Comfort, zelfvertrouwen en nieuwe perspectieven door therapie met paarden
Hippotherapie is niet nieuw en wordt al langer toegepast bij mensen met een beperking, autisme of een chronische aandoening. Marlies Van Hecke gebruikt equicoaching bij mensen met diabetes. “Bij de paarden durven mensen hun grenzen stellen en leren ze voelen wat hun behoeften echt zijn.” Met behulp van de dieren begeleidt Marlies de deelnemers naar een beter zelfbewustzijn en een positief, realistisch toekomstbeeld.
Verpleegkundige en diabeteseducator Marlies Van Hecke is gepassioneerd door paarden. Ze geeft les aan de Arteveldehogeschool binnen zowel de opleiding Verpleegkunde als het postgraduaat Hippotherapie. Als erkend lid van Equine Assisted Coaching en intervisiebegeleider bij Centaur Federation heeft ze een jarenlange expertise in coachen en equicoaching. Dat garandeert de betrouwbaarheid en kwaliteit van haar trainingen.
Tijdens equicoaching met mensen met diabetes ligt de hoofdfocus op het psychosociale en emotionele aspect. “In elke levensfase ervaren zij heel wat hindernissen en drempels waardoor het leven met diabetes niet altijd even rooskleurig is”, vertelt Marlies. “Denk bijvoorbeeld aan studenten die een opleiding starten met wisselende uurroosters, diverse stageperiodes en variërende pauzes. Zij kunnen hun glycemieprikken moeilijk plannen, wat hun diabetes en hun algemeen welbevinden in de weg staat. Ze botsen op grenzen en twijfels die onbewust stress en frustratie veroorzaken. De paarden helpen dit in kaart te brengen.”
Authenticiteit van paardenkracht
Paarden zijn sociale kuddedieren. Ze reageren instinctief op lichaamstaal door dichterbij te komen of net afstand te nemen. Deze eerlijk feedback biedt inzicht in de onbewuste tegenstijdigheid van de deelnemer en biedt de coach toegang tot dieperliggende vraagstukken. Marlies: “Het coachen verloopt tussen de paarden. Als ik vraag hoe men zicht voelt, volgt soms het antwoord: ‘Het gaat goed’. Wanneer de paarden dan wegstappen of onrustig reageren, weet ik dat er toch meer aan de hand is en kan ik door de juiste vragen te stellen, beter ingaan op wat er echt speelt. De deelnemers hebben meestal snel door dat de paarden hun emoties doorgronden. Dit moedigt hen aan om dieper te graven en bewust te voelen welke onderliggende twijfels of angsten hun leven belemmeren. Hier werken we op verder.”
Doelgericht werken aan positief realistisch toekomstbeeld
Mensen kunnen leren van de oprechte manier waarop paarden in het leven staan “Net als paarden, leven mensen met diabetes in een constante staat van paraatheid. Zou ik dat wel eten? Ga ik genieten van dat feestje als ik niets mag eten of drinken? Heb ik mijn insuline bij? Hoe hoog of laag sta ik? Wat als ik mij plots niet goed voel? In die constante alertheid zit veel onrust”, legt Marlies uit. “Een patiënt kwam bij mij met ontzettend veel frustratie. Zijn omgeving verweet hem niet therapietrouw te zijn, hij vond hen onwetend. Toen hij zei dat hij gewoon wou genieten van het leven zonder steeds met zijn diabetes rekening te moeten houden en dan liever tien jaar minder leefde, kreeg ik inzicht in zijn echte behoeften: genieten, begrip, houvast. Door ademhalingsoefeningen met de paarden creëerden we rust en geraakte die persoon uit zijn emotionele tunnel. We leerden grenzen aangeven tegenover anderen met communicatiestrategieën en zochten naar alternatieven voor het genieten van bijvoorbeeld alcohol of voeding. Stap voor stap groeide zijn positieve toekomstperspectief en kreeg hij weer vat op zijn leven. Via versterkende tools mensen met diabetes zelfbewust en authentiek leren handelen: dat is de kracht van equicoaching.”
“Gevangenen hebben recht op cola en suikerwafels, maar goede zorg wordt hen ontnomen”
Groeiend aantal personen met diabetes in de gevangenis
In België kampt ongeveer zeven procent van de bevolking met een vorm van diabetes. Dat is bijna een derde meer dan tien jaar geleden. Dat merken ze ook in de gevangenis, vertelt Pieter Dejaeger, verpleegkundige bij de federale overheidsdienst Justitie. De vergrijzing van de bevolking speelt hierin een rol, maar vooral voor diabetes type 2 zijn overgewicht, ongezonde voeding en te weinig beweging nefast. En laat deze combinatie net in gevangenissen een grote boosdoener zijn.
Wereldwijd stijgt het aantal personen met diabetes. Ook in minder voor de hand liggende situaties zoals in gevangenissen. Die verschuiving merkt ook Pieter Dejaeger op verpleegkundige in de gevangenis van Sint-Gillis. “Het aantal gevangenen met diabetes neemt sterk toe. Vroeger waren het vooral oudere gevangenen, maar steeds vaker zien we jongere gedetineerden die bij aankomst al afhankelijk zijn van diabetesmedicatie of insuline. Daarnaast spelen ook de ongezonde gewoontes in de gevangenis zelf een grote rol.”
De dagelijkse gevangeniskost bestaat al lang niet meer uit water en brood. Gedetineerden hebben het recht om verschillende voedingsmiddelen te bestellen voor eigen gebruik in de cel. Pieter: “Alle gevangenen krijgen drie maaltijden per dag: ’s morgens en ’s avonds brood met beleg, ’s middag een warme lunch. Deze maaltijden worden in de mate van het mogelijke aangepast aan bepaalde diëten of voorkeuren, maar dat is eerder beperkt. Veel verder dan zoutarme diëten, een magere yoghurt in plaats van vanillepudding of een vegetarische maaltijd gaat het niet. Daarnaast kunnen gedetineerden met voldoende financiële middelen via een kantinelijst zelf dranken en voedingsmiddelen voor eigen gebruik in de cel aankopen. Het moet je niet verbazen dat de gedetineerden geen appelen of bananen kiezen. Redbull, frisdranken en suikerwafels zijn hier heel populair. De combinatie met minder beweegmogelijkheden is voor veel gevangenen dan ook nefast voor hun gezondheid.”
Nieuwe diabetestoepassingen beperkt in gevangenis
Die hogere diabetescijfers vereisen een uitgebreide medische opvolging. Bovendien worden insulinesensoren en -pompen steeds innovatiever maar daar zijn gevangenissen niet op voorzien. “De evoluties in de diabeteszorg buiten deze muren is verregaander dan de zorg die we hier kunnen bieden. Het systeem op zich is superinteressant omdat de persoon met diabetes niet zelf moet instaan voor zijn insuline, maar aan de juiste materialen geraken is voor ons wel problematisch. Dit zijn heel dure, complexe systemen en de gevangenis moet dit zelf financieren.”
Voor veel patiënten wordt daarom in de eerste plaats teruggegrepen naar reguliere metingen zoals een vingerprik. Gevangenen met diabetes worden tijdens de eerste twee weken na aankomst intensief opgevolgd. Op vier vaste momenten wordt hun glycemie opgemeten en er wordt nagegaan in hoeverre ze hun eigen insulinegehalte correct kunnen regelen of hun eetpatroon afstemmen op hun behoeften. Gedetineerden houden een prikboekje bij en de verpleegkundigen volgen hun spuitschema’s op. Gevangenen die dit niet zelfstandig doen, blijven gedurende hun straf dagelijks een beroep doen op het verplegend personeel. Voor personen met een ernstiger diabetesverloop is deze werkwijze niet mogelijk en zelfs gevaarlijk. Zij moeten daarom worden ondergebracht in gevangenissen met een geïntegreerd ziekenhuis zoals Brugge, Sint-Gillis en Lantin waar wel voldoende medische zorg beschikbaar is.
Nood aan preventie en zelfredzaamheid
Deze zorgverleners zetten naast de intensieve opvolging van gevangenen met diabetes ook sterk in op preventie en zelfredzaamheid. “Bij de personen die we opvolgen, maar ook algemeen in de gevangenis, moedigen we gezonde keuzes zoveel mogelijk aan. Maar er is zeker een bijkomende nood aan een betere diabeteseducatie. Nu hangen we posters op en gaan in gesprek met hen, maar dat is onvoldoende. In sommige gevangenissen worden workshops georganiseerd, maar daarvoor heb je genoeg personeel, tijd en ruimte nodig. Toch blijft het een heel belangrijke pijler in diabeteszorg om patiënten zo zelfstandig mogelijk te leren omgaan en leven met diabetes, zowel in de gevangenis als voor wanneer ze vrijkomen.”
Beperkte vrijheid en nijpend personeelstekort belemmert zorg
Autonome zorg ontbreekt voor een groot stuk in de gevangenis. Gedetineerden met diabetes zijn sterk afhankelijk van vaste eetmomenten en van de hulp van bewakers en verpleegkundigen. “Alle zorgpersoneelsleden hebben een basisopleiding rond diabetes genoten en enkelen zijn opgeleid als diabeteseducator, maar die zijn niet altijd aanwezig. Per shift zijn we in Sint-Gillis momenteel met twee personen voor 560 gevangenen. ’s Nachts is er bij ons enkel een dokter van wacht beschikbaar. In de nieuwe gevangenis in Haren zal dat neerkomen op een medisch team van negentien mensen voor 1.250 gevangenen, verdeeld over verschillende shifts en afdelingen. Dat is veel te weinig. Daardoor moeten gevangen die zich niet goed voelen of in nood verkeren vaak te lang wachten op de hulp van bewakers of verpleegkundigen. De zorg in gevangenissen kan dus absoluut beter”, besluit Pieter. “Maar als verpleegkundige is werken in de gevangenis heel moeilijk. Wij moeten inpassen in een systeem tussen bewakers en gevangenen. We zoeken het evenwicht tussen de meest menselijke en kwaliteitsvolle gezondheidszorg in een strenge, beperkte en zo veilig mogelijke setting voor alle betrokkenen.”
Zorgcontinuïteit prioritair binnen diabeteszorg, ook tijdens pandemie
Tijdens de lockdown in het voorjaar van 2020 kwam de systematische opvolging van personen met diabetes onder druk. Ziekenhuizen en de thuisverpleging zochten snel naar veilige en werkbare manieren om hun patiënten toch bij te staan en de risico’s op een COVID-19-besmetting zo laag mogelijk te houden. Digitale consultaties, ook door verpleegkundige diabeteseducatoren, deden ook in deze discipline hun intrede. Wat houden diabetesteams vandaag over van de gevolgen van uitgestelde zorg? Welke nieuwe manieren van werken en gebruikte technieken zijn nu nog aanwezig? En vooral: welke lessen zijn er getrokken?
Voor heel wat mensen, en zo ook personen met een chronische aandoening betekende de eerste lockdown een periode van angst en onzekerheid. Dat was voor personen met diabetes niet anders. Zorgverleners werden gedwongen om de zorg zo veel mogelijk op alternatieve wijze verder te zetten en slaagden daar ook in. Niet eenvoudig met de grote onzekerheid die toen heerste in de beginweken, de chaos rond de beschikbaarheid van beschermingsmateriaal en de vele vragen van patiënten of hun afspraken wel veilig konden plaatsvinden.
Beroepsorganisaties zoals NETWERK VERPLEEGKUNDE speelden een ondersteunende rol om de info van overheidswege zo snel mogelijk te verspreiden onder alle zorgverleners. Het was alle hens aan dek om te kunnen inspelen op de continu veranderende info.
Dit artikel vertelt het verhaal hoe verpleegkundige diabeteseducatoren de pandemie beleefd hebben. Uiteraard is hier nog veel ruimte om de effecten op de diabeteszorg door de pandemie verder te onderzoeken.
Snelle omschakeling
Vanuit de ziekenhuizen kwamen snel nieuwe procedures en protocollen op gang. Zo besliste bijvoorbeeld het diabetesteam van het UZ Leuven om mensen met type 1- of type 2-diabetes met acute medische redenen (ernstige diabetesontregeling, …) toch een fysieke consultatie te geven. Week per week bekeken artsen welke patiënten opvolging nodig hadden. Ook voor personen met diabetes die geen acute medische redenen hadden, voorzag het diabetesteam opvolging met zorg op afstand door middel van telefonische of videoconsulten. Tot dan zeker niet courant gebruikt in de opvolging van personen met een chronische aandoening.
In de thuisverpleging verliep deze omschakeling niet overal even vlot. Een eerste uitdaging was het tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen, zodat een veilig contact met zorgvragers onder druk kwam. Bovendien luidde het advies van de overheid in de beginfase: voer alleen de strikt noodzakelijke huisbezoeken uit. Ook hier gingen zorgverleners in de thuiszorg over naar digitale communicatie om het contact met hun patiënten te behouden.
Globaal genomen bleef de terugval door uitgestelde zorgen beperkt voor personen met diabetes, of werd de zorg relatief snel weer ingehaald.
De digitale sprong, een stap voorwaarts?
Door het gebruik van digitale communicatie, via telefoon of videocall, waren verpleegkundige diabeteseducatoren, psychologen en diëtisten(-diabeteseducatoren) en endocrinologen toch in staat hun personen met diabetes in zeer moeilijke en onzekere tijden regelmatig op te volgen. De zorg en opvolging zoals we tot nu toe kenden, wijzigde sterk. Zowel patiënten met diabetes en zorgverleners verlieten het vertrouwde concept van zorg verlenen. Aan type 2-patiënten vroegen we thuis op de weegschaal te staan en een dagboek bij te houden, waarna ze telefonisch contact hadden met een zorgverlener van hun diabetesteam, zoals de verpleegkundige diabeteseducatoren. Voor veel mensen met type 1-diabetes, voor hen die een glucosesensor en/of een insulinepomp hebben, was dit niet nodig. Bij het virtueel opvolgen van deze patiënten konden zorgverleners ook steunen op gegevens van de glycemie- en insuline-instellingen welke in de cloud bewaard worden. De verpleegkundige diabeteseducatoren kunnen daar ook alle info raadplegen, personen met diabetes type 1 bijsturen waar nodig, insulinedosissen aanpassen, verifiëren of ze nog over voldoende materiaal beschikken, … De educatie van personen met diabetes type 1 bleef zo gegarandeerd. Een voordeel van een virtueel consult is dat de verplaatsingstijd, naar de persoon thuis of de persoon naar het ziekenhuis, wegvalt. Verpleegkundige diabeteseducatoren bleven zo tijdens de pandemie vaak een belangrijk aanspreekpunt voor personen met diabetes bij vragen of problemen. Digitale hulpmiddelen maken het ook mogelijk een consult te laten plaatsvinden als de patiënt een mild ziektebeeld heeft. In tegenstelling tot een telefonisch gesprek, biedt het gebruik van video als bijkomend voordeel dat het de interactie vergroot tussen zorgvrager en zorgverlener, waardoor die een betere kijk op de situatie krijgt. De digitalisering binnen de diabeteszorg toont dat ook sneller en meer flexibel kan ingespeeld worden op zorgvragen.
“Een digitale consultatie biedt een meerwaarde voor een frequentere opvolging, maar mag en kan nooit de fysieke consulten volwaardig vervangen.”
Toch lopen we met digitale hulpmiddelen tegen grenzen aan. We hebben met zijn allen vele stappen vooruitgezet in de digitalisering. Alleen is dit voor sommige patiënten geen evidente oplossing. Denk aan oudere personen met diabetes type 2 die onvoldoende onderlegd zijn om met een laptop of tablet aan de slag te gaan. Een telefonische consultatie via vaste lijn biedt dan beperkt soelaas. Als zorgverlener zie je de patiënt niet, wat het inschatten van emoties en reacties bemoeilijkt. Een virtueel consult is per definitie zakelijker en afstandelijker dan een live contact. Ook de medische controle valt op die manier volledig weg. Hoe zien de injectieplaatsen er bijvoorbeeld uit? Is de insulinepen aan vervanging toe? Heeft de persoon met diabetes een wondje aan de voet? Voor thuisverpleegkundigen neemt het bovendien de inkijk op de dagelijkse leefgewoontes weg. De leefstijl- en voedingsgewoontes zijn makkelijker op te volgen via een live consult, zeker bij problemen. Het digitaal consult confronteert hen minder met hun eigen rol en hun verantwoordelijkheid in hun zorg.
Grenzen bewaken
Altijd bereikbaar zijn is een zegen en een vloek. Dat is al lang geweten. Tijdens de pandemie was dit voor zorgverleners nog meer het geval. De digitale communicatie vergroot de werkdruk. Het is dus bijzonder belangrijk om als zorgverlener zelf je grenzen te bewaken en duidelijke afspraken te maken met de zorgvrager. Stel je smartphone zo in dat je tijdens een consult niet onderbroken of afgeleid wordt door binnenkomende berichtjes, bijvoorbeeld. Las specifieke tijdstippen in voor videocalls. Leg aan je patiënten uit dat ze moeten telefoneren bij een dringende vraag en geen bericht sturen. Het is zoeken naar een gezonde balans waarbij de zorgverlener de patiënt zo goed mogelijk ondersteunt, maar zelf ook voldoende rustmomenten inlast.
De pandemie ontregelde niet alleen de manier van werken voor de zorgverleners. Ze had natuurlijk ook een effect op de levensstijl van veel mensen: meer thuiswerk, minder structuur en een andere routine. De angst, onzekerheid, het gebrek aan sociale contacten waren zeker niet bevorderlijk voor ons emotioneel welzijn. De laatste twee jaren heeft iedereen een groot adaptievermogen getoond om steeds aan te passen en in te spelen op maatregelen die verschillende pieken met zich meebrachten. Als gevolg merken zorgverleners dat meer patiënten ontregeld zijn. Sommigen hebben zich laten gaan. Anderen stellen tot op heden hun controles uit. Tot op de dag van vandaag geven zorgverleners elke dag opnieuw het beste van zichzelf.
Goede zaak voor multidisciplinariteit
Binnen de zorgverlening was er wel een opmerkelijk positief effect. Door de precaire omstandigheden, door het beperken van het aantal contacten met zorgvragers en omdat mensen op andere diensten moesten inspringen, leerden zorgverleners elkaar beter kennen, wat de collegialiteit onderling bevorderde en de samenwerking ten goede kwam. En dit was dan op zijn beurt weer goed voor de patiënt. In het diabetesteam van UZ Leuven werkten de verpleegkundige en diëtist-diabeteseducatoren, de psychologen en de endocrinologen nog nauwer samen en hielpen elkaar waar ze konden. Deze intensere samenwerking bevorderde zeker verder de multidisciplinaire samenwerking.
“Een digitaal consult is een hulpmiddel, maar geen heilige graal.”
In de thuisverpleging boden vele verpleegkundigen ondersteuning in woonzorgcentra en vaccinatiecentra. Om daar ook de zorgverlening mee te garanderen. Zelfs militaire verpleegkundigen werden ingezet om de zorg in woonzorgcentra te coördineren en zorg te verlenen. Hierdoor kon de verpleegkundige diabeteseducator zich concentreren op het coördineren van de diabeteszorg, het educeren van personen met diabetes, het doorgeven van hun vraag / hen naar de juiste zorgverlener te leiden en het motiveren om ook in onzekere omstandigheden hun zelfzorg vol te houden. De verpleegkundige diabeteseducatoren in de ziekenhuizen hebben dit ook zo ervaren. Verder gaven verpleegkundige diabeteseducatoren een luisterend oor en waren ze vaak het enige sociale contact van personen met diabetes. Zo garandeerden ze mee de zorgcontinuïteit voor personen met diabetes samen met het diabetesteam.
Verder bracht de crisissituatie die de pandemie met zich meebracht, dat zorgverleners over de verschillende settings heen ervaringen uitwisselden, konden ventileren, … Beroepsorganisaties zoals NETWERK VERPLEEGKUNDE voor de verpleegkundige diabeteseducatoren faciliteerden deze monodisciplinaire uitwisseling van ervaringen om te zorgen voor personen met diabetes.
Vertrouwensband cruciaal
Een vertrouwensband virtueel creëren, neemt veel meer tijd dan bij fysieke consultaties. Ook al zijn we ondertussen meer en meer gewend mensen digitaal te ontmoeten, toch blijft over vertrouwelijke zaken en over medische aspecten spreken een uitdaging. Zo streven verpleegkundige diabeteseducatoren in de thuiszorg en de ziekenhuissetting zo veel als mogelijk een eerste consultatie live in te plannen. Zo kan er volop ingezet worden op empathie, vertrouwen en contact tussen een persoon met diabetes en zijn zorgverlener. Eens een band ontstaan is tussen de persoon met diabetes en zijn zorgverlener, kunnen ook tussentijdse virtuele opvolgingen voorzien worden met fysieke consultaties ertussen geweven. Zo bracht de crisis van de covid-pandemie ons niet enkel kommer en kwel maar ook veel expertise om in moeilijke omstandigheden de continuïteit van zorg voor onze personen met diabetes zo veel als mogelijk te garanderen.
Sofie Dewaet (Verpleegkundig diabeteseducator UZ Leuven)
Diégo Backaert (Verpleegkundig diabeteseducator Amenthu, Raad van Bestuur NETWERK VERPLEEGKUNDE)
Dit artikel werd gepubliceerd in het peer reviewed e-book Covid in Vlaanderen: Kernlessen uit de zorg.
Een open blik op obesitas bij mensen met diabetes
Overgewicht en obesitas zijn bekend als duidelijke risicofactoren om diabetes type 2 te krijgen. Nu de bevolking steeds zwaarder wordt, is meer aandacht voor de rol van gewicht bij diabetes geboden. Prof. dr. Roman Vangoitsenhoven van het UZ Leuven. “Overgewicht en obesitas zijn aandoeningen die we ook op die manier moeten behandelen: met de best mogelijke zorg.”
De relatie tussen overgewicht of obesitas en diabetes is complex. Het klopt dat het risico op diabetes type 2 stijgt bij mensen met overgewicht of obesitas. “Bij mensen met overgewicht of obesitas worden het vetweefsel en de lever ongevoelig voor de eigen aangemaakte insuline”, legt prof. dr. Roman Vangoitsenhoven uit. “Dat noemen we insulineresistentie. Er moet dus steeds meer insuline aangemaakt worden door het lichaam om voldoende controle op de bloedsuikerspiegel te hebben, waardoor de alvleesklier uitgeput raakt. Dat is de basis om type 2-diabetes te ontwikkelen.”
De relatie tussen overgewicht en de ontwikkeling van insulineresistentie lijkt rechtlijnig, maar dat is het niet noodzakelijk. “Volgens het koolhydraat-insulinemodel[1] is het mogelijks zelfs omgekeerd: mensen die veel koolhydraten eten, moeten veel insuline aanmaken, waardoor ze gemakkelijker vet opslaan. Dat werkt natuurlijk overgewicht in de hand. Waarschijnlijk zijn beide modellen relevant, en kunnen ze elkaar ook versterken.”
Overgewicht of obesitas bij type 1-diabetes
Overgewicht of obesitas zijn niet de enige oorzaken voor type 2-diabetes en eveneens kan iemand te zwaar zijn zonder ooit diabetes te ontwikkelen. Heel wat factoren, zoals erfelijkheid, omgeving en medicatie spelen hierbij een rol. Toch is gewicht een belangrijk aandachtspunt. Volgens cijfers van de Wereldgezondheidsorganisatie heeft 60 procent van de Europese volwassenen en 33 procent van de kinderen en jongeren overgewicht of obesitas. In België heeft ongeveer de helft van de volwassenen overgewicht. “Mensen met type 1-diabetes, die dezelfde gewichtsverdeling volgen als de rest van de bevolking, kunnen ook overgewicht of obesitas krijgen”, zegt prof. dr. Vangoitsenhoven. “Als ze daardoor insulineresistentie ontwikkelen, is er sprake van een soort dubbele diabetes. Door type 1-diabetes maken ze al te weinig insuline aan en daar komt de resistentie nog eens bovenop. Als we allemaal zwaarder blijven worden, zal dit steeds vaker voorkomen.”
“In de behandeling van mensen met type 1-diabetes, moeten we ook inzetten op maatregelen die belangrijk zijn om het gewicht te controleren: een gezond dieet en voldoende bewegen. Medicatie kan ook helpen, maar bepaalde medicatie die beschikbaar is voor mensen met diabetes type 2 mogen we niet gebruiken voor diabetes type 1. Dat is volgens mij discriminerend en een belangrijk probleem dat ook in toekomst nog moeilijkheden zal stellen. Als ultieme stap in de behandeling overwegen we bariatrische chirurgie, maar daar zijn we erg voorzichtig mee.”
Diagnose omkeren door gewichtsverlies
De diagnose diabetes type 2 hoeft geen vonnis voor het leven te zijn. In het Verenigd Koninkrijk werd in 2014-2018 een studie uitgevoerd bij mensen die minder dan 6 jaar diabetes type 2 hadden. Na één jaar op een streng caloriearm dieet en levensstijlprogramma, was diabetes weer verdwenen bij ongeveer de helft van de deelnemers, en kon de diabetes- en bloeddrukmedicatie gestopt blijven.[2] Prof. dr. Vangoitsenhoven: “Wanneer insulineweerstand zich begint op te bouwen, is het mogelijk de ontwikkeling om te keren door vijf procent van je lichaamsgewicht te verliezen. Die eerste kilo’s zijn ontzettend belangrijk.” Voldoende bewegen en gevarieerde, zelfbereide maaltijden maken daarbij het verschil. “In verwerkte of bewerkte voeding zitten heel wat enkelvoudige suikers en ongezonde vetten”, verklaart prof. dr. Vangoitsenhoven. “Voorverpakte maaltijden bevatten vaak extra suiker, vet of zout om ze op een goedkope manier extra smakelijk te maken en om de smaak van bewaarmiddelen te maskeren. Het grote voordeel van zelf koken, is dat je weet wat erin zit. Diabetes maakt gewicht verliezen wel extra moeilijk, omdat je lichaam zich hiertegen verzet. Met medicamenteuze ondersteuning kunnen mensen tien tot vijftien procent lichaamsgewicht verliezen, maar goede gewoontes zijn onontbeerlijk. Het jojo-effect moeten we koste wat het kost vermijden.”
Positieve, wetenschappelijke en zorgende houding
Niet enkel te veel of slechte voeding zijn oorzaken van overgewicht of obesitas. Ook endocrinologische, psychische of genetische aandoeningen of medicatie kunnen leiden tot gewichtstoename waar de persoon zelf heel weinig aan kan doen. “Zeker middelen zoals cortisone of antipsychotica verhogen het risico op overgewicht en type 2-diabetes”, vertelt prof. dr. Vangoitsenhoven. “Dit kan voor de patiënt erg frustrerend zijn, omdat ze zelf weinig invloed hebben op de oorzaak, maar wel mee verantwoordelijk zijn voor de behandeling. Dan werken we samen om tenminste de suiker goed onder controle te houden en de gewichtstoename te beperken.”
Volgens prof. dr. Vangoitsenhoven is het noodzakelijk om overgewicht of obesitas ernstig te nemen als een aandoening met comorbiditeiten, waarbij nood is aan goede zorg en goede medicatie. “Als zorgverlener ga je steeds op zoek naar de beste manier om mensen te helpen”, stelt hij. Verpleegkundigen kunnen hierbij een waardevolle, ondersteunende rol spelen, zeker in de thuisverpleging. “Merk je bijvoorbeeld dat er veel voorverpakte voeding geconsumeerd wordt van lage kwaliteit? Durf er iets van te zeggen, ook al is het niet altijd gemakkelijk. Bij twijfel, is het goed om te verwijzen naar een diëtist, de huisarts of een obesitaskliniek. Benader de persoon steeds met een open blik. Mensen met obesitas zijn vaak echte dieetexperten, die heel goed weten wat kan en wat niet. Zij hebben meestal al een lange weg afgelegd die zeker niet gemakkelijk was. Ten slotte moet je als verpleegkundige ook goed voor jezelf zorgen. Door mijn ervaring in verschillende ziekenhuizen weet ik dat er vaak heel wat verleidingen aanwezig zijn op de werkvloer: koekjes, pralines van een dankbare patiënt, … Verwen jezelf met een lekkere, verse maaltijd voor of na de shift. Het komt je gezondheid ten goede.”
[2] Lean, M. E., Leslie, W. S., Barnes, A. C., Brosnahan, N., Thom, G., McCombie, L., Peters, C., Zhyzhneuskaya, S., Al-Mrabeh, A., Hollingsworth, K. G., Rodrigues, A. M., Rehackova, L., Adamson, A. J., Sniehotta, F. F., Mathers, J. C., Ross, H. M., McIlvenna, Y., Stefanetti, R., Trenell, M., Welsh, P., … Taylor, R. (2018). Primary care-led weight management for remission of type 2 diabetes (DiRECT): an open-label, cluster-randomised trial. Lancet (London, England), 391(10120), 541–551. https://doi.org/10.1016/S0140-6736(17)33102-1
Wie is prof. Dr. Roman Vangoitsenhoven?
- behaalde zijn doctoraat met het proefschrift “De rol van dieet tijdens de ontwikkeling en behandeling van type 2-diabetes”
- specialiseerde als endocrinoloog aan de KU Leuven
- spendeerde een jaar aan de Cleveland Clinic, Ohio, voor bijkomend onderzoek
- is sindsdien 2020 werkzaam op de dienst endocrinologie in UZ Leuven
- toont zowel in zijn klinische praktijk als onderzoek een bijzondere interesse voor obesitas en diabetes
BMI en buikomtrek
BMI is een eenvoudige en toegankelijke manier om weer te geven of je een gezond gewicht hebt. Zeker bij een BMI boven de 30 is de berekening accuraat, volgens prof. dr. Vangoitsenhoven.
BMI = gewicht (kg) / lichaamslengte2 (m) | |
BMI < 18,5 | Ondergewicht |
BMI 18,5-25 | Gezond gewicht |
BMI 25-30 | Overgewicht |
BMI > 30 | Obesitas |
Bron: Diabetes Liga
Toch kan er wel wat afwijking optreden bij BMI. Denk maar aan een bodybuilder waarbij de spiermassa het gewicht bepaalt. Bovendien blijkt uit studies dat Aziaten meer last ondervinden bij een BMI van 27 dan andere etniciteiten. Om het volledige beeld te krijgen, raden experten aan om ook de buikomtrek te bekijken. Veel (visceraal) vet ter hoogte van de buik wijst op een hoger gezondheidsrisico en meer kans op hart- en vaatziekten, een hoge cholesterol en hoge bloeddruk.
Buikomtrek | ||
Verhoogd gezondheidsrisico | Vrouwen | 80-88 cm |
Mannen | 94-102 cm | |
Sterk verhoog gezondheidsrisico | Vrouwen | > 88 cm |
Mannen | > 102 cm |
Bron: Diabetes Liga
Overgewicht en obesitas in België | |
Gemiddeld BMI volwassenen | 25,5 |
Volwassen bevolking met overgewicht | 49,3 % |
Volwassen bevolking met obesitas | 15,9 % |
Percentage jongeren (2-17 jaar) met overgewicht | 19 % |
Percentage jongeren (2-17 jaar) met obesitas | 5,8 % |
Bron: Gezondheidsenquête 2018 Sciensano
Bijblijven met slimme insulinepomptherapie
Insulinepompen zijn al tientallen jaren gekend als doeltreffend en gebruiksvriendelijk alternatief voor insuline-inspuitingen. Pomptherapie biedt tal van praktische en klinische voordelen. Al lijkt nog niet iedereen met diabetes overtuigd, prof. dr. Pieter Gillard ziet de toekomst van de insulinepomp positief: “Ik voorspel dat over twee jaar de meerderheid van de personen met diabetes in ons centrum een pomp gebruikt.”
Een insulinepomp is een uitwendig apparaat dat continu insuline afgeeft via een katheter die in het onderhuids weefsel wordt geplaatst. Het toestel wordt geprogrammeerd door het diabetesteam om over 24 uur insuline toe te dienen op basis van een individueel schema. De persoon met diabetes dient enkel zelf een bolus insuline toe bij de maaltijd, of wanneer de bloedglucosewaarden te hoog zijn. In het omgekeerde geval, wanneer de persoon verwacht dat de suikerwaarden zouden kunnen dalen, bijvoorbeeld tijdens het sporten of bij warme temperaturen, kan je tijdelijk minder of zelfs geen insuline laten toedienen. Allemaal via een eenvoudige handeling op de pomp.
Het grootste voordeel is dat de insulinepomp op die manier heel wat flexibiliteit biedt aan de gebruiker. Daarnaast vermijd je injecties en kan je kleinere volumes insuline toedienen, waardoor het bloedsuikergehalte veel fijner af te regelen valt. Uit studies blijkt dat mensen met een insulinepomp gemiddeld een betere suikercontrole hebben, minder (vaak) hypoglycemie ervaren en dat hun levenskwaliteit daardoor toeneemt. De pomp wordt vooral toegepast bij diabetes type 1, bij diabetes type 2 wordt die niet terugbetaald.
Aandachtspunten bij pomptherapie
De insulinepen is vandaag nog steeds de meest gangbare therapievorm bij diabetes, ook al biedt die minder flexibiliteit in het aanpassen van de insulinedosis dan een pomp. “We merken dat sommige mensen nog wat drempelvrees voelen, wat ik ergens ook begrijp”, vertelt prof. dr. Pieter Gillard, endocrinoloog in UZ Leuven. “De pomp hangt 24/7 aan je lichaam vast met een katheder. Het is extern, dus zichtbaar, en sommigen zijn ongerust dat ze ermee zullen blijven haperen.” Bij de overstap naar insulinepomptherapie is het dus zeker even wennen aan de nieuwe manier van insuline toedienen. “De opstart is een intensieve periode die gepaard gaat met voldoende educatie, zodat de pomp continu goed en veilig functioneert. We spenderen dan heel wat uren samen met de persoon met diabetes en bekijken kathederzorg, zorg van de injectieplaats, herkennen van waarschuwingssignalen door de pomp, … De rol van de diabeteseducator is hier cruciaal.”
Net zoals de continue werking van de pomp. Als de pomp stopt met insuline geven, is er namelijk geen insuline meer in het lichaam van de persoon met diabetes. Dat is anders dan bij een insulinepen, waarmee je insuline inspuit die 24 uur werkt. Als een pomp stopt met werken of losgekoppeld wordt, geraakt de persoon met diabetes sneller in een absoluut insulinetekort. Dat leidt binnen enkele uren tot een verzuringstoestand waarbij ketonen in het bloed terecht komen.
Slimme pompen verlagen de drempel
In België gebruikt zo’n 20 procent van de mensen met type 1-diabetes een insulinepomp. Kinderen gebruiken iets vaker een pomp: tot 35 procent. Het UZ Leuven raadt personen met diabetes de pomp zeker aan. “In ons diabetescentrum gebruikt 40 procent al een pomp”, vertelt dr. Gillard. “Ik voorspel dat dat over één à twee jaar meer dan de helft zal zijn. Insulinepompen zijn geenszins meer een nieuwe techniek, maar de evoluties en verbeteringen die de technologie ondergaat, gaan razendsnel. Slimme pompen en patchpompen maken de overstap voor veel mensen heel wat interessanter.”
Gedeeltelijk autonome pompen slagen er tegenwoordig in om suikerwaardes accuraat te meten en om op basis van algoritmes insuline toe te dienen. “Steeds meer mensen zetten de stap door de zogenoemde slimme pompen die de taak volledig of gedeeltelijk overnemen. De autonome systemen slagen erin hypo’s en ernstige hypers te vermijden. Dat de persoon met diabetes zelf veel minder moet doen aan de pomp, maakt de voordelen des te groter. Momenteel heeft meer dan 70 procent van onze pompgebruikers een slimme pomp. Als iemand vandaag wil beginnen met insulinepomptherapie, zullen we bijna altijd een slimme pomp aanbieden. De niet-autonome pompen, die we ook wel eens oneerbieding domme pompen noemen, starten we tegenwoordig niet meer op.”
Voor mensen die nog wat weerstand voelen bij een pomp met katheder is er de patchpomp. Die plakt op de huid. Angst om het toestel te verliezen of om ergens te blijven haperen is dan niet meer nodig. “De patchpompen zijn momenteel nog van de klasse niet-autonome pompen”, weet dr. Gillard. “In de Verenigde Staten staat de ontwikkeling van autonome patchpompen wel al verder. Het is een kwestie van tijd voor die ook naar Europa komen. Ik denk dat veel mensen de stap zullen durven zetten zodra de slimme kleefpompen hier beschikbaar zijn.”
Aanspreekpunt voor verpleegkundigen
Na de opstart zijn mensen met diabetes in staat volledig zelf het toestel te bedienen. Gebruikers van een pomp hoeven ook niet frequenter opgevolgd te worden dan anderen. “In principe is geen verpleegkundige tussenkomst nodig bij het gebruik van de pomp. Natuurlijk verandert de zaak wanneer personen met diabetes zorgbehoevend worden. Denk aan situaties in de thuisverpleging of in woonzorgcentra. Dan kunnen verpleegkundigen wel eens ingeschakeld worden bij de praktische handelingen om de pomp te laten draaien, bijvoorbeeld door het regelmatig verplaatsen van de katheder. Verpleegkundigen moeten goed weten dat zo’n insulinepomp continu moet werken. Als je bijvoorbeeld merkt dat de pomp niet meer aan het lichaam hangt, is dat een acuut moment.”
Nu de populariteit van (slimme) insulinepompen toeneemt en de levensverwachting toeneemt door de verbeterde zorg, zullen verpleegkundigen in alle settings vaker in contact komen met de insulinepomp. Volgens de professor is het dus belangrijk om dus tenminste een notie te hebben van hoe het werkt. “Diabetesconventiecentra die pompen opstarten zijn trouwens verplicht om de klok rond permanentie te hebben. De diabeteseducatoren staan paraat om mensen met diabetes te helpen, maar ook om alle mogelijke vragen van verpleegkundigen te beantwoorden. De evolutie van de technologie gaat zo snel dat alle verpleegkundigen dit onmogelijk volledig kunnen bijbenen met opleidingen. Dan is een goede samenwerking tussen verpleegkundigen uit de eerste lijn en diabeteseducatoren cruciaal.”
Wie is Pieter Gillard?
Prof. dr. Pieter Gillard is verbonden aan UZ Leuven als endocrinoloog. Hij specialiseert in type 1-diabetes en vertoont een bijzondere interesse voor nieuwe technologieën.
Jongeren met diabetes hebben nood aan een veilige haven
Patient empowerment is bij mensen met een chronische aandoening essentieel om hen voldoende te betrekken in hun eigen zorg en gemotiveerd te houden. Voor jongeren met diabetes komt daar nog een extra dimensie bovenop: leren omgaan met een chronische ziekte in volle mentale en lichamelijke ontwikkeling. Inspelen op die context is noodzakelijk om vooruitgang te boeken met deze personen, vindt zelfstandig diabetescoach Geert De Backer.
Jongeren met diabetes hebben voornamelijk diabetes type 1. Bij hen is de ziekte onomkeerbaar en dus is de impact op hun leven des te ingrijpender. “Mensen met beginnend diabetes type 2 hebben in het prediabetesstadium nog een kans het tij te keren door hun levensstijl aan te passen (gezonde voeding, voldoende beweging, stress vermijden). Voor iemand met type 1-diabetes is dat niet zo”, legt Geert De Backer uit. Tot twee jaar terug was hij diabeteseducator in de diabetesconventie in het UZ Gent. Vandaag is Geert aan de slag als zelfstandig diabetescoach en gastdocent aan onder andere HOGENT. “Je kan als persoon met diabetes geen vakantie of break nemen van je ziekte. Diabetes is er altijd en overal, 24 op 7. Voor jongeren die volop in hun puberteit zitten, op zoek zijn naar zichzelf en in volle ontwikkeling zijn, is dat een bijzonder zwaar verdict. Hen op een positieve manier betrekken in hun traject is daarom essentieel.”
Verbinden en graag zien
Hoe ga je om met mensen met diabetes? Hoe bereik je hen? Hoe maak je verbinding? Volgens Geert zijn dat de kernvragen voor elke zorgverlener die met diabetes in contact komt: “Je moet je patiënt graag willen zien. Dat neemt niet weg dat je niet kritisch mag zijn over wat die persoon doet, maar richt je feedback op de acties en niet op de persoon zelf. Bewaak tegelijk ook je eigen grenzen. Het is niet verkeerd om aan te geven wat jij niet acceptabel vindt.” Als diabetesverpleegkundige is het belangrijk een veilige haven te creëren voor iemand met diabetes. Open communicatie en non-verbaal gedrag dragen hiertoe bij. “Zeker bij jongeren, die erg kwetsbaar zijn, is dit zo belangrijk. Als ze zich niet veilig voelen, nemen ze je niet in vertrouwen en is de kans groot dat ze zaken verdoezelen. Of komen ze gewoon niet meer langs. Dat is een gemiste kans. Durf daarom zeker ook over andere zaken te praten dan alleen hun ziekte, zoals hun vriendenkring, de school, sport en hobby’s. Zo creëer je betrokkenheid.”
Focus op het positieve
Te veel aandacht geven aan wat niet goed gaat, is nefast volgens De Backer. “Een kinder- of adolescentenbrein kan niet om met negatieve feedback. Hou opmerkingen daarom zo feitelijk mogelijk en focus op wat wel goed loopt. Dat creëert groeikansen voor het kind of de jongere. Als iets gelukt is, bespreek waarom het lukte en hoe je die aanpak in de toekomst kan herhalen. Probeer ook niet te veel in één keer te bereiken. Het is beter om kleine stappen vooruit te zetten, dan een te groot doel te definiëren en er niet te geraken. Betrek de jongeren in het bepalen van dat doel, maar durf hen hierin uit te dagen als je denkt dat het onrealistisch is. Beter verschillende kleine succeservaringen dan één grote mislukking.”
Inzetten op empowerment en zelfmotivatie maken bij jongeren dus het verschil. Maar wat als het dan toch misloopt? “Mislukken hoort erbij. Blijf geloven in de persoon en blijf focussen op het positieve. Bespreek samen wat nodig is om die ene stap toch te kunnen zetten. Misschien helpt een sms’je van de diabeteseducator om de jongere aan iets te herinneren? Of kunnen vrienden en familie dit te doen? Ook de taal die je gebruikt, beïnvloedt de motivatie van de jongere. Spreek niet over ‘slechte’ waarden, maar over ‘hoge’ waarden. Vel geen oordeel. Wil je als zorgverlener hier beter mee leren omgaan, dan is je verdiepen in gemotiveerde gespreksvoering en oplossingsgerichte coaching een aanrader. Om empowerment aan te leren aan jongeren is coaching door de diabeteseducator namelijk broodnodig.”
Gouden tip voor een geslaagd diabetesconsult
Tijdens een educatieconsult ligt de focus vaak op de technische aspecten van de zorg, zoals de waarden van een patiënt. Aan het einde van de sessie blijkt er soms te weinig tijd om nog in te gaan op concrete vragen van de jongere. Daarom geeft Geert graag deze tip mee: “Start een consult daarom met de vraag wat de jongere zeker wil bespreken. Dat kan iets technisch zijn, zoals hoe bepaalde materialen werken, maar ook iets totaal anders. Bijvoorbeeld: ‘Thuis is weinig gezonde voeding voor handen, hoe ga ik hier mee om?’ of ‘Volgende week ga ik op scoutskamp, hoe houd ik daar mijn diabetes onder controle?’ Hierdoor blijf je in verbinding met de jongere en garandeer je dat het gesprek wel degelijk zinvol was voor die persoon.”
Proactieve, multidisciplinaire aanpak voor chronische aandoening
Chronische aandoeningen, zoals diabetes, vergen een andere benadering dan acute aandoeningen. Een proactieve aanpak gericht op de lange termijn is noodzakelijk. Hiervoor worden de principes van chronic disease management gebruikt. Dit concept werd initieel in de Verenigde Staten ontwikkeld door gezondheidsverzekeraars. Deze aanpak is tot op zekere hoogte ingeburgerd in België, maar is zeker nog voor verbetering vatbaar.
Bij acute zorg ligt de nadruk op het reactieve: een patiënt heeft namelijk een onmiddellijke urgentie. Diabetes is een chronische aandoening waarvoor een andere benadering nodig is. Mensen met diabetes hebben een langetermijnbegeleiding nodig, waarin ze zelf een belangrijke verantwoordelijkheid moeten opnemen, geholpen door verschillende zorgverleners. Hierbij is het belangrijk complicaties op tijd te detecteren en zo veel mogelijk te vermijden. De ziekte brengt veel verschillende facetten van zorg samen. Vroegtijdige detectie, multidisciplinaire ondersteuning door huisarts, diëtist, verpleegkundige, oftalmoloog en zo nodig endocrinoloog, podoloog, cardioloog, psycholoog, …, een gestructureerde opvolging met duidelijke taakafspraken en educatie en empowerment van de patiënt zijn essentieel.
“Om de aandoening op lange termijn onder controle te houden is een goede organisatie nodig. Zo kwam chronic disease management in beeld. Dit concept werd in 1998 in de Verenigde Staten ontwikkeld, onder andere door dr. Wagner en streeft naar het verstrekken van een geïntegreerd zorgpakket doorheen het hele ziekteproces. Zijn chronic care model wil de dagelijkse zorg proactief en gepland maken, en tegelijk de kwaliteit garanderen aan een beheersbare kost, voor een welomschreven patiëntenpopulatie”, legt endocrinoloog prof. dr. Frank Nobels uit. Hij is diensthoofd endocrinologie-diabetologie in het OLV Ziekenhuis Aalst-Asse-Ninove.
Kaiser Permanente piramide
Welke vorm van chronic disease management nodig is, hangt af van het stadium van een aandoening en kan onderverdeeld worden volgens de principes van de Kaiser Permanente-piramide. “Deze piramide deelt de bevolking onder in verschillende categorieën. Bij diabetes zien we de volgende onderverdeling: 1) de algemene bevolking die geen diabetes heeft en die je preventief informeert, 2) de groep met prediabetes, die een hoog risico heeft om de volgende jaren diabetes te ontwikkelen en die levensstijlmaatregelen moeten nemen, 3) de groep met type 2-diabetes die de eerste jaren van hun aandoening door de eerstelijnszorg begeleid worden, 4) de mensen met type 2-diabetes waarbij de behandeling complexer wordt en gedeelde eerstelijns-specialistische zorg nodig is, en 5) de complexe patiënten die gespecialiseerde zorg nodig hebben”, verduidelijkt prof. dr. Nobels.
“In België zijn mensen met diabetes opgedeeld in het pretraject, het zorgtraject en de diabetesconventies. In het pretraject – de eerstelijnszorg – staan levensstijlcoaching en perorale medicatie centraal en staat de huisarts aan het roer. In het zorgtraject – de middenmoot van de piramide – is nog steeds het team rond de huisarts de drijvende kracht, maar helpt de specialist-endocrinoloog de grote lijnen uit te zetten. Mensen in deze groep hebben het al moeilijker om de aandoening onder controle te houden. Achter de schermen coachen de specialisten de zorgverleners uit de eerste lijn, zoals huisartsen en diabeteseducatoren. We spreken van een shared care-aanpak. Dit wordt in België heel goed ondersteund via het diabetes-zorgtraject. Hierin wordt een unieke wisselwerking tussen eerste en tweede lijn gestimuleerd waarbij alle actoren van elkaar leren en nauw samenwerken. Bij mensen die onder de diabetesconventies vallen – de top van de piramide – is specifiek case management nodig. Denk aan mensen met type 1-diabetes die zeer gespecialiseerde zorg nodig hebben of mensen met type 2-diabetes met veel comorbiditeit die ingewikkelde insulinebehandelingen nodig hebben.”
Pretraject op de rails krijgen
Prof. dr. Frank Nobels: “De diabetesconventies zijn al sinds eind de jaren ’80 operationeel en het zorgtraject sinds 2009. Beide functioneren goed. Het pretraject is een ander paar mouwen. De initiële doelgroep werd te eng gedefinieerd uit vrees voor te hoge kosten. Daardoor vallen heel wat mensen met diabetes uit de boot en is er te weinig educatie bij hen. Bovendien werd er geen ‘reclame’ gemaakt voor deze eerstelijnsaanpak en het ontbrak de huisartsen aan voldoende ondersteuning. Je kan dan als huisarts wel educatie of groepseducatie voorschrijven, maar als dit niet georganiseerd wordt in de regio waarin je actief bent, dan kan je weinig beginnen. Het RIZIV richtte recent een denkgroep op om dit pretraject nieuw leven in te blazen. Het is afwachten wat daaruit voortkomt. Eén ding is zeker: door in te zetten op het pretraject verminder je gezondheidsproblemen op de lange termijn en dus ook de kost die hiermee gepaard gaat.”
Wie is prof. dr. Frank Nobels?
- studeerde geneeskunde aan de universiteit van Antwerpen
- specialiseerde in inwendige geneeskunde, endocrinologie-diabetologie aan de universiteit van Antwerpen (1991), aan het Centre hospitalière Universitaire Lille (Frankrijk, 1991) en aan het Universitair Medisch Centrum Rotterdam (Nederland, 1992)
- behaalde een PHD aan de Erasmus Universiteit (1999)
- is diensthoofd voor de afdeling endocrinologie-diabetologie aan het OLV Ziekenhuis Aast, Asse, Ninove
- is gastprofessor klinische en experimentele endocrinologie aan de KU Leuven
Rol van de verpleegkundige in multidisciplinaire diabetesteam
Een diabetesverpleegkundige in de conventie vervult een sleutelrol in de begeleiding van personen met complexe diabetes. “Het is een boeiende, maar intensieve job, want de verpleegkundige is de coach van de patiënt. Het is ook een intellectuele job, waarin je de grote lijnen moet kunnen zien in veel glucosedata, en ook veel technische bagage moet hebben om onder andere met glucosesensoren en insulinepompen om te kunnen”, weet prof. dr. Frank Nobels. “In de eerstelijnszorg en het zorgtraject spelen de diabeteseducatoren ook een belangrijke rol. Hierbij zijn taken, zoals coaching rond levensstijl, brede educatie van de persoon met diabetes en waar nodig het leren meten van glycemie en toedienen van insuline onontbeerlijk.”
Diabetes in cijfers
op basis van het Belgische Nationale Gezondheidsonderzoek in 2019
- 1 op 10 volwassenen in België heeft diabetes.
- 37 % van de mensen met diabetes weet niet dat hij of zij diabetes heeft.
- Diabetes type 2 komt het meest voor: in 90 à 95 % van de gevallen is het deze variant.
- Diabetes type 1 manifesteert zich vooral op jongere leeftijd bij kinderen en adolescenten.
- Zwangerschapsdiabetes wordt jaarlijks vastgesteld bij ongeveer 9% van de zwangere vrouwen.
Bron: Lampaert A. Diabetes Info 2022
25 jaar Diabetessymposium: bijscholen, netwerken en connecteren
Al 25 jaar lang vindt elk jaar het Diabetessymposium plaats. Het is de plek voor iedere zorgverlener die wil bijleren over de meest recente ontwikkelingen in diabeteszorg. Deze jaarlijkse bijscholing ontstond in de schoot van de allereerste opleiding voor diabeteseducatoren in ons land verbonden aan een hogeschool. De grondlegger en drijvende kracht: Marleen De Pover, oprichtster & voorzitster en nu lid van de werkgroep diabetesverpleegkundigen van NETWERK VERPLEEGKUNDE.
Van de verpleegsterschool in Eeklo naar een volwaardig postgraduaat in Gent. Marleen De Pover was tijdens haar schooljaren wel vrijwilliger voor de lokale afdeling van de Diabetes Liga, maar ze had nooit verwacht zich zo te verdiepen in de wereld van diabetes care. “Het kwam op mijn pad en het werd mijn passie”, zegt ze. Toen Marleen verpleegkundige was, vond je in België alleen een zesdaagse opleiding van de Diabetes Liga rond zorgen voor mensen met diabetes. “Die was sterk toegespitst en enkel toegankelijk voor ziekenhuisverpleegkundigen. Ik werkte toen al op een school en schreef me toch in, want mijn interesse was gewekt door het evenement waar ik aan meewerkte. Met Suikerklontje zamelde ik in voor een meisje met diabetes type 1 voor de aankoop van de eerste glucometer. Op dat moment stuurde professor Roger Bouillon van het UZ Leuven zijn verpleegkundige Mieke De Smet naar Nederland voor een specifieke opleiding tot diabeteseducator.”
Kort na haar cursus bij de Diabetes Liga volgt een fusie en komt Marleen in het KAHOG in Gent, vandaag de Arteveldehogeschool. De directie vraagt haar een postgraduaat diabeteseducator in te richten. Pionierswerk in Vlaanderen op dat moment. “Ik mocht het programma volledig zelf ontwikkelen en schrijven. De directie gaf me ongelofelijk veel vertrouwen”, vertelt Marleen. “Voor mij was het heel duidelijk: ik wilde een curriculum maken die zeer breed ging en voor iedere zorgverlener toegankelijk was. Van verpleegkundigen en podologen tot diëtisten. Er was ook aandacht voor allerlei facetten: van het zorgaspect tot communicatie. Jaarlijks werden dertig mensen toegelaten. Maar ik wist ook dat het postgraduaat niet voldoende zou zijn. Voortdurende bijscholing is nodig wanneer je je specialiseert in een domein dat zo snel evolueert als diabetes care. Ik heb ondernemersbloed in mijn aderen en zette mijn schouders onder een jaarlijks initiatief.”
Groei en bloei
Zo kwam er op 21 en 22 oktober 1998 het allereerste Diabetessymposium, verbonden aan de opleiding tot diabeteseducator. “De KAHOG had al een Diabetesdag voor studenten. Die groeide uit tot een week waarin studenten samenwerken aan een case en presentatie”, licht Marleen toe. “Het eerste symposium stond heel dicht bij de postgraduaat opleiding. Het is hieruit gegroeid en bleef ook lang verbonden aan de hogeschool.” In het jaar 2010 werd het Diabetessymposium voor het eerst georganiseerd binnen NETWERK VERPLEEGKUNDE, toen het NVKVV. Voormalig algemeen coördinator Michel Foulon sprak Marleen aan tijdens een lezing over diabetes en wondzorg met de vraag of ze het symposium niet bij de beroepsvereniging wilde onderbrengen & alsook de werkgroep diabetesverpleegk. oprichten
“Ik had er enkele duwtjes in de rug voor nodig, maar besloot het toch te doen. Het was de logische volgende stap. Van bij de start wilde ik met het symposium inspelen op de daadwerkelijke noden van verpleegkundigen in het werkveld en hen op de hoogte houden van de allernieuwste tendensen en ontwikkelingen binnen diabeteszorg. Diabetesverpleegkundigen kregen binnen NETWERK VERPLEEGKUNDE ook een eigen werkgroep. Daarmee stelden we jaarlijks een programma samen met vertegenwoordigers uit de thuiszorg en algemene en universitaire ziekenhuizen. Vandaag is het een tweedaags congres met 550 deelnemers per jaar.” De werkgroep werkt mee maar stelt het programma niet samen, dat doe ik, voor Oostende doet de werkgroep dat wel
Belang van specialisatie
Arteveldehogeschool werd de referentie voor diabeteszorg. Het Diabetessymposium werd de ideale plek voor een multidisciplinaire uitwisseling van kennis en technologie, met de zorgvrager en zijn omgeving als focus. “Doorheen de 25 jaar van het symposium nodigden we zowat iedere aanstaande professor binnen de diabeteszorg uit, we introduceerden nieuwe technologieën, nodigden bedrijven uit om materiaal voor te stellen, … Het bouwde meteen verder op mijn doelstelling van het postgraduaat tot diabeteseducator”, zegt Marleen. “Specialiseren is belangrijk voor iedere verpleegkundige. Het postgraduaatprogramma ontwikkelde ik om het boeiend en uitdagend te maken voor hen, maar ook om hun te leren verantwoordelijkheid te nemen . Ze staan zeer dicht bij mensen met diabetes en dat schept een intense band. Net daarom is het zo belangrijk dat ze innovaties op de voet volgen. Via het symposium leren ze de professoren en firma’s kennen die de ontwikkelingen in kennis en technologie creëren en kunnen ze netwerken. Het doel van het symposium is altijd tweeledig: een sterk programma neerzetten en de gemeenschap die werkt rond diabeteszorg samenbrengen.”
Speciallekes
25 jaar Diabetessymposium, dat is ook 25 jaar aan mooie en boeiende momenten bij elkaar. Marleen houdt warme herinneringen over aan het tienjarig bestaan van het symposium. “Dat jaar haalden we Prof. Aldo Maldonato, een Italiaanse professor verbonden aan de universiteit van Rome, naar Gent. Hij werkt vooral rond diabetes bij jongeren en organiseerde voor hen zomerkampen. Dat hij naar het congres wilde komen voor een lezing was een erkenning voor ons harde werk en voor de naam en faam van het symposium”, vertelt Marleen. “We hoeven het trouwens niet altijd in het buitenland te zoeken. Ons land verricht knap werk. Heel wat dokters, professoren en wetenschappers zijn elk jaar opnieuw trouwe gasten. Ik denk dan aan professor Frank Nobels of professor Chantal Mathieu. Zij deed pionierswerk rond zwangerschap en diabetes en was een van de eersten die het mogelijk maakte voor vrouwen met diabetes type 1 om een kind te krijgen. Dat kreeg toen veel reactie, maar het leidde ook vroedkundigen naar onze jaarlijkse bijeenkomst.”
Marleen staat erop ook alle cursisten van het postgraduaat te bedanken voor hun inzet. “Ik had steeds een goed contact met hen. Ze werkten voltijds, volgden de lessen, deden stage en maakten een portfolio. Dat is een zware, niet te onderschatten workload. Als ze er eventjes door zaten, was ik graag een luisterend oor. Ik zal hen nooit vergeten”, zegt Marleen. “De cursus bracht me ook op enkele onverwachte plaatsen, zoals bij AA Gent. Daar ging ik uitleg geven over de preventie van diabetes. Voor de match mochten kinderen met diabetes dan mee het veld op met de spelers. Het postgraduaat en symposium brachten me trouwens ook al bij voormalig Anderlechtspeler Pär Zetterberg. Gaan we diabetes ooit genezen? Misschien niet, maar preventie is zo belangrijk.” Er bestaat geen twijfel dat Marleen zich al 25 jaar lang met hart en ziel inzet voor haar Diabetessymposium. Een levenswerk waar ze met recht en rede trots op mag zijn. Of ze de fakkel binnenkort wil doorgeven? “Misschien. We zien wel wat de tijd brengt. Momenteel geniet ik nog te veel van het contact met de verpleegkundigen, professoren en bedrijven. En je weet dat ik graag eens een specialleke bedenk, zoals onze Fancy Diabetes Day.”
Marleen De Pover
Marc Noppen: “De grootste fout is niets doen en afwachten”
Prof. Dr. Marc Noppen is longarts en sinds 2006 CEO van het UZ Brussel, een van de zwaarst getroffen Belgische ziekenhuizen tijdens de pandemie. COVID-19 sloeg er ongemeen hard toe waardoor de nood aan snelle, efficiënte beslissing hoog was. Regeltjes en protocollen vlogen even overboord. “Aan jaknikkers heb je niets. We moeten beslissingen in vraag stellen.”
In april verscheen het boek Gewoon Anders, een vurig pleidooi voor een ongewone gang van zaken. Daarin beschrijft prof. Dr. Marc Noppen hoe hij de coronacrisis aan het roer van het UZ Brussel ervaarde en hoe de pandemie het bewijs leverde dat het beleid en de organisatie van onze zorg ook anders kan. Het zijn 192 bladzijden vol inzichten en kritiek op de overheid, dat het soms aan eindverantwoordelijkheid en daadkracht miste om effectieve beslissingen te nemen. “Iedereen trok zijn paraplu open, terwijl je in een crisis net snelle beslissingen in eer en geweten moet nemen. Daar leer je uit. De grootste fout is niets doen en afwachten”, zegt Marc Noppen. “Covidvoorspellingen zijn geen weersvoorspelling, wel wiskundige feiten.”
Crisismanagement was in 2020 een sleutelwoord. “Zeker tijdens de eerste covidgolf. Die had niemand zien komen”, zegt de longarts. “Het was pompen of verzuipen en de regels van crisismanagement nauwgezet toepassen. Maar tijdens de tweede golf liep het fout. Er kwam geen erkenning naar de zorgverleners door de miskenning van hun werk. Nochtans is de ondersteuning van je personeel cruciaal.”
Geen tweede Bergamo
Marc Noppen spreekt van 4 pieken tijdens iedere golf. Eerst heb je de covidpatiënten, daarna komen de reguliere zorg en de chronische zorg weer op gang. En ook de geestelijke gezondheidszorg vraagt de nodige aandacht. “Ook bij het medisch personeel”, zegt de CEO. “De corebusiness van zorgverleners is mensen beter maken, niet het bezig zijn met accreditaties. Covid was dus spiegel voor alle zorgorganisaties, een hoognodige wake-upcall. Systeemdenken is goed, maar daar moet een evidence-based zorgoutcome tegenover staan.”
Volgens Noppen is het nu zaak om te investeren in een alternatief om die zorgoutcome te bereiken. Dat kan door te kijken wat belangrijk is voor de zorgvragers en dat te delen door de kosten. “Management is niet moeilijk, maar het moet uitgaan van een intrinsieke motivatie. Zoals de motivatie van onze zorgverleners. In management heb je dan drie kernwaarden: autonomie, kennis en een doel. Ons doel tijdens de pandemie? We don’t want Bergamo. Zo kregen we 4.000 neuzen in dezelfde richting.”
Nevenwerkingen
Het UZ Brussel voelt vandaag nog de naweeën van de uitgestelde zorg tijdens de pandemie. “We zijn nooit onder de 13 covidpatiënten gegaan. Tijdens iedere golf onze ICU-capaciteit opschroeven kan op het gebied van infrastructuur wel, maar je moet ook personeel vinden waardoor de reguliere zorg onder druk kwam. Dat voelen we vandaag nog. Bijvoorbeeld in de diabeteszorg zagen we meer ontregelde waarden en amputaties”, licht Noppen toe. “Maar er zijn ook positieve signalen. Zo hebben de teleconsults voor diabetes hun effect niet gemist. De afdeling was een belangrijke frontrunner op dat gebied. Het vervangt een gewone consultatie niet, maar maakt de opvolging wel haalbaar en praktischer.”
Nog positieve effecten van de crisis zijn enerzijds de kennis die op alle gebieden naar voor kwam en anderzijds dat de ziekenhuizen dichter dan ooit bij de eerstelijn staan. “Zo hadden we wekelijks contact met de huisartsenkringen. We informeerden naar wat zij nodig hadden aan hulp. Hetzelfde deden we voor alle woonzorgcentra hier in de buurt. Dat waren eigenlijk sterfcentra. Een gitzwarte pagina in het covidboek.”
Van ziekenzorg naar gezondheidszorg
COVID-19 toonde dat we goed zijn in repareren wat kapot is, maar niet in preventieve maatregelen. “De pandemie hield die healthcare 2.0 tegen”, zegt Marc Noppen. “De huidige zorg is onbetaalbaar. Van de 700 patiënten in het ziekenhuis zijn er 300 bij door slechte leefgewoonten. Er is dus een dringende gamechanger nodig zodat die 300 patiënten deze zorg niet nodig hebben en er meer middelen vrijkomen voor andere zaken. We geven geld uit aan de verkeerde dingen. Er zijn sensibiliseringscampagnes genoeg, maar dat is niet hetzelfde als aan preventie doen. Het emotionele aspect en het genot op korte termijn primeren op de langetermijngevolgen. Dat vraagt een gedragsverandering, waarvoor we alle mogelijke middelen moeten inzetten. Van de psychologie en nudging tot duidelijke informatie verstrekken en krachtige taal spreken.
Meer weten over de visie van Marc Noppen op healthcare 2.0? Tijdens het Diabetessymposium van het NVKVV op 9 november doet de CEO van het UZ Brussel alles uit de doeken. Inschrijven kan via www.diabetessymposium.be.
Ethiek: stappenplan persoon met diabetes
Een weduwenaar van 75 jaar is al zeven jaar dialysepatiënt en volgt een streng diabetesdieet. Drie maal per week gaat hij vanuit het woonzorgcentrum naar de dialyse. Mentaal is hij zeer sterk, maar lichamelijk is hij volledig afhankelijk en rolstoelgebonden. Toch hecht hij veel belang aan persoonlijke hygiëne en doet hij zoveel hij kan zelf. Maar vaak komt hij heel kort uit de hoek en stookt ruzie in de dagzaal.
Een diëtist en een nefroloog volgen de man zijn dieet strikt op. Naargelang zijn bloedwaarden, wordt het dieet ook aangepast. Maar de man is zeer kieskeurig en wat hij graag eet, kaas en chocolade, moet hij mijden. Wanneer de nefroloog laat weten dat de diëtist zijn dieet moet bijstellen, reageert de man zeer kortaf naar het personeel en naar medebewoners. Hij slaagt er op die momenten ook in om ruzie te stoken in de dagzaal. Zo erg dat het persoon moet tussen komen.
STAP 1: Casus
De man heeft bijna nooit bezoek. Hij praat enkel met een bewoonster op de afdeling. Zij is altijd begaan met hem, ook wanneer er iets niet goed gaat. Ook zij is in dit geval een betrokken persoon, samen met de diëtist, nefroloog, het personeel, de andere bewoners en de maaltijdverantwoordelijke. Waar de diëtist en nefroloog de situatie puur professioneel bekijken om hem zijn gezondheid zo optimaal mogelijk te houden, probeert het team steeds te bemiddelen. De man zelf ziet al die beperkingen als een verminderde levenskwaliteit en vreugde. Hij is niet levensmoe en vecht zelfs heel hard om beter te worden.
Samen met diëtist werd zijn dieet bekeken en gezocht naar afwisselingen, zoals een toegift bij feestjes op de afdeling. Deze afspraken werden duidelijk naar de man gecommuniceerd om tot een consensus te komen en hem het belang van gezonde voeding uit te leggen. Maar door het af en toe toestaan van iets wat hij eigenlijk niet mag eten, maakt hij nu misbruik van de situatie en is de verleiding groot dat het uit de hand loopt. Met als gevolg dat zijn bloedwaarden opnieuw slecht zijn. Een vicieuze cirkel.
STAP 2: Dilemma’s
Er moet rekening gehouden worden met de verschillende niveau’s om dit probleem te bekijken. Enerzijds zijn er de verpleegkundigen en de zorgvrager. Anderzijds de hoofdverpleegkundige die rekening moet houden met de verpleegkundigen en de man zelf. Bij het formuleren van de dilemma’s moeten we er rekening mee houden dat dit een probleem is van zorgorganisatie, en niet een probleem van zorg op zich. Hoe kunnen we dus vanuit een patiëntenperspectief:
- De bewoner tevreden stellen en tegelijk de richtlijnen van de diëtist respecteren?
- Het dieet op een correcte wijze beheren en de richtlijnen van de nefroloog opvolgen?
Daar komt nog bij, hoe kunnen we vanuit het perspectief van de verpleegkundige:
- Hun vraag naar duidelijkheid, structuur en zekerheid garanderen, samen met de vraag naar autonomie van de patiënt?
- De vraag van de bewoner respecteren en ook het respect voor de medebewoners bewaken?
STAP 3: Oplossingen
Om deze dilemma’s op te lossen, worden een aantal suggesties gedaan. Zo kan voor de patiënt de aandacht misschien op andere zaken gevestigd worden dan op het eten. Ook kan zijn zelfstandigheid misschien op andere vlakken aangepakt worden. Daarnaast moet hij ook attent gemaakt worden op de beperkingen die zorgverleners hebben en die hij moet respecteren.
De verpleegkundige moet trachten een compromis te vinden samen met de bewoner, de diëtist en de nefroloog. Hij of zij kan ook inspelen om de omstandigheden binnen de instelling, zoals de man zijn relatie met de bewoonster. Van haar neemt hij namelijk veel aan. Tegelijk moet de verpleegkundige ook duidelijke grenzen stellen om de rust van de andere bewoners te garanderen.
STAP 4: Evaluatie
Door te overleggen in teamverband kan je een gemeenschappelijke houding aannemen tegenover de patiënt. Die krijgt zo een duidelijk kader en kan geen interne conflicten veroorzaken. Spreek duidelijk af wie wat doet. Dit overleg kan ook breder gaan, naar het multidisciplinaire team om zo een duidelijke strategie op te stellen. Bespreek dit vervolgens ook met de patiënt, en indien mogelijk samen met de andere bewoonster. Met een duidelijk zorgplan schep je duidelijkheid en verantwoordelijkheid bij de zorgvrager. Maak eventueel een soort contract waarin duidelijk staat dat hij in zijn kamer eet wanneer hij opnieuw bewoners tegen elkaar opstookt. Of laat de man en de bewoonster aan aparte tafels eten. Ook dit zal zijn gedrag beïnvloeden.