor een nauwere samenwerking tussen de federale administraties. Zo hebben we indertijd projecten met geïntegreerde teams en stuurgroepen opgezet rond bepaalde thema’s, zoals de ziekenhuishervorming, de kwaliteitswet of de strijd tegen antimicrobiële resistentie. De recente verhuis versnelt deze integratie. In het nieuwe gebouw zitten de diensten voor gezondheidszorg van het RIZIV en de FOD bewust thematisch samen, en niet per instantie. Ook het management van het RIZIV, de FOD en het FAGG zit vlak bij elkaar. Dat laat veel meer spontane interactie toe tussen alle lagen van de organisaties.”

De uitdagingen in het zorglandschap zijn niet min. Denk aan meer geïntegreerde zorg, de hervorming van de ziekenhuizen en van de financieringssystemen, e-gezondheid, de modernisering van de gezondheidsberoepen en het verbeteren van doelmatigheid. Hoe kijkt het RIZIV hiernaar?

“Volgens mij is de samenwerking daarom een noodzakelijke evolutie. Al die grote thema’s staan in de beleidsnota’s van de regeringen en komen voort uit de reflectie-oefeningen van de sector. Geen enkele daarvan kan gedragen worden door één enkele administratie. Het heeft veel tijd gevraagd om die scheidingslijnen te overschrijden, maar de drive is er om dit nu gezamenlijk op te nemen.”

Het overlegmodel binnen het RIZIV is historisch gegroeid. De creatie van technische raden, overeenkomsten- en akkoordencommissies dateert uit een tijd waar de uitdagingen van geïntegreerde zorg en geïntegreerde financieringssystemen daarrond veel minder aan de orde waren. Hoe rijmen we dat aan de huidige noden in de zorg?

“Beslissingen werden vooral van onderuit genomen, met te weinig geïntegreerde sturing van bovenaf. Door de jaren heen zijn het gezondheidszorgsysteem, de noden van de samenleving en ook de relaties tussen de actoren veranderd. Zo is de rol van de algemene raad en het verzekeringscomité binnen het RIZIV stelselmatig versterkt, om een meer coherent beleid te voeren, de algemene beleidslijnen te bepalen en te garanderen dat de maatregelen over de verschillende sectoren elkaar niet tegenspreken. Ook de politieke sturing is groter geworden, onder andere omdat de politiek een heel belangrijke rol speelt in het bepalen van het budget.”

Is de volgende stap dan om het beleid nog meer te laten functioneren op basis van duidelijke gezondheidsdoelstellingen, die gestoeld zijn op wetenschappelijke input?

“Deze beweging is al aan de gang, maar het vergt tijd en inspanning. De initiatieven die nu worden voorgesteld, moeten binnen een bepaalde visie van het gezondheidszorgsysteem passen. Daarnaast werken de organen steeds meer op basis van evidentie en gezondheidsdoelstellingen. En er is meer oog voor evaluatie van de genomen maatregelen. Dit sluit allemaal aan bij kosteneffectief denken. Toch blijft het voor velen moeilijk om boven hun eigen domein uit te stijgen, en bevoegdheden en budgetten delen creëert vaak onrust. Er is dus nog wel werk aan de winkel.”

Hoewel de diensten onderling beter samenwerken, duurt het soms lang om veranderingen door te voeren, zoals het implementeren van de nieuwe wondzorgnomenclatuur dat vier jaar in beslag nam. Is het huidig systeem wel flexibel genoeg om de noodzakelijke wijzigingen snel genoeg te implementeren en zo de toekomstige noden het hoofd te bieden?

“De lange doorlooptijd is het gevolg van het beslissingsproces. Alles begint bij het bepalen van de juiste prioriteiten en het aantonen van de opportuniteit van een bepaalde wijziging. Dat alleen kost al veel tijd. Verder zijn budgetten nodig, want we werken niet met een ongelimiteerd, open budget. Vervolgens moet een koninklijk besluit worden opgesteld en goedgekeurd door de regering en de Raad van State. Tegen de uiteindelijke publicatie van het KB heeft dat vaak al een heel lang proces achter de rug. Toch moeten we hierbij ook erkennen dat dit in twee richtingen werkt. Nieuwe prestaties vragen tijd om terugbetaald te worden, maar het duurt ook lang om prestaties die niet meer relevant zijn, uit het systeem te halen. Deze aanpak verander je niet van vandaag op morgen, maar wel stapsgewijs en dat doen we door om te schakelen naar een beleidsvisie als basis en te werken met gezondheidsdoelstellingen en vanuit de evidentie.”

NETWERK VERPLEEGKUNDE pleit voor het meer inzetten van bachelorverpleegkundigen in de zorgcoördinatie en voor minder focus op het uitvoerende, zoals de ADL-zorg. Welke rol is in de toekomst weggelegd voor de verpleegkundigen?

“Het idee dat op tafel ligt, gaat in de richting van een rol voor de verpleegkundige die niet alleen technische prestaties uitvoert, maar ook de zorgprocessen coördineert met de patiënt en zijn omgeving, en kijkt hoe het zorgsysteem zo goed mogelijk in te zetten zodat het aangepast is aan de noden en doelstellingen van die patiënt. Dit is cruciaal in een context waar we meer nood hebben aan zorg voor chronisch zieken en meer geïntegreerde zorg.”

Dus we zitten met een overlapping van heel wat verschillende discussies die moeten samengevoegd worden?

“Dat klopt. We kunnen de zorgcoördinatie en het casemanagement niet los van elkaar bekijken. Er is nood aan actoren die zich inzetten voor de zorgcoördinatie, voor het bepalen van de doelstellingen van een zorgproces en voor het linken van de verschillende zorgverstrekkers, de patiënt en de omgeving van de patiënt. Hierbij moeten we absoluut een coherente aanpak vooropstellen. De bachelorverpleegkundigen kunnen hierin een belangrijke rol opnemen.”

Is functiedifferentiatie dan niet noodzakelijk om de job van verpleegkundige aantrekkelijk te houden?

“We hebben een tekort aan voldoende competente verpleegkundige handen in de zorg. We willen hen complexere rollen geven en hun plaats in het zorgsysteem versterken. Dat staat in contrast met het feit dat we zien dat verpleegkundigen taken uitvoeren die eigenlijk niet door hen zouden moeten gebeuren, bijvoorbeeld inzake thuiszorg. Maar om taken over te hevelen naar anderen, moeten de ‘overkant’, in dit geval de deelstaten, dit kunnen overnemen. Zaken uit de nomenclatuur halen zonder meer lost het probleem niet op. Ook de werkgever heeft een verantwoordelijkheid om de jobinhoud van de verpleegkundige zo in te vullen dat het in lijn ligt met de competenties van dat profiel.”

Binnen de verpleegkunde, zoals in andere sectoren, zien we een omschakeling naar een zelfstandig statuut of naar projectverpleegkunde. Dit creëert een zekere bezorgdheid over een te grote concurrentieslag door de meer welvarende instellingen. Wat is het standpunt van het RIZIV hierover?

“Voor mij is een eerste belangrijk element dat we moeten vrijwaren dat voldoende mensen worden opgeleid en dat we die mensen ook in de sector kunnen houden. De vraag is natuurlijk waarom verpleegkundigen ervoor kiezen hun loontrekkendenstatuut te verlaten. Wat is daar de oorzaak van en op welke manier kan je daar aan tegemoet komen? De verloning van verpleegkundigen binnen een ziekenhuisomgeving ligt absoluut niet laag in vergelijking met het gemiddelde inkomen in België of met de andere OESO-landen, dat blijkt uit de Health at a Glance-rapporten van de OESO. Heeft het dan te maken met werkcondities? Met flexibiliteit? Er is meer analyse nodig om dit te begrijpen. Hoe kan je ervoor zorgen dat je de noden van een werknemer, een werkgever en de maatschappij in evenwicht brengt? We zien dat jongere generaties op zoek zijn naar meer autonomie en zelfstandigheid, naar een ander evenwicht tussen arbeid, persoonlijke ontwikkeling, gezin en sociale engagementen. Hierdoor wordt de organisatie van werk moeilijker voor de werkgever en tegelijk wordt de werktijd gereduceerd. We moeten hier een iets breder maatschappelijk debat over hebben.”

Hoe kaderen de verschillende opleidingsniveaus daarin?

“Het hele future of nursing-verhaal blijft relevant. De kwaliteit van de opleiding, het inzetten van bachelors en het verbreden van bevoegdheden is een weg waar we op willen voortgaan. We zitten natuurlijk met een bepaalde realiteit en HBO5-verpleegkundingen moeten ook hun plaats krijgen binnen het zorglandschap. Dit kan passen binnen de gestructureerde zorgequipe, die een bepaalde complementariteit en bepaalde competenties vraagt. We moeten pragmatisch zijn en kunnen ons niet permitteren om sommige verpleegkundigen niet te valoriseren.”

We zien heel wat bewegen rond BelRAI© op Vlaams niveau. Hoe zit dit federaal?

“De projecten in Vlaanderen kaderen in een goede interfederale aanpak. Het is dus niet enkel een BelRAI©-Vlaanderen concept. De voorbije twintig jaar is er ontzettend veel geïnvesteerd in BelRAI©. Er ligt veel klaar om te integreren in de zorgpraktijk. Dat biedt een enorm potentieel om een betere organisatie en planning van de zorg te realiseren en vervolgens een stuk te koppelen aan het opnemen en openen van bepaalde rechten voor patiënten. Maar de eerste toegevoegde waarde die dit instrument kan creëren, is om de zorgplanning grondig te verbeteren en ons zorgsysteem daarin efficiënt in te zetten.”

In de Vlaamse gehandicaptenzorg en woonzorgcentra zien we dat er meer gefinancierd wordt vanuit federaal budget. Wil het RIZIV dit ook in de toekomst ondersteunen?

“We zijn al een tijdje in debat – ook in de vorige legislatuur – over wat wij de rizivisering van de zorg in de deelstaten noemen. Woonzorgcentra zijn een stuk medisch begeleide omgevingen, waar een bezoek van een huisarts of kinesitherapeut mogelijk is. We hebben geen intentie om die deur te sluiten. Waar we wel aandachtig voor willen zijn in een aantal zorgsettings, zoals de scholengeneeskunde, de zorg voor gehandicapten en ook in de woonzorgcentra, is dat de bestuursniveaus kosten niet naar elkaar doorschuiven. Ik verwacht dat iedereen zijn verantwoordelijkheid neemt. Het RIZIV vertrekt altijd vanuit het belang van de sociaalverzekerde en de patiënt. De ziekteverzekering heeft schaarse middelen en de uitdagingen die op ons afkomen zijn gigantisch. Als kosten worden doorgeschoven naar het RIZIV, dan vertaalt dat zich naar minder middelen voor andere zaken. Tijdens de pandemie hebben we bewezen dat we in staat zijn om zeer grote hoeveelheden van budgetten op ons te nemen, zoals de vaccinatie- en testingcampagne en de algemene financiering van de crisiszorg. We zijn daar pragmatisch in, maar het federaal niveau is armlastiger dan de deelstaten.”

Er zijn studies geweest over de remgelden in de thuisverpleegkunde, ook door het KCE. Het huidige systeem blijft zeer complex, ondanks de vereenvoudigingen die in de vorige legislatuur werden doorgevoerd. Hoe staat het RIZIV tegenover remgeld in de eerste lijn?

“Het debat daarover moet gevoerd worden binnen het overlegmodel. Ik ben persoonlijk voorstander om remgeld te voorzien voor verpleegkundige zorg in de eerste lijn en dat dan ook te innen. Al mag dit niet te hoog liggen, want we willen de toegankelijkheid van patiënten tot de zorg niet beperken, en al zeker niet in de eerste lijn. Als de patiënt toch een klein bedrag betaalt, erkent hij dat hij deel uitmaakt van een zorgverzekeringssysteem waar iedereen binnen zijn draagkracht een bijdrage aan levert.”

De pilootprojecten voor thuishospitalisatie rond antibioticatherapie en chemotherapie zijn afgerond. Hoe moet volgens het RIZIV de switch naar thuishospitalisatie verlopen?

“Daar komt nu een meer gestructureerd kader voor en dus ook financiering. Ik hoop dat dit helpt om toekomstige debatten op een betere manier aan te pakken, zoals rond negatievedruktherapie. Ondertussen zijn de ziekenhuizen zich aan het transformeren met een kortere ligduur en meer daghospitalisatie. Ze proberen steeds meer zaken niet in het ziekenhuis te behandelen. Dit leidt tot discussies over budgetten en of er eventuele verschuivingen mogelijk zijn. Ziekenhuizen geven aan dat ze ondergefinancierd zijn en het geld dus niet kunnen vrijgeven. Toch is budget nodig als we meer ambulante zorg en thuishospitalisatie op een kwalitatieve manier willen organiseren. Ik denk dat in eerste instantie een meer rationele organisatie van het ziekenhuissysteem en meer transparantie over afdrachten en hun gebruik ervan nodig zijn. In vergelijking met andere OESO-landen besteedt België een groter deel aan ziekenhuiszorg. Als we moeten shiften, dan is het geen shift naar de ziekenhuiszorg, maar naar de eerste lijn, een stuk vanuit de ziekteverzekering, en naar welzijn, een stuk vanuit de deelstaten. Daar moet de focus liggen. We kunnen geen schokken teweeg brengen, maar als de nieuwe budgetten op tafel liggen, moeten deze zaken zeker in de gaten gehouden worden.”


Alle competenties op de werkvloer benutten

2023 is bijna halfweg. Dat betekent dat de internationale dag van de verpleegkundigen op 12 mei er weer aan komt. We blikken even terug op een woelige maar boeiende periode en kijken vooral vooruit naar de niet zo verre toekomst. Kunnen we in aanloop naar de verkiezingen van volgend jaar nog een aantal dingen in beweging krijgen? Komt er eindelijk schot in een oplossing voor het nijpend personeelstekort? Hoe wapenen we ons tegen de zorgmassa die op ons afkomt? Hoe staan we tegenover actuele topics binnen de verpleegkunde? Ellen De Wandeler, algemeen coördinator van NETWERK VERPLEEGKUNDE, leidt ons door haar blikveld.

De verbouwingen aan de kantoren van NETWERK VERPLEEGKUNDE aan het Vergotesquare in Brussel zijn voor een belangrijk deel achter de rug. De beroepsorganisatie maakt bewust de keuze voor een circulair gebouw met een duurzaam karakter. “De renovatie had heel wat voeten in de aarde, maar we zijn fier op het resultaat. Dit draagt bij aan de professionele uitstraling van NETWERK VERPLEEGKUNDE en van verpleegkundigen in het algemeen. We nodigen al onze leden en externe partners van harte uit om gebruik te maken van onze lokalen voor vergaderingen, opleidingen of netwerkmomenten. Dit is jullie thuis”, vertelt Ellen. “Niet enkel met ons gebouw willen we de ecologische voetafdruk van onze organisatie verkleinen, ook voor onze evenementen maken we de denkoefening om minder afval te produceren en minder energie te verbruiken.”

Memorandum

Hoewel de klimaatproblematiek een belangrijke rol speelt, is de hoofdrol nog steeds weggelegd voor het zorgpersoneel. “Ook op dat vlak beweegt er heel wat en dat is goed. In 2024 trekken we naar de stembus, de campagnes komen volop op gang. Met NETWERK VERPLEEGKUNDE gaan we na de zomer aan de slag met een memorandum dat we aan alle politieke partijen bezorgen. Dit maken we op in samenspraak met al onze leden en werkgroepen. In deze politieke adviesnota zullen we onze visie en de speerpunten voor de toekomst van verpleegkunde op een transparante manier toelichten. We hopen dan ook van harte dat onze signalen serieus genomen worden en een prominente plaats op de politieke agenda zullen innemen.”

Gestructureerd zorgteam

Een precair agendapunt blijft het aanwerven en inzetten van voldoende gekwalificeerd zorgpersoneel. “Momenteel horen we volop de terechte schreeuw naar meer personeel, maar nationale en internationale cijfers tonen aan dat dit eigenlijk relatief is”, stelt Ellen. “Het aanwezige, goed opgeleide personeel voert gewoon teveel taken uit die door andere profielen opgenomen kunnen worden.” Door een combinatie van een uitgebreid zorgaanbod en verouderde ongedifferentieerde normering, wordt het aantal beschikbare verpleegkundigen te veel gespreid en onvoldoende ingezet voor de functies en plaatsen waar het echt nodig is. “Dat is echt jammer en het draagt niet bij tot de attractiviteit van verpleegkunde. Bepaalde financieringen en taken zijn wettelijk en exclusief aan verpleegkundigen toegewezen, hierdoor worden verpleegkundigen te vaak ingezet voor enkelvoudige, losstaande verpleegkundige taken en te weinig voor de coördinatie en planning van de verpleegkundige zorg.”

Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE werd het voorbije jaar hard gewerkt aan een wetsvoorstel over het gestructureerd zorgteam verantwoordelijk voor de coördinatie van de verpleegkundige zorgen. “Dat kan in principe al na de zomer 2023 in voege gaan. Het wetsvoorstel hebben we overgemaakt aan minister Vandenbroucke. Tegelijkertijd verzetten we momenteel hemel en aarde om zoveel mogelijk de neuzen van verschillende stakeholders in dezelfde richting te zetten. Binnen het zorgteam, onder coördinatie van een verpleegkundige, moeten handelingen kunnen worden gedelegeerd aan andere gezondheidzorgberoepen, maar ook niet-gezondheidzorgberoepen. Uiteraard dient de nodige opleiding verzekerd te zijn. Op deze manier behoudt de verpleegkundige het toezicht, dat enkel afhankelijk van de context, fysiek dient te zijn. Zo worden ze ook ontzorgd, maar vooral ook bijgestaan bij de uitvoering van de totale verpleegkundige zorgen. Dat laat ook toe andere collega’s op een veel efficiëntere manier in te zetten.”

Op initiatief van minister Vandenbroucke werd in 2023 een werkgroep samengesteld om concrete voorstellen uit te werken rond een grondige taak- en functiedifferentiatie en randvoorwaarden. Het voorstel van gestructureerd zorgteam verantwoordelijk voor de coördinatie van de verpleegkundige zorgen hebben we ook daar een onderdeel van kunnen laten uitmaken. Deze zomer worden de resultaten verwacht. Het resultaat wordt deze zomer verwacht. “NETWERK VERPLEEGKUNDE werkt constructief mee aan deze gesprekken. We zijn dankbaar dat onze expertise erkend wordt.”

Wachten op goedkeuring

Twee laatste belangrijke items op de agenda zijn het wettelijk verankeren van de bekwame helper en de hervorming van de verpleegkundige HBO5-functie. NETWERK VERPLEEGKUNDE kijkt uit naar de parlementaire goedkeuring van deze wetsvoorstellen tijdens de zomer van 2023, die een waardevolle impact kunnen betekenen in het werkveld. De bekwame helper moet toelaten dat de nabijheid van kwaliteitsvolle zorg gegarandeerd is en dat hierbij aansluitend de personen die de verpleegkundigen handelingen uitvoeren juridisch beschermd zijn. “Met NETWERK VERPLEEGKUNDE ijveren we samen met andere belangrijke partners zoals het Vlaams Welzijnsverbond al tientallen jaren voor deze wetsaanpassing”, zegt Ellen nog. “De voorbije jaren werden FRV- en TCV-adviezen uitgewerkt die nu deels uitgevoerd worden. Tijdens de studiedag gehandicaptenzorg op de Week van de Verpleegkundigen in Oostende komen we hier uitgebreid op terug.”

De nieuwe HBO5-titel, basisverpleegkundigen, werd inmiddels door de bevoegde overheden afgeklopt, samen met de uitwerking van een volwaardig beroepsprofiel en takenpakket op basis van FRV- en TCV-adviezen. “Het is onze opdracht als beroepsorganisatie hier op een positieve manier mee om te gaan en te verzekeren dat deze nieuwe verpleegkundige functie ook in complexe zorgsituaties kan worden ingezet binnen een gestructureerd zorgteam verantwoordelijk voor de coördinatie van de verpleegkundige zorgen. Vandaag lezen we in de communicatie van het kabinet van minister Vandenbroucke dat deze functie voornamelijk voorbehouden zal worden voor minder complexe zorg. De minister stipuleert daarbij specifiek de ouderenzorg, eerstelijnszorg, geestelijke gezondheidzorg, … Daar staan we met NETWERK VERPLEEGKUNDE absoluut niet achter. Meer nog, zulke boodschappen openen de deur naar devalorisatie van de benoemde sectoren. We blijven de stelling verdedigen dat ongeacht de sector of dienst complexe zorg aanwezig kan zijn en dat een grondige taak- en functiedifferentiatie ongeacht de sector of dienst moet worden doorgevoerd. Ik wil benadrukken dat voor afgestudeerde HBO5-verpleegkundigen en zij die de opleiding al gestart zijn, niets verandert”, besluit Ellen. “Hier heeft NETWERK VERPLEEGKUNDE steeds zeer hard voor geijverd. HBO5-verpleegkundigen zullen in de toekomst ook hun verpleegkundige bevoegdheden behouden en op een efficiënte, opbouwende manier kunnen doorgroeien naar andere functies.”

 

Meer informatie over het nieuwe beroepsprofiel voor HBO5 vind je op netwerkverpleegkunde.be.

 

Bedankt aan onze vrijwilligers!

NETWERK VERPLEEGKUNDE is een beroepsorganisatie die groeit en bloeit door de hulp van haar vrijwilligers. Zo’n 450 verpleegkundigen zetten zich gemotiveerd en vrijwillig in voor onze vzw. Het is een netwerk van betrokken en geëngageerde mensen en we verwelkomen graag nieuwe gezichten. Zo waren er dit jaar opnieuw twee keer zoveel kandidaten als plaatsen in onze raad van bestuur. Iedere vrijwilliger in onze organisatie werkt mee aan ons succes en laat zijn positivisme afstralen op ons NETWERK. We zijn ongelooflijk fier en bijzonder dankbaar. Die trots tonen we ook met onze nieuwe naam, waar we veel complimentjes op krijgen. De naamsverandering werd vorig jaar gestemd tijdens de Algemene Vergadering en in de zomer van 2022 doorgevoerd. Zo maken we een duidelijke link naar ons magazine, dat intussen al aan de twintigste editie toe is en twee kaarsjes mag uitblazen.


Projectstaffing: nood aan duidelijke omkadering, begeleiding en meer transparantie

Op 1 januari 2023 ging een besluit van de Vlaamse regering van kracht rond projectstaffing in de zorg. Vlaams minister Hilde Crevits besliste de financiering van projectverpleegkundigen stop te zetten in woon- en dagverzorgingscentra. De financiering voor interimverpleegkunde blijft wel lopen. Zo hoopt de minister de hoge bedragen die voor projectverpleegkundigen gevraagd worden een halt toe te roepen. Wat volgde was een storm aan reacties, tegen de beslissing en tegen het al dan niet inzetten van projectverpleegkundigen. Hr-dienstverlener X-Care in Motion trok zelfs naar de Raad van State. Al wordt vanuit het werkveld vooral gepleit voor een grondig debat, meer transparantie en een duidelijke omkadering en ondersteuning.

Laten we starten bij het begin. Een projectverpleegkundige zet je – zoals de naam het zegt – in op bepaalde projecten binnen een organisatie. Deze verpleegkundige beschikt over een unieke expertise die nodig is om programma’s rond zorg en kwaliteit vorm te geven en uit te rollen. Hij/zij is dus langere tijd aanwezig in de zorginstelling en integreert zich volledig in de werking van het ziekenhuis, woonzorgcentrum, … Interimverpleegkundigen zijn op korte termijn inzetbaar op basis van bepaalde motieven. Afhankelijk van dat motief kunnen ze tot zes maanden of een jaar ingezet worden. Ze garanderen een tijdelijke vervanging van een andere verpleegkundige. Het is een flexibele manier om bijvoorbeeld zwangerschapsverlof, afwezigheden door ziekte of pieken in de opnames op te vangen. Deze twee definities zijn het ideale scenario, want de praktijk toont vaak iets anders. Het is net daar, bij dat onderscheid, dat het schoentje voor heel wat zorginstellingen, zorgverleners en de overheid knelt en dat de vraag om een duidelijk kader zeer luid klinkt. “Het gaat over het oneigenlijke gebruik van projectverpleegkundigen”, zegt Vlaams Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt. “Ze worden niet ingehuurd voor hun specifieke expertise, maar wel ingezet om tekorten op te vangen binnen de reguliere zorg. Dit staat haaks op de continuïteit van zorg en de kwaliteit van zorg waar we met z’n allen naar streven en naar blijven streven.”

Volgens Sam Baro, CEO van hr-dienstverlener PLANET Group, waarvan X-Care in Motion als zorgverlener deel uitmaakt, is deze definitie voor het onderscheid tussen interim- en projectverpleegkunde niet juist en gestoeld op geen enkele wettelijke of juridische basis. “Ineens is iemand zomaar uit het niets een veel te enge interpretatie van een project gaan rondstrooien, en dat is een eigen leven gaan leiden”, zegt hij. “Werken aan programma’s rond zorg en kwaliteit is inderdaad één mogelijk type project, maar de tijdelijke inzet in de reguliere basiszorg – gedefinieerd als een aanneming van een bepaald werk – kan een ander type project zijn. Het tijdelijk tekort dat ontstaat wanneer bijvoorbeeld een verpleegkundige met zwangerschapsverlof gaat, kan perfect worden opgevangen door een tijdelijk project, dat wordt uitgevoerd door een projectverpleegkundige, die dan het tijdelijke gebrek aan kennis op de afdeling opvangt.”

Voordelen, bonussen en flexibiliteit

Waarmee projectverpleegkundigen de voorbije maanden vooral de aandacht trokken was hun goede verloning, de meer flexibele uren en de bedrijfswagen. Daar schuilt dan ook een wezenlijk verschil tussen uitzendarbeid en projectsourcing. Uitzendkrachten moeten minimaal verloond worden volgens dezelfde loonvoorwaarden als een eigen werknemer van de zorginstelling. In het geval van projectsourcing worden de loonvoorwaarden individueel overeengekomen tussen het bureau en de projectmedewerker. “We gaan daar niet flauw over doen: die voordelen zijn opmerkelijk beter dan in de reguliere zorg. Projectsourcingbureaus bepalen hun tarieven zelf, zorginstellingen zijn gebonden aan paritaire comités en barema’s”, zegt Candice De Windt. “Dat creëert een ongelijk speelveld, ook op het vlak van arbeidsvoorwaarden en uurroosters. Zo dienen we ook het besluit om de financiering van projectverpleegkundigen stop te zetten te interpreteren.”

Al dringt een debat zich misschien eerder op. Dat vindt ook Kenny De Cuyper, verpleegkundig diensthoofd zorgzone geriatrie en revalidatie bij GZA ziekenhuizen en voorzitter van de werkgroep ouderenzorg van NETWERK VERPLEEGKUNDE. “Geriatrie is een speerpunt binnen GZA, met zes afdelingen acute geriatrische zorg. Geriatrie vraagt een specifieke kennis en intrinsieke motivatie. Door enerzijds een schaarste op de arbeidsmarkt en anderzijds een hoge concentratie van ouderenzorg in Antwerpen doen wij een beroep op project- en interimverpleegkundigen”, legt Kenny uit. “De vergoedingen en voordelen nemen momenteel de overhand in het debat en op de werkvloer. In ziekenhuizen en woonzorgcentra bestaat het IFIC-systeem. Sommige ziekenhuizen bieden wel maaltijdcheques, fietsleasing of een extra verlofdag aan, maar daar houdt het vaak op. Bij uitzendbureaus voor project- en interimverpleegkundigen wordt gesproken over warrants, flexibel uren kiezen, een eigen auto, soms ook aanmeldingsvergoedingen in de vorm van bonussen of punten waarmee je bijvoorbeeld op citytrip kan gaan, … Het is een business naast de zorg, maar wel actief binnen de zorg. Daar situeert zich een belangrijk onderdeel van het probleem.”

Daar is Sam Baro het niet mee eens. “De dienstverlening van X-Care in Motion situeert zich wel degelijk binnen de zorgsector zelf. Dat staat buiten kijf. We maken deel uit van paritair comité 330 en hanteren net dezelfde IFIC-lonen als de zorgsector. Van hogere lonen is bij ons dus geen sprake. Er is hier bij ons geen enkele projectverpleegkundige die aandelen of warrants krijgt, noch aanmeldingsvergoedingen, noch bonussen of punten om op reis te gaan. Wat onze mensen wel hebben, is een bedrijfswagen in het kader van de verschillende klanten die zij bedienen. Zij moeten dan ook heel wat kilometers afleggen, want zij doen verschillende projecten, vaak ook ver van huis. Dat kan als voordeel beschouwd worden, maar uiteraard betalen zij ter compensatie ook een voordeel in natura voor het gebruik van die wagen, dat afgaat van het nettoloon, net zoals iedereen die een bedrijfswagen heeft.”

Kostprijs

Projectverpleegkundigen zijn vaak duurder, maar ze hebben ervaring, expertise en zijn flexibel inzetbaar. Bovendien brengen ze rust op de afdeling. “Al is die ervaring in de praktijk niet altijd aanwezig. Algemeen merken we wel dat de verpleegkundigen op de afdeling tevreden zijn als de projectverpleegkundige wel over die kwaliteiten beschikt, want ze krijgen concrete  versterking en hun dienst kan open blijven”, zegt Kenny. Ook Jan Vande Moortel, juridisch adviseur van NETWERK VERPLEEGKUNDE en oprichter van Zorg met Zorg, ziet de voordelen in. “Een projectverpleegkundige blijft langer in je zorgorganisatie en leert de dienst beter kennen. Daarnaast is er ook het verschil in kostprijs. Stel dat een verpleegkundige je ruwweg 35 euro bruto kost, maar dat is nog niet hetzelfde als het brutoloon dat de zorgverlener op zijn/haar loonfiche ziet. Dat is veel minder dan een projectverpleegkundige, maar als de reguliere verpleegkundige ziek wordt moet je hem/haar gedurende dertig dagen wel verder betalen. Een interim- of projectverpleegkundige die je bruto ongeveer 52 euro kost, hoef je niet door te betalen. Je betaalt bij de traditionele uitzendbureaus ook niet enkel de verpleegkundige, maar de hele organisatie die erachter zit al dan niet in de vorm van een afzonderlijke te betalen en bijkomende administratiekost.”

Op basis van cijfers van begin 2022 merkt Zorgnet-Icuro dat de kostprijs voor projectstaffing en uitzendarbeid afhankelijk is van hoe sterk onderhandeld wordt. Er zijn uiteenlopende kostprijzen in omgang. Volgens de analyse van Zorgnet-Icuro kost een interimverpleegkundige gemiddeld 52,89 procent meer dan een bachelorverpleegkundige (IFIC14) met 15 jaar anciënniteit die ook weekenden, nachten en avondwachten doet, en een projectverpleegkundige en een projectverpleegkundige 88,12 procent meer.

“Er doen de laatste maanden spookverhalen de ronde, dat de inzet van een projectverpleegkundige op jaarbasis 2 tot 2,2 keer duurder zou zijn dan een verpleegkundige in vaste dienst”, zegt Sam. “Dat is larie en apekool. Elke financiële of hr-directeur met kennis van zaken weet heus wel dat de effectieve kost voor een eigen verpleegkundige 1,68 keer het brutoloon bedraagt. Wanneer je die 1,68 deelt door de coëfficiënt 2,2 kom je aan een bruto marge van 24 procent voor het project- of interimkantoor op jaarbasis. De marge op interimwerk en projectstaffing is bovendien quasi identiek. De cijfers van Zorgnet-Icuro zijn totaal fout. De extra kost bedraagt tussen de 24 procent en 30 procent voor zowel projectstaffing als interim. Eenieder die een ander percentage uitkomt, berekent de daadwerkelijke uurkost voor de effectieve prestaties van zijn eigen medewerkers volledig, maar dan ook volledig, verkeerd. Met deze normale, marktconforme marge betalen we de ziektedagen van de projectverpleegkundigen, de verlofdagen, de opleidingsdagen en opleidingskost, de begeleiding door field coaches, de planning van de inzet in shiften, onze medewerkers op kantoor/backoffice, onze wachtdienst die bereikbaar is tot tien uur ’s avonds, … Na aftrek van deze specifieke kosten blijft er een bescheiden winst over als reserve om de lonen van projectverpleegkundigen voor te financieren, want onze klanten zorgvoorzieningen betalen facturen pas na dertig dagen en vele wanbetalers pas na zestig of negentig dagen. Het loon daarentegen wordt voor het einde van de effectief gepresteerde maand betaald.”

Op de werkvloer

Projectverpleegkundigen worden binnen GZA altijd ingezet voor minstens drie maanden. Daarna wordt gekeken of het structurele tekort zich nog steeds voordoet. Kenny: “We zullen hen altijd verwelkomen met een inwerkperiode zoals bij een vaste collega. Indien de verpleegkundige zich echt thuis voelt, er een vacature is, er wordt voldaan aan de verwachting en er wederzijdse interesse is, dan willen we verder het gesprek aan gaan met het bureau. Om een projectverpleegkundige over te nemen, worden afspraken gemaakt met het uitzendbureau over een overgangsperiode en/of een vergoeding. Er zijn ook uitzendbureaus waarbij de projectverpleegkundige niet zomaar ontslag kan geven en dan vrij kan werken waar hij of zij wil. Ze worden tijdelijk contractueel verboden om bij een cliënt van dat uitzendbureau te gaan werken, na ontslag.”

Bij X-Care in Motion kunnen interimverpleegkundigen na een inzet van tachtig gepresteerde dagen altijd kosteloos bij een cliënt van het uitzendbureau in dienst gaan. Een projectverpleegkundige daarentegen niet. Die staat immers vast op de payroll van het zorgbedrijf. “Deze projectverpleegkundigen willen simpelweg niet afgeworven worden”, zegt Sam. “Zij kiezen voor deze specifieke jobinhoud, flexibiliteit en afwisseling. Het klopt inderdaad dat in de contracten van de projectmedewerkers die vast in dienst zijn bij ons een hoog bedrag vermeld wordt in geval van afwerving. Niet met de verwachting dat we die som willen ontvangen als een soort afwervingsfee. Het bedrag is een soort bescherming of doelgerichte boete, omdat het niet de bedoeling is dat een projectverpleegkundige – in tegenstelling tot een interim – wordt afgeworven door de klant.”

Kenny vertelt dat soms ook pas afgestudeerde of minder ervaren verpleegkundigen via een uitzendbureau worden aangeboden. “Er is bij hen nog een beperkte expertise, nog een ontwikkelingstraject te gaan. Maar de kostprijs is wel dezelfde.” Daarom dringt Kenny aan op ruimte om te praten en te onderhandelen met de uitzendkantoren. “Zo voorzien enkele bureaus field coaches en dat vinden we zeer waardevol. Voor een specifieke afgestudeerde bachelorstudent kwamen we overeen dat zij eerst enkele weken als zorgkundige zou werken en vergoed worden. Zo kreeg ze de tijd en ruimte om bij te leren en te groeien. Ondersteuning van de organisatie en van de verpleegkundige is belangrijk.”

Ethisch kader

En voor die ondersteuning pleiten alle partijen, want ook ethisch spelen enkele belangrijke aspecten mee. Zo gaat Zorg met Zorg van Jan Vande Moortel anders te werk. Zorg met Zorg is een coöperatieve vennootschap waarbij de zorginstellingen en de zorgverleners de coöperanten. Het doel van Zorg met Zorg is de zorginstellingen administratief ontzorgen en de zorgverleners op financieel en voor een deel op familiaal en sociaal vlak ontzorgen. “We rekenen dus geen administratiekosten”, zegt Jan. “De verpleegkundige wordt door de instelling rechtstreeks betaald. We willen als coöperatieve geen winst maken, wel een totale bescherming bieden aan de sector en aan de verpleegkundigen. Elke euro die we winnen, investeren we in verdere kwaliteitsprojecten in de zorg. Zo helpen we vandaag al 140 verpleegkundigen en zorgkundigen in Oost-Vlaanderen alleen.”

Waarom dat nodig is? “Zelfstandige (project)verpleegkundigen zijn ondernemers. Ze weten dat ze  van iedere verdiende euro meer dan de helft opzij moeten zetten voor de belastingen en de sociale zekerheid. De projectverpleegkundigen die uitgestuurd worden door uitzendbureaus hebben meestal als bediende gewerkt en worden nu plots verloond als interimkrachten”, legt Jan uit. “Zij hebben een andere mindset en gaan volledig uit van hun overtuiging om zorg te dragen voor mensen. Ze verdienen dus meer, maar er moet slechts 11,11 procent van hun loon worden ingehouden. Wanneer de belastingbrief in de bus landt, duiken onaangename verrassingen op. Jonge mensen met schulden tot 30.000 euro zijn slechts enkele van de schrijnende verhalen die we horen. Met Zorg met Zorg ondersteunen we hen door een afbetalingsplan, onderhandeld met de FOD Financiën, op te stellen. Het stopzetten van de financiering voor projectverpleegkundigen kan je volgens mij dus ook zien vanuit een beschermende overheid.”

Oorzaak van tekorten

Lossen projectverpleegkundigen de tekorten in de zorg op of zijn ze mee de oorzaak? Een pasklaar antwoord op die vraag bestaat niet. Misschien is er wel een dringende nood om het IFIC-systeem aan te passen of om de verloning te verhogen of flexibiliseren voor verpleegkundigen in loondienst. Als je als verpleegkundige gespecialiseerd bent in een bepaalde zorg, waarom zou je dan ook niet vrij mogen onderhandelen over je verloning? Dat doen tandartsen, huisartsen en kinesitherapeuten intussen al door ruim te deconventioneren. Het is een denkpiste die de deur naar deconventionalisering van verpleegkunde op een kier zet.

Voor Sam Baro is het duidelijk: “Wij zijn volledig akkoord dat projectstaffing nooit – en interimwerk trouwens evenmin – mag gezien worden als een oplossing voor het structureel tekort in de zorgsector dat nu al jaren bestaat. Projectstaffing dient om specifieke, tijdelijke tekorten en noden flexibel in te vullen, en mag dus uiteraard niet structureel de bovenhand nemen. Daar is de dienstverlening niet voor. Projectstaffing is niet de oorzaak van de tekorten aan zorgpersoneel. We hebben het hier over amper 600 bedienden projectverpleegkundigen in loondienst, op een totaal van 140.000 verpleegkundigen in België. Hier kan toch bezwaarlijk gesteld worden dat deze mensen zorgen voor de ontwrichting van de zorgsector? Meer nog. Het gros van deze groep zou wegstromen uit de zorg, als zij niet konden kiezen voor een job als projectverpleegkundige, of sommigen zouden zelfs nooit in de zorg instromen. Ze zijn dus helemaal niet de oorzaak, maar ook niet een structurele oplossing voor het tekort aan zorgpersoneel. Ik geloof net zoals de minister en de beleidsmakers sterk in de kracht van een vast team rond een zorgvrager om de continuïteit van de zorg te garanderen. Als aanvulling kunnen projectverpleegkundigen een unieke meerwaarde bieden door de tijdelijke tekorten in deze vaste teams op te vangen met specialisten die voor een iets langere periode kunnen worden ingezet dan een interim. Het structurele tekort aan zorgpersoneel bestaat al twintig jaar en vraagt andere technieken en oplossingen om dit aan te pakken: een betere taakverdeling, een aanpassing van de financiering, … Het betoog tot schrapping van deze nuttige dienstverlening op basis van een paar geïsoleerde opgesmukte cowboyverhalen vergroot enkel en alleen maar de tekorten.”

Meerwaarde mits duidelijk kader

Toch zijn er in het debat rond de inzet van project- en interimverpleegkundigen enkele aandachtspunten die telkens opnieuw naar boven komen. “Ik ben helemaal niet voor of tegen organisaties die project- of interimverpleegkundigen uitzenden of inzetten. Meer nog: ik vind het een mooie kans voor deze verpleegkundigen om te proeven van alle verschillende sectoren en zorgdomeinen. Maar ik pleit er wel voor om hen in te zetten zoals het hoort en waarvoor ze nodig zijn. Projectverpleegkundigen werken projecten uit en zijn er niet om elke dag twintig mensen te verzorgen”, zegt Candice De Windt. “In mijn ideale scenario maak je zoveel mogelijk gebruik van mensen in vaste loondienst. Al moet een mix zeker kunnen, binnen een duidelijk continuïteits- en kwaliteitskader. Als verpleegkundige maak je het verschil door verbinding aan te gaan met zorgvragers, door herkenbaar en aanspreekbaar te zijn. Die continuïteit is er dus ook voor de verpleegkundigen zelf. Is project- en interimwerk wel houdbaar op lange termijn voor die persoon? Verloning is slechts een klein onderdeel van jobtevredenheid. Je moet je telkens opnieuw inwerken. Dat vergt hoge eisen en een extreme flexibiliteit. Je proeft ook niet van de cultuur van een zorginstelling tijdens die enkele uren per week. Autonomie en betrokkenheid ontwikkel je enkel als je ergens langer bent. Het brandt in de zorg- en welzijnssector en het speelveld moet gelijk getrokken worden. Met normen en voorwaarden in een duidelijk kader, waar de zorginstellingen zelf aan meewerken.”

Ideaal scenario?

Die bewuste omgang met de inzet van project- en interimverpleegkundigen is ook waar Kenny De Cuyper voor pleit. “Stel je als bedrijf en organisatie open voor een waardige field coaching, praat over de kost en opleiding wanneer het bijvoorbeeld gaat om enthousiaste (pas afgestudeerde) verpleegkundigen met nog weinig relevante ervaring en wees transparant in de voorwaarden en contracten. Afkoopsommen waarbij verpleegkundigen nog twee jaar in dienst blijven van het bureau, die gaan regelrecht in tegen de flexibilisering van de zorg. Tot slot ben ik van mening dat ook de loonkost evenredig gemaakt moet worden aan die van een verpleegkundige in de zorgorganisatie”, zegt Kenny.

Voor Jan Vande Moortel schuilt de oplossing ergens anders, namelijk in de keuze om flexibel te kunnen werken. “Zorg met Zorg is een beweging afgestemd op de maatschappelijke noden van vandaag waarin werk en privé beter op elkaar afgestemd zijn. Ons huidige systeem laat daarin niet veel flexibiliteit toe, daarom zijn project- en interimverpleegkunde zo aantrekkelijk. In mijn ideale scenario wordt de sociale wetgeving aangepast naar de flexibiliteit waar mensen naar hunkeren. Ik hoop zelfs dat Zorg met Zorg binnen tien jaar niet meer hoeft te bestaan. Dan is iedereen in feite tewerkgesteld door een instelling zelf, zonder tussenkomst van een derde partij.”

Candice De Windt

Sam Baro

Kenny De Cuyper

Jan Vande Moortel

Procedure voor de Raad van State X-Care in Motion

Vlaams minister Hilde Crevits zette de financiering van projectverpleegkundigen in woonzorgcentra en dagverzorgingscentra stop. Daarop trok hr-dienstverlener X-Care in Motion naar de Raad van State met een vernietigingsprocedure en startte het tegelijkertijd een procedure in de burgerlijke rechtbank. In een persbericht spreekt X-Care in Motion van een ongrondwettelijke beslissing die ze ongedaan willen maken. CEO Sam Baro licht toe: “Wij hebben nooit de intentie gehad om de overheid voor de rechter te slepen. Integendeel. Ik ben voorstander van het juiste debat en wil in samenspraak de puntjes op de i zetten. Wij pogen al meer dan  negen maanden om het kabinet en koepelorganisaties te overtuigen dat hun vooroordelen gebaseerd zijn op een aantal geïsoleerde cases en wilde cowboyverhalen. Wij pleiten bij hen al maanden voor een ethisch charter rond de inzet van projectverpleegkundigen. Maar er wordt niet naar ons geluisterd en geïsoleerde incidenten worden aangegrepen om een negatieve framing te creëren. Wij zien ons nu genoodzaakt om het debat op gang te trekken door een procedure in te leiden. Als interimverpleegkundigen en freelancers gefinancierd worden, dan is het discriminerend om de financiering voor projectverpleegkundigen af te schaffen. De financiering is een instrument om  specifieke zorg aan patiënten en bewoners te financieren. En die financiering wordt nu gebruikt en stopgezet om bepaalde handen die noodzakelijke zorg – in de juiste context – leveren, uit te sluiten. Wij reiken graag nog steeds de hand uit om het debat verder te voeren, gebaseerd op juiste feiten, en dus niet op leugens of foute premisses.”

Standpunt Zorgnet-Icuro

Zorgnet-Icuro vroeg op zijn beurt een verbod op de groeiend oneigenlijk gebruik  van projectverpleegkundigen. “Bedrijven maken gebruik van de schaarste aan zorgprofielen om een winstgevende business op te zetten. Op de werkvloer ontstaan er ongelijke loons- en arbeidsvoorwaarden. Patiënten en bewoners dreigen de dupe te worden”, klinkt het[1]. “Daarom vragen we om projectstaffing aan te bieden waarvoor het bedoeld is, namelijk projectwerk. Niet om reguliere zorg binnen een afdeling over te nemen. Dat heeft namelijk belangrijke gevolgen. De projectstaff moet autonoom het project kunnen uitvoeren, zonder specifieke en individuele instructies van artsen, leidinggevenden, … van de zorginstelling waar ze werken. In de reguliere zorg is dat niet altijd mogelijk. Zorgen voor iemand doe je als een multidisciplinair team, aangestuurd door leidinggevenden. Daarnaast willen we een gelijk speelveld inzake loon- en arbeidsvoorwaarden voor mensen die in de zorg werken. Ten derde moet er een gezonde rem komen op de meerwinsten van de interim- en projectsourcingkantoren met als doel de zorg voor iedereen betaalbaar te houden. Tot slot vragen we een afwervingsbeding met redelijke, duidelijke en proportionele afwervingsbedragen en termijnen. Een afwervingsbeding dat bovendien wederkerig is. Vandaag betalen zorginstellingen die hoge bedragen (tot 25.000 euro) aan de kantoren, maar kantoren die verpleegkundigen afwerven bij zorginstellingen betalen geen enkele vergoeding.”

[1] www.zorgneticuro.be/nieuws/projectstaffing-als-businessmodel-ontwricht-de-zorgsector, geraadpleegd op 28 februari 2023.

Foute berekening vraagt rechtzetting

X-Care in Motion, recent nog vierde in de verkiezing Great Place To Work Belgium van Vlerick Business School, betreurt de vele misverstanden die de voorbije maanden over projectstaffing en interimwerk ontstaan zijn. “De cijfers die de ronde doen zijn totaal maar dan ook totaal onjuist”, benadrukt Sam Baro, CEO van hr-dienstverlener PLANET Group, waarvan X-Care in Motion als zorgverlener deel uitmaakt. “Superhoge afwervingssommen worden in praktijk voor interimwerk totaal niet toegepast. En wat projectmedewerkers betreft: die willen niet en horen niet te worden afgeworven. Die staan op de payroll van onze eigen zorgonderneming. Een contractueel beding met een afwervingssom moet gezien worden als een soort boete waarvan je wil vermijden dat je die moet betalen. Het enige doel is een mogelijke afwerving van een vaste medewerker van het projectstafbedrijf te vermijden, niet om een som van, bijvoorbeeld, 25.000 euro te kunnen aanrekenen.”

Ook de berekening dat interim- en projectverpleegkundigen 50 tot 80 procent duurder zouden zijn, klopt volgens Sam Baro hoegenaamd niet. “De meerkost voor de zorgvoorziening is slechts tussen de 24 en 30 procent. Dit ligt mijlenver van de cijfers die Zorgnet-Icuro iedereen wil laten geloven. De kost van een verpleegkundige is geen jaarkost die je zomaar deelt door het maximaal aantal weekdagen of werkuren per jaar of per maand. De formule is complexer. Er zijn gemiddeld tot vijftig dagen per jaar waarop medewerkers niet presteren. Verlofdagen, opname overuren, feestdagen, ziektedagen, opleidingen, … Al die dagen en/of uren moet je aftrekken van het totaal aantal effectieve gepresteerde en ongepresteerde weekdagen in een jaar. Als je dan de jaarkost deelt door het correcte gemiddelde aantal prestatiedagen of -uren, dan kom je uit op een meerkost voor zowel interimwerk als projectwerk van slechts 24 tot 30 procent. Wie anders beweert, rekent bewust of onbewust totaal fout.”

Nochtans stak X-Care in Motion heel wat tijd en energie in het uitleggen van deze berekening. “We hebben het met handen en voeten aan de koepelorganisaties al uitgelegd dat hun berekening fout is. Ook aan Zorgnet-Icuro en aan het kabinet van de Vlaams minister van Welzijn. Onbegrijpelijk dat ze dit naast zich blijven neerleggen en foute informatie de wereld blijven insturen. Aangezien ze via ons wel degelijk over de juiste informatie beschikken, kan ik alleen maar concluderen dat ze doelbewust niet willen luisteren. Zo zet je de eigen leden, namelijk de zorgvoorzieningen, en de minister van Welzijn inclusief, helemaal op het verkeerde been. Deze desinformatie is sterk polariserend en dus heel destructief voor de zorgsector. Niet moeilijk om op die manier met valse premisses een onterechte tweestrijd te creëren. En dat kan tellen vind ik, in een sector die al zwaar onder druk staat door het hoge werktempo en arbeidskrapte. Ik nodig minister Crevits dan ook graag persoonlijk uit om tijd te maken voor dialoog. Zo kunnen we de foute cijferanalyse van haar adviseurs in detail bespreken.”


Oplossing in de maak voor HBO5-verpleegkundigen

In 2014 scherpte Europa de richtlijnen voor verpleegkundigen aan. België werd al eerder in gebreke gesteld over de opleidingen verpleegkunde in Vlaanderen, die niet aan de EU-voorwaarden voldoen. Hierdoor kwam het debat – dat al ettelijke jaren woedt – in een stroomversnelling terecht. De Vlaamse Regering wil een volwaardig eigen profiel en takenpakket voor HBO5-verpleegkunde definiëren en zoekt naar een oplossing.

De Europese richtlijnen bepalen niet alleen de opleidingsvoorwaarden voor verpleegkundigen, ook de automatische erkenning en het vrij verkeer van diploma’s en diensten binnen de EU hangen ervan af. In 2017 trok de Franstalige Gemeenschap de HBO5-opleiding op naar 3,5 jaar om hieraan te voldoen. Ook de bacheloropleiding verpleegkunde werd in België in het verleden om deze redenen al aangepast van drie naar vier jaar. Sinds de ingebrekestelling van België door de EU moet dringend actie ondernomen worden voor de HBO5-opleiding in Vlaanderen om een impasse te vermijden.

Volwaardige erkenning

De erkenning van beroepen is de bevoegdheid van elke Europese lidstaat zelf en in België ligt dit op federaal niveau. In ons land is onderwijs dan weer een bevoegdheid van de gemeenschap. Zo werd in het federaal regeerakkoord de intentie opgenomen om de HBO5-verpleegkundigen een eigen plek te geven binnen de leerladder. Deze zorg-/leerladder voor de verpleegkunde geeft een waardering aan de verschillende functieniveaus binnen de zorg en neemt hierin alle zorgprofielen op. Het laat toe functieprofielen duidelijk af te bakenen en schept een overzichtelijk kader van wat op elk niveau mogelijk is en hoe profielen van het ene naar het andere niveau kunnen doorstromen.

Momenteel ligt een wetsvoorstel op tafel om de Wet op de Uitoefening van de Gezondheidszorgberoepen (WUG) aan te passen. Hierdoor zouden de basisverpleegkundige (momenteel HBO5-verpleegkundige) en de klinisch verpleegkundig onderzoeker in de wet opgenomen worden. Deze opleidingen zouden zo een volwaardige erkenning krijgen en kaderen binnen een toekomstgericht functiemodel van de verpleegkundige zorg.

Begin dit jaar brachten de Federale Raad voor Verpleegkunde (FRV) en de Technische Commissie voor Verpleegkunde (TCV) een gezamenlijk advies uit over de uitvoering van de zorg-/leerladder in de verpleegkunde. Dit advies is overgemaakt aan minister Frank Vandenbroucke. Intussen is beslist dat er voor de HBO5-verpleegkundigen die nu actief zijn op de werkvloer, niets verandert. Zij zullen in de toekomst hun verpleegkundige bevoegdheden behouden. Dit geldt ook voor studenten die momenteel aan de opleiding bezig zijn. Voor jongeren die vanaf 2024 de studie HBO5-verpleegkunde aanvatten, zal een nieuwe regeling gelden. Die datum ligt vast in het federaal wetsontwerp, de uitvoeringsmodaliteiten worden verder uitgediept.

Duidelijke opleidingen

Als brede beroepsorganisatie voor verpleegkunde, werkte NETWERK VERPLEEGKUNDE actief mee om het advies van de FRV en TCV vorm te geven. Zo definieerde het samen met de betrokken partijen de bevoegdheden voor HBO5- en bachelorverpleegkundigen. Als het advies wordt opgevolgd, dan zullen mensen op drie niveaus kunnen instappen in de zorg. Als ze zeer praktisch gericht zijn en niet veel theoretische kennis willen, dan kunnen ze de opleiding zorgkundige volgen. Als ze aan praktische verpleegkunde willen doen met een goede basis zonder te theoretische en wetenschappelijke achtergrond, dan volgen ze de HBO5-opleiding. Als ze liever het beroep wat meer willen uitdiepen, stappen ze in op het niveau bachelor. Door duidelijkheid te scheppen in de opleidingen, moet het eenvoudiger worden om te beslissen welke richting iemand uit wil. Er zullen de nodige brugopleidingen zijn om te kunnen schakelen tussen de verschillende opleidingen rekening houdende met de aangeworven competenties.

Niet alleen wil België hiermee een antwoord bieden op de vraag van Europa. Er wordt ook verwacht dat dit nieuw kader de instroom van zorg- en verpleegkundigen ten goede zal komen. Door een duidelijk afgelijnd model wordt ook functiedifferentiatie mogelijk, waardoor het beroep aantrekkelijker wordt voor alle partijen.

Overzicht van de niveaus

Vanuit België ligt een voorstel op tafel voor de nieuwe benamingen van zorg- en verpleegkundigen. De bachelorverpleegkundige zou volgens de officiële Europese naam veranderen naar “verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger”. Deze benaming dekt zeer beperkt de functie. Na tussenkomst van verschillende partijen waaronder NETWERK VERPLEEGKUNDE is officieel gevraagd aan het Europees Parlement – dat hiervoor bevoegd is – om de naam te veranderen naar “verantwoordelijk algemeen verpleegkundige”. Hierover is nog geen uitsluitsel bij het op druk gaan van dit magazine.

  • Algemene zorg:
    • Niveau 4 = zorgkundige
    • Niveau 5 = basisverpleegkundige*
    • Niveau 6 = verantwoordelijk algemeen ziekenverpleger
  • Gespecialiseerde zorg:
    • Niveau 6 = gespecialiseerde verpleegkundige
  • Advanced Practice Nursing:
    • Niveau 7 = verpleegkundig specialist
    • Niveau 8 = klinisch verpleegkundig onderzoeker*

* Dit is een nieuw beroepsprofiel in de verpleegkunde


Tijd dringt voor veranderingen in de wetgeving: “Verpleegkundige zorg met de verpleegkundige aan het stuur”

Het wetsvoorstel dat op tafel ligt om de WUG – de wet van 10 mei 2015 op de uitoefening van de gezondheidszorgberoepen – te wijzigen is niet wereldschokkend, maar wel cruciaal. Het is gebaseerd op talrijke adviezen van de Federale Raad voor Verpleegkundige en de Technische Commissie voor Verpleegkunde om een oplossing aan te reiken voor de aanzienlijke tekorten aan personeel. Deze wetswijziging moet er volgens NETWERK VERPLEEGKUNDE dringend komen, voor het hele zorglandschap. Simon Malfait legt uit waarom.

De grote personeelstekorten, de toenemende druk en de voortdurende nood om kwaliteitsvolle zorg te garanderen wegen op de gezondheidszorg- en welzijnssector. Voor opvoedingscentra, woonzorgcentra, centra voor geestelijke gezondheidszorg of gehandicaptenzorg is het bijzonder moeilijk om voldoende verpleegkundig personeel aan te werven, net zoals voor de ziekenhuizen en de thuisverpleging. De tijd dringt om het een en ander te veranderen. Daarom ligt een voorstel op tafel om de WUG, de wetgeving die de uitoefening van de verpleegkunde reglementeert, aan te passen naar hoe het zorglandschap er vandaag uit ziet. Want, zo staat in het voorstel, nationale en internationale cijfers[1] tonen aan dat het tekort aan verpleegkundigen in België eerder relatief van aard is.

Oorzaken

“COVID-19 was een zeer uitdagende periode, maar het gaf de verpleegkundige zorg wel een uniek momentum”, vertelt Simon Malfait, die tijdens de COVID-pandemie tijdelijk de mobiele testteams voor Oost- en West-Vlaanderen coördineerde. “Zo liet tijdelijke wetgeving toe dat niet-verpleegkundigen verpleegkundige handelingen mochten stellen. Al snel bleek dat dit concept verder diende te worden verkend als mogelijke oplossing om tegemoet te komen aan de reeds jaren gestelde vraag naar een nieuwe duurzame rol en definitie van verpleegkunde, en het acute tekort aan verpleegkundigen vandaag. Een Belgische denktank, samengesteld uit juristen en verpleegkundig juridisch experten, zat samen en distilleerde enkele grote concepten uit dat KB en de praktijk. Die werden vervolgens afgestemd bij belangrijke stakeholders. Ook vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE werd hieraan actief meegewerkt. Onder meer de functieladder en functiedifferentiatie, de gestructureerde equipe, het beschermen van de bekwame helpers en oplossingen voor het onwettig uitvoeren van verpleegkundige handelingen zullen van belang zijn om tegemoet te kunnen komen aan de zorgvraag van morgen. Kortom: verpleegkundige zorg met de verpleegkundige aan het stuur.”

Wie is Simon Malfait?

  • Master in de verpleegkunde en master in gezondheidszorgmanagement en -beleid
  • Werkte als psychiatrisch verpleegkunde en verpleegkundig zorgmanager in het Psychiatrisch Ziekenhuis Gent-Sleidinge
  • Sinds 2014 werkt hij in het UZ Gent, eerst als onderzoeker en vandaag als zorgmanager van de klinisch ondersteunende sector.
  • Geeft als klinisch professor les aan de Universiteit Gent
  • Is lid van het wetenschappelijk comité van Kom op tegen Kanker
  • Is lid van de werkgroep Geestelijke Gezondheidszorg NETWERK VERPLEEGKUNDE
  • Zetelt als expert in de Hoge Gezondheidsraad

De oorzaken van het tekort aan verpleegkundigen zijn onder meer de combinatie van een uitgebreid zorgaanbod, een verouderde ongedifferentieerde normering en de bevolkingspiramide. Het aantal verpleegkundigen, dat afneemt ten gevolge van ouderdom, wordt teveel gespreid, zowel in als tussen de sectoren. Daardoor worden ze niet altijd efficiënt ingezet in de functies en op de plaatsen waar ze nodig zijn. Ook het feit dat bepaalde financieringen en taken wettelijk en exclusief aan verpleegkundigen worden toegewezen[2], draagt hieraan bij. Zo voeren verpleegkundigen vandaag nog te vaak enkelvoudige handelingen uit in plaats van de coördinatie en planning van zorg op zich te nemen.

Daardoor gebeuren inbreuken op de wetgeving. “Dat is onvermijdelijk, zeker wanneer je rekening houdt met het feit dat de lijst van verpleegkundige handelingen verouderd is. Er komt een gigantische demografische zorgvraag op ons af dat vandaag moet bemand worden door verpleegkundigen, terwijl er in de praktijk niet altijd de nood is om hun unieke en specifieke competenties en wettelijke bevoegdheden daar in te zetten”, zegt Simon. “We pleiten er vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE dan ook voor om de verpleegkundige meer te laten coördineren in plaats van uit te voeren.”

Herdefinieer verpleegkunde

Met dit wetsvoorstel worden ook de bekwame helpers beschermd. De verpleegkundige zou andere gezondheidszorgberoepen en niet-gezondheidszorgberoepen moeten kunnen opleiden, informeren en evalueren of ze geschikt zijn om de bepaalde verpleegkundige handelingen uit te voeren. Net zoals ze bijvoorbeeld een opvoeder in de geestelijke gezondheidszorg of gehandicaptenzorg opleidt om medicatie te geven of parameters op te nemen, waardoor verpleegkundigen ontlast zouden kunnen worden. De gestructureerde equipe vormt hier de basis, waarbij een coördinerend verpleegkundige bepaalt wie bekwaam en bevoegd is. Dat kan dus in functie van specifieke noden van de werkplek bijvoorbeeld ook een zorgkundige, een zorgondersteuner of een logistiek medewerker zijn, op basis van het portfolio, opleiding of evaluatie.

De voorstellen zijn organisch vanuit de basis gegroeid, vanuit de specifieke noden uit alle sectoren waar verpleegkundigen tewerkgesteld zijn. Functie- en taakdifferentiatie zijn de sleutels naar de andere oplossingen, hand in hand met een grondige herziening van de WUG en de kwaliteitsvoorwaarden zoals die omschreven worden in de Kwaliteitswet. “Een van de basisprincipes van het voorstel is de nood aan een nieuwe, ruimere en hedendaagse definitie van verpleegkunde”, licht Simon toe. “Dit vertrekt vanuit verpleegkundig leiderschap en coördinatie en zal ook het imago van het verpleegkundig beroep een boost geven. Door de wettelijk bepaalde handelingen en de grote personeelstekorten verloopt de ontwikkeling van verschillende verpleegkundige profielen moeizaam.” Daarbij moet ook de volledige in de praktijk bestaande functieladder verpleegkunde verankerd worden in de wet. De niet-EU conforme basisverpleegkundigen, gespecialiseerde verpleegkundigen, verpleegkundig specialisten de verpleegkundig onderzoeker verdienen een duidelijke plaats in de nieuwe wetgeving en dus ook in de verpleegkunde. Hun functiepakket moet uitgebreid worden op basis van de maatschappelijke noden.

Zorgteam rond de zorgvrager

Daar zullen de andere principes van het voorstel ook toe bijdragen, zoals een opsplitsing van de huidige verpleegkundige handelingen van wat delegeerbaar en niet-delegeerbaar is, maar ook duidelijke wettelijke bepalingen rond een gestructureerd verpleegkundig zorgteam volgens het principe bekwaam is bevoegd. Daarbij wordt rekening gehouden met de behoefte aan verpleegkundige competenties, de noden van de zorgvrager en competenties van de andere leden van het zorgteam. Zo’n team bestaat uit een coördinerend verpleegkundige die een zorgteam aanstuurt en voor toevertrouwde medische handelingen samenwerkt met een arts. Daarbij is de verpleegkundige enkel aansprakelijk voor de eigen gestelde handelingen en kunnen handelingen met onderlinge toestemming en door aantoonbare bekwaamheid gedelegeerd worden naar andere teamleden, samen met de bijhorende verantwoordelijkheid en aansprakelijkheid. Opleiding en toezicht zullen daarbij een grote rol spelen. Tot slot moet ook taaksubsidiariteit eenvoudiger worden door de uitbreiding van medisch delegeerbare handelingen door de betrokken arts aan een verpleegkundige.

“Tijdens covid was overduidelijk sprake van een crisis. Maar onze gezondheidszorg zit vandaag in een nog veel grotere crisis”, duidt Simon de nood aan actie. “Ons hele zorgsysteem en de toegankelijkheid ervan staat onder druk. We mogen niet conservatief denken, maar moeten deze twee crisissen aangrijpen als een kans om de zeggenschap over ons beroep in handen te nemen. We mogen niet vasthouden aan een lijst met handelingen. We moeten weg van verpleging als opsomming van taken en gaan bepalen wie wat gaat doen: coördineren en totaalzorg bieden. Verpleegkundigen, dat zijn de brains en de handen aan het bed. Als beroepsgroep moeten we nu het voortouw nemen en aandringen op politieke moed en verantwoordelijkheid. Het besef dat er iets moet veranderen is er, want de uitstroom was nog nooit zo groot. De oplossingen liggen op tafel en hoe we vandaag werken is niet vol te houden. Daarvan getuigen de vele verpleegkundigen die uitvallen door stress en burn-outs. Laten we samen uitstralen dat we een beroepsgroep zijn die klaar is voor de uitdaging en voor een nieuw tijdperk. Stap dus weg van de financiële discussies en vertrek van dit voorstel om de zorgkwaliteit te garanderen en om de schoonheid van het verpleegkundig beroep nog meer in de kijker te zetten.”

[1] Sermeus, W., Gillet, P., Tambeur, W., Daniel, G., Grietens, J., Laport, N., Michiels, D., Thonon, O., Vanden Boer, G., Van Herck, P., Swartenbroekx, N., & Ramaekers, D. (2007). Financiering van verpleegkundige zorg in ziekenhuizen [Health Services Research (HSR)](53A). (KCE Reports, Issue. https://kce.fgov.be/report/53A)

[2] Van den Heede Koen, Bruyneel Luk, Beeckmans Dorien, Boon Niels, Bouckaert Nicolas, Cornelis Justien, Dossche Dorien, Van de Voorde Carine, Sermeus Walter. Verpleegkundige bestaffing voor een veilige(re) zorg in acute ziekenhuizen. Health Services Research (HSR). Brussel. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE). 2019. KCE Reports 325A.