Transmurale pediatrische zorg verhoogt levenskwaliteit van het kind

Om een zorgaanbod voor kinderen te ontwikkelen dat afgestemd is op hun noden en inspeelt op de trend van kortere en meer gespecialiseerde ziekenhuisopnames, analyseerde het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) de zorgorganisatie en het activiteitenprofiel in de Belgische pediatrische ziekenhuisdiensten. Hierbij werd gekeken naar de rol en mogelijkheden van transmurale zorg. Eind september 2022 publiceerde het KCE hun bevindingen in een rapport[1].

Het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) analyseerde – naar analogie van een gelijkaardige studie over de Belgische materniteiten – hoe de pediatrische ziekenhuiszorg in België georganiseerd en gefinancierd is. Hoe functioneren de pediatrische ziekenhuisdiensten? Welke profielen zijn er actief? Welke bezettingsgraad hebben ze? In dit kader werd gekeken naar de mogelijke rol van transmurale zorg voor kinderen als alternatief voor ziekenhuiszorg. Dit sluit niet alleen aan bij de evolutie naar kortere ziekenhuisopnames en opnames gefocust op meer gespecialiseerde zorg. Het zet ook in op de levenskwaliteit van het kind en de familieleden. Een ziekenhuisopname blijft namelijk een pijnlijke en stressvolle gebeurtenis voor het kind.

Pediatrische ziekenhuiszorg omvat alle mogelijke pathologieën met zowel eenvoudige als gespecialiseerde handelingen, wat een zekere complexiteit met zich meebrengt. “Naast uitgebreide bevragingen in alle Belgische ziekenhuizen, interviews met experten en een literatuurstudie gingen we ook te rade bij andere landen”, legt KCE-onderzoeker Carine Van de Voorde uit. “Specifiek bekeken we Nederland, Frankrijk en Australië om te begrijpen hoe zij de ziekenhuiszorg voor kinderen aanpakken. In Nederland zetten organisaties voor thuiszorg in op thuishospitalisaties. Dit zit al ingebakken in hun cultuur. In Frankrijk en Australië nemen de ziekenhuisdiensten de organisatie hiervan op, staan ze in voor de kwaliteit en de financiering. Het behandelen van kinderen in hun thuisomgeving is nog niet sterk ingeburgerd in België.”

Grote verschillen tussen ziekenhuizen

Met een responsgraad van tachtig procent kreeg het KCE een representatief beeld van de problemen in de Belgische pediatriediensten en de maatregelen die ze er tegenover zetten. “De gemiddelde bezettingsgraad van de dienst pediatrie ligt net onder de vijftig procent, maar is sterk seizoensgebonden. In alle ziekenhuizen is het tekort aan verpleegkundig personeel een probleem, zeker in deze piekperiodes. Toch tekenen we grote verschillen op tussen lokale en gespecialiseerde ziekenhuizen, ongeacht de seizoengevoelige opnames door bijvoorbeeld RSV. Mogelijke manieren om de pieken aan te pakken zijn het benutten van de capaciteit in andere diensten van het ziekenhuis en vervroegd ontslag van de patiënt. Al gebeurt dit laatste meestal zonder formele overgang naar transmurale pediatrische zorg, omdat het organisatorisch, financieel en wettelijk kader ontbreekt”, gaat Carine verder. “In zes ziekenhuizen zijn pediatrische liaisonteams aan de slag die de continuïteit van zorg tussen het ziekenhuis en de thuisomgeving garanderen voor kinderen met langdurige aandoeningen. De vraag naar meer transmurale zorg komt ook van de patiënten en hun entourage zelf. Een ander zorgaanbod is dus nodig.”

Wetenschappelijk onderbouwde pilootprojecten

Door de grote verschillen in de internationale modellen van transmurale zorg en het ontbreken van een voorkeursmodel bij de Belgische actoren kan het KCE geen algemene aanbeveling doen naar een specifiek transmuraal zorgmodel. Carine: “De nomenclatuur is vandaag niet voorzien op het uitvoeren van thuisverpleegkundige handelingen specifiek voor kinderen. Daarnaast laat de wetgeving niet toe om bepaalde medicatie in een thuiszorgomgeving toe te dienen. Bovendien is gespecialiseerde opleiding nodig. We zoeken namelijk een profiel dat expertise heeft in de thuiszorg, in de kinderverpleegkunde en in gespecialiseerde technische zorg. Daarom raden we aan om met pilootprojecten te starten die verschillende transmurale modellen kunnen uittesten. Het UZ Gent stelt hiervoor een wetenschappelijk team samen dat de projecten opvolgt en mee kadert. Dit team legt vast welke criteria en indicatoren gemeten worden, zodat we een duidelijke voor- en na-situatie hebben. De oproep om hieraan deel te nemen start in het voorjaar van 2023.”

Verder raadt het KCE ook aan om op locoregionaal niveau te bekijken wat het nodige zorgaanbod is. “De verantwoordelijken moeten het totale aanbod in kaart brengen, over de verschillende ziekenhuizen heen en over de diensten, zoals het aanbod aan materniteiten. Hoewel het aanbevolen is het aantal kleine diensten pediatrie af te bouwen, moet de geografische bereikbaarheid van zorg naar de patiënt gegarandeerd blijven. Uiteraard moet het financieel plaatje bekeken worden, zodat alle prestaties, zowel in de ziekenhuizen als in de thuiszorg correct vergoed worden. Een goede basiszorg aanbieden aan kinderen, op een toegankelijke manier en in lijn met hun noden, blijft uiteindelijk de essentie van adequate pediatrische zorg.”

Het volledige KCE-rapport is te vinden op: https://kce.fgov.be/nl/publicaties/alle-rapporten/organisatie-van-pediatrische-ziekenhuiszorg-in-belgie-huidige-situatie-en-mogelijkheden-tot.

[1] KCE-rapport 358A ’Organisatie van pediatrische ziekenhuiszorg in België: huidige situatie en mogelijkheden tot hervorming’.


Escape room sensibiliseert rond patiëntveiligheid

Wie kraakt als eerste ‘De Code van Lucas’? Het was de afgelopen maanden een hot topic onder artsen en medewerkers van AZ Sint-Lucas in Gent. #ANT Escape Rooms bouwde een professionele escape room waar teams om de beurt streden voor de titel van de snelste ontsnapper.

De escape room in AZ Sint-Lucas kwam er naar aanleiding van de Week van de Patiëntveiligheid in november 2022. “We organiseren ieder jaar veiligheidsdagen met interactieve workshops voor alle medewerkers van het ziekenhuis: artsen, verpleegkundigen, schoonmaakpersoneel of ondersteunende diensten”, vertelt communicatieverantwoordelijke Iny Cleeren. “Om zoveel mogelijk mensen te bereiken en te sensibiliseren rond patiëntveiligheid, denken we steeds na over nieuwe initiatieven.” Afgelopen jaar werd kwam er dus een escape room bij. Meer dan negentig teams binnen het ziekenhuis waagden hun kans tussen 15 november en 21 december.

Verhaal rond patiëntveiligheid en -beleving

Na een inbraak in het ziekenhuis zijn verschillende veiligheidsmaatregelen geactiveerd waardoor het IT-systeem plat ligt. De missie is om het systeem weer online te krijgen. In de escape room bevindt zich ook een patiënt, maar wie is dat? De patiënt zal zo snel mogelijk geïdentificeerd moeten worden om de juiste zorgen te krijgen. Wie kraakt als eerste de Code van Lucas? Dat is het opzet van de allereerste escape game op maat van een ziekenhuis.

De escape room is opgebouwd rond heel wat veiligheidsthema’s die voor een ziekenhuis belangrijk zijn, zoals medicatie, handhygiëne, cybersecurity, veilige identificatie, … Er is ook aandacht voor de beleving van de patiënt. Al deze elementen werden gecombineerd tot een spannend spel dat door iedereen kan gespeeld worden.

Positieve respons

Het spelen van de ‘De Code van Lucas’ is niet alleen leerrijk, maar ook leuk. “Het is een ideale teambuilding. Je begeeft je als groep door drie verschillende ruimtes die volgens de regels van de kunst ingericht zijn. We merken dat bijvoorbeeld verpleegkundigen uit hetzelfde team vaak snel kunnen ontsnappen. Zij zijn het gewend om samen te werken. Goede onderlinge communicatie is een belangrijk voordeel om hoog te eindigen op de ranglijst van snelste teams.”


De balans tussen veiligheid en vrijheid

Volgens schattingen valt twee tot twaalf procent van de patiënten minstens één keer tijdens een ziekenhuisopname.[1] Dit valrisico is de voornaamste reden waarom zorgverleners overgaan tot fixatie. Drie- of vijfpuntsfixatie kunnen lichamelijk en psychisch nefast zijn voor de patiënt. Een humaner alternatief is een tentbed. Dit biedt geborgenheid en een veilige (slaap)omgeving voor onrustige patiënten met een verhoogd valrisico en weinig ziekte-inzicht.

Stijn Vancoppenolle werkt als hoofdverpleegkundige op de afdeling neurologische revalidatie van het AZ Delta. In 2015 kwam hij met het initiatief om een tentbed introduceren als valpreventiemiddel. “Het begon bij één specifieke patiënt”, vertelt hij. “Een man van eind de vijftig had een beroerte gehad en was erg verzwakt. Hij werd in bed gehouden door driepuntsfixatie. Zijn toestand verbeterde maar niet. De spierkracht ging almaar achteruit, de patiënt werd suffer en zijn welbevinden was slecht. Toch konden we het risico niet lopen dat hij abrupt zou rechtstaan en zou vallen. Ik had via-via van het tentbed gehoord. In overleg met de echtgenote van de patiënt legde ik dit idee toen voor aan mijn directie.”

De directie was niet meteen enthousiast. “Ze vonden dat het tentbed iets weghad van een kooi en maakten zich zorgen over de perceptie door de maatschappij”, weet Stijn nog. Toch geloofde hij sterk in het voorstel en met steun van de zorgmanager werd uiteindelijk één tentbed gehuurd. “Nadat het tentbed geleverd was op de afdeling, vertrok ik op verlof. Die timing was misschien niet optimaal, maar wat een verschil bij mijn patiënt toen ik terug op de dienst kwam. De man wandelde vrolijk door de gang.”

Alternatief voor meerpuntsfixatie

AZ Delta beschikt nu over zes tentbedden, op elke van de vier campussen minstens één. De toepassing bewees zich al meermaals als goed alternatief voor patiënten waarbij fixatie niet afgebouwd kan worden door het valrisico. Denk hierbij aan kwetsbare ouderen, ernstig vermagerde mensen, zorgvragers met dwaalgedrag of een vorm van acute verwardheid en/of delier. Het is ook handig voor mensen met beginnende dementie of kinderen met een mentale beperking.

Volgens valpreventie.be gebeurt tachtig procent van de valincidenten als de patiënt alleen is. In het ziekenhuis wordt iedere patiënt gescreend om mogelijk valrisico te detecteren. Het besef groeit bij zorgverleners dat meerpuntsfixatie te veel negatieve gevolgen heeft voor de patiënt. “In de praktijk merken we ook: eens je begint met fixatie, kom je er maar moeilijk weer vanaf”, zegt Stijn. “Het tentbed blijft een vrijheidsbeperkende maatregel maar is een humaner alternatief voor fixatie. In het ziekenhuis hebben we ook positieve ervaringen met andere alternatieven zoals antislipkousen en krabwanten. We zien wel dat we door het tentbed in te zetten af en toe slaapmiddelen kunnen afbouwen. Door sedativa wordt een patiënt soms nog verwarder, en er is een verslavingsrisico. Daarom lijkt het tentbed mij ook ideaal voor woonzorgcentra.”

Cocoonen

In het tentbed kan de patiënt zich vrijer bewegen en zitten of liggen zoals die wil. Daardoor ontstaan minder drukletsels en doorligwonden. In de tent wordt een cocon-gevoel gecreëerd, waardoor patiënten zich veilig voelen en makkelijker tot rust komen. “Vergelijk het met een baby”, zegt Stijn. “Die willen we ook knus inbakeren en leggen we te slapen in een wiegje met doekje boven en bescherming rondomrond. Door de patiënt in te bakeren verkleint de ruimte en voelt die zich veiliger. Patiënten slapen dus beter en hebben overdag meer energie voor hun revalidatie. Ze kunnen kinesitherapie krijgen en actief deelnemen aan hun herstel.” Het tentbed is aan de vier zijden dicht te ritsen. De dikke matras ligt in een afgesloten compartiment, waar de patiënt niet bij of onder kan komen, zodat er geen verstikkingsgevaar optreedt.

Ondertussen is meerpuntsfixatie in het AZ Delta tot een noodmiddel geworden. Enkel als een patiënt een ernstig gevaar vormt voor zichzelf of anderen wordt die gefixeerd. Na vierentwintig uur wordt de situatie geëvalueerd en alternatieven overwogen. De vraag is steeds: hoe kan je de beperking van vrijheid zo min mogelijk houden, terwijl de situatie wel veilig blijft. “Het tentbed is niet geschikt in acute situaties, zoals bij delier na een operatie”, zegt Stijn. “Het is wel een waardevolle aanvulling van het geheel aan fixatietools en vrijheidsbeperkende middelen in het ziekenhuis. De patiënt moet steeds centraal staan. Je moet ook verder kijken dan wat zich op het eerste gezicht afspeelt. Stel jezelf de vraag: hoe komt het dat de patiënt verward is? Is er misschien sprake van een onderliggende infectie? Dan moet die behandeld worden in plaats van de vrijheid te beperken.”

Lichamelijke gevolgen van meerpuntsfixatie

  • kneuzingen en hematomen
  • valgerelateerdeverwondingen vb. breuken
  • decubitusletsels
  • compressieveneuropatie
  • respiratoire verwikkelingen vb. pneumonie
  • urinaire incontinentie en constipatie
  • ondervoeding of toenemende afhankelijkheid met betrekking tot voeding/vochtopname
  • orthostatische hypotensie
  • verminderde spiermassa, spierkracht en uithoudingsvermogen
  • toegenomen agitatie en cardiale stress
  • overlijden door wurging, aspiratie en ten gevolge van ernstige verwondingen nosocomiale infecties

Psychische gevolgen van meerpuntsfixatie

  • woede en agressie
  • gevoel van gevangenschap
  • angst
  • ongemak
  • depressie
  • delier (acuut optredende verwardheid, meestal tijdelijk)
  • schaamte
  • schending van de autonomie
  • angst voor verwondingen
  • onverschilligheid en berusting
  • sociale isolatie
  • verlies van zelfrespect, waardigheid en identiteit
  • geen gevoel van veiligheid

De voordelen van een tentbed

  • minder valrisico
  • minder risico op letsels
  • minder kans op decubitus (patiënt kan vrij bewegen)
  • veilige en rustige omgeving voor de patiënt
  • gevoel van bescherming door cocon-sensatie
  • reductie van externe prikkels
  • patiënt minder een gevaar voor zichzelf en/of anderen
  • minder sederende medicatie nodig
  • beter dag-nachtritme

Aandachtspunten

Centraal bij de opstart van een tentbed staat het overleg met de zorgvrager, hun familie of vertrouwenspersoon en het team van verpleegkundigen, arts, kinesitherapeut en/of ergotherapeut. “We hebben in het ziekenhuis een folder voorzien met alle informatie”, zegt Stijn. “Alle beslissingen worden in samenspraak gemaakt met de familie en het multidisciplinaire team op de afdeling. We voorzien ook een nota aan de kamerdeur zodat iemand die het tentbed nog niet kent zeker niet schrikt bij het binnenkomen.” Tot op vandaag kreeg Stijn geen negatieve reacties op de tentbedden. “Familie vraagt mij eigenlijk nooit wanneer het tentbed weg mag. Sommige zorgvragers willen het zelfs thuis. We bereiden dan ook alles steeds goed voor en vinden overleg enorm belangrijk.”

Na een goede opstart is ook een geleidelijke afbouw van het tentbed belangrijk. “We nemen nooit de tent zomaar weg bij de patiënt, want dat zou verwarring kunnen veroorzaken. Eerst is de tent ’s nachts helemaal toe. De nacht daarop laat je bijvoorbeeld één zijde open en voorzie je een valmat op de grond. Zo kan de patiënt zelf rechtstaan, maar is het risico op bijvoorbeeld heupfracturen minder. Als de patiënt een rustige nacht heeft, plaatsen we de volgende keer het ziekenhuisbed naast het tentbed in de kamer en laten we de keuze aan de patiënt. De volgende nacht slaapt de patiënt in het ziekenhuisbed en doen we de tent toe. Zo kan de patiënt op eigen tempo wennen aan een nieuwe situatie. Enkel door stap per stap te gaan kan je het tentbed veilig verwijderen.”

Open blik op innovatie

Stijn Vancoppenolle merkt dat tentbed meer gedragen wordt door de maatschappij en zijn ingang heeft gevonden bij andere zorginstellingen en -organisaties. “Het blijft een groeiproces. Voor corona was er meer animo, vandaag kijken ziekenhuizen noodgedwongen kritischer naar hun uitgaven en investeringen.” Ondertussen blijft Stijn wel de ogen openhouden voor nieuwe ontwikkelingen die veiligheid van de patiënten en het gevoel van vrijheid verbinden. “Nu het tentbed positief geëvalueerd is, is de logische volgende stap de zetel. Traditioneel worden patiënten met een lendengordel gefixeerd. Artificiële intelligentie biedt mogelijkheden om dit af te bouwen, bijvoorbeeld door een slim alarmsysteem dat de verpleegkundige verwittigt wanneer de patiënt een poging doet om zelfstandig recht te staan. Al gaan dit soort technologieën nog wel gepaard met wat obstakels. Als je als verpleegkundige enkele kamers verderop bezig bent met wondzorg moet je die per direct onderbreken om naar de patiënt te snellen waar het alarm afgaat. Als zo’n situatie een paar keer voorkomt, treedt alarmmoeheid op. Overal een valvriendelijke vloer zou ook goed zijn, maar die heeft zijn beperkingen bij het gebruik van loophulpmiddelen en rolstoelen. We blijven in ieder geval actief op zoek naar optimale oplossingen om het welzijn van de patiënten te waarborgen.”

[1] Coussement, J., De Paepe, L., Schwendimann, R., Denhaerynck, K., Dejaeger, E. & Milisen, K.

(2008) Interventions for preventing falls in acute- and chronic-care hospitals: a systematic review and meta-analysis. Journal of the American Geriatrics Society, 56(1), 29-36.


Taakdifferentiatie: zorgondersteuners helpen verpleegkundigen

Vitaz ziekenhuis introduceert een nieuwe functie in de organisatie: de zorgondersteuner. Dit nieuwe interne profiel neemt de meer ondersteunende basistaken over van verpleegkundigen, waardoor zij zich kunnen focussen op hun kerntaken en meer waardering ervaren in hun functie. Dat is broodnodig om de best mogelijke zorg en werkorganisatie te blijven voorzien.

De zorgsector bevindt zich op een kruispunt van uitdagingen. De vergrijzing brengt een hoger aantal en complexere zorgvragen met zich mee. Tegelijkertijd heerst er krapte op de arbeidsmarkt en is de instroom in de opleidingen verpleegkundige te laag. Het evenwicht tussen zorgvraag en zorgaanbod staat onder druk en geeft bij veel zorginstellingen en -organisaties de aanleiding om de zorg te herdenken. “De focus ligt op drie zaken: het herwaarderen van het verpleegkundig beroep, de differentiatie in het personeelskader (opleidingsmix), en het hertekenen van de zorgorganisatie”, zegt Henk Cuvelier, verpleegkundig en paramedisch directeur bij Vitaz. “Enerzijds moeten verpleegkundigen zich kunnen focussen op hun kernopdracht. Anderzijds dient op de afdeling een mix van functies te werken om zorgprocessen te optimaliseren voor de patiënten en de organisatie.”

In het Vitaz ziekenhuis in Sint-Niklaas proberen ze een antwoord te bieden op de huidige uitdagingen door een nieuwe interne functie te introduceren: de zorgondersteuner. “We gaan voor een kwaliteitsvol en effectief antwoord dat nauwer aansluit op de noden en behoeften van de patiënten en organisatie”, zegt Brecht Serraes, verpleegkundig procesmanager bij Vitaz. “Via één participatieve bevraging en oplossingsgerichte brainstromsessies met alle hoofdverpleegkundigen bleek dat er hoofdzakelijk nood is aan ondersteuning op de werkvloer op drie vlakken: hygiënische basiszorg, logistieke taken en administratieve taken”. Een flexibele, hybride functie die vlot schakelt tussen deze basistaken biedt een significante bijdrage in de praktijk. “Door een denkoefening rond taak(her)oriëntatie werden de opdrachten en de nieuwe functie van de zorgondersteuner gedestilleerd. Het herdenken van de zorg stelt ons eveneens in staat om verpleegkundigen te waarderen op basis van hun competenties en kernopdracht.”

Focus op “zorg” en “steun”

“Zorgondersteuners worden de rechterhand van de verpleegkundigen”, zegt Henk Cuvelier. “Het is een laagdrempelige instap voor mensen die geïnspireerd zijn om te werken in de zorg, waarbij een diploma middelbaar onderwijs, een gezonde dosis motivatie en engagement volstaan. Na een positieve selectieprocedure krijgen ze een doorgedreven opleiding en training in het ziekenhuis. Bij het succesvol afronden van de opleiding kunnen ook de zorgondersteuners rekenen op attractieve doorgroeimogelijkheden binnen Vitaz. De zorgondersteuners werken nadrukkelijk onder supervisie en krijgen hun opdrachten toegewezen door een coördinerende verpleegkundige in een gestructureerd multidisciplinair team. Het gaat om opdrachten die geen verpleegkundige taken zijn, maar vandaag wel zo gepercipieerd worden.”

De term “steuner” verwijst expliciet naar de positie als “steun geven aan”. De nieuwe functie vormt een ondersteunde schakel in de dienstverlening van het multidisciplinaire team en geeft aanleiding tot het verbreden en verstevigen van de zorgomkadering. Ze fungeren niet als vervanger van een zorgkundige, verpleegkundige, logistieke of administratieve medewerker, en evenmin als een nieuw zorgberoep. “De verschillende functies versterken de complementaire samenwerking in de praktijk, met elk hun eigen expertise, verantwoordelijkheden, handelingen, verstrekkingen of opdrachten. De juiste functie, op de juiste plaats, op het juiste moment”, geeft Brecht aan. De bevoegdheden van de zorgondersteuners beginnen en eindigen binnen de functie en de wettelijke bevoegdheden van de verpleegkundige en zorgkundige.

Nieuwe manier van denken en werken

Door zorgondersteuners in te schakelen kunnen verpleegkundigen zich toeleggen op hun bevoegdheden en kwalificaties om zo kwalitatieve (excellente en continue zorg) en kwantitatieve zorg (voldoende capaciteit en maximaal aantal bedden) te garanderen. “Het absolute uitgangspunt is dat de coördinerende (hoofd)verpleegkundige verantwoordelijk is en blijft voor het totale zorgproces bij de toegewezen patiënten. De implementatie van de nieuwe functie in de praktijk vereist wel een nieuwe manier van denken en werken voor verpleegkundigen”, zegt Henk nog. “Verpleegkundigen zullen dus basistaken dienen los te laten en te delegeren. Naast de interne opleiding en training aan de zorgondersteuners werden ook alle afdelingsmedewerkers betrokken en gecoacht in het hertekenen van de zorgorganisatie.”

Opdrachten waarvoor de zorgondersteuner kan worden ingezet*

  1. Ondersteuning in de basiszorg voor patiënten in een stabiele toestand, binnen de context van de activiteiten van het dagelijks leven (ADL), op basis van een holistische en mensgerichte grondhouding.
    • Kwalitatieve basiszorg: rug wassing, intiem toilet, lavabo, douche, …
    • Ondersteuning bieden aan de verpleegkundige en zorgkundige bij het uitvoeren van basiszorg waarbij minstens twee zorgverleners vereist zijn (bv. Zorg in het kader van een bedbad; zorg aan patiënten met drains, infusen, wondzorg, …). Handeling die steeds (met twee) onder begeleiding/supervisie van een verpleegkundige en/of zorgkundige uitgevoerd worden.
    • Detailzorg: nagels knippen (exclusief patiënten met diabetes), voetwassing, , baard/snor, haartooi, mond/gebit/prothese, ogen, oren, neus, …).
    • Aankleden van een patiënt (Cave: infusen, maagsonde, blaassonde, drain, …).
    • Aanbrengen van schoenen, anti-slipkousen (exclusief kousen ter preventie en/of behandeling van veneuze aandoeningen bv. compressietherapie, …).
    • Aanbrengen van hydraterende en/of niet-medicamenteuze zalven.
    • Ondersteunen en uitvoeren van een inco-tour (Verpleegkundige ronde op de afdeling in het kader van het wisselen van incontinentiemateriaal, aanreiken van een urinaal/bedpan, …).
  2. Veranderingen bij de aangeduide patiënt terugkoppelen/signaleren aan de coördinerende verpleegkundige.
    • Alertheid rond risicosituaties en vermijden van lichamelijke letsels (bv. valpreventie, activatie van antidecubitus preventie status van de pomp, …)
  3. De aangeduide patiënt meten van lichaamsgewicht en lichaamslengte van de patiënten zonder een verstoorde vochthuishouding.
  4. De vernevelaar van de aerosoltherapie afzetten en de patiënt ondersteunen in het verwijderen en opbergen van het gezichtsmasker.
  5. De patiënt die vertrouwd is met een CPAP-toestel in de thuissituatie ondersteunen bij het aanbrengen en opstarten van de CPAP-therapie.
  6. Het transport van een patiënt aanvragen, begeleiden en/of uitvoeren, conform het zorgplan.
  7. In samenwerking met een verpleegkundige en/of zorgkundige de preoperatieve voorbereiding(en) treffen (bv. preoperatief scheren, assisteren bij het invullen van de boardingpass (cfr. verpleegkundige doet nazicht en ondertekent), …).
  8. Ondersteunen in de dienstverlening en zorgopdracht van het multidisciplinair gestructureerd zorgteam op de afdeling
  • Bij opname van een patiënt op de afdeling: de patiënt begeleiden en installeren op de kamer (bv. instaan voor het praktische onthaal, persoonlijke bezettingen van de patiënt opbergen, …)
  • Behartigen van beloproepen en hier als signaalfunctie optreden naar de coördinerende verpleegkundige.
  • Ondersteunen in de uitvoering van tansporttaken (post, apotheek, …)
  • Installatie van patiënten in bed, toilet/WC stoel (cf. nodige aandacht voor de positie van beloproepsysteem, gordijnen, comfort, …
  • Signalisatie van verstoord dag/nachtritme.
  • Bij ontslagklare patiënt de nodige voorbereidingen treffen naar een vlot proces. (bv. persoonlijke bezittingen van de patiënt verzamelen,. Bij diens vertrek op de afdeling, bedlinnen verwijderen, SOP-procedure opstarten
  • Orde en netheid op de afdeling (bv. bed opmaken, reinigen en ontsmetten van materialen (bv. bedpanspoeler, perfusiestaanders …))
  • Ondersteuning bij het voeding- en cateringproces op de afdeling (voorbereiding, bedeling, toediening, nazorg).
    • Voeding en vochttoediening langs orale weg bij patiënten zonder slikproblemen.
    • Signaalfunctie rond orale voeding en vochtinname – toedieningsregistratie en tijdig en accuraat rapporteren aan de verpleegkundige.

* Dit is een eerste versie van de opdrachten die via cocreatie tot stand kwam met de hoofdverpleegkundigen in Vitaz. De lijst is evolutief, op basis van de praktijktoets de komende maanden.


Pijnvrije zorg binnen een helende ziekenhuisomgeving

Verschillende studies tonen aan dat de omgeving waarin een zorgvrager zich bevindt, een impact heeft op de pijnbeleving en het herstel van die persoon. De groep Gasthuis Zusters Antwerpen (GZA) lanceerde daarom verschillende tools om hun ziekenhuizen om te vormen tot ‘helende huizen’. “Door stress en angst te verminderen, voelen mensen minder pijn en verlaagt het risico om chronische pijn te ontwikkelen”, weet verpleegkundig pijnspecialist, wetenschappelijk onderzoeker en lid van de werkgroep Pijnverpleegkundigen Ina Gryp van GZA.

Midden 2021 stapte Ina Gryp naar het management van de groep Gasthuis Zusters Antwerpen (GZA) met de vraag of ze een project rond helende omgevingen mocht starten. Het doel? Een pijnvrije zorg lanceren binnen de zorginstellingen. Het antwoord was volmondig ja. Een dik jaar later zetten tal van diensten de beschikbare tools in en zijn er vijftig ambassadeurs aangesteld binnen de vestigingen in Antwerpen en Mortsel. “Dat ons project zo succesvol zou zijn, had ik initieel niet verwacht”, vertelt verpleegkundig pijnspecialist Ina. “De huidige tijdsgeest na de coronapandemie zit er zeker voor iets tussen. Meerdere wetenschappelijke studies tonen het effect aan tussen omgeving en gezondheid, slaap, gedrag en zelfs tevredenheid van patiënten, medewerkers en bezoekers. Bovendien hebben steeds meer mensen chronische pijn. Op termijn eindigen velen onder hen bij lichte of zwaardere medicatie, zoals opiaten. Dat willen we vermijden.” Het concept van Evidence-Based Building speelt hierop in en wordt bij de nieuwbouw van zorginstellingen toegepast. Hierbij ligt bijvoorbeeld de focus op eenpersoonskamers en wordt gekeken naar de indeling van gangen en kamers, de bewegwijzering, de akoestiek, …

Breed inzetbaar aanbod

Voor GZA was het niet mogelijk om structurele aanpassingen te doen aan de bestaande infrastructuur. Dus ging de ziekenhuisgroep op zoek naar tools die makkelijk inzetbaar zijn, niet te veel weerstand oproepen en betaalbaar blijven. Ina: “Het idee is om de angst en stress die patiënten ervaren bij een ziekenhuisbezoek te reduceren. Dat kan op verschillende manieren. Geur en geluid zijn twee elementen die je gemoed beïnvloeden. Denk aan het gevoel wanneer je in een wellnesscentrum verwelkomd wordt met aangename geuren. Of de rust die je ervaart wanneer je tijdens een bepaalde taak naar leuke muziek luistert. Ook de natuur heeft een grote invloed op de beleving van een patiënt. Daarnaast is taal belangrijk. Wanneer je bij een bloedafname zegt dat het geen pijn gaat doen of slechts een klein prikje is, dan ervaart de patiënt net meer pijn.”

Daarom ontwikkelde Ina samen met haar collega’s van het pijnteam binnen GZA oplossingen rond deze vier elementen: geur, muziek, natuur en taal. Zo biedt de ziekenhuisgroep aromasteamers met verschillende geurbundels aan, posters met natuurbeelden, koptelefoons met wisselbare oorkapjes en opleidingen rond positieve focustaal. Voor prikruimtes, wachtzalen en de inkomhal zijn afspeellijsten met natuurgeluiden beschikbaar. Elke afdeling binnen GZA beslist autonoom hoe ze dit organiseren. Zo zal de muziekkeuze op een kinderafdeling anders klinken dan die op geriatrie. “Ons aanbod is gevarieerd zodat iedereen er zijn gading in vindt. De natuurbeelden bevatten afbeeldingen van dieren, water en zeeën, planten en bomen, en planeten. De dienst radiotherapie koos die laatste: onderga je een bestraling voor een oncologisch probleem, dan word je ondergedompeld in het fascinerende heelal. Voor de aromazorg stelden we bewust bundels samen die meerdere geuren combineren. Zo vermijden we dat iemand een traumatische ervaring met één specifieke geur associeert. Wat muziek betreft, gebruiken sommige diensten koptelefoons tijdens een consult. Bijvoorbeeld wanneer je met een patiënt op een tweepersoonskamer een vertrouwelijk gesprek wil voeren. De andere persoon krijgt dan een hoofdtelefoon met zijn of haar muziek, zodat het consult in alle sereniteit kan plaatsvinden. Psychische kwetsbaarheid bespreken is namelijk niet gemakkelijk op een tweepersoonskamer. Toch is dit heel belangrijk omdat het de kans verhoogt op het ontwikkelen van chronische pijn. Op de dienst preoperatieve screening, waar bloedafnames gebeuren bij mensen die binnenkort geopereerd worden, speelt rustgevende muziek in elke afnameruimte en gebruiken ze de aromasteamers. Zorgvragers reageren hier bijzonder positief op. Ze zijn kalmer en voelen minder pijn.”

Muziek in het operatiekwartier

Momenteel werkt Ina een voorstel uit om in de operatiekamers ‘muziek als medicijn’ toe te passen. Hierbij krijgen patiënten een hoofdtelefoon van zodra de procedure start, nog voor ze in slaap zijn dus, tot in de recovery. Daar worden de headsets gerecupereerd. Door de afneembare oorkapjes is de hygiëne verzekerd. De patiënt kiest zelf de gewenste muziek op zijn smartphone. “Je favoriete deuntje werkt namelijk nog het best”, beaamt Ina. “Onderzoek toont aan dat de patiënt niet alleen tijdens de behandeling minder pijn heeft, ook de acute postoperatieve pijn neemt af. Muziek werkt onmiddellijk pijnstillend en in de uren erna. Patiënten met een lagere pijnscore na een ingreep hebben een kleinere kans om chronische pijn te ontwikkelen.”

De kracht van taal

De impact van het woord is een laatste niet te onderschatten element om een pijnvrije, helende zorgomgeving te creëren. GZA biedt een specifieke opleiding aan van twaalf lesuren rond positieve focustaal in de zorg. “Dit is voor velen een heuse omschakeling. Vroeger vertelden we een patiënt exact wat we zouden doen. Dat leidde tot meer stress. Nu focussen we op het ontspannen: diep in- en uitademen, een rustgevend beeld voor de geest halen, inzoomen op details. Bijvoorbeeld iemand beeld zich een strand in, vraag dan hoe het zand aanvoelt, of het warm is, hoe fijn de korrel is, … Daarbij zeg je dan ‘nu ga ik doen waarvoor ik gekomen ben’. Zo blijft de persoon bij zijn positieve gedachten hangen en wordt die niet getriggerd door specifieke woorden in ons taalgebruik”, gaat Ina verder.

De adoptie van het helend concept is bijzonder groot binnen GZA. In het oncologisch dagcentrum kom je terecht in een bamboewereld, het chirurgisch dagziekenhuis dompelt je onder in sinaasappelen en in de consultatieruimte van de psychiaters staan aromasteamers. Ook de oproep naar ambassadeurs om het project te ondersteunen, werd massaal beantwoord. “Het is heel fijn om verschillende mensen, van artsen over zorg- en verpleegkundigen tot het schoonmaakpersoneel, zo enthousiast te zien. Onze ambassadeurs denken mee na over wat mogelijk is en maken anderen warm voor onze aanpak. Het creëert voor ons personeel een heel andere vibe om in te werken. Medewerkers ervaren eveneens het rustgevend effect. En dat leidt dan weer tot een betere personeelsretentie.”