Arbeidsre-integratie en chronische pijn

Door Dr. Olivier De Coster, anesthesist-pijnarts in het MPC – multidisciplinair pijncentrum AZ Delta Roeselare-Menen-Torhout

Chronische pijn – in al zijn aspecten, maar vaak ruggerelateerd – is een aandoening die een enorme impact heeft op het dagelijks leven van veel mensen. Het kan leiden tot beperkingen in het uitvoeren van dagelijkse activiteiten, waaronder het werk. Veel mensen met chronische pijn hebben moeite om te werken en kunnen uiteindelijk arbeidsongeschikt worden verklaard. Dit kan leiden tot een negatieve spiraal van financiële problemen, isolement en verminderde kwaliteit van leven.

Gelukkig is hulp beschikbaar voor mensen met chronische pijn die willen werken. Een belangrijk onderdeel van deze hulp is arbeidsre-integratie. Dit is het proces waarbij iemand wordt ondersteund om weer aan het werk te gaan of om zijn of haar werk te behouden. Het doel van arbeidsre-integratie is om mensen met chronische pijn te helpen om zich zo zelfstandig mogelijk te re-integreren in de arbeidsmarkt. Net de re-integratie is goed voor de patiënten zelf. Ze bewegen opnieuw, geraken uit hun isolement en voelen zich terug een belangrijke schakel in de maatschappij. Deze hervatting van werk heeft dus ook belangrijke psychologische voordelen. Bovendien levert dit voor de maatschappij ook financiële voordelen op, namelijk het verminderen van de kosten door minder uitkeringen en het verhogen van de productiviteit.

Er zijn verschillende manieren om arbeidsre-integratie te bereiken. Een veelgebruikte methode is het aanpassen van de werkomgeving of van de werktaken. Dit kan betekenen dat werknemers minder fysiek zware taken uitvoeren, of dat ze begeleid worden door een arbeidsdeskundige. Er kunnen ook accommodaties worden gemaakt op het werk, zoals het aanpassen van de werkplek of het aanbieden van verlofdagen. Hier kunnen de arbeidsgeneeskundige diensten een belangrijke rol spelen.

Opleiding, training en samenwerking

Een andere manier om arbeidsre-integratie te bereiken is door middel van opleiding en training. Mensen met chronische pijn kunnen worden opgeleid voor andere banen of functies, zodat ze in staat zijn om weer aan het werk te gaan. Dit kan ook helpen om de impact van de pijn te verminderen, door het aanleren van nieuwe vaardigheden en door het verbeteren van zelfvertrouwen. Zulke herscholingstrajecten zijn beschikbaar via instanties zoals VDAB en GTB.

Het is belangrijk om te realiseren dat arbeidsre-integratie een samenwerking vereist tussen werknemer, werkgever en arbeidsdeskundigen. Werkgevers kunnen een belangrijke rol spelen door hun werknemers te ondersteunen en te accommoderen. Werknemers kunnen ook baat hebben bij het werken met een arbeidsdeskundige, die hen helpt om realistische doelen te stellen en een plan te maken om weer aan het werk te gaan.

Multidisciplinaire aanpak

Een pijnkliniek (MPC) is een multidisciplinaire medische dienst die zich richt op het diagnosticeren en behandelen van pijnklachten binnen een zeer ruim en holistisch kader. En daar hoort ook arbeidsre-integratie bij, net omdat pijn vaak een oorzaak is van uitval. Soms kunnen pijnklachten leiden tot beperkingen op het werk en tot arbeidsongeschiktheid. In dat geval kan de pijnkliniek betrokken zijn bij de arbeidsre-integratie van de patiënt door middel van behandeling en begeleiding. Onder meer met eigen programma’s of door samenwerkingen met andere diensten. Er is ook plaats voor oefeningen en revalidatie, en voor psycho-educatie om te leren omgaan met de impact van pijn op je leven. Tot slot biedt zo’n MPC ook follow-up en ondersteuning na de behandeling.

dr. Olivier De Coster


AI in de zorg, een ramp voor het klimaat?

AI of artificiële intelligentie is niet meer weg te denken uit de zorg. Het kent verschillende toepassingen, zoals aanbevelingssystemen voor triage en apps voor diagnostiek. “Gebruik je technologie, dan zal er wel nu al of in de toekomst een fractie AI in verwerkt zijn”, stelt Tijs Vandemeulebroucke, postdoctoraal medewerker aan het Bonn Sustainable AI Lab van de Universiteit van Bonn. Zorgverleners hoeven nog niet meteen te vrezen voor hun job. Toch zijn er enkele ethische aspecten die wel eens onder de aandacht gebracht mogen worden.

Zorg is gebaseerd op warmmenselijke, fysieke zorgen verlenen. Technologie kan daarbij af en toe een handje helpen. Al doet artificiële intelligentie (AI) meer en meer zijn intrede, ook in de zorgsector. “We merken een evolutie naar een zeer technische opvatting van zorg. We registreren, meten parameters, houden heel wat administratie bij, … Zorg wordt zo onderverdeeld in heel veel aparte elementen en dat maakt het makkelijk voor ondersteunende technologie om geïmplementeerd te worden. We wijken af van de holistische visie en gaan steeds meer richting specialisaties”, vertelt Tijs Vandemeulebroucke. Hij benadert technologie vanuit een ethische hoek als medewerker aan het Bonn Sustainable AI Lab van de Universiteit van Bonn. Hij plaatst de moderne zorg in analogie met de autosector. Zorg is meer en meer arbeid geworden. “Vroeger stonden in de autofabrieken arbeiders in voor de volledig auto, waarna de wagen steeds meer werd opgedeeld in kleinere segmenten en iedereen een specifieke taak kreeg. Zo is er een geleidelijke automatisatie geïmplementeerd omdat het efficiënter werkt. Deze managementopvatting zien we ook in de zorg en leidt tot de mechanisatie van de sector nog voor de machine haar intrede doet[1].

Meer dan een cloud

De technologische innovaties met AI zijn er en dus worden ze ingezet. Toch is belangrijk om niet uit het oog te verliezen hoe we in deze realiteit beland zijn. Daarbij mogen we gerust kritisch zijn. “Als we dat niet doen, dreigen er grotere gevaren”, zegt Tijs. “Vanuit ethisch standpunt gaat het dan enerzijds over de autonomie en de privacy van zorgvragers en zorgverleners. Anderzijds mag je AI niet als een cloud of digitale werkelijkheid zien. AI draait namelijk niet zonder materiële aanwezigheid. Je hebt servers, computers, smartphones, … nodig om de technologie te laten werken. Kortom, AI benader je als een wereldobject dat bijgevolg ook een globale impact heeft. Niet in het minst op ons klimaat en milieu.”

Om die klimaat- en milieu-invloed te benaderen wordt een drieledige globale structuur bekeken. De eerste is een milieu-sociale structuur: wat zijn de natuurlijke elementen en grondstoffen die nodig zijn om technologie te maken? Wat is de impact daarvan op het sociale en maatschappelijke weefsel en op het milieu van de plaatsen waar die mijnen zich bevinden? Mensen werken er in slechte omstandigheden, de bodem raakt verontreinigd en uitgedroogd, … Daarnaast is er ook de technisch-sociale structuur, de fase waarin de mineralen omgezet worden tot technische elementen en technologische apparaten. “We weten dat chips zeer belastend zijn voor het milieu. Taiwan is de grootste producent van deze onderdelen. Gebaseerd op cijfers van Greenpeace stelde een artikel van 2021 in The Guardian[2] dat het grootste bedrijf in die sector liefst 5 procent van alle energie in het land verslindt”, licht Tijs toe. “Het bedrijf gebruikte in 2019 ook 63 miljoen ton water in haar productie waardoor de omliggende omgeving vatbaarder werd voor uitdroging2. Daarnaast circuleert wereldwijd ook veel technologisch en elektronisch afval, want hardware moet vervangen worden. In 2019 ging het om bijna 54 miljoen ton afval waarvan slechts iets meer dan 17 procent in formele afvalverwerking of recyclage processen terechtkwam. We kunnen ons dus afvragen wat er met de overige 83 procent gebeurt. Dat wordt veelal op een slechte manier verwerkt, met giftige gassen die ontsnappen of giftig materiaal dat in de bodem sijpelt als resultaat. Verwacht wordt trouwens dat we in 2023 richting 75 miljoen ton afval gaan.[3]

Circulariteit

Een derde structuur is de globale digitale structuur waarin vraagstukken als autonomie en privacy een plaats krijgen. Neem je de drie structuren samen dan kan je niet om de grote gezondheidsrisico’s voor verschillende personen en gemeenschappen over de wereld heen. Dit leidt tot tot de vraag ‘Wie is de patiënt of de zorgontvanger in het debat omtrent het gebruik van AI in de gezondheidszorg?’. “Hoe ga je daar mee om? AI wordt als vanzelfsprekend gezien en er wordt niet over nagedacht of gesproken. Er is nood aan meer transparantie. Iedereen zou moeten inzicht krijgen in waar hun technologie en de verschillende onderdelen ervan vandaan komt. Zo kunnen we doorgroeien naar meer duurzame praktijken, lokaal en globaal”, stelt Tijs.

Een van die aspecten is een meer circulaire aanpak van technologie. De mijnen waaruit de mineralen ontgonnen worden, raken uitgeput en beïnvloeden de biodiversiteit. Bovendien dringt de mens meer en meer door in het leefgebied van dieren en dat kan leiden tot meer ziektes die worden overgedragen van dier op mens. “Zolang we ons blijven richten op de ontginning van materialen, zijn we niet duurzaam bezig. Er zijn al zoveel materialen en mogelijkheden en die kunnen perfect gerecycleerd worden. Ook de zorgsector zal zich moeten afvragen of er al niet genoeg technologie aanwezig is. Enerzijds is het een kwestie van zorgvuldig omspringen met de technologie die er is, anderzijds moeten we de technologie in vraag durven stellen. Hebben we die innovatie echt nodig in onze organisatie? Daarvoor ontwikkelde ik aan de KU Leuven samen met Yvonne Denier, Chris Gastmans en Evelyne Mertens een ethisch evaluatiekader[4] voor het Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin.”

AI en duurzaamheid

Heeft AI dan geen positieve effecten wereldwijd? “Zeker wel”, benadrukt Tijs. “Het laat zeer vaak toe om sneller, efficiënter, nauwkeuriger en gerichter te werken. Op klimaatvlak kan AI ook snel modellen genereren van hoe tropische ziekten zich ontwikkelen. Daardoor kunnen we vlotter schakelen en oplossingen vinden. Hetzelfde zien we in de diagnostiek. AI analyseert vaak elementen die wij niet opmerken. Professor Aimee Van Wynsberghe aan de Universiteit van Bonn spreekt van een onderscheid tussen AI inzetten voor duurzaamheidsoplossingen en de duurzaamheid van AI op zich. Automatisatie is ook maar één mogelijke piste. Misschien moeten we wat meer afstappen van onze nadruk op het behoud van onze autonomie en evolueren naar een meer sociale zorg, waar de hele gemeenschap aan deelneemt. Maak van zorg opnieuw een sociaal gegeven, gedragen door professionele zorgverleners en door informele structuren. De huidige focus op techniek duwt dat sociale aspect vandaag misschien te veel weg.”

[1] Coeckelbergh (2015). Artificial agents, good care, and modernity.

[2] https://www.theguardian.com/environment/2021/sep/18/semiconductor-silicon-chips-carbon-footprint-climate

[3] WHO (2021). Children and digital dumpsites. E-waste exposure and child health. https://www.who.int/publications/i/item/9789240023901

[4] Het ethisch evaluatiekader raadpleeg je via https://cdn.nimbu.io/s/5s8z9pq/channelentries/e9e9sdv/files/2021_14_Rapport_62_SWVG_EF47_2__Ethiek.pdf?be18f3m.


Innovatie vraagt goede wisselwerking tussen zorgactoren, industrie en overheid

De Vlaamse overheid lanceerde in 2021 een impulsprogramma om innovatie in de gezondheidszorg te stimuleren. Hiermee willen ze een antwoord bieden op de grote maatschappelijke uitdagingen binnen deze sector. Naast nieuwe initiatieven opstarten en de interactie tussen bedrijven en zorgactoren verhogen, wil het programma ook een coöperatieve voedingsbodem creëren voor toekomstige implementaties.

Het impulsprogramma ‘Innovatie in gezondheid en zorg’ stoelt op drie complementaire pijlers: 1) fundamentele kennisopbouw door academisch onderzoek, 2) bedrijfsgericht onderzoek en 3) implementatie van nieuwe toepassingen in de zorg in Vlaanderen. Dit programma wordt opgevolgd door een coördinerende stuurgroep vanuit een quadruple helix-filosofie. Die beoogt een samenwerking tussen overheid, kennisinstellingen en bedrijven, met betrokkenheid van de zorg- en welzijnssector en van burgers of burgerorganisaties, waar noodzakelijk en nuttig. Voor dit impulsprogramma werkt VLAIO samen met het departement EWI (Economie, Wetenschap en Innovatie) en met het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin (WVG). Op 20 januari kwam de stuurgroep een eerste keer samen. Hierbij stonden kennismaking en een toelichting van het impulsprogramma centraal. Concreet werden bestaande initiatieven voorgesteld, waar de stuurgroep verder doelgericht mee aan de slag gaat.

Succesvol implementeren

“Het academisch en bedrijfsgericht onderzoek is uiteraard niet nieuw. Waar het impulsprogramma een verschil maakt, is dat het erop toeziet dat innovaties naar de brede waaier van zorgactoren en -instellingen over heel Vlaanderen geïmplementeerd worden”, legt Annie Renders uit, afdelingshoofd clusterbeleid bij VLAIO. “Innoveren is pas nuttig als wat er ontwikkeld wordt, effectief dagdagelijks op de werkvloer wordt ingezet. Dat vraagt de nodige aandacht.”

Door innovatie in de gezondheidszorg beogen beleidsmakers, bedrijven en zorginstellingen de kwaliteit van het werk te verhogen zodat zorgactoren hun job in de beste omstandigheden kunnen uitvoeren. Via het clusterbeleid van VLAIO met de speerpuntcluster Medvia wordt al langer ingezet op de ontwikkeling van medische technologie. Denk aan apps om hartritmestoornissen op te sporen, tools die het uitvoeren van ingrepen op maat van het individu brengen of de robotisering van medische apparatuur. Maar ook virtuele omgevingen om de ergonomie van zorgverleners te verbeteren of tools om mensen met dementie rustiger te maken en geïndividualiseerd om te gaan met hun gedrag. “Implementatie omvat meer dan het trainen van zorgverleners om met bepaalde technologie aan de slag te gaan. Implementatie vereist eerst en vooral dat de technologie zinvol is: dat betekent dat die geschikt en gebruiksvriendelijk is, en effectief meerwaarde creëert voor de gebruiker. Cocreatie is hierbij het codewoord . Verder  vraagt het een beleidskader over wie wat mag gebruiken, er moeten testomgevingen gecreëerd worden, … Vandaar dat de betrokkenheid van het beleidsdomein Welzijn, Volksgezondheid en Gezin belangrijk is. Ook de link naar Europa willen we zeker niet vergeten en daar is de samenwerking met EWI nuttig.”

Toekomstgericht werken

De samenwerking tussen bedrijven en zorgactoren werkt in twee richtingen. Ze vergroot de kans op een succesvolle innovatie. Tegelijk laat ze ook toe te begrijpen wat de noden en verwachtingen van de zorgactoren zijn en hoe nieuwe ontwikkelingen hen daarbij kunnen helpen. “Door innovatieve technologie wil het impulsprogramma oplossingen aanreiken voor verschillende knelpunten in de gezondheidszorg, zoals het personeelstekort en de toenemende zorgvraag door de vergrijzing van de bevolking”, vertelt Ariane Tiberghien, projectadviseur zorg en gezondheid bij VLAIO. “Hierbij willen we ook een dynamiek creëren zodat in de toekomst de samenwerking tussen beleid, industrie en zorgactoren gewaarborgd blijft, zelfs wanneer het impulsprogramma afgelopen is.”

Voor meer info kan je terecht op: https://www.vlaio.be/nl/nieuws/steun-voor-kennisoverdracht-rond-vernieuwing-de-zorg.


Optimalisatie van de digitale werkplek: een must voor toekomstbestendige zorginstellingen

AXI, uw partner voor het uitrollen van een succesvolle digitale werkplek

De moderne digitale werkplek biedt heel wat voordelen. Het werkt efficiënter, productiever en veilig, maar laat ook een betere samenwerking en communicatie toe. Dit alles leidt tot een grotere tevredenheid, zowel bij de medewerkers als bij de cliënten. Ook zorginstellingen hebben dit begrepen. Onder meer het Jessa Ziekenhuis en AZ Rivierenland zetten in op de optimalisatie van hun digitale werkplek, met partner AXI onder de arm.

Van wildgroei naar gestructureerde teams

In 2020 startte het Jessa Ziekenhuis, het op één na grootste ziekenhuis van Limburg, met de uitrol van het M365-platform zodat medewerkers via een gecentraliseerde digitale werkplek efficiënt kunnen werken en zich kunnen focussen op de essentie – de zorg. Toen Microsoft Teams werd uitgerold, botsten ze al snel op één van de grootste pijnpunten: het gebruik onder controle en actueel houden met duizenden medewerkers en enkele honderden Teams-gebruikers. “Als iedereen een team aanmaakt, ontstaat er al snel een wildgroei”, klinkt het. “Onze interne ICT-dienst kreeg tal van vragen over de applicatie, gebruikers, opleidingen, … waardoor een goede tijdsbesteding in het gedrang kwam.”

Met de Team Governance Applicatie van AXI vond het Jessa Ziekenhuis een concrete oplossing, samen met antwoorden op andere vragen die ze hadden. Niet alleen beheren ze nu beter de levenscyclus van Teams. Kanalen worden automatisch aangemaakt naargelang het team. Ook archivering, het opladen van aangemaakte teams, datamigratie en opvolging van gedeelde content via ShareGate en follow-up controle voor team-owners zijn voortaan mogelijk. Het feit dat de applicatie ook met terugwerkende kracht werkt, was een aangenaam voordeel. AXI migreerde hiervoor de al aangemaakte teams in de applicatie. Het resultaat? De interne ICT-dienst krijgt veel minder gebruikersvragen en kan zich focussen op andere projecten en gebruikers werken nu efficiënter.

Samenwerking over de campussen heen

AZ Rivierenland is een fusie van drie Antwerpse ziekenhuizen. Samenwerken over de vestigingen heen is een uitdaging van formaat. Daarom is de nood aan een geoptimaliseerde, centrale digitale werk bijzonder groot. Begin 2022 nam AZ Rivierenland al de eerste stappen door over te schakelen naar het Microsoft ecosysteem en dus te onboarden naar het Microsoft 365-platform met AXI.

In 2023 wil AZ Rivierenland het M365-platform nog beter inzetten voor haar medewerkers. AXI is hierbij de end-to-end IT-partner die adviseert en begeleidt om het project zo gebruiksvriendelijk en gestructureerd mogelijk te laten verlopen met een driefasig plan. De eerste fase is de implementatie van een intranet voor interne communicatie. Daarna volgt een document management systeem om interne samenwerking te optimaliseren. Tot slot is er de uitrol van Teams, samen met de Team Governance Applicatie. Dit laat een efficiënte en productieve samenwerking toe. Op die manier zet het ziekenhuis haar digitale transformatie kracht bij.


Innoverend communiceren met en voor patiënten

Apps, digitale tools, nieuwe communicatiemiddelen. Wat intussen duidelijk is, is dat de technologie niet stil staat. Ook en vooral niet in de zorgsector. In AZ Groeninge zetten ze deze nieuwe hulpmiddelen ten volle in om de communicatie tussen zorgverleners onderling en met zorgvragers efficiënt te laten verlopen. Centraal daarbij staat een meer kwalitatieve zorg voor de patiënt. Projectleider innovatie Brian Desplinter en IT-manager Kevin Meerschaert lichten enkele belangrijke projecten toe.

Van snelle registraties of alarmering tot hele workflows aansturen of de rampenwagen uitrusten met een eigen 5G-module: bij AZ Groeninge staat innovatie hoog op de agenda. Zo werd al enkele jaren terug het smartphone in de zorg-traject uitgerold. “Het elektronisch patiëntendossier (EPD) gebruiken we al sinds 2009, maar sindsdien is de technologie enorm geëvolueerd”, zegt IT-manager Kevin Meerschaert. “Intussen is IT in het hele traject van de zorgvrager aanwezig. De computer on wheels – of COW – bood al heel wat mogelijkheden. Toch gebeurde de overdracht nog altijd aan het bed van de patiënt met een relatief groot toestel. Vandaag kan dat ook aan de hand van apps. Met tablets en smartphones ben je mobieler en meer flexibel. Al zijn tablets in een verpleegkundige context niet het handigste hulpmiddel. Daarom introduceerden we specifieke smartphones op de werkvloer.”

Dat zijn niet de Android- of Apple-toestellen die we allemaal kennen, wel specifieke apparaten geselecteerd op kwaliteit, hygiëne en duurzaamheid. Zo is ieder toestel ingesteld conform aan de privacywetgeving, beschikt het over een lange batterijduur en wordt de veiligheid van de data nauwlettend in de gaten gehouden. “In de software zit een remote wipe waardoor we vanop afstand het toestel volledig onbruikbaar kunnen maken. Sterker nog: je kan de smartphone enkel binnen de ziekenhuismuren en op het ziekenhuisnetwerk gebruiken”, vertelt Kevin. De uitrol startte bij de nachtverpleegkundigen en ondersteunende diensten. Vandaag maakten heel wat afdelingen al de switch.

Innovatie en veiligheid

In AZ Groeninge worden slimme communicatiemiddelen gebruikt voor onder meer de dispatching van het interne patiëntenvervoer. Via een track-and-trace wordt dat vervoer geoptimaliseerd en op de smartphone zien de medewerkers meteen of een patiënt speciale zorgnoden heeft en of er een bed- of tillift nodig is. Ook die liften zijn eenvoudig via de smartphone te lokaliseren. “Daarnaast worden de takenlijsten van onze onderhouds- en schoonmaakploegen digitaal aangestuurd”, zegt Kevin. “Omdat we evolueren naar meer dagopnames, moeten we snel inspelen op een ontslag uit het ziekenhuis om kamers te reinigen. Op de smartphone staan ook enkele tools die medisch rekenen toelaten en de Companion app. Dat is een mobiele EPD-toepassing waarin de verpleegkundige notities kan maken, observaties registreren of medicatieschema’s consulteren. Waar je er anders de COW moest bij halen om dat in orde te brengen, verloopt dat met de smartphone op zak vlotter. Het ontzorgt ook de onboarding via de COW, want door het stijgende aantal dagopnames moet ook dat steeds vaker en sneller gebeuren.”

Nog een belangrijke eigenschap van deze communicatiemiddelen is het hogere veiligheidstoezicht. Alarmmoeheid kan al eens optreden. Met een klassiek toestel ontvang je enkel een bepaalde toon, maar met de smartphone kan je alarmen differentiëren en prioriteiten toekennen. “Op een klassiek systeem zie je enkel de laatste meldingen, via de app heb je ook de volledige historiek. Kritieke parameters krijgen uiteraard altijd voorrang. Maar zo kan je als verpleegkundige wel makkelijker de dringendheid van een belletje inschatten. Heeft iemand hulp nodig of wil iemand gewoon een glas water? Door daar het onderscheid in te maken, help je verpleegkundigen in hun dagelijkse taken”, zegt Kevin. “Zo kan bijvoorbeeld ook een logistiek medewerker perfect een glas water naar een patiënt brengen. Op de afdeling intensieve zorg zijn soms vijf tot zes toestellen nodig om iemand in leven te houden. Dat zijn best veel alarmen die kunnen afgaan. Door die op een slimme manier en met bepaalde vertragingen uit te sturen, weet de verpleegkundige beter wanneer een patiënt in nood is. Veiligheid schuilt bovendien ook in de slimme aggressiemeldingen. De security van het ziekenhuis krijgt dan meteen de actuele locatie van de hulpverlener toegestuurd via Bluetooth en ziet ook de snelste route om tot bij de hulpverlener te komen.”

Vinger aan de pols

Technologie introduceren is één zaak, de interne processen erop afstemmen een andere. Daarom zet AZ Groeninge sterk in op innovatie. “De technologische vooruitgang binnen het medisch landschap gaat enorm snel. Een vinger aan de pols houden is belangrijk, bij de technologie bedrijven en bij de medewerkers om zo te horen wat er leeft en waar de evoluties zitten”, zegt Brian Desplinter projectleider innovatie. “Je moet die veranderingen goed ondersteunen. Er kan altijd eens iets foutlopen bij de implementatie.” Kevin vult aan: “Daarin merken we vooral de twee snelheden waarmee technologie omarmd wordt. De jongere generatie is er algemeen genomen sneller mee weg dan de oudere. Maar we zien dat ze vaak bij elkaar te rade gaan of bij de digicoaches die voor de verschillende afdelingen klaarstaan. We kiezen voor digitale hulpmiddelen om de patiënt nog kwalitatiever te helpen, maar dat kan enkel als al onze medewerkers mee zijn in het verhaal. Daarom pleiten we ervoor om van digitale geletterdheid ook een vaardigheid te maken binnen de verpleegkundige opleidingen. Zo verzoenen we innovatie met mensgerichte, kwalitatieve zorg.”

Altijd verbonden met het ziekenhuis

De rampenwagen van het AZ Groeninge is een mug uitgerust met een eigen 5G-module. “We merkten op ons grondgebied enkele blinde vlekken op en ook bij rampen is het netwerk vaak overbelast”, zegt Brian Desplinter. “Met deze module houden we steeds contact met het ziekenhuis.” Dat is vooral nuttig voor de lokalisatie of wanneer bijstand van het ziekenhuis gevraagd wordt, bijvoorbeeld door middel van smart glasses, maar ook voor de monitoring levert het voordelen op. “De interne wifi van de ambulance communiceert met de 5G-module die op zijn beurt dan de parameters van een patiënt doorstuurt naar de spoeddienst. Snelle communicatie is van levensbelang op kritieke diensten. De module heeft ook een hotspot om het netwerk te delen met andere hulpdiensten zoals brandweer of politie. Onze maatschappij evolueert steeds verder met het IoT (Internet of Things). Dat is in het ziekenhuis niet anders. We moeten klaar zijn voor de toekomst. De 5G-module biedt trouwens nog andere mogelijkheden, zoals het streamen van robotingrepen voor opleidingen of bijstand vanop afstand. Een stabiele verbinding zonder vertraging is dan absoluut noodzakelijk en dat kan vandaag enkel met 5G.”


Snelle en contactloze meting van vitale parameters

Om de gezondheid van zorgvragers te beoordelen, voeren zorgverleners in verschillende settings dagelijks metingen uit van vitale parameters. De Gentse start-up IntelliProve ontwikkelde een gebruiksvriendelijke softwaretool om dit efficiënter te laten verlopen. De vzw Zorg-Saam ZKJ neemt deel aan een pilootproject met hun woonzorgcentrum Sint-Rafaël in Liedekerke.

Vitale parameters, zoals de bloeddruk, de hartslag, de ademhalingsfrequentie, de gemiddelde arteriële druk en de zuurstofverzadiging van het bloed, bepalen in grote mate of iemand zich in gezondheidsnood bevindt of niet. Vandaar dat in verschillende zorgsettings deze parameters regelmatig gecontroleerd worden, zodat een accurate gezondheidsinschatting van de zorgvrager mogelijk is. Denk aan spoeddiensten, operatiekwartieren, maar ook woonzorgcentra. Zeker in die laatste gebeuren deze metingen vandaag nog vaak manueel, waarbij de zorgverlener de bewoner bijvoorbeeld een bloeddrukband omdoet of een bloedstaal afneemt via een prik.

Om dit sneller en eenvoudiger te laten verlopen, ontwikkelde de Gentse start-up IntelliProve een tool die via een optische gezichtsmeting nauwkeurig de vitale gezondheidsparameters bepaalt. Met een smartphonecamera neemt de zorgverlener een korte video op van het gezicht van de zorgvrager. Vijftien seconden later krijgt de zorgverlener een overzicht van de verschillende parameters op het scherm.

Slimmer worden door piloot

Om hun tool verder te ontwikkelen, startte IntelliProve verschillende pilootprojecten op met IDEWE, thuiszorgorganisaties, woonzorgcentra, … De vzw Zorg-Saam ZKJ zet al langer in op innovatie en sprong meteen op de kar. “De piloot is erop gericht zoveel mogelijk data te verzamelen, zodat het systeem steeds slimmer wordt in het interpreteren van het beeldmateriaal”, vertelt Kristine Dekrick, stafmedewerker Wonen en Zorg bij woonzorgcentrum Sint-Rafaël in Liedekerke. “Omdat we overtuigd zijn van de voordelen van de tool, startten we in september 2022 het testtraject op binnen onze beschermde gemeenschap.” IntelliProve installeerde de software bij de zorgverleners en gaf hun uitleg over de werking ervan. Tien bewoners werden betrokken in het project en gaven hier zelf of via hun familieleden toestemming voor.

Om het systeem bij te sturen en de kwaliteit van de beeldverwerking te verbeteren, voeren de zorgverleners in Liedekerke vandaag nog steeds een manuele meting uit op de vertrouwde manier. “Dit laat toe de nauwkeurigheid van de parameters te verifiëren en feedback te sturen. Ook over het gebruik van de tool gaven we zo al nuttige informatie mee. De video moet nu zo’n vijftien seconden lang zijn. Voor mensen met dementie is het niet evident om zo lang stil te zitten of te zwijgen. Dit koppelden we terug naar de ontwikkelaars, die nu kijken of kortere video’s mogelijk zijn.”

Intuïtieve, non-invasieve tool

De tool is zeer eenvoudig in gebruik. Om ermee aan de slag te gaan, is enkel een app nodig. Net zoals bij een camera toont de tool hoe de zorgverlener makkelijk het gelaat van de zorgvrager kan centreren binnen een kader, zodat de video correct wordt opgenomen. Kristine: “Dat de tool contactloos werkt, laat niet alleen een veel snellere meting toe, het vermindert ook het risico op kruisbesmettingen tussen bewoners onderling, of tussen zorgverleners en bewoners. Bovendien kunnen we ook metingen uitvoeren terwijl een bewoner slaapt. Deze non-invasieve manier van werken biedt heel wat voordelen. Bijvoorbeeld bij palliatieve zorg of zwaar zieke bewoners.”

De vzw Zorg-Saam ZKJ stemde ermee in om ook in een andere woongemeenschap een piloottraject op te starten in het voorjaar. “We zijn er absoluut voorstander van om zoveel mogelijk mensen te betrekken. Het is belangrijk om verschillende personen, met verschillende huidskleur en al dan niet met gezichtsbeharing, in kaart te brengen. We stimuleren daarom ook onze eigen medewerkers om met de tool aan de slag te gaan, en ook de familieleden van bewoners en bezoekers.”

In de toekomst voorziet IntelliProve een softwaremodule die geïntegreerd kan worden in een extern zorgplatform. De gegevens uit de app of de module kunnen zo gekoppeld worden aan de digitale systemen van een bepaalde organisatie. Voor de vzw Zorg-Saam ZKJ biedt dit, naast het gebruiksgemak en de tijdswinst ,een absolute meerwaarde. “Als deze informatie automatisch kan doorstromen naar het verpleegdossier van een bewoner, heeft elke zorgverlener onmiddellijk toegang tot alle noodzakelijke en juiste data. Dat komt de gezondheid van elke bewoner ten goede.”

Kristine Dekrick

Wie is de vzw Zorg-Saam?

De vzw Zorg-Saam ZKJ is een zorggroep van veertien woonzorgcentra, waaronder woonzorgcentrum Sint-Rafaël in Liedekerke. Hun kernopdracht is het aanbieden van een eigentijdse, kwalitatieve dienstverlening aan ouderen. Dit doen ze samen met 2.300 deskundige medewerkers en 800 geëngageerde vrijwilligers. De voorzieningen van de vzw Zorg-Saam ZKJ hebben een “HART” voor ouderen en investeren in warme, persoonsgerichte zorg.

Wie is IntelliProve?

IntelliProve is een MedTech start-up gevestigd in Gent. Het bedrijf ontwikkelt software voor het meten van zowel fysiologische als mentale gezondheidsparameters door het uitvoeren van een gezichtsanalyse. Door het aangaan van kwalitatieve samenwerkingen met grote nationale en internationale organisaties is IntelliProve in staat om een accuraat product te bouwen met een grote meerwaarde binnen ziekenhuizen, woonzorgcentra, digitale geestelijke gezondheidszorg en tijdens teleconsultatie.

Voor meer info kan je terecht op www.intelliprove.com.


Awareness rond informatieveiligheid

Sinds de invoering van GDPR is het bewustzijn rond data en informatieveiligheid bij de brede bevolking opvallend toegenomen. Ook in de zorgsector zijn grote inspanningen geleverd om te conformeren aan de wetgeving. Peter Raeymakers van Zorgnet-Icuro en Kurt Maekelberghe van Smals geven duiding.

In onze gedigitaliseerde maatschappij is slim, veilig en efficiënt omspringen met data cruciaal. Zeker in de gezondheidszorg. “Medische gegevens zijn erg delicaat”, zegt Kurt Maekelberghe, DPO bij eHEalth Platform. “De openbaarmaking ervan kan ernstige ernstige risico’s inhouden, zoals geweigerde toegang tot een verzekering of een bepaalde job. Of denk aan de huidige situatie in de Verenigde Staten waar het recht op abortus wordt niet meer federaal gegarandeerd is, maar per staat dient te worden geregeld. Sommige staten die verklaarden dat abortus in een andere staat ook niet langer toegestaan zou zijn voor hun inwoners, zouden zeer geïnteresseerd kunnen zijn in de informatie hierover.

GDPR

In 2016 standaardiseerde de Europese Algemene verordening gegevensbescherming (AVG), beter bekend als GDPR, de regels voor de verwerking van persoonsgegevens door particuliere bedrijven en overheidsinstanties in de hele Europese Unie. “Databescherming is niet nieuw”, vertelt Kurt. “GDPR verving de databeschermingsrichtlijn uit 1995. België had altijd al een strenge privacywetgeving, daaraan is weinig veranderd. De invoering van GDPR had als positieve nevenwerking dat het bewustzijn over cybersecurity en informatieveiligheid is toegenomen bij de brede bevolking.”

Een van de belangrijke doelstellingen van GDPR is transparantie voor de betrokkenen, dus komt er veel administratie kijken bij de omgang met data. “Zeker de uitwisseling van data met derde partijen is erg strikt. Elke verwerking wordt omschreven. Zo heeft iedere voorziening beter zicht op welke data door wie worden verwerkt. Als patiënt merk je dat niet als je het ziekenhuis binnenwandelt, maar in de backoffice gebeurt heel wat om de privacy te garanderen en te verbeteren.”

De zorgsector heeft de afgelopen jaren grote inspanningen geleverd om te conformeren aan de wetgeving. “Vroeger was het ondenkbaar dat iedere medewerker met toegang tot een medisch dossier zich individueel zou authenticeren, bijvoorbeeld”, vertelt Peter Raeymaekers, stafmedewerker technologie en innovatie bij Zorgnet-Icuro. “Daar heeft GDPR aan bijgedragen. Op de werkvloer wordt nu dus zeker wel anders omgegaan met data. Het is een proces: we blijven stap voor stap werken aan een betere privacy.”

Toegenomen bewustzijn

Tijdens de coronacrisis is ook een verschuiving gebeurd richting meer bewustwording rond data en privacy. Er werd een moeilijke afweging gemaakt tussen de bescherming van de individuele privacy en de belangen van de maatschappij. “Als iemand corona heeft, moeten we die medische data beschermen, maar ook denken aan degene die naast de besmette persoon zit op de trein, bijvoorbeeld. Mag die weten dat die risico loopt op besmetting of is recht op privacybescherming absoluut? GDPR doet ons nadenken over de beste methode om de belangen van alle partijen te dienen en te beschermen. Dat we massaal onze testresultaten consulteerden via gezondheid.be heeft ook een zaadje geplant voor meer betrokkenheid bij de burgers”, zegt Peter. “Mensen zijn er meer mee bezig”, bevestigt Kurt. “Dat merken we in zorginstellingen en via het eHealth-platform. Mensen stellen vaker terechte vragen over hun persoonlijke gegevens en wat ermee gebeurt. Dat vinden wij een goede zaak. Eén van de doelstellingen van GDPR is ook: degene van wie de data verwerkt wordt, heeft controle over wat ermee gebeurt.”

Veilig en efficiënt omgaan met data is steeds een evenwichtsoefening. Kurt geeft een voorbeeld op de spoeddienst. “Als iemand binnenkomt na een zwaar ongeval, kan die dan en daar misschien geen expliciete toestemming geven om zijn gegevens te consulteren. Binnen die context moet het rechtmatig zijn voor de arts om je medische gegevens te raadplegen of informatie toe te voegen aan het dossier. GDPR heeft ons gedwongen om ook over zulke situaties na te denken. Belangrijk is dat alles correct en transparant gedocumenteerd wordt.”

Bescherming tegen cybercrime: NIS2

De dreiging van cyberaanvallen neemt met de digitalisering snel toe. Bescherming tegen cybercrime is essentieel voor het goed functioneren van de samenleving. Volgens ramingen van de Europese Commissie bedroegen de jaarlijkse kosten van cybercriminaliteit voor de wereldeconomie 5,5 biljoen euro in 2020. Dat is een verdubbeling tegenover 2015.

In november 2022 heeft het Europees Parlement de EU-wetgeving bijgewerkt om meer te investeren in sterke cyberbeveiliging voor essentiële diensten en kritieke infrastructuur. De richtlijn inzake netwerk- en informatiebeveiliging (NIS2) is een actualisering van de richtlijn inzake netwerk- en informatiebeveiliging uit 2016. De nieuwe wet breidt het toepassingsgebied uit met sectoren en activiteiten die cruciaal zijn voor de economie en de samenleving, waaronder energie, vervoer, banken, digitale infrastructuur, openbaar bestuur, ruimtevaart en gezondheid. In deze essentiële sectoren is de mogelijke maatschappelijke en economische impact van een cyberaanval groot. NIS2 legt dus meer entiteiten en sectoren maatregelen op voor risicobeheer, melding van cyberincidenten en informatie-uitwisseling. “Het is nu aan de Belgische wetgever om de Europese wetgeving om te zetten naar nationaal recht. Dit wordt het komende anderhalf jaar hot topic. We volgen het op de voet”, aldus Kurt.

Gedeelde verantwoordelijkheid

Dataveiligheid is een gedeelde verantwoordelijkheid, want een klein moment van onoplettendheid kan grote gevolgen hebben. “Het is essentieel dat iedereen op de werkvloer bewust en verantwoordelijkheid omgaat met het internet, mails en informatie”, zegt Kurt. “Bedrijven worden vandaag regelmatig aangevallen met ransomware. Daardoor worden gegevens in de systemen onbruikbaar gemaakt. Hackers vinden hun entry point of toegang meestal via phishing. Je klikt op een link of bijlage die onschuldig oogt, maar daardoor wordt een stukje software op de computer geïnstalleerd waarmee de hacker later je systeem kan aanvallen en gegevens encrypteren. Phishingmails zien er vandaag de dag almaar realistischer uit. Twijfel je ook maar een seconde, ga dan te rade bij je IT-specialist of informatieveiligheidsconsulent. Liever vijftien minuten kritisch naar een mail kijken dan weken problemen door een cyberaanval. Als er infosessies en dergelijke gegeven worden in je instelling; laat die dan niet aan je voorbijgaan. En volg de maatregelen op die je werkgever oplegt. Algemeen kunnen we stellen dat we als sector goed bezig zijn, maar er zullen altijd risico’s en incidenten zijn. Het is aan ons allemaal om het aantal te reduceren en de impact te minimaliseren.”

Peter Raeymakers

Kurt Maekelberghe


Innovatieve werkorganisatie verhoogt betrokkenheid en jobtevredenheid bij zorgpersoneel

Om de zorg binnen hun woonzorgcentra anders en toekomstgericht te organiseren, koos Woonzorgnet-Dijleland ervoor de principes van de innovatieve arbeidsorganisatie toe te passen. Hierdoor krijgt het personeel meer autonomie en is hun jobtevredenheid hoger. En dat vertaalt zich dan weer in een hogere retentie bij de medewerkers.

Zo’n vijf jaar geleden besloot Woonzorgnet-Dijleland de principes van de innovatieve arbeidsorganisatie in te zetten binnen hun groep. Gestoeld op een concept van Geert Van Hootegem en Benny Corvers, die in hun boek ‘Slimmer zorgen voor morgen’ uitspitten hoe de zorg morgen anders georganiseerd moet worden door personeelstekorten. “Een van de basisprincipes van de innovatieve arbeidsorganisatie is om alle bevoegdheden zo laag mogelijk in de organisatie te leggen. Hierbij geef je medewerkers effectief de autorisaties die nodig zijn om dagelijks goede zorg te verlenen”, vertelt Rudi Logist, campusdirecteur van het WZC Dijlehof in Leuven.

“In veel organisaties zien we zogenaamde afstemmingsverschijnselen, waarbij werknemers aan een of meerdere personen goedkeuring moeten vragen om iets te mogen doen. Dat was hier vroeger ook zo. Met de innovatieve arbeidsorganisatie pakken we dat nu anders aan. Zo geven we bijvoorbeeld medewerkers in teamverband een duidelijk kader waarbinnen ze aankopen mogen doen. Denk aan een zorgmedewerker die verjaardagskaarten wil kopen voor de bewoners. Tot een paar jaar terug was hiervoor mijn goedkeuring nodig. Nu krijgen de teams budgetten, waarbinnen ze vrij kunnen beslissen hoe ze het geld besteden. Dat budget is niet ongelimiteerd en maandelijks controleren we de uitgaven.”

Autonoom team

Daarnaast bekeek Woonzorgnet-Dijleland op welke manier ze hun personeel beter konden ondersteunen door taken anders uit te voeren. Rudi: “Tot voor kort verliep gangrevalidatie steeds onder toezicht van twee kinesitherapeuten. Voor ons bleek het een haalbare kaart om onze logistieke medewerkers, die zorgondersteuning doen, hierbij te betrekken mits een goede scholing.” Een ander voorbeeld gaat over het organiseren van activiteiten op woningniveau. Die verantwoordelijkheid ligt normaal bij een specifieke medewerker. “We merkten dat sommige zorgkundigen dat ook graag doen en er echt een talent voor hebben. Dus waarom zouden we hun die kans niet geven, als ze hiervoor tijd hebben?”

Wat is de innovatieve arbeidsorganisatie?

De innovatieve arbeidsorganisatie omvat nieuwe manieren om het werk te organiseren zodat er een evenwicht is tussen de kwaliteit van de organisatie en de kwaliteit van de arbeid. Om zo de creativiteit en betrokkenheid van medewerkers te verhogen en meer uitdaging te bieden op de werkvloer. Dit kan door:

  • procesgericht te werken
  • hiërarchie te vermijden
  • teams horizontaal te organiseren
  • procedures te vereenvoudigen
  • minder aanwijzingen te geven hoe iets moet worden aangepakt

Werknemers binnen een innovatieve arbeidsorganisatie hebben ‘actieve’ jobs, met meer autonomie en leermogelijkheden.

Door hun organisatie op die manier in vraag te stellen, heeft Woonzorgnet-Dijleland bepaalde centrale functies in de woning geïntegreerd. Elke woning heeft een eigen team, aangestuurd door een woonzorgcoach. Deze equipe bestaat niet alleen uit zorg- en verpleegkundigen, maar ook uit een woonassistente, een kinesitherapeut en logistieke medewerkers. “Vroeger waren die functies centraal georganiseerd. Dat betekende dat de woningverantwoordelijke een aanvraag voor kinesitherapie indiende bij het centrale team van kinesitherapeuten. De persoon die als eerste beschikbaar was, werd hier dan voor ingezet. Daardoor kregen de bewoners steeds met andere kinesitherapeuten te maken. Nu is één kinesitherapeut verantwoordelijk voor één woning, met dertig bewoners. Daarnaast creëerde deze inkanteling van functies ook de mogelijkheid om het werk van sommige medewerkers aan te passen. Zo hadden logistiek medewerkers vroeger enkel een taak om te poetsen. Nu bieden ze hulp bij maaltijden. Ook hier kregen ze een gepaste opleiding voor. Deze nieuwe manier van werken hanteren we intussen al drie jaar en resulteert duidelijk in een grotere betrokkenheid van onze medewerkers.”

Afgelijnd kader

De rol van de woonzorgcoaches – dit zijn verpleegkundigen met bijkomende opleidingen – is niet onbelangrijk in dit verhaal. “De teams hebben een grote mate van autonomie, maar dat wil niet zeggen dat er geen aansturing is. Daar staat de woonzorgcoach voor in. De functie is vergelijkbaar met die van hoofdverpleegkundige in een ziekenhuis”, gaat Rudi verder. “De woonzorgcoach begeleidt het hele team in het opnemen van de bevoegdheden waar ze goed in zijn. Om dit goed te laten functioneren, hebben de coaches wel duidelijke kaders nodig. Vanuit de directie leggen we het financiële en personeelskader vast. Woonzorgcoaches beslissen binnen de personeelsmandaten die ze hebben, hoe ze hun personeel inzetten en welke functies nodig zijn binnen de woning. De sollicitatiegesprekken verlopen rechtstreeks met hen. Toch wordt niet alles op het niveau van de woning georganiseerd. Specifieke expertises, zoals de sociale dienst en de verwerking van lonen, blijven gecentraliseerd.”

Talenten benutten

Woonzorgnet-Dijleland zet door deze nieuwe aanpak in op de talenten van hun medewerkers. De komende twee jaar wil de groep dit verder uitwerken. “We willen ‘sterrollen’ definiëren, die medewerkers toelaten bijkomende taken op zich te nemen”, legt Rudi uit. “Denk aan een logistieke medewerker die graag samenwerkt met studenten, en hen kan begeleiden bij het ontvangst aan het begin van hun stage. Of een zorgkundige met een sterke technische achtergrond die ook enkele klusjes in de woning wil uitvoeren. We zien zeker nog verdere mogelijkheden vanuit het concept van de innovatieve arbeidsorganisatie. De impact op de tevredenheid van ons personeel is hoog en dat zien we ook aan het lage verloop binnen onze centra.”


Gedrag van ouderen verraadt onvervulde basisbehoeften

Hoe kunnen we onze ouderen beter begrijpen? Behoeftegebaseerde zorg biedt een kader om zorgverleners en naasten te ondersteunen in de omgang met zorgvragende ouderen in residentiële contexten. Uit onderzoek blijkt dat achter agitatie of agressie bij personen met dementie meestal een onvervulde behoefte schuilgaat. Onderzoeker Katrin Gillis pleit ervoor om meer aandacht te hebben voor die basisbehoeften, onafhankelijk van de residentiële setting.

Behoeftegebaseerde zorg is een zorgvisie die zorgverleners ondersteunt in het zoeken naar mogelijkheden om hulp meer af te stemmen op noden en behoeften van zorgvragers. De basis is het behoeftekader van Nolan[1], dat stelt dat zes basisbehoeften vervuld dienen te zijn om een kwaliteitsvol leven te leiden: fysieke en psychische veiligheid, continuïteit, van betekenis zijn, een doel hebben, erbij horen, iets bereiken. Wanneer één of meerdere van de basisbehoeften niet vervuld worden, voelen we ons niet goed en verandert ons gedrag.

Bij ouderen in residentiële settings, zoals een woonzorgcentrum of zelfs een gevangenis, komt de vervulling van deze basisbehoeften wel eens in het gedrag. Dat zegt Katrin Gillis, onderzoeker bij Odisee die vroeger zelf als verpleegkundige met mensen met neurocognitieve stoornissen werkte. “Er kan een probleem optreden met continuïteit, bijvoorbeeld. Alles wat je meemaakt en waarde heeft, moet een plaats krijgen in het verleden, het heden en de toekomst. Zeker dat toekomstperspectief is ontzettend belangrijk, maar ontbreekt soms bij ouderen in residentiële settings. We hebben het dan over langetermijnperspectief, maar even goed over kleine dingen, zoals het vooruitzicht op bezoek of simpelweg om met iemand samen een koffie te drinken.”

Ook ergens bijhoren en betekenisvolle relaties opbouwen worden moeilijk voor ouderen in bepaalde residentiële settings. “Een mogelijke valkuil is dat iedereen samenbrengen in één ruimte voldoende geacht wordt om mensen het gevoel te geven dat ze erbij horen. Maar een betekenisvolle relatie ervaren is iets heel anders dan samen zijn. Iedereen bouwt betekenisvolle relaties op zijn of haar eigen manier. Sommige mensen hebben meer aan een-op-eengesprekken of aan een kleine, hechte vriendenkring.”

Gedrag van mensen met dementie beter begrijpen

In woonzorgcentra vertoont 40 procent van de bewoners met dementie agitatie of agressie, depressie of verdriet. In 90 procent van de gevallen gaat daarachter een onvervulde behoefte schuil. Bij zorgvragers met dementie gaat het vaak om een gevoel van angst en een gebrek aan psychische veiligheid. “Sommige bewoners in een woonzorgcentrum uiten wel eens dat ze levensmoe zijn”, vertelt Katrin Gillis. “Dat kan het gevolg zijn van het verlies van een doel in het leven of het gemis om van betekenis te zijn voor de ander. Veel ouderen hebben in hun leven ernstige verlieservaringen meegemaakt die ze als het ware voortdurend in hun binnenzak met zich meedragen. Erover praten gebeurt zelden. Nog te vaak worden de symptomen aangepakt met antipsychotica of antidepressiva, zonder te kijken naar de achterliggende oorzaken. We moeten nadenken hoe we deze mensen teruggeven waar ze nood aan hebben: veiligheid, een doel, perspectief, … en alternatieve, creatieve niet-farmacologische behandelingsvormen uitwerken.”

Methode met focus op dialoog

Om aan behoeftegebaseerde zorg te doen is het essentieel om in dialoog te gaan met de zorgvrager. “In een eerste fase identificeer je het veranderende gedrag. Vervolgens probeer je de mogelijke oorzaken te herkennen: is er een fysieke aanleiding, is er sprake van een onvervulde behoefte, is de zorg onvoldoende afgestemd op de identiteit van de oudere? Durf daarbij vragen te stellen als ‘Wat zou jij graag hebben dat er gebeurt?’, ‘Ik merk dat je negatief reageert, wat wil jij?’. Door erover te praten, kan je gerichter inspelen op de onvervulde behoefte.” Dat gebeurt met niet-farmacologische behandelingen. Voorbeelden zijn aromatherapie, massage, reminiscentiemomenten, ontmoetingen met hechtingsfiguren, muziekmomenten, bewegingsmomenten, creatieve momenten, …

Onderzoek toont aan dat de methode een positief effect heeft op de mate van gedragsveranderingen van ouderen. In het bijzonder bij agitatie, agressie, symptomen van depressie en verdriet, nachtelijke onrust en pijngedrag. Medewerkers ervaren na verloop van tijd ook minder emotionele belasting. “Aan de basisbehoeften van de oudere moet voldaan zijn, maar ook aan die van de zorgverlener”, stelt Katrin. “Dan pas kan er sprake zijn van excellente zorg.”

Casussen uit de woonzorgcentra

In het kader van het onderzoek praatten de onderzoekers met een vrouw die haar bed niet meer wou uitkomen sinds het overlijden van haar man. Door aandachtig te luisteren kwamen de onderzoekers erachter dat haar echtgenoot degene was die steeds plannen maakte en activiteiten organiseerde. Daarom wou de vrouw niks meer ondernemen. Dus nodigde één van de onderzoekers haar uit om een koffie te gaan drinken in de stad, om haar op te vrolijken op een manier die aansluit bij haar persoonlijke leven. Katrin: “Op het geplande moment regende het pijpenstelen. Ze dronken bijgevolg koffie op de kamer van de bewoner. Ze genoot ervan. Als ze kon, had ze alle koffie aan collega Hilde aangeboden.”

Katrin haalt ook het verhaal van Lutgardis aan. Een sterke vrouw, die vroeg gescheiden was en haar dochter alleen opvoedde, terwijl ze ondertussen carrière maakte als directrice. “Uit haar levensverhaal begrijpen we dat Lutgardis een vrouw is met een zekere autoriteit, die graag de controle in handen houdt. In het woonzorgcentrum merkten de zorgverleners dat Lutgardis steevast erg onrustig werd als haar vuile was werd opgehaald. De oplossing? Haar een stukje autonomie teruggeven en zelf de was laten doen. Pas op, het lijkt simpel, maar er waren zeker enkele barrières. Het personeel vroeg zich terecht af wie het verbruik van die wasmachine dan zou betalen en hoe ze moesten omgaan met andere bewoners die misschien zouden vragen om ook zelf hun was te mogen doen. Toch hebben ze het geprobeerd. Het initiatief bood Lutgardis heel wat rust. Zo zie je maar hoe ver je kan komen door als team out of the box te denken. Dat doen we soms nog te weinig.”

Gevangenis ingericht naar de behoeften

Behoeftegebaseerde zorg biedt niet alleen ondersteuning in het kader van een woonzorgcentrum. Terwijl gevangenissen steeds meer bevolkt worden door een ouder wordende populatie, is de infrastructuur vaak niet ontworpen met de toenemende zorgnood in het achterhoofd. In het Penitentiair Complex Brugge is sinds december een afdeling ‘Waardig Ouder Worden’ voor een tiental oudere zelfredzame personen ingericht volgens de principes van behoeftegebaseerde zorg. Hier verblijven veel oudere mannen. “Oud is in de context van gevangenissen relatief, omdat gedetineerden sneller verouderen door de omstandigheden waarin ze leven”, vertelt Katrin. “De afdeling is op het gelijkvloers gelegen waardoor gedetineerden die minder mobiel zijn, geen trappen hoeven te doen. Er heerst een open gemeenschapsregime waardoor ze meer in contact komen met elkaar, wat hun cognitieve achteruitgang afremt. Er zijn fitnesstoestellen om aan de fysieke conditie te werken, zodat ze zo lang mogelijk hun zelfstandigheid behouden. De gedetineerden krijgen een stukje autonomie terug door zelf te koken. Autonomie vraagt echter ook verantwoordelijkheid. Er is aandacht voor de behoefte aan fysieke en psychische veiligheid van de bewakers. Zo ontstaat een nieuwe invulling voor een standaard gevangenisregime.”

“Gevangenisbewaarders spelen de facto een centrale rol in de eerstelijnszorg voor mensen in detentie. Het is dus belangrijk om bewakers bewust te maken van de specifieke noden van gedetineerden op leeftijd”, vervolgt Katrin. “Daarvoor ontwikkelde Odisee een e-learning. Die beoogt de bewustwording rond verouderingsprocessen in detentie te vergroten, de noden van ouderen in detentie te detecteren en signaleren en handvatten te bieden in de omgang met deze doelgroep. Net zoals in de samenleving bestaat ‘de oudere’ in de gevangenis niet. Het is een heterogene groep mensen, met elk een eigen verhaal. Als gevangenisbewaarders de gedetineerden goed kennen, kunnen ze veranderd gedrag tijdig herkennen, signaleren en op een gepersonaliseerde manier aanpakken.”

Barrières in de praktijk

Katrin erkent dat de behoeftegebaseerde, persoonlijke aanpak niet vanzelfsprekend gaat. In detentie heerst er een zekere afstand tussen de gevangenisbewaarder en de oudere persoon. Ook in een woonzorgcentrum kan sprake zijn van afstand tussen zorgverlener en zorgvrager, maar dan om andere redenen. Katrin Gillis: “Als zorgverleners werken we al eens op automatische piloot of zijn we te gefocust op het afvinken van taken. Door de tijdsdruk behandelen we iedereen gelijkaardig en verliezen we oog voor het individu. We denken soms te snel dat we onze zorgvrager kennen. Behoeftegebaseerde zorg vraagt veel bewuste aandacht. De kunst is om anders om te gaan met de beschikbare tijd. Letterlijk vertragen. Dat vraagt leiderschap en vertrouwen. Het gevoel van tijdstekort is een heel persoonlijk gevoel, maar we moeten ophouden hier individueel tegen te strijden. Je moet het als team aanpakken, met ondersteuning van een leidinggevende. Meer handen aan het bed zou beter zijn, ja, maar er is een omdenken nodig. Het is een moeilijke balans tussen de onvervulde behoeften van de zorgvrager en die van jezelf.”

Daarnaast merkt Katrin op dat het psychische welzijn gelijkgesteld zou moeten worden aan het fysieke welzijn. “Verpleegkundigen voelen zich vooral verantwoordelijk voor de fysieke zorg. Wie is dan verantwoordelijk voor het psychische welzijn? Dat is onduidelijk. Daarom pleiten we voor een behoeftegebaseerde zorg die door iedereen gedragen wordt. Door het team van zorgverleners, maar ook door ondersteunend personeel en de naasten van de zorgvrager. Leren denken in het kader van mogelijkheden en het vervullen van behoeften geeft een heel andere invulling aan de zorg.

Meer informatie over behoeftegebaseerde zorg vind je op www.behoeftengebaseerdezorg.be

[1] Nolan, M., Brown, J., Davies, S., Nolan, J., & Keady, J. (2006) The Senses Framework: Improving care for older people through a relationship-centred approach. Getting Research into Practice (GRiP) Report No 2.


Een POSITIEF verhaal over ouderenzorg in Vlaanderen

Vier op tien Vlaamse 75-plussers nemen dagelijks vijf of meer geneesmiddelen. Dit brengt een complexe farmaceutische zorg met zich mee en vraagt een geïntegreerde en persoonsgerichte aanpak. Hoewel hiervoor geen officieel kader bestaat, bevorderen tal van initiatieven op regionaal niveau een interdisciplinaire samenwerking in de eerstelijnszorg. Het project POSITIEF bracht deze in kaart en stelt nu een aantal aanbevelingen voor.

Om positieve initiatieven rond interdisciplinaire farmaceutische zorg voor ouderen met polymedicatie in kaart te brengen en meer zichtbaarheid te geven, startten de Universiteit Antwerpen en de KU Leuven begin 2022 het project POSITIEF op. Dit gebeurde onder leiding van prof. dr. Tinne Dilles (UAntwerpen) en prof. dr. Veerle Foulon (KU Leuven). Apotheker Indira Coenen en verpleegkundige Elyne De Baetselier voerden de studie uit.

Het project focuste op samenwerkingen binnen de eerstelijnsgezondheidszorg, omdat een interdisciplinaire zorg in deze setting minder voor de hand ligt. “Binnen een ziekenhuis werken zorgverleners in een vast teamverband. Hierdoor zijn ze beter op elkaar afgestemd en verlopen de samenwerking en de communicatie vlotter. In de eerste lijn is deze interdisciplinaire samenwerking tussen arts, apotheker en verpleegkundige minder vanzelfsprekend”, legt Indira uit. “Toch zetten verschillende projecten hierop in. Vanuit POSITIEF wilden we begrijpen wat deze initiatieven succesvol maakt en welke aanbevelingen we kunnen doen naar het werkveld en naar het beleid.”

Inspiratie voor het succesvol opzetten van geïntegreerde zorg

Om positieve projecten rond ouderen met polymedicatie te verzamelen werd in april vorig jaar via de beroepsorganisaties van apothekers, artsen en verpleegkundigen een oproep gelanceerd. Elyne: “Hieruit werden een negental initiatieven geselecteerd, waarvoor we vijftien zorgverleners en vier patiënten interviewden. De geselecteerde initiatieven situeerden zich in de thuiszorg en de woonzorgcentra.” Als een eerste stap binnen POSITIEF beschreven de onderzoekers de kenmerken van de geïntegreerde, interprofessionele aanpak. Omdat een ambitie van het project is te leren en te inspireren uit deze positieve voorbeelden, werd vervolgens bestudeerd hoe de initiatieven waren opgezet. Zo is er nu een overzicht van de gebruikte methoden van implementatie en de succesfactoren die kunnen helpen om een sterkere geïntegreerde, interprofessionele zorg voor patiënten met polyfarmacie in de eerste lijn te realiseren. Verschillende kenmerken op individueel, organisatorisch en politiek niveau spelen een rol. Op het niveau van de individuele zorgverlener zijn de persoonlijke motivatie en de interpersoonlijke relaties bepalend voor het slagen van de samenwerking. Zo zijn zorgverleners vaak meer geneigd om samen te werken met personen die ze al kennen. Regelmatig overleg – idealiter face-to-face – is noodzakelijk, al moeten de zorgverleners daarom niet in eenzelfde praktijk zitten.

Daarnaast raadt POSITIEF aan om al tijdens de opleidingen van studenten geneeskunde, farmaceutische zorg en verpleegkunde in te zetten op een interdisciplinaire samenwerking. “Dit kan in de praktijk leiden tot een groter onderling respect en vertrouwen”, zegt Elyne. “Vandaag is er soms nog onvoldoende duidelijkheid over de rol van elke zorgverlener. Omdat huisartsen, apothekers en verpleegkundigen niet in een vast team samenwerken, is er soms onwetendheid, die resulteert in terughoudendheid. Een gestructureerde teambenadering met duidelijke, soms gedeelde verantwoordelijkheden is noodzakelijk voor een geïntegreerde zorg voor elke patiënt.”

“De bevraging van de patiënten zelf bracht aan het licht dat zij meestal niet op de hoogte zijn van de interdisciplinaire samenwerking tussen zorgverleners gericht op het optimaliseren van hun medicatiegebruik”, gaat Indira verder. “Er is onvoldoende zicht op de verwachtingen van de ouderen hieromtrent. Verder onderzoek is nodig om dit beter in kaart te brengen.”

Een structureel kader

Tegelijk wil POSITIEF de zichtbaarheid van de succesvolle initiatieven verhogen. Enerzijds om andere zorgverleners te inspireren en stimuleren. Anderzijds om te vermijden dat dezelfde initiatieven steeds weer opnieuw ‘uitgevonden’ worden. Indira: “Uit onze bevragingen kwam inderdaad naar boven dat er parallelle projecten zijn. Dit wordt niet op federaal of gewestelijk niveau gecoördineerd. Het zijn samenwerkingen die zorgverleners zelf opstarten op lokaal niveau.” Op organisatorisch niveau zijn de samenwerkingscultuur, de schaal van het project en de beschikbare tijd essentieel. Initiatieven die op te grote schaal opgezet worden, dreigen een lagere slaagkans te hebben, aldus de initiatiefnemers. Op beleidsniveau is een duidelijk wettelijk kader nodig, maar ook ondersteuning door bijvoorbeeld technologie. Er is een gebrek aan financiering van dit soort initiatieven, waardoor zorgverleners dit vandaag vrijwillig doen of met tijdelijke financiering.

De bevindingen van het project POSITIEF zullen in een paper begin dit jaar overgemaakt worden bij het International Journal of Integrated Care. Verdere interviews met patiënten en zorgverleners zullen in het najaar van 2023 uitgevoerd worden.

Factoren die de slaagkans van een interdisciplinair initiatief verhogen

  1. Het project wordt bottom-up gedefinieerd en heeft een breed draagvlak.
  2. Er is een gemotiveerde projectcoördinator.
  3. Zorgverleners beslissen vrijwillig om aan het project deel te nemen.
  4. Beslissingen worden in teamverband genomen.
  5. De patiënt wordt betrokken in zijn of haar medicatieplan.
  6. Er is een open communicatie met alle betrokkenen.
  7. Ondersteunende documenten zijn beschikbaar voor de verschillende zorgverleners. Denk aan procedures, protocollen, maar ook het medicatieplan, … Het invullen en bijhouden van deze documenten brengt geen administratieve last met zich mee.