Meer financiering van het RIZIV voor de thuisverpleging
De begroting van het RIZIV voorziet voor 2022 ruim 36 miljard euro voor de zorgsector. Zo’n 1,92 miljard euro daarvan gaat naar de thuisverpleegkundige zorg. Een stijging ten opzichte van de 1,83 miljard euro uit het budget van 2021. Toch is het een logische evolutie, want de vraag naar verpleegkundige zorg in de thuissituatie stijgt. Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator van het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen en vertegenwoordiger van verpleegkundigen binnen het RIZIV, gidst ons door de belangrijkste veranderingen voor thuisverpleegkundigen.
De stijging van het budget voor 2022 is niet zo vreemd. Die volgt de gebruikelijke trendanalyses en de verwachte groei van de sector thuisverpleging. Eind 2020 merkte de thuisverpleging een stijging van het aantal patiënten en een toename van de zorgzwaarte op en dat zette zich in de eerste helft van 2021 verder. Die verhoogde vraag naar en complexiteit van thuisverpleegkundige zorg brengt ook extra budget met zich mee. Toch is nog niet alles rozengeur en maneschijn. “De nomenclatuur en de waardering per prestatie blijven op zich gelijk”, zegt Hendrik Van Gansbeke. “Er is vanaf 1 januari 2022 wel een lineaire indexering van de honoraria van 0,79 procent. Dat is lager dan wat de sector in de dagelijkse realiteit meemaakt. De levensduurte ligt hoger, in september 2021 was er een loonindexering van 2 procent en vanaf februari 2022 komt daar nog eens 2 procent bij. Daarmee zien we een soort vertraging in de waardering van de honoraria van thuisverpleegkundigen.”
Diabeteseducatoren in de thuisverpleging
Geen nieuwe nomenclatuur dus, wel ruimte voor nieuwe initiatieven binnen de zorg door de groeinorm van 2,5 procent. Dat is 1 procent meer tegenover vorige legislatuur. Daarvan gaat een deel naar maatregelen voor betere en preventieve tandzorg, maar ook naar de algemene financiële toegankelijkheid van zorg met een verlaging van de voorwaarden voor de maximumfactuur. De thuisverpleegkunde is hier ook niet vergeten. “Onder meer voor de verpleegkundige diabeteseducatoren zal het een en ander veranderen met de herziening van de zorgtrajecten diabetes. Het NVKVV en NPTV haalden al aan in een visienota in 2020 dat de verpleegkundige diabeteseducator vaak ondergewaardeerd wordt en het administratief zeer moeilijk heeft”, licht Hendrik toe. “Bij de opstart van een zorgtraject moet de educator vier handtekeningen hebben om het zorgtraject contractueel te kunnen starten: van de diabetoloog, de huisarts, de patiënt en de educator zelf. Als de diabeteseducator te vroeg start met de educaties binnen het zorgtraject, kan hij vaak zijn prestaties niet aanrekenen omdat de administratie niet tijdig in orde komt. Op initiatief van de mutualiteiten zal nu een overgangsperiode van drie maanden voorzien worden om het papierwerk in orde te brengen terwijl de diabeteseducaties al opgestart kunnen worden. Zo wordt dit probleem toch opgelost.” De sector hoopt dat met de extra middelen in het budget 2022 er ook iets kan gedaan worden aan de financiële waardering van het werk van de verpleegkundige diabeteseducator. De inspanningen die geleverd worden en de verantwoordelijk die ze opnemen zijn ruimer dan aanvankelijk ingeschat.
Remgeld voor thuisverpleegkundigen?
Er liggen plannen op tafel om patiënten die bij de huisarts of tandarts langsgaan enkel nog het remgeld van 3,5 of 4 euro te laten betalen voor een consultatie, bij het verder uitrollen van het zogenoemde derde-betalerssysteem. Ook voor thuisverpleegkundigen werd de vraag gesteld. “Maar dat onderwerp ligt in de sector niet prominent op tafel”, zegt Hendrik Van Gansbeke. “Al zijn we het er mee eens dat de thuisverpleging niet anders behandeld moet worden dan andere zorgdisciplines. Het derde-betalerssysteem is al van toepassing voor de thuisverpleging. Patiënten krijgen haast nooit een factuur, behalve voor handelingen die niet in de nomenclatuur staan. Dat maakt de thuisverpleegkunde al zeer toegankelijk. Toch is er een chronische onderwaardering van de thuisverpleging. Daar komt nog de grote schaarste aan thuisverpleegkundigen en de stijgende werkdruk bij. Misschien moeten we op termijn inderdaad overgaan tot het innen van remgeld om tot een volwaardige financiële waardering van het beroep te komen. Vandaag is er een zeer grote kloof tussen de uitbetaalde lonen en de effectieve kosten. Voor thuisverpleegkundigen in loondienst betekent dat verstandig omgaan met subsidies en alternatieve middelen, voor zelfstandig thuisverpleegkundigen betekent dat meer prestaties per dag om iets analoog te verdienen ten opzichte van de kosten die er tegenover staan. Een situatie die haast niet vol te houden is.”
Wat met de coronamaatregelen?
Tijdens de pandemie waren verpleegkundigen niet meer verplicht per bezoek de e-ID’s van de patiënten in te lezen. Dat zal weldra weer genormaliseerd en verplicht gemaakt worden. De extra vergoedingen die er kwamen voor de aankoop van materiaal en persoonlijke beschermingsmiddelen zijn in volle gang. Die verlopen vanaf september 2020 via een generiek systeem voor de volledige gezondheidszorg. “Al zijn er enkele problemen opgedoken tussen de verwachte schattingen en de effectieve terugbetalingen die moeten gebeuren”, licht Hendrik Van Gansbeke toe. “De vooropgestelde hypotheses in de telling van de patiënten contacten of bezoeken strookten niet met de realiteit waardoor er hier en daar verschillen op zitten. In de werkgroep van het RIZIV met de administratie en de mutualiteiten pleiten we als vertegenwoordigers van de thuisverpleegkundigen hier voor meer transparantie en communicatie. De voorbereidingen voor de betalingen voor de periode december 2020 – juni 2021 zijn aan de gang en er is naar verluidt een verlening voor de periode van juli 2021 tot vandaag of het einde van de coronapandemie in voorbereiding. Verwacht wordt dat nieuwe vergoedingen beperkter zullen zijn naarmate de crisis langer aanhoudt.”
Vooruit kijken naar 2023
Verder staat in het budget nog de nieuwe nomenclatuur voor wondzorg, die halverwege 2022 in voege gaat, en wil de sector ook negatieve druktherapie in de wondzorg bij patiënten thuis aan de nomenclatuur toegevoegd zien. Er komen ook betere en verregaande afspraken in verband met thuishospitalisaties, zeker voor antibioticatherapie en oncologische behandelingen onder de vorm van infuustherapie. Verpleegkundigen zullen extra vergoed worden voor het extra coördinatiewerk en de afstemming met het ziekenhuis en de huisarts hiervoor.
“We bereiden ook actief het budget van 2023 voor, waarin we onder meer het proactief opvolgingsbezoek willen opnemen”, zegt Hendrik. “Dat past volledig binnen de preventieve aanpak die we binnen een geïntegreerde gezondheidszorg moeten hanteren. Net zoals het principe van subsidiariteit, dat zich uit in het stimuleren van zelfzorg, het organiseren en begeleiden van mantelzorg en de multidisciplinaire samenwerkingen met andere zorgprofessionals voor de patiënten in de thuisverpleging. Daarbinnen past ook het werk voor het bedenken en ontwikkelen van een nieuwe financiering voor de thuisverpleging in 2022 waar ketenzorg een belangrijke plaats inneemt. Zo zetten we steeds meer in op geïntegreerd, transversaal en over de disciplines heen samenwerken.”
Op weg naar telemonitoring in de thuisverpleging?
Televerstrekkingen wonnen tijdens de coronacrisis aan belangstelling. En dat opende de weg naar innovaties in de zorgsector. Zo werden projecten opgezet om covidpatiënten op te volgen via teleconsult, om de druk op de ziekenhuizen te verlichten. Of dit ook de weg opent naar een bredere toepassing van teleconsults in de thuisverpleegkunde is nog maar de vraag. “Het RIZIV is iedere sector aan het bevragen”, zegt Els Bulteel, directeur zorgverleners bij ZorgConnect en lid van de werkgroep thuisverpleegkundigen van het NVKVV.
“Een huisbezoek van een thuisverpleegkundige is altijd een meerwaarde”, zegt Els Bulteel. “Het is voor ons bijna niet haalbaar om over te schakelen op teleconsultaties. Voor diabeteseducatoren kan het eventueel wel. Zij kunnen hun educaties over de pathologie en over omgaan met diabetes in het dagelijks leven wel digitaal laten plaatsvinden. Al is het tijdens zo’n educatie ook nuttig om de thuissituatie van een zorgvrager in te schatten en dat lukt niet altijd via een scherm.”
Het RIZIV bevraagt momenteel iedere zorgsector naar de haalbaarheid en toepassing van televerstrekkingen. “Het consensus voor de thuisverpleging zou daar zijn dat we het niet standaard toepassingen omdat het gewoon niet haalbaar is. Er zijn heel wat verstrekkingen die je als thuisverpleegkundige niet van op afstand kan uitvoeren, zoals inspuitingen toedienen, medicatie klaarzetten, infuustherapie, … Toch staan we er voor open om de mogelijkheid steeds in vraag te stellen bij een nieuwe nomenclatuur, zoals voor de nieuwe nomenclatuur rond wondzorg en de nomenclatuur voor proactieve opvolging het geval is”, zegt Els nog.
Thuisopvolging tijdens derde golf
Een van de projecten waar telemonitoring werd toegepast, is in de opvolging van covidpatiënten in Aalst sinds maart 2021. Thuiszorgorganisatie i-mens en koepelorganisatie voor zelfstandig thuisverpleegkundigen Mederi werkten hier aan mee, net zoals de Z-plus, technologieleverancier Remedus, huisartsenkring Aalst en het OLV en ASZ ziekenhuis.
Besmette patiënten kregen een thermometer en saturatiemeter mee naar huis en registreren hun parameters op een multidisciplinair platform. Bij de opstart kwam steeds een thuisverpleegkundige langs, die eventueel de patiënt ook dagelijks kon bijstaan in het registeren van die parameters. Verpleegkundigen van zorgcentrale Z-plus volgden de waarden op en grepen in bij een noodgeval of wanneer bijsturing door een arts nodig was. Zo werd de patiënt enerzijds enkel naar het ziekenhuis doorverwezen wanneer het echt nodig was. Anderzijds kon een opgenomen patiënt het ziekenhuis vroeger verlaten om van thuis verder opgevolgd te worden. Het project toonde tijdens de derde covidgolf aan dat patiënten gemiddeld 2,5 dagen vroeger naar huis konden, in veilige omstandigheden.
104 patiënten
Sinds maart 2021werden via dit project 104 covidpatiënten opgevolgd aan de hand van teleconsults. Dat aantal is intussen gestegen door de vierde golf. “Een goede zaak”, vindt Karin Van Mossevelde, algemeen directeur van i-mens. “Het verlicht de druk op de covidafdelingen. Maar er zijn nog andere zorgnoden. Ook de huisartsen worden overspoeld. Door hen tools aan te reiken om bepaalde patiënten op afstand op te volgen, komt meer ruimte vrij voor de gewone zorg.”
Ingrid Redant is thuisverpleegkundige en praktijkmentor bij i-mens. Zo heeft ze een brede blik over de praktische kant van het proefproject. De eerste ongerustheden over het nieuwe systeem waar ze mee moesten werken, werden al snel weggenomen toen het programma zeer intuïtief en makkelijk aan te leren bleek. “Ik ging zelf ook langs bij patiënten”, vertelt Ingrid. “Zij waren meestal nog heel vermoeid, maar wel in een goede gezondheidstoestand. De jongere patiënten namen hun parameters zelf op. Daar volstond een opstartgesprek waarin het project werd uitgelegd, wat je moest meten en hoe je dat moest doen, waar je terecht kon bij problemen, … De oudere patiënten hadden vaak geen smartphone of tablet, daar gingen we dan twee of drie keer per dag langs om de parameters op te nemen en door te sturen. Algemeen merkte ik dat mensen wel blij waren om weg te zijn uit het ziekenhuis. ‘Nergens beter dan thuis’, vonden ze. Ze hadden ook veel vertrouwen in de opvolging door de zorgcentrale Z-plus. Het is net in die opvolging dat telemonitoring misschien ook bij andere aandoeningen, zoals hartfalen of diabetes, een meerwaarde kan zijn. Je kan korter op de bal spelen terwijl de patiënt autonomer wordt en geen nieuwe consultaties hoeft af te wachten bij eventuele problemen. Al mag de computer het nooit van ons overnemen.”
Mobiliteit en thuiszorg: een en-enverhaal
Ellenlange files, parkeerregels, circulatieplannen, lage-emissiezones. Als burger dwingen ze ons om na te denken over onze verplaatsingen met de wagen. Maar als je, net als thuisverpleegkundigen, dagelijks je wagen nodig hebt, moet je op zoek naar oplossingen. Karolien Heirman is facility manager bij het Wit-Gele Kruis Oost-Vlaanderen en licht toe hoe zij vanuit haar job probeert de mobiliteit van de thuisverpleegkundigen te verbeteren.
Als facility manager is Karolien Heirman verantwoordelijk voor de gebouwen van het Wit-Gele Kruis Oost-Vlaanderen en voor de mobiliteit van het personeel. Daartoe behoort ook het wagenpark met 1.500 voertuigen. Liefst 99 procent van de thuisverpleegkundigen van de organisatie verplaatst zich met de wagen, maar door het circulatiebeleid van heel wat steden en gemeenten worden de rondes bemoeilijkt. “En het is onmogelijk om de planning daar op af te stemmen. Dus moeten we oplossingen zoeken”, zegt Karolien. “De zones 30, de vele knips, de parkeerproblematiek, wegenwerken, … Het verschilt van stad tot stad. Vaak willen de besturen wel helpen en ons toegang verlenen tot die knips, maar we moeten ook vanuit onze organisatie bijspringen.”
Zo bekijkt de thuisverplegingsorganisatie of het mogelijk is fietsen in leasing te geven aan de verpleegkundigen. “Al is dat geen totaaloplossing voor 1.500 mensen”, zegt Karolien. “Je moet ook werk maken van gepaste accessoires zoals fietstassen en hesjes. We kunnen eventueel fietsen plaatsen aan de rand van een stad, maar dan verlies je als verpleegkundige je flexibiliteit. Ook stadsoplossingen zoals deelfietsen zijn geen mogelijkheid. Je moet kunnen rekenen op de beschikbaarheid van deze vervoersmiddelen en die is niet altijd gegarandeerd. Deelsteps zijn te gevaarlijk en met het openbaar vervoer boet je in aan flexibiliteit en geraak je ook niet overal. Veel zorgvragers wonen vaak op plaatsen waar geen bus of tram komt.”
Creatief zijn
Momenteel ruilden twee thuisverpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis Oost-Vlaanderen hun wagen in voor de fiets. Binnenkort volgt een evaluatiemoment. “Intussen blijven we verder zoeken. Het is nooit een kwestie van geld, wel een en-enverhaal van welzijn, veiligheid en duurzaamheid. Ook de weersomstandigheden spelen mee”, licht Karolien toe.
Afhankelijk van de stad of gemeente worden oplossingen op maat uitgewerkt. Zo worden verpleegkundigen in Gent vervoerd door jobstudenten. In Sint-Niklaas krijg je als zorgverlener speciale toestemming om te parkeren. Er was ook een eenmalige actie waar particulieren een bordje voor het raam hingen “hier mag je parkeren”, om het vrije plekje voor hun huis te benutten.
“Minder boetes, minder stress en meer tijd voor de patiënt”
Kimberly Claeys is thuisverpleegkundige bij het Wit-Gele Kruis Oost-Vlaanderen. Ze heeft een ronde in Petegem (Deinze) van minder dan een vierkante kilometer. Daarom koos ze ervoor om alle verplaatsingen voortaan te voet te doen.
Deinze is een druk verkeersknooppunt in de Gentse rand en het stadsbestuur voert een fietsvriendelijk beleid. “Dat is zeer positief, maar het resultaat voor mijn job is wel dat ik vaak in de file sta en moeilijk een parkeerplaats vind”, zegt Kimberly. “Je hebt pas recht op gratis parking in Deinze als je 100 euro aan parkeerkosten kan voorleggen. Daarvoor moet je ook een heleboel formulieren invullen.”
En dus zocht Kimberly naar een oplossing. Ze parkeert haar wagen aan de kerk van Petegem. Daar mag ze gratis staan tussen 9 en 12 uur. Van daaruit gaat ze te voet naar haar patiënten. “Daar is voldoende parkeergelegenheid en zo ontlast ik het centrum”, vertelt ze. “Ik ga op stap met mijn rugzak waarin alle materiaal zit. Onderweg beantwoord ik mailtjes, leer ik de buurt kennen of kom ik enkele bekende gezichten tegen. Wanneer ik na zo’n 7.000 stappen terug aan mijn wagen ben, is mijn hoofd leeg. De fiets nemen zag ik persoonlijk niet zitten. Ik vond het niet praktisch en te gevaarlijk. Al ben ik er van overtuigd dat het in een groter gebied wel handig is.”
Kimberly geeft nog enkele tips mee om andere thuisverpleegkundigen te inspireren. “Draag stevige schoenen, investeer in een goede rugzak waar al je materiaal in past en kleed je in laagjes. Bij slecht weer kan je gewoon wat dichter tegen de huizen wandelen”, zegt ze. “En mijn patiënten zorgen ook goed voor mij. Wanneer het regent of koud is, warm ik bij hen mijn sjaal op terwijl ik met de verzorging bezig ben. Het vraagt misschien wat organisatie, maar ik heb minder boetes, minder stress en meer tijd voor mijn patiënten.”
Tweevoudig probleem
Dat de mobiliteit het ook moeilijk maakt om extra verpleegkundigen te vinden, spreekt voor zich. Toch zijn er naast personeel nog twee andere grote mobiliteitsuitdagingen waar de thuiszorg voor staat. “Zo is er de elektrificatie van ons wagenpark. Benzine wordt heel duur en elektrische wagens doen hun intrede. Naast een wagen, zullen we voortaan ook laadfaciliteiten moeten voorzien. Bij de verpleegkundige thuis een laadpaal installeren is moeilijk omdat er een groot verloop is bij ons personeel. We moeten dus bekijken of laden centraal kan gebeuren”, zegt Karolien. “Hybride wagens zijn ook een optie en worden al volop getest. Maar de markt, de fiscaliteit en de wetgeving evolueert razendsnel en dus is afwachten voorlopig de beste keuze.”
“Een tweede probleem zijn de verkeer- en circulatieplannen van de steden en gemeenten. Het wordt steeds drukker op de weg. Voorlopig hebben we daardoor nog niet veel verpleegkundigen weten stoppen, maar je moet wel steeds de vinger aan de pols houden. Daarom zitten we steeds samen met steden en gemeenten om te bespreken wat de mogelijkheden tot samenwerking zijn. In de ene stad of gemeente loopt dat al vlotter dan in de andere. Er zijn er ook waar we helemaal geen medewerking krijgen.” Vanuit deze probleemstellingen lanceert het Wit-Gele Kruis van Vlaanderen over al haar afdelingen verschillende oefeningen. “Het is een nationaal probleem en we moeten van elkaar leren om dit goed aan te pakken”, besluit Karolien.
Medische hulpmiddelen: wie betaalt wat?
De terugbetaling van medische hulpmiddelen is complexe materie waarvoor heel wat te zeggen valt. Hulpmiddelen is dan ook een zeer divers thema dat zowel onder het federale als Vlaamse terugbetalingssysteem valt. Eenduidige antwoorden formuleren is moeilijk. Toch helpen we je, samen met Katrien De Koekelaere van de Christelijke Mutualiteit, graag op weg naar de juiste informatie.
Wat is een medisch hulpmiddel?
Eerst en vooral verdient het begrip medisch hulpmiddel een definitie. Volgens het FAGG (Federaal Agentschap voor Geneesmiddelen en Gezondheidsproducten) is een medisch hulpmiddel een gezondheidsproduct dat zijn medische werking te danken heeft aan een mechanisch middel. Zoals een pleister, een prothese, een externe defibrillator, enzovoort. Het gaat om elk instrument, toestel of apparaat dat helpt in de diagnose, preventie, bewaking, behandeling of verlichting van een ziekte, verwonding of handicap. Europa deelt hulpmiddelen in in vier klassen, volgens gevaarlijkheid.
- Klasse 1: kompressen, rolstoelen, elastische verbanden, herbruikbare scalpels, …
- Klasse 2A: contactlenzen, huidnietjes, kronen, hoorapparaten, …
- Klasse 2B: hemodialysetoestellen, infuuspompen, condooms, inwendige hechtingen, …
- Klasse 3: borstimplantaten, actieve coronaire stents, heupprothesen, …
Daarnaast worden hulpmiddelen ook ingedeeld volgens soort. Er zijn de niet-implanteerbare middelen, zoals verbanden, brillen, hoorapparaten, ademhalingstoestellen, ziekenhuisbedden, rolstoelen, enzovoort. Tot de implanteerbare hulpmiddelen behoren dan alle hulpmiddelen die na een ingreep minstens dertig dagen in het lichaam blijven. Denk maar aan heupprothesen, intraoculaire lenzen, pacemakers, binnenoorprothesen, defibrillators, … Er bestaan ook medische hulpmiddelen naar maat. Het zijn gezondheidsproducten die enkel voor een bepaalde zorgvrager gebruikt worden, zoals een tandprothese, steunzolen, orthopedische schoenen, enzovoort. Tot slot onderscheiden we nog medische hulpmiddelen voor in-vitrodiagnostiek. Het gaat om middelen die gebruikt worden om stalen van een zorgvrager te kunnen onderzoeken. Voorbeelden zijn een zwangerschapstest, een test om de bloedsuikerspiegel te meten, …
Wie betaalt wat?
Nu we weten hoe hulpmiddelen gedefinieerd worden, kunnen we inzoomen op de terugbetaling. Enerzijds zijn er hulpmiddelen die via de verplichte ziekteverzekering terugbetaald worden. Voor bepaalde hulpmiddelen moet je een beroep doen op een aanvullende of facultatieve verzekering. Denk maar aan een hospitalisatieverzekering, tandverzekering of medische reisbijstand. Anderzijds is voor bepaalde hulpmiddelen een terugbetaling via het Vlaams Agentschap voor Personen met een Handicap (VAPH) voorzien. Wie dus tussenkomt en hoeveel, hangt dus sterk af van het hulpmiddel in kwestie.
Federale ziekteverzekering
Heel wat hulpmiddelen vallen onder de bevoegdheid van onze verplichte ziekteverzekering. Niet-implanteerbare medische hulpmiddelen die terugbetaald worden zijn onder meer bepaalde verzorgingsmaterialen zoals haarprothesen, zuurstofconcentratoren, pompen en cassettes voor geneesmiddelen, inhalatieoplossing van hypertonisch natriumchloride voor personen met mucoviscidose, gipsmateriaal, medische zuurstof, draagbare diffusors en cassettes voor het toedienen van antibiotica aan personen met mucoviscidose. Ook blaasspoelmiddelen, steriele insulinespuiten en sondes voor autosondage thuis worden terugbetaald. Daarnaast zijn er ook een aantal diagnostische hulpmiddelen waar je een tussenkomst voor kan krijgen, zoals bloeddrukmeters, bloedglucosemeters, lancethouders, glucosecontrolestrips en lancetten. Personen die in een zorgtraject diabetes type 2 zitten, krijgen hun zelfzorgmateriaal ook terugbetaald wanneer ze behandeld worden met insuline of een incretinemimeticum. Personen ouder dan 18 jaar die thuis urinesondage uitvoeren krijgen maximaal vijf sondes per dag terugbetaald. Wie stomamateriaal nodig heeft, beschikt over een driemaandelijkse virtuele portefeuille voor specifiek materiaal aan te kopen. Dat budget wordt bepaald door de behandelende arts. Implantaten en invasieve medische hulpmiddelen worden volgens verschillende systemen terugbetaald.
Meer concrete informatie vind je via de nomenclatuur op de website van het RIZIV.
Hoorapparaten
Ook voor hoortoestellen kan een tussenkomst geregeld worden. Met een voorschrift van een NKO-arts, gaat de zorgvrager langs bij een erkend audicien. Deze maakt een testverslag op dat aan de NKO-arts wordt bezorgd. Die beslist dan op zijn beurt of de zorgvrager al dan niet een hoorapparaat nodig heeft. Dit gebeurt aan de hand van enkele criteria. Zo moet het gehoorverlies minstens 40 decibel bedragen en moet het hoorapparaat een winst van minimaal 5 decibel opleveren. De aanvraag belandt vervolgens bij een adviserend arts van het ziekenfonds. Wordt dit goedgekeurd en werd het hoorapparaat geplaatst? Dan pas kan de zorgvrager de tegemoetkoming aanvragen. Wie nog geen 18 jaar is kan elke 5 jaar een nieuw hoortoestel aanvragen. Wie ouder is kan dat om de 3 jaar doen. Wie nog meer terugbetaling wenst, kan daar een extra verzekering voor afsluiten.
Hulpmiddelen voor personen met een handicap
Personen met een handicap kunnen een beroep doen op terugbetalingen via het VAPH. Zij bieden op hun website met een overzichtelijke hulpmiddelendatabank een goed overzicht van alle mogelijke hulpmiddelen die er bestaan voor personen met een handicap en voor hun verzorgers en begeleiders. Gaande van verzorging, huishouden en computers tot slaapcomfort, telefonie en voedsel. Let op: niet alle middelen genieten van een tussenkomst. Wat wel en niet terugbetaald wordt staat in een refertelijst. Die lijst is ingedeeld in activiteitendomeinen en er staat telkens duidelijk bij hoe groot het maximumbedrag (refertebedrag) van de tegemoetkoming is. De refertetermijn geeft aan hoelang het hulpmiddel gebruikt kan worden. Opgelet, rolstoelen en andere mobiliteitshulpmiddelen vallen onder de bevoegdheid van de Vlaamse Sociale Bescherming (VSB).
De refertelijst raadpleeg je via vaph.be/hulpmiddelen/refertelijst.
De hulpmiddelendatabank raadpleeg je via vaph.be/hulpmiddelen/databank.
Zorgtechnologieën onder een ethische loep
Technologische innovaties zijn schering en inslag in de huidige Westerse gezondheidszorg. De innovaties streven naar een betere en meer kwalitatieve zorg of naar het verhelpen en behandelen van gezondheidsproblemen. Toch roepen verschillende van deze innovaties ethische vragen op. Tijs Vandemeulebroucke bestudeerde samen met prof. dr. Yvonne Denier en prof. dr. Chris Gastmans deze ethische kaders in een onderzoek aan de KU Leuven.
Technologische gezondheidsinnovaties vinden plaats op het vlak van medische behandelingen (gentherapie of pharmagenetica), medische testing, en op het vlak van gebruiksmaterialen, medische en zorghulpmiddelen (robotica en body sensors) en informatievergaring en verwerking (e-health, big data). Al deze technologieën worden met een specifiek doel ontwikkeld: de patiënt of zorgbehoevende beter en efficiënter helpen. Er zijn verschillende ethische studies voor handen over technologische gezondheidsinnovatie(s), maar een ruimer praktisch kader voor zorgverleners ontbreekt. En net dat willen Tijs Vandemeulebroucke, Yvonne Denier en Chris Gastmans in het leven roepen.
“Veel ethische studies hebben ofwel een bepaalde innovatie als focus of ze hanteren een generieke aanpak om een bepaalde categorie aan innovaties te screenen of te evalueren”, zegt Tijs Vandemeulebroucke, voormalig onderzoeker aan het Centrum voor Biomedische Ethiek en Recht van de KU Leuven en vandaag onderzoeker aan het nieuwe Sustainable AI Lab van de Universiteit van Bonn in Duitsland. “Wij gingen kijken welke ethische kaders voor de screening of evaluatie van technologische gezondheidsinnovaties bestaan, waarop deze focussen, en wat hun ethische inhoud is. Met een systematische literatuurstudie van de relevante internationale wetenschappelijke literatuur bestudeerden we in een eerste fase 56 publicaties met een eigen analysetool als wegwijzer. We definieerden voor elke studie verschillende kenmerken waaronder, de ethische theorie of traditie en bijhorende principes, de methodologie, de achtergrond, de effectiviteit, de motivatie en de doelen waarvoor een kader werd ontwikkeld en gebruikt. Dit hielp ons om een duidelijk overzicht te krijgen en belangrijke conclusies te trekken die we in een tweede fase van het onderzoek aan onze stakeholders en experts voorlegden. Die groep was een perfecte weerspiegeling van de maatschappij, met vertegenwoordigers uit de farmaceutische sector, de zorg, de technologie- en healthtechsector, beleidsmakers, enzovoort. Uit die dialoog tussen de theorie en de praktische interpretatie ervan formuleerden we een 80-tal aanbevelingen voor een mogelijks Belgisch-Vlaams ethisch kader met een zestal focusvragen: (1) Waarom een ethisch kader voor gezondheidstechnologie moet worden ontwikkeld of gebruikt?; (2) Hoe specifiek moet een ethisch kader zijn?; (3) Wanner in het innovatieproces moet een ethisch kader worden gebruikt?; (4) Welke moet de ethische inhoud (principes en waarden) van een ethisch kader zijn?; (5) Hoe moet een ethisch worden gebruikt?; (6) Wie moet het ethisch kader gebruiken?.”
Voorbij privacy en autonomie
De onderzoekers merkten in de laatse 10 jaar een grote groei van het aantal gepubliceerde ethische kaders. Logisch ook, want er waren meer technologische ontwikkelingen. “Die ethische kaders kwamen er uit filosofisch-ethische hoek, maar we merkten dat ook de disciplines gerelateerd aan de zorgsector kaders ontwikkelden . Zulke evoluties brengen namelijk vragen met zich mee en de nood aan een praktisch kader dringt zich op”, zegt Tijs. “Die vragen situeren zich vaak rond privacy en autonomie van de zorgvrager en de zorgverlener. Niettemin voldoen technologische gezondheidsinnovaties ook altijd aan andere opvattingen in de maatschappij. Denk maar aan de corona-app. Die belichaamt eigenlijk de sociale dynamiek tijdens de pandemie en de noden van veiligheid en duidelijkheid die we toen hadden. Het duidt de relatie tussen de overheid en het individu.”
Hoe zou een kader voor Vlaanderen er nu uitzien? “Gebaseerd op het onderzoek kunnen we zeggen dat een ethisch kader bruikbaar moet zijn in alle fasen van een technologische gezondhedsinnovatie zoals ontwerp, ontwikkeling, implementatie, gebruik, enz. en alle niveaus van mogelijke ethische impact, maatschappelijk, organisatorisch, individueel in ogenschouw moet nemen. ”, duidt Tijs. “. Denk bijvoorbeeld aan de aankoop van een robot in een woonzorgcentrum. Op een maatschappelijk niveau stel je jezelf als instelling daar de vragen: waarom doen we dit, is er nood aan, zal het de zorg verbeteren, is er druk van buitenaf om dit te doen? Ook op een organisatorisch niveau moet je een en ander aftoetsen aan je beleidsvisie. Wat doen we wel of niet, is het om een personeelstekort op te vangen of gaat het om een technologische fix, zullen we efficiënter werken, wat met privacy, hoeveel kost het? Tot slot speelt ook het individuele niveau. Hier komt privacy terug, maar ook een eventuele overafhankelijkheid van technologie. Door op die innovaties te vertrouwen en hen bepaalde capaciteiten toe te dichten kan je een soort verslaving in de hand werken. Dan moet je gaan kijken hoe je dat individu zal begeleiden.”
Eigenlijk komt het hier op neer: een technologie, zoals een app of een robot, kan men verglijkingen met een geneesmiddel. Bij goed gebruik heeft dit positieve gevolgen, bij een slecht gebruik of misbruik, kan het een drug zijn. “We hebben een hele structuur op poten gesteld om geneesmiddelen te evalueren. Waarom doen we dat dan niet voor technologische gezondheidsinnovaties?”
Rol van de verpleegkundige
Volgens Tijs spelen verpleegkundigen een belangrijke rol in de zorgethiek. “Zij zijn zeer toegankelijke zorgverleners en altijd raadpleegbaar. Ze spelen een bemiddelende rol tussen de patiënt, dokter en directie. Maar ook zij moeten kijken welke waarden voor hen belangrijk zijn. Zeker op individueel vlak. Ze kunnen dit proactief doen wanneer een bepaalde innovatie geïmplementeerd wordt, maar ook retroactief moedigen we dit aan. Ook dan is een ethische houding en reflex belangrijk om te kijken of die technologie wel goed benut wordt.
Of technologische innovaties het zorglandschap definitief zullen veranderen en artsen overbodig zullen maken? “Neen dat geloof ik niet. Er zijn wel evoluties in de diagnostiek, maar het zijn eerder hybride vormen. Denk maar aan huidscanapps, die je aanraden om een afspraak te maken bij een dermatoloog. Als we met apps en technologie dokters willen vervangen, dan begeven we ons in zeer troebel water, juridisch en ethisch gezien. Want wie is verantwoordelijk bij een foute diagnose? Technologie is geavanceerd, maar we mogen niet vergeten dat het een gebruiksvoorwerp is om de zorg uit te voeren of te verbeteren.”
Lessen uit de geschiedenis
Het lijkt erop dat de voorbije decennia verschillende technologiën zijn opgedrongen. Technologieën worden niet meer per se ontwikkelt vanuit een bepaalde sociale nood. Eerder worden er nu eerst mogelijke noden gecreëert voor een bepaalde technologie.“Denk maar aan Facebook. Plots was het daar en vond het zijn weg in onze levens. Nu kunnen we ons sociale leven amper nog voorstellen zonder Facebook en soortgelijke platformen”, zegt Tijs. “In de zorg moeten we opletten met die ontwikkelingen. Zorgtechnologie moet ontstaan uit een bepaalde zorgnood Ze mag ons niet worden opgedrongen zoals robotica of big data. Een programma als Flanders’ Care stemt die noden af bij de industrie.”
Of all vormen en types van technologie de gezondheidszorg verbetert, wil Tijs niet hebben gezegd. Wel vindt hij dat we een onderscheid moeten maken tussen een wenselijkheidsethiek en een zorgvuldigheidsethiek met betrekking tot technologische gezondheidsinnovatie. “We moeten ons blijven afvragen of een technologie wel wenselijk en nodig is en die met de nodige afstand bekijken. Pas daarna kan er dan worden gefocust op mogelijke specifieke ethische spanningen, bijvoorbeeld impact op autonomie en waardigheid, om een zorgvuldige ontwikkeling en gebruik te garanderen. Er komt veel technologie op ons af. Daar kunnen we niet om heen en soms is het moeilijk die dynamiek te vatten. Daarom moeten we er kritische en zorgvuldig mee omgaan en zijn die ethische kaders belangrijk.”
“Koppel de behandeling los van het eetmoment”
Het bereiden van maaltijden in zorginstellingen wordt in België en Nederland anders aangepakt. Waar in België nog vaak zelf gekookt wordt, wordt dit in Nederland uitbesteed. Dat was een historisch proces, waardoor spelers zoals Daily Fresh Food nieuwe concepten konden lanceren op maat van ziekenhuizen, woonzorgcentra en gehandicapteninstellingen. Algemeen directeur Frans Hochstenbag legt ons de voordelen van dergelijke dienstverlening uit, voor zorginstellingen en voor patiënten.
Daily Fresh Food is een producent en leverancier van verse producten en maaltijden in de care en cure-sector. Alles wordt bereidt volgens de sous-videtechniek, ook wel vacuümgaren genoemd. Het te bereiden voedsel wordt hierbij in een plastic zak gedaan, vacuüm getrokken en gestoomd. Zo blijven de smaken in de maaltijd aanwezig en kan je alles tot tien dagen lang bewaren. “We leveren zowel volledige maaltijden en menu’s als verschillende componenten om maaltijden samen te stellen”, zegt Frans Hochstenbag. “Sous-vide is de meest gezonde bereiding van voedsel, zonder dat je inboet aan smaken. Want gezond eten moet ook lekker zijn.”
In Nederland werkt Daily Fresh Food samen met diëtisten en voedingsdeskundigen om een menu samen te stellen dat rekening houdt met verschillende diëten. De meest voorkomende in zorginstellingen zijn lactose- en glutenintolerantie en natriumarm eten. Door verschillende componenten voor maaltijden aan te leveren, kan ook rekening gehouden worden met bijvoorbeeld personen met diabetes. “Die componenten kunnen we onderling ook wisselen. Wil de patiënt liever het vlees van menu A en de groenten van menu B, dan kan dit zonder problemen. Ook een extra portie groenten kan geregeld worden”, zegt de CEO nog. “We zitten vandaag in een zorglandschap waar de patiënt meer en meer de regie over de eigen zorg in handen neemt. Met zo’n concept voor maaltijden speel je daar op in. Je creëert meer flexibiliteit en de patiënt eet waar hij of zij zin in heeft.”
Efficiënter en minder afval
In Nederland kwam deze dienstverlening op gang na een herfinanciering van de ziekenhuizen vanuit de overheid. De regie over de keuken en het voedsel mochten ziekenhuizen zelf blijven organiseren, maar het koken moest uitbesteed worden. In België werkt alles nog met aanbestedingen voor de verschillende onderdelen van eten in ziekenhuizen en woonzorgcentra. “Het is een complex systeem, maar een concept als dat van ons heeft zeker kans op slagen”, zegt Frans. “Vandaag leveren we al aan GZA, ZOL, UZ Brussel en AZ Turnhout.” Het bereiden en verdelen van maaltijden uit handen geven komt ook de organisatie van een zorginstelling ten goede. “Als je centraal kookt, heb je zes stromen van maaltijden die naar kamers gebracht worden en terug afgeruimd worden. Dat vraagt veel bezetting. Terwijl bedrijven als dat van ons hierin gespecialiseerd zijn waardoor het werk efficiënter verloopt.”
De gerechten die sous-vide bereid worden bevatten veel eiwitten, wat het herstelproces van de patiënt bevordert. Daarnaast draagt ook lekker en gezond eten bij tot een algemeen gevoel van welbevinden. En ook dat heeft een impact op de genezing. Daily Fresh Food biedt ook à la carte eten aan dat binnen de 15 minuten aan je bed geleverd wordt. Via een tablet stel je als patiënt je eigen menu samen uit verschillende componenten, op elk moment van de dag. Zo kies je wat je eet en wanneer je eet. “Ziekenhuizen koken zeker niet slecht, maar het blijft grootkeuken. En je zit steeds met een koude lijn. Je bereidt eten dat je eigenlijk altijd gaat opwarmen op het moment dat het naar de patiënt vertrekt. In andere gevallen staat het eten gewoon koud te worden, want de patiënt is op het moment dat de maaltijd geserveerd wordt bijvoorbeeld op weg naar een behandeling. Veelal heeft hij of zij dan geen zin meer om te eten, omdat het koud is of gewoon niet lekker meer smaakt.” En net dat brengt een grote berg afval en verspild voedsel met zich mee. Iets wat de zorginstelling en de maatschappij veel geld kost.
Frans Hochstenbag besluit: “Geef de patiënt dus ook hier de regie in handen. Hij of zij zal de maaltijd met smaak opeten en dus ook sneller herstellen. Laat de patiënt dan ook eten zoals thuis en koppel de behandeling los van het eetmoment.”
Wat zegt de voedingsdeskundige?
Katrien Docx is diëtiste en kok van opleiding. Ze werkt in WZN Edegem als coördinator facilitaire diensten en laat haar licht schijnen over oplossingen zoals Daily Fresh Food. “De sous-videtechniek is zeker niet de meest gezonde. Het is wel een goede manier om vlees en vis lekker sappig te maken. En je behoudt je voedingswaarden, net zoals in een traditionele keuken. Wanneer je in een Belgische zorginstelling met een koude lijn werkt, is het wettelijk bepaald dat je binnen de 2 uur het voedsel onder de 10 graden moet krijgen om alle voedingswaarden te waarborgen”, zegt Katrien.
Eiwitten zijn zeer belangrijke voedingsstoffen voor wondheling en spieropbouw. Het is dan ook logisch dat hier bij alle zorginstellingen extra aandacht aan besteed wordt. “Of je de maaltijd nu sous-vide of traditioneel bereidt, het eiwitgehalte blijft hetzelfde. Het is belangrijker om een gevarieerd menu aan te bieden zodat zorgvragers en bewoners kunnen kiezen tussen lekkere, evenwichtige maaltijden. Zo zullen ze zeker goed eten en voldoende voedingsstoffen binnenkrijgen. En dat draagt inderdaad bij aan het herstel en aan het geluksgevoel van mensen.”
Deze dienstverleningen roepen toch ook enkele vragen op. Niet in het minst op milieuvlak. “Je verbruikt veel plastic en dat kan toch niet goed zijn voor de ecologische voetafdruk van een zorginstelling? Al is er misschien wel enige nuance nodig. Omdat alle componenten langer houdbaar zijn, heb je minder transport nodig en ik geloof ook dat je veel minder afval hebt omdat je enkel regenereert wat besteld is. Misschien compenseert dat. Daarnaast zit ik ook wel in met de kwaliteit van bepaalde types voedsel. Wat doe je bijvoorbeeld met gepaneerde ingrediënten? Die kan je moeilijk sous-vide bereiden en veel mensen vinden een kroketje of gepaneerde vis toch ook lekker. Bij zulke leveranciers heb je ook altijd dezelfde smaak, waardoor je minder kan inspelen op wat de zorgvragers en bewoners willen. In ons woonzorgcentrum merken we snel wat de bewoners wel of niet lekker vinden. We kunnen kort op de bal spelen en onze recepten bijsturen.”
Al bij al vindt Katrien dat er voor beide manieren van bereiden iets te zeggen valt. “Alles hangt af van de noden van de zorginstelling. Idealiter gaan we voor een combinatie. Zoals vacuümgetrokken vlees of vis samen met traditioneel bereide groenten of aardappelen. Of voor een ontbijt en lunch in een klassieke keuken en het avondmaal via een dergelijke dienst.”
Waarom ijs leggen niet altijd een goed idee is
Je patiënt verzwikt zijn of haar enkel. Je eerste reactie is om een ijskompres te leggen en de zwelling tegen te gaan. Een logische reactie, of toch niet? Er verschijnen steeds meer wetenschappelijke studies die de helende krachten van ijs en het RICE-principe (rust, compressie, immobilisatie en elevatie) tegenspreken. Huis- en sportarts Tom Teulingkx zet de feiten voor ons op een rijtje.
IJs leggen op een blessure is een discussie die in wetenschappelijke kringen al langer aan de gang is. Als het van heel wat studies afhangt, laten we die ijskompressen dan ook beter achterwege. Ze tonen aan dat ijs leggen de genezing van een kneuzing of verzwikking zou vertragen. In 2011 bleek uit onderzoek nog dat mensen die een gescheurde spier met ijs behandelden dezelfde pijn en hersteltijd hadden als mensen die dezelfde spierscheur met rust lieten. Onlangs vond een onderzoek plaats bij muizen, die een vergelijkbare spierstructuur hebben als mensen. Met elektriciteit werd een spierscheur gesimuleerd in hun pootjes. De ene helft van de dieren werd behandeld met ijs, de andere helft moest de scheur zo laten genezen. Die laatste groep bleek sneller te herstellen.
Tom Teulingkx is sportarts en voorzitter van SKA, de vereniging voor sport- en keuringsartsen, en hij erkent deze wetenschappelijke discussie. Welke stroming precies gelijk heeft, kan hij niet zeggen. Al zijn er wel enkele duidelijke richtlijnen. “We zijn er altijd van uitgegaan dat bij een kneuzing of verzwikking het RICE-principe de beste kans op herstel biedt”, zegt de arts. “Toch moeten we dat nuanceren. IJs zal wel degelijk de ontsteking tegen gaan, maar het zal ook de genezing van het letsel belemmeren. Een ontsteking is een natuurlijk proces van ons lichaam. De verhoogde doorbloeding voert enerzijds afvalstoffen af en brengt anderzijds stoffen mee die voor genezing zorgen. Daar hoort ook roodheid, warmte en pijn bij. Geen aangename symptomen. En daar moet je als zorgverlener net een middenweg in zoeken: hoe help je de patiënt met pijn comfortabel vooruit, zonder het herstel te vertragen?”
IJslolly’s
Om aan die middenweg te voldoen raadt Tom Teulingkx aan om enkel in de acute fase ijs te leggen. Doe dat dan niet met ijskompressen rechtstreeks op de huid, want dat geeft brandwonden. Het is beter om ijs te gebruiken dat smelt op je huid. En dit drie maal per dag gedurende maximum vijf minuten. “Je kan bijvoorbeeld water in een plastic beker gieten, daar een houten spatel of stokje in doen en dat zo invriezen. Dan krijg je een soort ijslolly die je over de kneuzing of verzwikking wrijft. Doe dit enkel de eerste 24 uur en zeker geen hele week. Zo verminder je de pijn in die acute fase van het letsel.”
Daarnaast waarschuwt de sportarts ook nog voor het gebruik van ontstekingsremmers. Hij merkt steeds vaker dat mensen bij een kneuzing of verzwikking meteen naar medicatie grijpen. “Zo’n ontstekingsremmer gaat net het herstel tegen. Heb je veel pijn? Kies dan eerder een pijnstiller met paracetamol en neem dit ook niet langer den 72 uur”, zegt Tom nog. “Ontstekingsremmers kunnen nefast zijn voor het hart en de nieren. Je moet er dus zeer voorzichtig mee omgaan.”
Blijven bewegen
Staan de andere factoren van het RICE-principe dan niet onder druk? “Rust is zeker belangrijk. Toch moet je actief gaan mobiliseren. Compressie geeft extra comfort en een elastische tape of brace kunnen helpen om passief te gaan bewegen”, zegt de sportarts. “Toch raden we gipsen absoluut af, behalve bij breuken. Gipsen immobiliseren de patiënt en kunnen het gewricht verzwakken. Het beste is om te blijven bewegen, eventueel met een rustig ritje op een hometrainer, zodat de natuurlijke processen van je lichaam hun werk kunnen doen. Ook voor of tegen elevatie valt het een en ander te zeggen. Je hartslag voelen kloppen in je enkel is geen aangenaam gevoel en je voet omhoog leggen kan dan helpen. Toch heb je die doorbloeding wel nodig om te herstellen. Natuurlijk moet je geval per geval bekijken. IJs is zeker geen boosdoener en kan in die acute fase soelaas bieden. Maar langdurig gebruik wordt zeker afgeraden. Dat is een leerproces dat er bij zorgverleners al ingebakken zit en nu nog tot bij de algemene bevolking moet geraken. Hoe dan ook staat het comfort van de patiënt steeds centraal.”
Marc Noppen: “De grootste fout is niets doen en afwachten”
Prof. Dr. Marc Noppen is longarts en sinds 2006 CEO van het UZ Brussel, een van de zwaarst getroffen Belgische ziekenhuizen tijdens de pandemie. COVID-19 sloeg er ongemeen hard toe waardoor de nood aan snelle, efficiënte beslissing hoog was. Regeltjes en protocollen vlogen even overboord. “Aan jaknikkers heb je niets. We moeten beslissingen in vraag stellen.”
In april verscheen het boek Gewoon Anders, een vurig pleidooi voor een ongewone gang van zaken. Daarin beschrijft prof. Dr. Marc Noppen hoe hij de coronacrisis aan het roer van het UZ Brussel ervaarde en hoe de pandemie het bewijs leverde dat het beleid en de organisatie van onze zorg ook anders kan. Het zijn 192 bladzijden vol inzichten en kritiek op de overheid, dat het soms aan eindverantwoordelijkheid en daadkracht miste om effectieve beslissingen te nemen. “Iedereen trok zijn paraplu open, terwijl je in een crisis net snelle beslissingen in eer en geweten moet nemen. Daar leer je uit. De grootste fout is niets doen en afwachten”, zegt Marc Noppen. “Covidvoorspellingen zijn geen weersvoorspelling, wel wiskundige feiten.”
Crisismanagement was in 2020 een sleutelwoord. “Zeker tijdens de eerste covidgolf. Die had niemand zien komen”, zegt de longarts. “Het was pompen of verzuipen en de regels van crisismanagement nauwgezet toepassen. Maar tijdens de tweede golf liep het fout. Er kwam geen erkenning naar de zorgverleners door de miskenning van hun werk. Nochtans is de ondersteuning van je personeel cruciaal.”
Geen tweede Bergamo
Marc Noppen spreekt van 4 pieken tijdens iedere golf. Eerst heb je de covidpatiënten, daarna komen de reguliere zorg en de chronische zorg weer op gang. En ook de geestelijke gezondheidszorg vraagt de nodige aandacht. “Ook bij het medisch personeel”, zegt de CEO. “De corebusiness van zorgverleners is mensen beter maken, niet het bezig zijn met accreditaties. Covid was dus spiegel voor alle zorgorganisaties, een hoognodige wake-upcall. Systeemdenken is goed, maar daar moet een evidence-based zorgoutcome tegenover staan.”
Volgens Noppen is het nu zaak om te investeren in een alternatief om die zorgoutcome te bereiken. Dat kan door te kijken wat belangrijk is voor de zorgvragers en dat te delen door de kosten. “Management is niet moeilijk, maar het moet uitgaan van een intrinsieke motivatie. Zoals de motivatie van onze zorgverleners. In management heb je dan drie kernwaarden: autonomie, kennis en een doel. Ons doel tijdens de pandemie? We don’t want Bergamo. Zo kregen we 4.000 neuzen in dezelfde richting.”
Nevenwerkingen
Het UZ Brussel voelt vandaag nog de naweeën van de uitgestelde zorg tijdens de pandemie. “We zijn nooit onder de 13 covidpatiënten gegaan. Tijdens iedere golf onze ICU-capaciteit opschroeven kan op het gebied van infrastructuur wel, maar je moet ook personeel vinden waardoor de reguliere zorg onder druk kwam. Dat voelen we vandaag nog. Bijvoorbeeld in de diabeteszorg zagen we meer ontregelde waarden en amputaties”, licht Noppen toe. “Maar er zijn ook positieve signalen. Zo hebben de teleconsults voor diabetes hun effect niet gemist. De afdeling was een belangrijke frontrunner op dat gebied. Het vervangt een gewone consultatie niet, maar maakt de opvolging wel haalbaar en praktischer.”
Nog positieve effecten van de crisis zijn enerzijds de kennis die op alle gebieden naar voor kwam en anderzijds dat de ziekenhuizen dichter dan ooit bij de eerstelijn staan. “Zo hadden we wekelijks contact met de huisartsenkringen. We informeerden naar wat zij nodig hadden aan hulp. Hetzelfde deden we voor alle woonzorgcentra hier in de buurt. Dat waren eigenlijk sterfcentra. Een gitzwarte pagina in het covidboek.”
Van ziekenzorg naar gezondheidszorg
COVID-19 toonde dat we goed zijn in repareren wat kapot is, maar niet in preventieve maatregelen. “De pandemie hield die healthcare 2.0 tegen”, zegt Marc Noppen. “De huidige zorg is onbetaalbaar. Van de 700 patiënten in het ziekenhuis zijn er 300 bij door slechte leefgewoonten. Er is dus een dringende gamechanger nodig zodat die 300 patiënten deze zorg niet nodig hebben en er meer middelen vrijkomen voor andere zaken. We geven geld uit aan de verkeerde dingen. Er zijn sensibiliseringscampagnes genoeg, maar dat is niet hetzelfde als aan preventie doen. Het emotionele aspect en het genot op korte termijn primeren op de langetermijngevolgen. Dat vraagt een gedragsverandering, waarvoor we alle mogelijke middelen moeten inzetten. Van de psychologie en nudging tot duidelijke informatie verstrekken en krachtige taal spreken.
Meer weten over de visie van Marc Noppen op healthcare 2.0? Tijdens het Diabetessymposium van het NVKVV op 9 november doet de CEO van het UZ Brussel alles uit de doeken. Inschrijven kan via www.diabetessymposium.be.
Ethiek: stappenplan persoon met diabetes
Een weduwenaar van 75 jaar is al zeven jaar dialysepatiënt en volgt een streng diabetesdieet. Drie maal per week gaat hij vanuit het woonzorgcentrum naar de dialyse. Mentaal is hij zeer sterk, maar lichamelijk is hij volledig afhankelijk en rolstoelgebonden. Toch hecht hij veel belang aan persoonlijke hygiëne en doet hij zoveel hij kan zelf. Maar vaak komt hij heel kort uit de hoek en stookt ruzie in de dagzaal.
Een diëtist en een nefroloog volgen de man zijn dieet strikt op. Naargelang zijn bloedwaarden, wordt het dieet ook aangepast. Maar de man is zeer kieskeurig en wat hij graag eet, kaas en chocolade, moet hij mijden. Wanneer de nefroloog laat weten dat de diëtist zijn dieet moet bijstellen, reageert de man zeer kortaf naar het personeel en naar medebewoners. Hij slaagt er op die momenten ook in om ruzie te stoken in de dagzaal. Zo erg dat het persoon moet tussen komen.
STAP 1: Casus
De man heeft bijna nooit bezoek. Hij praat enkel met een bewoonster op de afdeling. Zij is altijd begaan met hem, ook wanneer er iets niet goed gaat. Ook zij is in dit geval een betrokken persoon, samen met de diëtist, nefroloog, het personeel, de andere bewoners en de maaltijdverantwoordelijke. Waar de diëtist en nefroloog de situatie puur professioneel bekijken om hem zijn gezondheid zo optimaal mogelijk te houden, probeert het team steeds te bemiddelen. De man zelf ziet al die beperkingen als een verminderde levenskwaliteit en vreugde. Hij is niet levensmoe en vecht zelfs heel hard om beter te worden.
Samen met diëtist werd zijn dieet bekeken en gezocht naar afwisselingen, zoals een toegift bij feestjes op de afdeling. Deze afspraken werden duidelijk naar de man gecommuniceerd om tot een consensus te komen en hem het belang van gezonde voeding uit te leggen. Maar door het af en toe toestaan van iets wat hij eigenlijk niet mag eten, maakt hij nu misbruik van de situatie en is de verleiding groot dat het uit de hand loopt. Met als gevolg dat zijn bloedwaarden opnieuw slecht zijn. Een vicieuze cirkel.
STAP 2: Dilemma’s
Er moet rekening gehouden worden met de verschillende niveau’s om dit probleem te bekijken. Enerzijds zijn er de verpleegkundigen en de zorgvrager. Anderzijds de hoofdverpleegkundige die rekening moet houden met de verpleegkundigen en de man zelf. Bij het formuleren van de dilemma’s moeten we er rekening mee houden dat dit een probleem is van zorgorganisatie, en niet een probleem van zorg op zich. Hoe kunnen we dus vanuit een patiëntenperspectief:
- De bewoner tevreden stellen en tegelijk de richtlijnen van de diëtist respecteren?
- Het dieet op een correcte wijze beheren en de richtlijnen van de nefroloog opvolgen?
Daar komt nog bij, hoe kunnen we vanuit het perspectief van de verpleegkundige:
- Hun vraag naar duidelijkheid, structuur en zekerheid garanderen, samen met de vraag naar autonomie van de patiënt?
- De vraag van de bewoner respecteren en ook het respect voor de medebewoners bewaken?
STAP 3: Oplossingen
Om deze dilemma’s op te lossen, worden een aantal suggesties gedaan. Zo kan voor de patiënt de aandacht misschien op andere zaken gevestigd worden dan op het eten. Ook kan zijn zelfstandigheid misschien op andere vlakken aangepakt worden. Daarnaast moet hij ook attent gemaakt worden op de beperkingen die zorgverleners hebben en die hij moet respecteren.
De verpleegkundige moet trachten een compromis te vinden samen met de bewoner, de diëtist en de nefroloog. Hij of zij kan ook inspelen om de omstandigheden binnen de instelling, zoals de man zijn relatie met de bewoonster. Van haar neemt hij namelijk veel aan. Tegelijk moet de verpleegkundige ook duidelijke grenzen stellen om de rust van de andere bewoners te garanderen.
STAP 4: Evaluatie
Door te overleggen in teamverband kan je een gemeenschappelijke houding aannemen tegenover de patiënt. Die krijgt zo een duidelijk kader en kan geen interne conflicten veroorzaken. Spreek duidelijk af wie wat doet. Dit overleg kan ook breder gaan, naar het multidisciplinaire team om zo een duidelijke strategie op te stellen. Bespreek dit vervolgens ook met de patiënt, en indien mogelijk samen met de andere bewoonster. Met een duidelijk zorgplan schep je duidelijkheid en verantwoordelijkheid bij de zorgvrager. Maak eventueel een soort contract waarin duidelijk staat dat hij in zijn kamer eet wanneer hij opnieuw bewoners tegen elkaar opstookt. Of laat de man en de bewoonster aan aparte tafels eten. Ook dit zal zijn gedrag beïnvloeden.
Communiceren is meer dan woorden alleen
Iemand zit bij de dokter en krijgt een ingrijpend verdict: een chronische ziekte. Diabetes bijvoorbeeld. Een eerste reactie is er vaak een van shock of ongeloof. Nadien komen de vragen. De manier waarop deze mensen worden opgevangen, maakt een aanzienlijk verschil. Een goede, open communicatie doet hierbij wonderen. Hoe pak je dit concreet aan? Marleen De Pover, lid van de Werkgroep Diabetesverpleegkundigen van het NVKVV, geeft tips.
Wanneer een zorgvrager te horen krijgt dat hij diabetes heeft – of bij uitbreiding een andere chronische ziekte, is de shock meestal zo groot dat die persoon tijdens het eerste consult niet toekomt aan alle mogelijke vragen. Woede, ontkenning, verdriet, schuldgevoel, ongerustheid, frustratie: verschillende emoties passeren de revue. Hoe je hier als zorgverlener mee omgaat en de deur openzet naar eerlijke, ongedwongen communicatie, heeft een enorme impact op die persoon zelf. Het is belangrijk een vertrouwensband te creëren met de zorgvrager, zodat die zich op zijn gemak voelt om alle vragen, hoe zot ook, te durven stellen. Een zorgvrager heeft tijd nodig om alles te verwerken en laten bezinken eer hij beseft hoe drastisch zijn leven zal veranderen. De vragen komen dan ook dikwijls achteraf. Leren omgaan met diabetes binnen de veilige muren van een zorginstelling is bovendien helemaal anders dan het effectief toepassen in de thuissituatie. De bereikbaarheid en de expertise van de diabeteseducator speelt daar een grote rol in.
Open, vertrouwelijke sfeer
De psychologische belasting die het verdict van een chronische ziekte op de zorgvrager legt, is niet te onderschatten. Het is belangrijk om in dergelijke context de ruimte en openheid te bieden die de zorgvrager nodig heeft. Omdat veel zorgvragers zich schamen voor hun vragen, te overweldigd of gestresseerd zijn en onvoldoende kennis hebben, durven ze zich niet altijd even goed te uiten. Als zorgverlener kan je daarop inspelen. Anticipeer de emoties en reacties van de zorgvrager. Bied de kans om ook achteraf nog vragen te stellen. Of lanceer zelf een aantal voorbeelden om de conversatie op gang te trekken. Je kan bijvoorbeeld vragen wat het met die persoon doet. Hoe die zich voelt. Of het niet allemaal teveel is? Pols eventueel vooraf naar de wensen van de zorgvrager. Op die manier beseft die dat het oké is om mee sturing te geven aan de manier van aanpak voor de behandeling. Er komt zoveel op de zorgvrager af dat duidelijke, eerlijke communicatie echt een houvast biedt.
Brede ondersteuning
Bovendien is het netwerk waarop de zorgvrager een beroep kan doen, groter dan hij initieel denkt. Uiteraard kan die persoon terecht bij een uitgebreid zorgkader – denk aan een diabetesverpleegkundige, thuisverpleegkundige, diëtist, oogarts, podoloog, enzovoort – maar ook de persoonlijke relationele context is belangrijk. Vrienden, buren, familie. Ook zij kunnen een luisterend oor bieden. Luisteren, troost bieden en ondersteunen vormen uiteraard de basis om een goede vertrouwensrelatie op te bouwen. Als zorgverlener moet je ook in staat zijn om de zorgvrager gerust te stellen, correcte informatie en advies te geven en eventueel door te verwijzen, indien nodig. Dat alles staat of valt natuurlijk met de manier van communiceren en met je opgebouwde expertise.