Een toekomst voor het zorgpersoneel
Hoe kan je zorgpersoneel aantrekken, ondersteunen en behouden? Dat is de vraag die het rapport ‘Toekomstagenda voor werken in de zorg’ probeert te beantwoorden. Het is het resultaat van een participatief traject met de sociale partners en beroepsorganisaties, in navolging van een uitnodiging van de minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid. Naast vaststellingen op het terrein en de al genomen maatregelen gaat het rapport ook in op mogelijke oplossingen. De denkoefening is een vertrekpunt voor verdere discussie, geen onderhandeld akkoord.
Dat de zorg wordt geconfronteerd met grote uitdagingen hoeven we jou niet uit te leggen. Zowel op het vlak van organisatie, leiderschap, innovatie als digitalisering verandert er heel wat. De investeringen van de voorbije jaren waren een inhaalbeweging die nog niet is voltooid. Verdere investeringen en hervormingen zijn noodzakelijk om de zorg niet alleen toegankelijk, betaalbaar en kwalitatief te houden voor de patiënt, maar ook werkbaar en kwaliteitsvol voor de zorgverlener.
De vinger op de wonde
Het rapport vertrekt van de problemen en vaststellingen vanuit de individuele beleving van het zorgpersoneel. Zij geven aan hun werk niet te kunnen doen zoals nodig is voor kwaliteitsvolle zorg. Er is niet alleen te weinig personeel, verpleegkundigen geven eveneens aan taken uit te voeren waarvoor hun expertise niet vereist is. Ook de tijd die aan niet-verpleegkundige taken besteed wordt, vermindert de tijd aan het bed van de patiënt. Niet-performante registratiesystemen, dubbele registraties en registraties zonder doelstelling knabbelen verder aan hun tijdsbesteding.
Innovatie als oplossing? Er blijkt te weinig tijd voor de implementatie ervan, net als voor een reflectieve praktijk en toetsing van de beroepspraktijk. Die laatste zijn nochtans essentieel voor kwaliteitsvolle zorg. Overleg met collega’s en andere zorgprofessionals zijn belangrijk voor de werking, aantrekkelijkheid en kwaliteit van de zorg. De gebruikte technologieën worden niet altijd als gebruiksvriendelijk en ondersteunend ervaren, wat soms leidt tot extra taken. Bovendien voelt niet iedereen zich voldoende bekwaam om ermee om te gaan.
De zorg is geïntensifieerd, complexer geworden en kwantitatief toegenomen. Hierdoor heeft het zorgpersoneel niet langer het gevoel kwaliteitsvolle zorg te kunnen garanderen. Het resultaat is een toename in psychosociale druk en een gevoel van uitputting, waardoor zorgpersoneel uitvalt of de sector verlaat. Ook een gebrek aan erkenning en valorisatie speelt hierin mee. Het beroep van verpleegkundigen heeft een enorme evolutie doorgemaakt. Vandaag zijn verpleeg- en zorgkundigen volwaardige zorgprofessionals, met kennis van geavanceerde technieken, complexe behandelingen en klinisch inzicht. Maatschappelijk leeft het idee helaas nog dat ze er enkel zijn om te verzorgen.
Het belang van omkadering
Management en leiderschapsstijl hebben eveneens een grote impact op het welbevinden van het personeel en de werking van de diensten. Problemen met interne organisatie en planning komen op meerdere plaatsen terug. Ook wordt er niet altijd voldoende ingezet op de cohesie binnen het team, simpelweg omdat de hoofdverpleegkundige hier geen marge voor heeft. Die tijd wordt grotendeels ingenomen door uurroosters inplannen of bijspringen op de werkvloer. Dat er steeds vaker met tijdelijke en flexibele medewerkers gewerkt wordt, heeft zeker ook impact op de onderlinge verbondenheid.
Daarnaast valt de rol van onderwijs niet te onderschatten in de aantrekkelijkheid van het zorgberoep. Er is nood aan een brede opleiding in zowel medische, als in sociale en psychologische leerinhouden, leiderschap en management. Bovendien zou er meer werk gemaakt moeten worden van interdisciplinaire onderwijsvormen en moeten de leerinhouden nadien op het werk ook hun plaats krijgen. Een extra aandachtspunt zijn de stages die niet altijd een voldoende realistisch en globaal beeld geven van het werken in de zorg. Er wordt een beleid gevraagd op de langere termijn, voor alle gezondheidszorgberoepen, met een duidelijke visie voor de sectoren.
De bestaande maatregelen doorgelicht
De maatregelen die sinds begin jaren 2000 tot stand kwamen in het kader van sociale akkoorden en het parlementair initiatief van het Zorgpersoneelfonds, zijn moeilijk individueel te evalueren. De algemene conclusie is dat de maatregelen zo efficiënt als mogelijk zijn toegepast, rekening houdend met de context. De nood aan voldoende transparante rapportering, monitoring en controle blijft.
Mogelijke nieuwe oplossingen
Het rapport formuleert vier mogelijke pistes om werken in de zorg op middellange en langere termijn aantrekkelijk te maken. De eerste is ‘beter meten om beter te weten’. Er is namelijk nood aan een doordacht beleid rond registratie en monitoring. De registratielast moet haalbaar zijn, in verhouding tot het doel, er moet iets wezenlijks mee gebeuren en het moet een verrijking zijn. Een tweede piste is ‘meer personeel aantrekken’. Een structurele en volledige financiering is hierbij essentieel, net als de beeldvorming over de sector. Werken in de zorg is waardevol, al kent het heel wat uitdagingen. De sterktes en bijzondere kracht van ons beroep moeten uitgesproken worden door de media, zorgprofessionals en het onderwijs. De financiering van de opleidingsprojecten door de sector zelf moet gegarandeerd en structureel verankerd worden. De begeleiding van stagiairs en startende verpleegkundigen krijgt ook extra aandacht in het rapport, want begeleiding op de werkvloer is een must. Om meer retentie te creëren zijn doorgroeimogelijkheden en perspectief belangrijk. Incentives om herintreders te verwelkomen in de zorg zijn ook een mogelijke piste, net als het aantrekken van buitenlandse zorgverleners. Een kanttekening bij die laatste is het vermijden van een brain drain en care drain in het buitenland, evenals het indijken van misbruiken.
De derde piste die aangereikt wordt, is ‘zorgen voor het bestaande personeel’ door:
- het verpleegkundig beroep slim te hervormen en organiseren,
- opnieuw ademruimte te creëren,
- een werkbare, gevaloriseerde en flexibele invulling doorheen de hele carrière te garanderen,
- een evolutief loonmodel en flankerende maatregelen,
- het fysiek en mentaal welzijn te versterken en meer re-integratie na een langdurige afwezigheid mogelijk te maken.
Het rapport vraagt ten vierde ook om ‘een breder perspectief’. Onze maatschappij verandert en het zorgbeleid lijkt niet op alle vlakken mee te zijn. Onderzoek moet nagaan of de normering nog aangepast is aan de zorgrealiteit van vandaag. Daarmee is het een vertrekpunt voor verder overleg en een springplank naar een mooie toekomst voor wie werkt in de zorg.
Raadpleeg hier het volledige rapport.
Foto: copyright Foto Kurt
De hoofdverpleegkundige: toen, nu en in de toekomst?
Door Lukas Billiau, Simon Malfait, Karen Mannekens en Pieter Verschraegen in opdracht van de werkgroep Hoofdverpleegkundigen van NETWERK VERPLEEGKUNDE
De hedendaagse gezondheidszorg en welzijn staan voor prangende uitdagingen. De exponentiële vergrijzing, de blijvende schaarste aan middelen, de toegenomen complexiteit van zorgnoden en de toegenomen functiedifferentiatie en -subsidiariteit zijn er maar enkele van. Er is nood aan sterke leidinggevenden om de toekomst van de zorg te vrijwaren, en hoofdverpleegkundigen spelen daar een essentiële rol in.
Nazari et al. (2016) erkennen dat hoofdverpleegkundigen, als leidinggevenden, vaak de meest complexe rol invullen binnen het huidige gezondheidssysteem. Enerzijds moeten hoofdverpleegkundigen betrokken zijn bij de besluitvormingsprocessen op hun afdeling en anderzijds moeten ze de zorg zo kostenefficiënt mogelijk organiseren conform de wettelijke normen, de draagkracht van het personeel, de wensen van de zorgvrager en diens omgeving en de verwachtingen van hun leidinggevenden (Kirchoff & Karlsson, 2019). Daarenboven spelen ze in de huidige functie ook nog steeds een belangrijke klinische rol, complementair aan de artsen. Vaak wordt hun rol omschreven als ‘gevangen zitten tussen hamer en aambeeld’.
Op heden wordt de functie ingevuld door professionals die beschikken over een verpleegkundig diploma, wat wettelijk vastgelegd werd in het Koninklijk Besluit van 1964, aangevuld met een variëteit aan bijkomende opleidingen. Maar, is dit houdbaar en bovenal wenselijk? Enerzijds staat dit gegeven onder druk want de vacatures van hoofdverpleegkundigen geraken steeds langer niet ingevuld, net zoals ook functies voor verpleegkundigen blijven openstaan. Anderzijds zijn teams niet meer unidisciplinair en worden ook niet-verpleegkundige profielen meer en meer ingezet in ADL en verpleegkundige zorg. Vaak zijn deze nieuwe profielen ontstaan na de wetgeving van 1964, waardoor er ook andere redenen moeten zijn om verpleegkundigen als leidinggevenden te blijven inzetten, ook buiten de wetgeving. Beide aspecten dwingen ons om ons af te vragen of de rol van hoofdverpleegkundige ingevuld kan worden door individuen zonder verpleegkundige achtergrond, wat in sommige woonzorgcentra, na de invoering van het woonzorgdecreet van 2019, al toegepast wordt.
Evolutie van de job
Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten we een duidelijk beeld hebben van de taken die zulke leidinggevenden dienen op te nemen, en hoe deze historisch gegroeid zijn. Uit de masterproef van Rowies & Van der Hasselt uit 2021 kunnen we hier een beeld over vormen. Zij keken naar de taken van hoofdverpleegkundigen en hoe deze evolueerden over de decennia heen. Waar in de jaren ’60 en ’70 de opdracht van de hoofdverpleegkundige vooral operationele aansturing was, kwamen er in de jaren ’80, ’90 en ’00 respectievelijk ook patiëntenzorg, klinische supervisie, human resources en creatief denken bij. De job is dus over de jaren heen sterk gedifferentieerd en van de huidige leidinggevenden wordt heel wat aan kennis en vaardigheden verwacht.
Vanuit een beleidsmatige optiek is een hoofdverpleegkundige (historisch) verantwoordelijk voor de operationele planning van de verpleegafdeling, zoals de zorg- en personeelsplanning. Dit omvat meer dan enkel het opmaken van een uurrooster waarbij rekening moet gehouden worden met de zorgzwaarte en de unieke expertise van elke verpleegkundige. Daarnaast kan een veilige en innovatieve zorgomgeving met de integratie van recente wetenschappelijke bevindingen tijdens episodes van schaarste aan middelen slechts gecreëerd worden door notie te hebben van welke verpleegkundige handelingen noodzakelijk zijn en hoe deze geprioriteerd kunnen worden conform een adequate kosten-batenanalyse. Voor deze taak lijkt een voorkennis van de verpleegkunde dus onontbeerlijk.
Klinische taken en kennis
Ook klinisch wordt er veel van de leidinggevende verwacht. Hoewel dit met de opkomst van geïntegreerde verpleegkunde in de jaren ’80 afnam, wordt er een toename gezien in de nood hieraan bij nieuwe collega’s. Deze toename kan deels gelinkt worden aan de hervorming van het bacheloronderwijs verpleegkunde. Zorgverleners, en vooral startende collega’s, voelen zich namelijk vaak onzeker bij het behandelen van complexe ziektebeelden getypeerd door multimorbiditeit, polyfarmacie en tegenstrijdige prioriteiten, waarbij ze een ambiguïteit ervaren om de voorkeuren van de patiënt voorop te stellen als focus in het gezamenlijke besluit (Tinetti et al., 2019). Als hoofdverpleegkundige wordt hierbij verwacht om het zorgpersoneel te ondersteunen, te superviseren en te evalueren tijdens het verlenen van zorg waarbij er een discrepantie heerst tussen enerzijds de zorg die verantwoord is en anderzijds de zorg die de zorgvrager werkelijk wil krijgen (Tinetti et al., 2019). Voor deze taken lijkt een voorkennis van de verpleegkunde dus onmisbaar als de verpleegkundige activiteit het zwaartepunt vormt van de activiteiten op de dienst.
Bovendien staat een leidinggevende, doorgaans samen met de medewerkers van de personeelsdienst, in voor de aanwerving van nieuwe medewerkers, en voor hun toekomstige ontwikkeling. Tijdens een selectiegesprek kunnen algemene competenties door elkeen bevraagd worden, maar het is de taak van de hoofdverpleegkundige om de klinische competenties, kennis en vaardigheden eigen aan de afdeling van de kandidaat te evalueren en verder te ontwikkelen.
Ten slotte dient een leidinggevende een beleid uit te werken voor zijn afdeling in lijn met de strategische visie en doelstelling van het ziekenhuis. Door de verscheidenheid aan diensten, opdrachten en geleverde zorgen moet dit geïndividualiseerd worden op het niveau van een afdeling en dit in aansluiting met het medische beleid. Dit vergt een niveau van creatief denken, innovatie en denkvermogen. Maar, we moeten toegeven dat een verpleegkundig diploma hier geen noodzaak is, wel een meerwaarde, vooral op diensten met een sterk verpleegkundige inslag. Bij de vertaalslag van de strategische visie naar de operationele werking van de afdeling dienen namelijk de veranderingsprocessen vanuit een kritisch perspectief voorbereid en geïmplementeerd te worden, rekening houdend met de impact op de verpleegkundige zorg- en dienstverlening, als deze substantieel is. Om dit genuanceerd toe te passen is een verpleegkundige achtergrond cruciaal.
Conclusie
Zoals hierboven blijkt is de rol van een verpleegkundig leidinggevende op de klassieke afdelingen noodzakelijk. Al is de verpleegkundige activiteit geïntegreerd binnen een geheel van de activiteiten, en een ruimer gezondheidssysteem. De zorg is zichtbaar aan het veranderen, denk maar aan de toename van poliklinische activiteit, en op sommige diensten is het zwaartepunt van de verpleegkundige activiteit verschoven naar andere disciplines, bijvoorbeeld ergotherapie bij revalidatie naar een thuissituatie. Net zoals bovenstaande argumenten gelden voor afdelingen met een sterke verpleegkundige nadruk, gelden ze ook voor diensten waar de zorg primair wordt opgenomen door collega’s van andere disciplines. Men zou hier evengoed kunnen pleiten voor leidinggevenden met een andere discipline als achtergrond. Het zal belangrijk zijn om de positie van verpleegkundigen binnen het leidinggevend kader niet te verzwakken.
De conclusie? Het is noodzakelijk om de rol van de hoofdverpleegkundige te blijven bewaken als een rol die vooral voor verpleegkundigen moet voorbehouden blijven. Dit is cruciaal voor de kwaliteit van zorg en de aantrekkelijkheid van het verpleegkundig beroep. Anderzijds moeten we ook sommige leidinggevende posities durven loslaten in teams of systemen waar het zwaartepunt niet langer op verpleegkundige zorg ligt en die meer multidisciplinair zijn samengesteld. De woonzorgcentra zijn in deze casus dus geen goed voorbeeld. Een voorbeeld van een dienst waarbij de functie van hoofdverpleegkundige kan worden verruimd tot een niet-verpleegkundige is de dienst medische beeldvorming waar een technoloog medische beeldvorming de rol ook kan opnemen. Voor andere diensten is op heden binnen NETWERK VERPLEEGKUNDE geen akkoord bereikt.
Bronnen
Kirchhoff JW, Karlsson JC. Alternative careers at the first level of management. Leadersh Health Serv (Bradf Engl). 2019 Jun 28;32(3):405-418. doi: 10.1108/LHS-11-2017-0067. Epub 2018 Jun 8. PMID: 31298085.
Nazari R, Vanaki Z, Kermanshahi S, Hajizadeh E. “Where Withstanding is Difficult, and Deserting Even More”: Head Nurses’ Phenomenological Description of Intensive Care Units. J Caring Sci. 2016 Jun 1;5(2):133-43. doi: 10.15171/jcs.2016.014. PMID: 27354977; PMCID: PMC4923837.
Rowies A.S., Van der Hasselt H., Malfait S., Verhaeghe R. (2021). The evolving job content of head nurses: the development and validation of a questionnaire [Masterscriptie, Universiteit Gent].
Tinetti M, Dindo L, Smith CD, Blaum C, Costello D, Ouellet G, Rosen J, Hernandez-Bigos K, Geda M, Naik A. Challenges and strategies in patients’ health priorities-aligned decision-making for older adults with multiple chronic conditions. PLoS One. 2019 Jun 10;14(6):e0218249. doi: 10.1371/journal.pone.0218249. PMID: 31181117; PMCID: PMC6557523.
Actieve verpleegkundigen in België
Er is een nieuw rapport beschikbaar over het aantal actieve verpleegkundigen in ons land tijdens de periode 2019 tot 2021. Op basis van de evolutie in deze cijfers, geeft de Planningscommissie – medisch aanbod een advies aan de minister van Volksgezondheid over de planning van de gezondheidszorgberoepen. We lichten enkele zaken uit het rapport toe.
De Planningscommissie – medisch aanbod is een multidisciplinair orgaan dat adviezen geeft over de planning en de contingentering van de gezondheidszorg aan de minister van Volksgezondheid. Deze commissie is onder andere verantwoordelijk voor het onderzoeken van de evolutie van de cijfers met betrekking tot gezondheidszorgbeoefenaars. De quota van artsen en tandartsen maken op regelmatige basis onderwerp uit van de adviezen van de commissie. Adviezen over de andere gezondheidszorgberoepen worden uitgebracht na afloop van de planningscyclus, met andere woorden, nadat een stand van zaken en toekomstprojecties werden uitgewerkt.
De meest recente uitgave geeft de activiteit van verpleegkundigen in België weer voor de periode 2019 tot 2021. Later dit jaar wordt een update gepubliceerd met de gegevens van 2022.
Over welke gegevens gaat het?
Het rapport biedt inzicht in het aantal actieve verpleegkundigen in België, in welke sector ze hun activiteit uitoefenen en dit voor een groot aantal factoren zoals geslacht, leeftijd, nationaliteit en plaats van tewerkstelling. De cijfers worden getoond per gewest en per gemeenschap. Hiervoor worden gegevens uit verschillende bronnen gekoppeld: de federale databank van de beoefenaars van de gezondheidszorgberoepen (Kadaster), dat de personen bevat die het beroep van verpleegkundige mogen uitoefenen in België, het RIZIV en het Datawarehouse arbeidsmarkt en sociale bescherming (DWH AM&SB).
Wat is het doel van dit rapport?
Verpleegkunde vormt een integraal onderdeel van de gezondheidszorg en is nauw verbonden met diverse andere disciplines. Ontwikkelingen of veranderingen in een specifiek gezondheidszorgberoep hebben een aanzienlijke invloed op de praktijk van verpleegkundigen. Het is belangrijk om de evolutie van de workforce op te volgen om ons ervan te verzekeren dat elke Belgische burger toegang heeft tot kwaliteitsvolle gezondheidszorg, verleend door het juiste aantal professionals om aan de vraag te voldoen.
Wat zijn de opvallendste cijfers?
In 2021 mochten 223.624 personen het verpleegkundige beroep uitoefenen, zij hebben een verpleegkundig visum. Van deze groep zijn er 134.413 verpleegkundigen actief in de gezondheidszorg (afbeelding 1): 59 procent in ziekenhuizen, 18 procent in woonzorgcentra, 19 procent als thuisverpleegkundige en 10 procent in andere sectoren van de gezondheidszorg zoals instellingen voor personen met een handicap, OCMW’s of huisartsenpraktijken. Van alle personen gemachtigd om het beroep uit te oefenen, zijn er 18.526 niet actief op de Belgische arbeidsmarkt.
Het totaal aantal voltijdse equivalenten (kortweg VTE) voor verpleegkundigen actief in de gezondheidszorg in 2021 bedraagt 115.777,5 met een gemiddeld VTE van 0,86. Het gemiddeld VTE ligt iets hoger in het Franstalig deel van het land (0,89) en verschilt eveneens per sector. De jongere leeftijdscohorten tussen 20 en 35 jaar vertegenwoordigen 30 procent van het totale volume VTE in België. Dit percentage is hetzelfde in alle Gewesten.
Welke tendensen vragen de nodige opvolging?
In 2004 waren er 95.718 verpleegkundigen actief in de gezondheidszorg, in 2021 waren dat er 134.413. Een toename van 38.695, ofwel 2.200 per jaar. Met andere woorden, de workforce verpleegkundigen is voorzichtig gestegen. Toch is het essentieel om die stijging in verhouding te zien met de evolutie van de zorgbehoeften van de Belgische bevolking. Uit andere analyses en toekomstscenario’s van de Planningscommissie blijkt dat de toename onvoldoende is om aan de toekomstige zorgvraag te voldoen.
Wie zijn de Belgische verpleegkundigen?
Van de actieve verpleegkundigen is 85 procent vrouw, heeft 94 procent de Belgische nationaliteit en is 67 procent jonger dan 50 jaar. Als we kijken naar de leeftijdsverdeling, zien we dat het aandeel -35-jarigen (29 procent) en het aandeel 50-plussers (33 procent) stabiel is in veel provincies. De meeste verpleegkundigen werken in loondienst (81 procent) en in mindere mate als zelfstandige (9 procent) of met een gecombineerd statuut (9 procent) (afbeelding 2). Verpleegkundigen kunnen ook actief zijn in verschillende sectoren. In België bedraagt het aantal verpleegkundigen 116 per 10.000 inwoners (afbeelding 3). Dit cijfer is hoger in het Vlaams Gewest (122) dan in het Waals (106) en Brussels Hoofdstedelijk Gewest (112). De dichtheid varieert naargelang de provincie van 66 in Waals-Brabant tot 155 in West-Vlaanderen.
Wat gebeurt er met de cijfers?
Dit rapport is slechts de eerste stap in het werk van de Planningscommissie. Hierop volgen toekomstprojecties voor de komende 25 jaar over de evolutie van de arbeidskrachten, rekening houdend met het aantal verpleegkundigen en de toekomstige zorgbehoeften van de Belgische bevolking. Op basis hiervan worden uitdagingen en behoeften geïdentificeerd waarvoor adviezen opgemaakt worden voor de minister van Volksgezondheid. Dit helpt om initiatieven te nemen op verschillende bestuursniveaus om de situatie op het terrein te verbeteren, zoals de toename van het aantal studenten en afgestudeerden, de herwaardering van het beroep, een verbeterde retentie, herstructurering van zorg en nieuwe beroepen in de verpleegkunde.
Raadpleeg alle cijfers en het volledige rapport hier.
VVS komt met breed standpunt rond kwalitatieve stages in de zorgsector
Nadat in april 2023 het stagemisbruik in de zorg in de media kwam, stelde Vlaanderen een werkgroep samen met verschillende partners uit het werkveld. Een ervan is de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS), die een uitgebreid standpunt uitwerkte rond de stages voor alle zorgberoepen. Robbe Van Leemput, bestuurder bij de VVS en voorzitter van de Werkgroep Studenten Verpleegkunde van NETWERK VERPLEEGKUNDE, licht het rapport toe.
Onvoldoende begeleiding, lange shifts, taken uitvoeren zonder aanwezigheid van een verantwoordelijke, steeds taken toegewezen krijgen met weinig opleidingswaarde, … De lijst met klachten van Vlaamse en Brusselse studenten in de zorg was lang. Reden dus voor minister Crevits om in 2023 een werkgroep in het leven te roepen. Als vertegenwoordiger van alle studenten aan de Vlaamse en Brusselse hogescholen zat de Vlaamse Vereniging van Studenten (VVS) mee aan tafel. Eind vorig jaar publiceerde de VVS hun adviesrapport rond stages in de zorg. “Vanuit onze rol wilden we een duidelijk en breed standpunt formuleren voor alle zorgberoepen. Van geneeskunde tot verpleegkunde en van ergotherapie tot radiotherapie”, steekt VVS-bestuurder Robbe Van Leemput van wal. “Om tot dit standpunt te komen, zaten we met heel wat betrokkenen samen. Denk aan studenten, hogescholen, universiteiten en zorginstellingen, zoals het UZ Leuven en Antwerpen. Zo verzamelden we inzichten en good practices van wat kwalitatieve stagebegeleiding inhoudt.” Het resultaat is een uitgebreid document met 32 aanbevelingen om stages in de zorg anders aan te pakken, zodat ze een echte meerwaarde vormen voor zowel de student als de onderwijs- en zorginstelling.
Oprichten van meldingspunten
Dat de studenten van vandaag de verpleegkundigen, artsen, kinesitherapeuten, … van de toekomst zijn, is voor Robbe een essentieel uitgangspunt om in te zetten op betere stagebegeleiding. “We willen garanderen dat studenten hun enthousiasme voor het zorgberoep verder versterken tijdens de stage”, zegt hij. “Hierbij zijn kwaliteit, feedback en een helder verwachtingskader een absolute noodzaak. Duidelijkheid over de rol van de stagementor is eveneens noodzakelijk.”
Een eerste aandachtspunt is dat het voor heel wat stagiairs niet duidelijk is welke gedragingen toegestaan zijn tijdens een stage en wat als professioneel gedrag kan beschouwd worden. De VVS pleit dan ook voor het opstellen van meldingspunten. “Bepaalde situaties worden als normaal ervaren, terwijl ze eigenlijk helemaal niet oké zijn. Ik denk bijvoorbeeld aan studenten verpleegkunde die medicatie klaarzetten zonder toezicht van een verantwoordelijke, maar ook aan situaties waarbij grenzen niet gerespecteerd worden. Het is dus absoluut noodzakelijk dergelijke zaken te kunnen aftoetsen, bijvoorbeeld bij een contactpersoon binnen de hogeschool of de zorginstelling.”
Evalueren van de stage
Een ander punt dat regelmatig naar boven komt, is dat stagiairs vaak dezelfde evaluatievragen krijgen over hun stage maar dan vanuit verschillende hoeken: vanuit de onderwijsinstelling, de stageplek, … “De discrepantie tussen de verschillende stageplekken is groot. We moeten evolueren naar een Vlaanderen-brede en wetenschappelijke bevraging”, gaat Robbe verder. “Zo kunnen we garanderen dat stageplaatsen op dezelfde manier geëvalueerd worden, op zowel positieve punten als werkpunten. We hopen tot een soort kwaliteitslabel te komen op basis van vijf criteria: de begeleiding, het aanbod van leerkansen, een passende taakinhoud, de interactie met zorgverleners en sfeer op de werkvloer, en tot slot het ontvangen van constructieve feedback.”
Het belang van de stagementor
De VVS ziet een taak weggelegd voor een objectieve stagecoach die de stagiair gedurende het hele opleidingstraject opvolgt. Een vertrouwenspersoon bij wie de student met al zijn vragen, twijfels en feedback terechtkan. “Stagementoren maken het verschil voor de student op de werkvloer. Zij verdienen dan ook meer appreciatie en erkenning”, benadrukt Robbe. “Zo moeten ze voldoende tijd en ruimte krijgen om die extra rol in te passen in hun drukke agenda. Elke stagementor zou verplicht de mentorcursus moeten volgen en om de drie jaar een opfrissing ervan krijgen. Daarnaast streven we er vanuit de VVS ook naar dat studenten verpleegkunde al in het eerste jaar eens stage kunnen lopen in een ziekenhuis of grotere zorginstelling, en niet steevast in een woonzorgcentrum.”
Tot slot wil de VVS dat er aan een aantal minimumvoorwaarden wordt voldaan voor elke student (zie kader). “Met ons standpunt willen we waarborgen dat studenten zich veilig en nuttig voelen op hun stageplaats en dat ze correct en kwalitatief begeleid worden. Hoe beter een stage verloopt, hoe lager de kans op vroegtijdige uitstroom. Uit de literatuur weten we namelijk dat zo’n 21 procent van de studenten uitvalt op stage omwille van te weinig zelfvertrouwen. Dat is een bijzonder grote groep en dus een gemiste kans. Door de communicatie op de stageplaats, maar ook de interactie tussen onderwijs- en zorginstellingen te verbeteren hopen we het niveau van de stageplaatsen over heel Vlaanderen op te krikken.”
Dit adviesrapport werd voorgelegd aan de Vlaamse werkgroep, aan de partners binnen Zorg en Welzijn en aan de Werkgroep Gezondheidszorg van de Vlaamse Hogescholenraad eind maart 2024. Die laatste wil concreet met het rapport aan de slag gaan en bespreekt mogelijke stappen in de volgende werkgroep. Hoe dit verder wordt geïmplementeerd en of dit input is voor een Vlaams charter met rechten en plichten voor de student in de zorgsector, ligt momenteel ter bespreking bij de verschillende actoren.
Het uitgebreide standpunt vind je hier.
Minimumvoorwaarden voor elke stagiair
De VVS streeft naar volgende minimumvoorwaarden voor elke stagiair:
- een vergoeding van het vervoer naar de stageplaats
- gratis en voldoende nabijgelegen parking
- betaalbare maaltijden
- de mogelijkheid tot overnachting
- een uniform krijgen
Belgische ziekenhuizen staan voor uitdagende financiële situatie
Sinds de pandemie staat de Belgische ziekenhuissector onder druk door een verlies op hun kernactiviteiten en door de sterk verstoorde macro-economische context. Tijdens de coronacrisis werd niet-urgente zorg teruggeschroefd en de laatste jaren vindt een verschuiving plaats naar meer daghospitalisaties. Voor 2022 tekenden de algemene ziekenhuizen samen een verlies op. Belfius analyseerde de cijfers van 2022 en verrijkte die met data van begin 2023. Daaruit blijkt dat hoewel de situatie in 2023 licht verbeterde, de algemene prognose van de bedrijfsresultaten negatief blijft.
De algemene ziekenhuizen in België staan voor heel wat uitdagingen die een combinatie zijn van de impact door de coronacrisis en de woelige economische situatie van de afgelopen twee jaar. In 2022 tekenden ze samen een verlies op de kernactiviteiten, wat resulteert in een gewoon bedrijfsresultaat van -181 miljoen euro. De kosten namen sneller toe dan de omzet, onder meer door de hoge inflatie en bijhorende loonindexering, hogere rente en toegenomen energie- en bouwkosten. Bovendien kampen alle ziekenhuizen met personeelstekorten en ondervinden ze moeilijkheden om vacatures in te vullen. Hierdoor worden de ziekenhuizen zwaar op de proef gesteld.
Verschuiving naar daghospitalisaties
Twee jaar na de pandemie is de krimp in klassieke opnames met overnachting nog steeds niet hersteld. Hoewel er tussen ziekenhuizen grote verschillen zijn, is er een algemene daling van 6,4 procent ten opzichte van 2019. Dit is merkbaar op alle afdelingen, met uitzondering van pediatrie en geriatrie. Tegelijk verkortte de gemiddelde ligduur per patiënt van 5,3 dagen in 2019 naar 5 dagen in 2022. Met een impact op de bezettingsgraad van het totaal aantal bedden als gevolg.
Omgekeerd nemen de daghospitalisaties overal toe, nu goed voor 57,4 procent van alle opnames. Belfius ziet deze trend verder versnellen in 2023, met name voor de chirurgische daghospitalisaties. Deze evolutie is enerzijds het gevolg van een betere overheidsfinanciering en een uitbreiding van behandelingen die in aanmerking komen voor financiering binnen het chirurgisch dagziekenhuis. Anderzijds zijn ziekenhuizen genoodzaakt meer in te zetten op daghospitalisatie door het tekort aan personeel.
Impact personeelsbestand
Het personeelstekort in de zorgsector heeft een enorme impact op ziekenhuizen en vindt zijn oorsprong in zowel de afwezigheidsgraad als rekruteringsproblemen. Het aantal voltijdsequivalenten nam tussen 2021 en 2022 dan wel toe met zo’n 2 procent, deze positieve trend uit zich niet in het verplegend personeel. Dat maakt intussen 53 procent van de totale personeelspopulatie uit. De genomen maatregelen om het verplegende beroep aantrekkelijker te maken, hebben maar een beperkt effect: Belfius noteert een toename van 3,7 procent in deze populatie tussen 2018 en 2022. Een grote uitdaging blijft het ziekteverzuim van zo’n 11 procent, waarvan in het eerste semester van 2023 4,1 procent langdurig[1] afwezig was. Ziekenhuizen vangen deze tekorten steeds vaker op met tijdelijke werkkrachten. Toch is dit onvoldoende en biedt dit geen langetermijnoplossing. Het aantal vacatures neemt toe, de vergrijzing van de bevolking doet zich ook in deze beroepsgroep voor en de instroom blijft te laag. Heel wat ziekenhuizen zijn hierdoor genoodzaakt afdelingen te sluiten, wat dan weer een impact heeft op de ziekenhuisactiviteiten en omzet.
Evolutie van omzet en bedrijfsresultaat
In zowel Vlaanderen, Brussel als Wallonië tekenden de algemene ziekenhuizen samen een negatief gewoon bedrijfsresultaat op in 2022. In datzelfde jaar haalt 84 procent van de algemene ziekenhuizen een gewoon bedrijfsresultaat van minder dan 1 procent omzet. Een verontrustende evolutie die zich in 2023 lijkt voor te zetten. Tussen 2021 en 2022 stegen de kosten met 8 procent tegenover een stijging van de omzet met slechts 6,6 procent. Die toename in omzet is vooral te wijten aan een verhoging van het Budget Financiële Middelen (BFM +10,4 %) en aan hogere farmaceutische inkomsten (+8,9 %). Daartegenover staan natuurlijk de verschillende loonindexeringen die plaatsvonden in 2022. Ook de impact van de energiekosten (+62 %) valt niet te onderschatten en zal in 2023 een verder effect hebben. Het eigen vermogen van ziekenhuizen krimpt, waardoor ze ook minder in staat zijn investeringen zelf te financieren. Het huidige investeringspeil volstaat niet om de algemene ziekenhuizen voor te bereiden op de uitdagingen van morgen. Zo moeten ze hun ecologische voetafdruk verminderen en zich organiseren voor de zorgnoden van de toekomst. Belfius stelt dat verdere hervormingen noodzakelijk blijven om de ziekenhuisfinanciering opnieuw vlot te trekken.
Bron: Belfius MAHA-analyse 2023, cijfers 2022 en eerste blik op 2023
[1] Dit betekent meer dan één jaar afwezig zijn.
Bron grafieken: Belfius MAHA-analyse 2023, cijfers 2022 en eerste blik op 2023
Zorgstroomcoach ondersteunt huisartsen
Begin dit jaar lanceert Vlaanderen het zorgstroomcoachproject. Het doel? De eerstelijnszorg en het huisartsenaanbod anders organiseren om de zorgcapaciteit en de zorgtoegankelijkheid te verbeteren. In de pilootfase worden een aantal huisartsenkringen in eerstelijnszones geselecteerd met wie de zorgstroomcoach aan de slag gaat. Bij een positieve evaluatie kan het project worden uitgerold over heel Vlaanderen.
Het toenemende huisartsentekort in Vlaanderen heeft een impact op de toegankelijkheid van betrouwbare, kwaliteitsvolle zorg. Het aantal huisartsen verhogen is niet de enige oplossing, ook de organisatie van de eerstelijnszorg moet herbekeken worden. Met de opstart van de zorgstroomcoach willen de Vlaamse minister van Welzijn, Volksgezondheid en Gezin Hilde Crevits en het Departement Zorg, samen met partners zoals Domus Medica en de VVSG, huisartsenkringen en eerstelijnszones ondersteunen om de huisartsenzorg anders aan te pakken. De zorgstroomcoach wordt aangeworven door en tewerkgesteld bij Domus Medica. Deze persoon is voldoende vertrouwd met de inhoud en het landschap van het huisartsenzorgaanbod in Vlaanderen, is op de hoogte van de actuele beleidsuitdagingen en geniet het vertrouwen van de sector.
Verandermanagement en implementatie
De zorgstroomcoach heeft als voornaamste taak lokale actoren met elkaar in verbinding te brengen om concrete oplossingen en goede praktijken uit te werken voor de eerstelijns- en huisartsenzorg en deze te realiseren en structureel te implementeren. De kwaliteit, toegankelijkheid en voldoende aanbod van zorg staan hierbij centraal. Dit Vlaamse project is complementair aan andere Vlaamse en federale beleidsinitiatieven, zoals de New Deal en de praktijkassistent in de huisartsenpraktijk. Waar deze zich veelal richten op individuele dossiers, werkt het zorgstroomcoachproject op zowel het individuele als lokale niveau. De actoren zijn dus niet alleen de huisartsenkringen en de individuele huisartsen, maar ook de eerstelijnszones en lokale besturen. Hun specifieke context en autonomie vormen eveneens belangrijke factoren in het definiëren van mogelijke verandertrajecten.
Tweejarige pilootfase
Het project loopt over twee jaren (2024-2025) en focust initieel op een zes- tot tiental pilootregio’s. De lokale huisartsenkringen worden geselecteerd aan de hand van vooraf gedefinieerde criteria, waaronder een maximale geografische afstemming van de lokale huisartsenkring op de eerstelijnszone, betrokkenheid en ondersteuning vanuit het lokaal bestuur en de zorgraad, voldoende professionele omkadering in de huisartsenkring door een kringcoördinator, en de mate waarin de huisartsenkring vandaag al inzet op het verbeteren van de zorgtoegankelijkheid. De betrokken organisaties moeten bovendien een grote bereidheid en een concreet engagement tonen om de slaagkansen van het project te vergroten. Ze worden hierbij ondersteund in het veranderingsmanagement om de doelstellingen te realiseren op individueel en lokaal niveau. Is de pilootfase positief, dan is het de bedoeling dit initiatief breder uit te rollen over alle eerstelijnszones in Vlaanderen.
“Iedereen is welkom in de verpleegpost”
In het hele land vind je verpleegposten van het Wit-Gele Kruis, van Oostende tot Maasmechelen. Hier kan elke patiënt terecht voor verpleegkundige verzorging. De posten vormen een belangrijke aanvulling op de mobiele ploegen en daar hebben zowel patiënten als verpleegkundigen baat bij. “Doordat de patiënten naar ons toe komen, verlopen de afspraken heel stipt. We zien dus veel meer patiënten op korte tijd. Al die ‘kleintjes’ maken handen vrij voor complexere zorgvragen in het veld”, zegt thuisverpleegkundige Liesbeth Vandeput.
Beeld Wit-Gele Kruis
Elke patiënt kan in een verpleegpost terecht voor het verkrijgen van de voorgeschreven zorgen door een arts. Inspuitingen, wondzorg, bloedafnames of katheterzorgen? Je maakt een afspraak en je wordt geholpen. Handig voor wie liever niet thuis op een verpleegkundige zit te wachten. “We bieden net dezelfde zorg als bij de mensen thuis”, zegt Liesbeth Vandeput. Ze werd in 2011 thuisverpleegkundige bij het Wit-Gele Kruis Vlaams-Brabant en werkt sinds 2022 vast op de verpleegpost. “Het grote voordeel voor patiënten is dat ze hun dag veel beter kunnen plannen. Waar je thuis soms een halve dag moet wachten voor het verzorgen van een wonde, ben je hier op tien minuten buiten. Uiteraard moeten patiënten voldoende mobiel zijn en ter plekke geraken, maar elke casus wordt bekeken en doorgesproken voor de beste zorg op maat.”
Handen vrij aan het bed
De verpleegposten zijn een mooie aanvulling op de echte thuiszorg bij de patiënt. Zeker met de stijgende zorgnoden is deze vorm van zorg noodzakelijk om de groeiende patiëntenstroom te managen. Liesbeth: “Doordat wij ons niet verplaatsen maar de patiënten naar ons toe komen voor vaak kortere behandelingen, verlopen de afspraken heel stipt. Daardoor zien we veel meer patiënten op korte tijd. Al die ‘kleintjes’ maken handen vrij voor complexere en meer acute zorgvragen in het veld.”
Patiënten worden in de verpleegpost discreet behandeld in professioneel uitgeruste ruimtes. Ze brengen zelf hun voorschrift, eID en klevers van het ziekenfonds mee, evenals de toe te dienen producten voor inspuitingen, perfusietherapie of specifieke wondverzorgingsmaterialen. Op de verpleegpost zelf beschikt het personeel over exact dezelfde materialen en producten als de thuisverpleegkundige onderweg.
Continuïteit van zorg gewaarborgd
Behalve heel wat voordelen voor patiënten en verpleegkundigen in het veld, is ook het werken op de verpleegpost zelf voordelig, vindt Liesbeth. “Je komt vaker in contact met je collega’s dan onderweg. Ook de variatie aan verpleegtechnische zorgen is voor mij een pluspunt. Doordat er steeds dezelfde mensen werken, garandeert dit ook de nodige continuïteit in de opvolging van de patiënt. We werken met hetzelfde registratiesysteem waardoor een flexibele overdracht van patiënten nooit in het gedrang komt. Bovendien kunnen patiënten gemakkelijk elders naar de verpleegpost gaan, bijvoorbeeld tijdens een vakantie aan zee. Ook dat is mooi meegenomen.”
Tot slot haalt Liesbeth aan dat werken in de verpleegpost voor de verpleegkundigen zelf een laagdrempelige manier kan zijn om het werk te hervatten na langdurige ziekte of bij rug- en nekklachten. “Hier moeten we minder heffen en tillen, daardoor is het werk minder belastend. Daarnaast is het veel makkelijker om tijdelijk of permanent in flexibele uren te werken. Dat leidt tot minder uitval en meer werktevredenheid bij het personeel”, besluit ze. “In deze tijden van arbeidskrapte is dit absoluut een win-winsituatie.”
Nog nooit zo snel geholpen
“Ik heb een wonde aan mijn rug na een operatie”, vertelt Tom. “Eerst werd ik thuis verzorgd omdat ik nog niet kon rijden. Nu ik terug mobiel ben, kom ik naar de verpleegpost in Aarschot. Ik parkeer vlakbij en ben letterlijk binnen de minuut geholpen. Zo verlies ik geen tijd en kan ik mijn dag beter plannen. De verpleegkundigen stellen me direct op mijn gemak en er heerst een huiselijke sfeer. Tegelijk is alles wat de verpleegkundigen en patiënten nodig hebben voorhanden. Dat voelt vertrouwd aan. De zorg aan mijn rug is niet evident. Ik vind het daarom veel aangenamer om op een professionele verpleegtafel te liggen, dan thuis in bed of in de zetel.”
Diabetes en het belang van compressietherapie
door dr. Sabrina Speybrouck
Compressietherapie is drukbehandeling en verbetert de doorbloeding wanneer de aders minder goed werken. Hiervoor gebruik je windsels en steunkousen. Dit kan een oedeem wegwerken, ulcus cruris genezen en de levenskwaliteit van personen met diabetes aanzienlijk bevorderen. Dokter Sabrina Speybrouck, vaatchirurg en fleboloog in het AZ Sint-Blasius Dendermonde en lid van de commissie Voet van de Diabetes Liga, beantwoordt de meest courante vragen.
Wat is compressietherapie?
De comprimerende werking van de aangelegde windsels of steunkousen samen met de pompwerking van onze spieren brengen het beoogde resultaat van een betere circulatie tot stand. Door compressie (druk) uit te oefenen op een arm of been, neemt het oedeem af en wordt de bloedtoevoer richting het hart bevorderd.
Wanneer is compressietherapie aangewezen?
In het geval van veneuze insufficiëntie, bij een oedeem, bij een open beenwonde, bij een lymfoedeem na oncologische chirurgie, om een trombose in de benen te voorkomen en bij de behandeling van spataders. Compressietherapie is nooit een optie bij een ernstige aantasting van de slagaders. Bij een matige aantasting met een goede doorbloeding kan compressietherapie wel op een veilige manier plaatsvinden. Hiervoor wordt de enkel-armindex – de maatstaf voor vaatlijden en aantasting van de slagader – toegepast. De arts gebruikt hierbij een bloeddrukmeter en doppler.
Hoe pas je compressietherapie toe?
De behandelende arts zal de meest aangewezen techniek voorschrijven. Dat kan met elastische verbanden (korte- of langerekzwachtels) in combinatie met lymfedrainage. De korterekverbanden worden vooral gebruikt bij personen die nog goed beweeglijk zijn. De verbanden zijn meer rekbaar door de weefmethode en mogen, indien nodig, dag en nacht aanblijven. Normaal wordt gestart met een gepolsterde, dubbellagige korterekwindsel als decompressie, samen met lymfedrainage. Van zodra het oedeem onder controle is, wordt er overgegaan op een steunkous. De polstering of wattenwindsel dient om beenderige uitsteeksels te beschermen tegen overmatige druk en om eventuele insnoering van de huid te vermijden. Deze polstering blijft onontbeerlijk in het geval van zware neuropathie waarbij men overmatige druk of insnoering niet zal voelen. Bij de langerekverbanden is er minder verschil in druk tussen werkdruk en rustdruk. Daarom worden deze vooral gebruikt bij mensen die weinig tot niet-mobiel zijn. Door de hoge rustdruk moet dit verband ’s nachts wel verwijderd worden. Polstering door een wattenwindsel is ook in dit geval noodzakelijk.
Een tweede methode is het gebruik van therapeutische elastische kousen (TEK’s) en steunkousen. Dit is het geval wanneer een oedeem onder controle is. TEK’s worden door een erkend bandagist opgemeten. De werking van steunkousen is analoog aan de werking van de windsels: door externe druk of compressie verbeter je de circulatie richting het hart en werk je overtollig vocht weg. Steunkousen bestaan in verschillende maten, diktes en drukklassen. Een arts bepaalt welke steunkous aangewezen is. Zeker bij personen met diabetes is dit zeer belangrijk. Zo moet de voetbox breed genoeg en naadloos zijn om lokale druk op de botuitsteeksels van de metatarsaalkoppen, voet en enkel te vermijden. Een goede padding van teentoppen tot de enkel is onontbeerlijk en vermijdt druk en insnoering op kritieke plaatsen. Dit garandeert tegelijk een hoog draagcomfort. Ook bovenaan, onder de knie, moet je insnoering vermijden door een voldoende brede boord. Bij een oedeem of veneuze insufficiëntie wordt een steunkous klasse II geadviseerd. Dit verwijst naar de drukklasse of CCL: de uitwendige druk rondom het been.
Wie ondersteunt personen met diabetes bij de aankoop van steunkousen?
Dit doet een erkend bandagist. Deze geeft informatie over de afmetingen, het materiaal en de terugbetaling. Hij kan ook advies verlenen over een eventuele aantrekhulp voor compressiekousen.
Wie mag compressietherapie toepassen?
De persoon met diabetes heeft een voorschrift nodig van de arts vooraleer gestart kan worden met compressietherapie. Het aanbrengen van steunkousen gebeurt door een verpleegkundige. Ook een windsel moet adequaat worden aangelegd en dat vraagt training en expertise. De zorgvrager kan ook een zorgkundige inschakelen, al mag deze geen compressietherapie met elastische verbanden toepassen. Een verpleegkundige mag wel alle handelingen uitvoeren.
Bestaat er materiaal om compressiekousen makkelijk aan- en uit te trekken?
Er zijn verschillende soorten aantrekhulpen. De twee meest gebruiksvriendelijke en efficiënte zijn de zogenaamde Butler en Rolly. De Butler helpt voor compressiekousen van alle lengtes en modellen, zowel bij mobiele als niet-mobiele personen. De Rolly heeft de vorm van een waterballon waarmee je rolt en duwt in plaats van trekt en uittrekt. Zo doe je de kous snel en comfortabel aan en verleng je de levensduur van het materiaal. Door het geribbelde oppervlak positioneer je de kous zonder ze te beschadigen. Dit hulpmiddel wordt gebruikt voor alle types kousen en drukklassen.
Hoe hou je windsels en/of steunkousen functioneel en hygiënisch?
Was het materiaal wekelijks in een wasnetje in de wasmachine op veertig graden of met de hand. Gebruik geen wasverzachter. Dit tast de elasticiteit aan en vermindert de druk van de kous. Laat kousen en windsels niet in de zon of op de verwarming drogen. Je rolt ze het best in een handdoek en drukt het vocht eruit. Je kan eventueel gebruikmaken van de droogkast, maar hou de temperatuur dan zo laag mogelijk. Strijk de kousen niet. Een ladder in je kous? Wanneer die kleiner is dan vier centimeter, kan dit hersteld worden. Als je steunkousen niet voldoende meer rekken, moet je ze vervangen omdat ze anders hun therapeutische functie verliezen. Een bandagist neemt dan opnieuw de maten. Sowieso wordt aangeraden om steunkousen om de zes maanden te vervangen.
Hoe verzorg je de huid onder de windsels en/of steunkousen?
Bij compressietherapie is een goede huidverzorging zeer belangrijk. Erg vette crèmes en zalven, maar ook zeepresten kunnen huidirritatie en materiaalslijtage veroorzaken. Smeer de benen pas in wanneer je ’s avonds de kousen uittrekt. Doe je de kousen vervolgens opnieuw aan, let dan op dat er geen zalf meer op de benen zit. Er bestaan zalven die speciaal voor compressiekousen ontwikkeld zijn.
Een dynamische positie in de wagen is beter voor je rug en nek
Thuisverpleegkundigen voeren meerdere consultaties uit per dag en zijn dus regelmatig de baan op. Een goede zithouding in de wagen speelt een belangrijke rol bij het vermijden of verminderen van eventuele rug- en nekklachten. Expert-coördinator ergonomie bij Securex Anneleen Leyman raadt aan om steeds de natuurlijke S-vorm van de wervelzuil aan te houden.
Knieën die te hoog komen, een te bolle rug of een foute ondersteuning van de nek tijdens het autorijden kunnen allemaal bijdragen tot nek- en rugpijn. In combinatie met het zware werk dat thuisverpleegkundigen uitvoeren, leidt dit soms tot langdurige klachten. Een goede zithouding achter het stuur is dus aan de orde. Anneleen Leyman, expert-coördinator ergonomie bij Securex, legt uit waar je op moet letten: “Een open hoek van de heupen is noodzakelijk om de natuurlijke S-vorm van de rug te vrijwaren. Voldoende ruimte aan de knieholten is dan weer nodig voor een goede doorbloeding. Laat je zetel toe de lendensteun aan te passen, dan raad ik dit zeker aan. Regel ook de rugleuning naar voren of achteren zodat je polsen ontspannen op het stuur kunnen liggen wanneer de wagen stilstaat en je met de rug tegen de leuning zit. Heeft je auto een armsteun in het midden, gebruik die want zo hangen je schouders niet af.”
Daarnaast verdienen het in- en uitstappen en het in- en uitladen van materiaal de nodige aandacht. “Het is belangrijk dat je beide benen eerst uit de wagen brengt en dan pas het lichaam. Bij het rechtstaan kan je op de binnenkant van de wagen of het portier steunen. Stap je in de auto, zet dan eerst je zitvlak op de stoel en draai je daarna beide benen tegelijk naar binnen. Vermijd in elk geval te rappe of bruuske bewegingen.” Haal je zwaar materiaal uit de wagen, hanteer dan dezelfde tips als bij het algemene heffen en tillen. Probeer de natuurlijke houding van je wervelkolom te respecteren. Laat het materiaal zo lang mogelijk steunen door het eerst naar je toe te schuiven en steun hierbij met één hand in de koffer of steek één been uit naar achteren. Til je van op de grond, ga dan licht door de benen. Hou het materiaal vervolgens zo dicht mogelijk tegen je lichaam aan.
Geen statische zithouding
Ook al zijn er duidelijke richtlijnen over een juiste houding achter het stuur, toch plaatst Anneleen hier een kanttekening bij: “Correct zitten is niet het enige waar je het best op let, voldoende veranderen van positie is minstens even cruciaal. Het voordeel van een job als thuisverpleegkundige is dat je meestal geen al te lange ritten doet en veel stopt. Je staat regelmatig recht en kan dus eens stretchen tussendoor. In de wagen pleit ik voor een dynamische houding. Pas de instellingen van je autozetel minimaal aan doorheen de dag. Zo vermijd je een te starre positie.” Heb je rugklachten, dan kan een dun, opblaasbaar kussen soelaas bieden. Door de lucht is het kussen beweeglijk wat opnieuw bijdraagt tot meer dynamiek tijdens het rijden.
Oefeningen aan het stoplicht
Aansluitend op het aanpassen van de autostoel is Anneleen een voorstander van oefeningen tijdens de autorit, bijvoorbeeld wanneer je aan het stoplicht wacht. “Neem je stuur vast en beweeg eens naar voren en achteren, ook met de schouders. Maak af en toe je rug afwisselend bol en hol en span regelmatig je bilspieren aan. Trek je kin naar je borstkas toe, want ook dit bevordert de S-houding van de wervelzuil”, legt ze uit. “Het opspannen van de bekkenbodemspieren is eveneens een goede oefening in de wagen. Daarmee train je je diepe buikspieren en verbeter je de core stabiliteit van je lichaam. Dat komt van pas bij het fysieke werk dat thuisverpleegkundigen doen.” Uiteraard is het aanbevolen om ook na het werk de nodige focus op sport, beweging en een gezonde levensstijl te leggen. “Dat hoeft heus niet elke dag een intensieve sportbeurt te zijn. Een fikse wandeling doet al wonderen, niet alleen voor je lichaam maar evenzeer voor je humeur.”
Een goede zithouding in de wagen
- Hoe hoger de autostoel, hoe beter het zicht op de baan. Regel de zithoogte zodat er nog een vuist kan tussen je hoofd en het dak van de auto.
- De bovenrand van de hoofdsteun komt het best gelijk met de kruin van je hoofd. Tussen je hoofd en de steun moet minstens twee en maximaal tien centimeter zijn.
- Laat je bovenbenen zoveel mogelijk steunen op het zitvlak.
- Schuif de autozetel naar voren of achteren totdat je knieën een hoek van meer dan negentig graden hebben, zonder dat je benen gestrekt zijn tijdens het rijden.
- Stel de afstand tot het stuur zo in dat je polsen ontspannen op het stuur liggen bij stilstand.
- De hoek tussen het zitvlak en de rugleuning is idealiter groter dan negentig graden.
New Deal voor de thuisverpleging
Tijdens de studiedag voor thuisverpleegkundigen op de Week van de Verpleegkundigen in 2023 kondigde minister Frank Vandenbroucke zijn plannen aan voor een New Deal voor de thuisverpleging. Met een minder prestatiegericht model en een financiering en organisatie die inzetten op samenwerking en preventie. Hoever staan die plannen vandaag? Katrien Vervoort, beleidsadviseur volksgezondheid voor de minister, licht toe.
De toekomst in de zorg is er een van samenwerking. Dat is voor de thuisverpleging niet anders. Door de vooruitgang in de geneeskunde, de vergrijzing, de toenemende chronische, acute en complexe zorgen, het langer thuis wonen, … neemt de zorgvraag toe. “Maar ook onze actieve bevolking veroudert en gaat met pensioen”, zegt Katrien Vervoort. “Als we niet ingrijpen, dreigen we op een bepaald moment tegen de muur te lopen. Daarom is een nieuw model van financieren en organiseren nodig in de thuisverpleging. We zijn ervan overtuigd dat de organisatie van de thuisverpleegkunde anders en beter kan. Hoe laten we thuisverpleegkundigen minder in de auto zitten, minder van prestatie naar prestatie toewerken en meer tijd aan goede zorg besteden? Kortom: hoe stappen we weg van een focus op prestaties, werken we toe naar een meer patiëntgerichte thuisverpleging en hoe koppelen we daar een gepaste financiering aan?”
Bottom-uptraject
De New Deal voor de thuisverpleging vloeit onder meer voort uit de bredere hervorming van het verpleegkundig beroep. Je merkt wel dat de sector er voor openstaat. In de Overeenkomstencommissie van het RIZIV wordt momenteel een pilootproject uitgewerkt. Dat kan inspiratie bieden voor het nieuwe organisatie- en financieringsmodel. De bedoeling is om bottom-up te werken.”
Een andere inspiratiebron voor deze hervorming is de New Deal voor de huisartsen. Ook dit groeide vanuit de beroepsgroep zelf uit tot een nieuw afsprakenkader tussen de overheid en de huisartsen. “De verwachtingen van elke partij in functie van de patiënt en de financiering zijn daarin verduidelijkt. Geïntegreerd zorg staat centraal, met interdisciplinaire samenwerking preventie en opvolging van patiënten. Voor de thuisverpleging willen we geen copy-paste, maar dezelfde principes kunnen wel toegepast worden. De huidige regering treft nu de nodige voorbereidingen. Deze New Deal moet wat ons betreft deel uitmaken van het volgende regeerakkoord en een prioriteit zijn voor de volgende legislatuur.”
Samenwerken
Samenwerken met anderen, waaronder zowel andere zorgberoepen zal noodzakelijk zijn om in de thuisverpleging kwaliteitsvolle zorg te blijven bieden. Net zoals de samenwerking tussen de eerste en tweede lijn. “De toekomst is er niet een van terreinafbakening. We moeten weg van de eigen belangen. In de verpleegkunde is werk genoeg voor iedereen. Thuisverpleegkundigen moeten bruggen slaan met ziekenhuizen, huisartsen en andere eerstelijnsberoepen. Tijdens covid kwamen dat soort samenwerkingen tot stand. Die bleken nuttig en succesvol. Dat moeten we bewaren. Ook de samenwerking met gezinszorg wordt gefaciliteerd door het nieuwe KB rond ADL. Daarin maakten we een duidelijker onderscheid tussen zorg en bijstand. Idealiter zet de gezinszorg in op ADL (Algemene Dagelijkse Levensverrichtingen) zodat de verpleegkundigen zich kunnen concentreren op zorg. ”
Hoe ondersteunt de praktijkassistent als paramedisch beroep de verpleegkundige in de eerste lijn dan? “Naast bijvoorbeeld het opnemen van een onthaalfunctie en de uitvoering van administratieve en logistieke taken, kan de praktijkassistent bepaalde door een arts toevertrouwde handelingen uitvoeren binnen specifieke richtlijnen en protocollen van de praktijk, zoals bijvoorbeeld bepaalde parameters meten, bepaalde stalen afnemen of een point of care test afnemen zoals een covid- of zwangerschapstest. De veneuze bloedafnames kan enkel onder fysiek toezicht van de arts. De praktijkassistent kan dus niet geheel los van een arts functioneren”, verduidelijkt Katrien. “In een multidisciplinaire praktijk waar ook een verpleegkundige werkt, ondersteunt deze functie wel de verpleegkundige zodat die zich kan focussen op specifieke zorgen zoals bijvoorbeeld preventieve behandelplannen opstellen of chronische ziektes opvolgen.”