Vitamine D-supplementen met of zonder calcium bij zwangerschap

In samenwerking met Cebam, Cochrane Belgium. www.cebam.be
Nursing januari 2020
tekst Trudy Bekkering1, Anne-Catherine Vanhove1, Marleen Corremans1-4, Patrik Vankrunkelsven1

Context

Vitamine D speelt een belangrijke rol in de gezondheid. Lage vitamine D-spiegels in het bloed van zwangere vrouwen worden geassocieerd met complicaties tijdens de zwangerschap. Deze review onderzoekt of de inname van vitamine D-supplementen beschermt tegen deze complicaties.5

Selectiecriteria voor studies

Deze review includeerde studies die het effect van vitamine D bij zwangere vrouwen vergeleken met placebo of geen interventie. De uitkomsten waren: pre-eclampsie, zwangerschapsdiabetes en neveneffecten bij de moeder en vroeggeboorte (<37 weken) en laag geboortegewicht (<2.500 gram) bij het kind.

Samenvatting resultaten

De review bevat 30 studies bij 7.033 vrouwen. 22 studies met 3.725 vrouwen onderzochten vitamine D in vergelijking met placebo of geen supplement. Vitamine D verlaagt waarschijnlijk het risico  op pre-eclampsie (matige zekerheid), zwangerschapsdiabetes (matige zekerheid) en het risico op een baby met een laag geboortegewicht (matige zekerheid). Vitamine D verlaagt mogelijk het risico op ernstige postpartumbloedingen. Er is een gebrek aan data over veiligheid van vitamine D voor de moeder.
9 studies met 1.916 vrouwen onderzochten het effect van vitamine D in combinatie met calcium. Vitamine D met calcium verlaagt waarschijnlijk het risico op pre-eclampsie (matige zekerheid) en verhoogt mogelijk het risico op vroeggeboorte (lage zekerheid). We zijn onzeker over het effect op zwangerschapsdiabetes en laag geboortegewicht (zeer lage zekerheid).

Conclusie

Gebruik van vitamine D-supplementen door zwangere vrouwen verlaagt waarschijnlijk het risico op pre-eclampsie, zwangerschapsdiabetes en laag geboortegewicht en mogelijk het risico op ernstige postpartumbloedingen. Vitamine D in combinatie met calcium verlaagt waarschijnlijk het risico op pre-eclampsie, maar verhoogt mogelijk het risico op vroeggeboorte. Er is onvoldoende bekend of vitamine D veilig is voor de moeder.
De meeste studies hadden geen gegevens van de vitamine D-status bij aanvang waardoor we niet weten of het beter werkt bij vrouwen met een deficiëntie. Veel studies startten de supplementen pas na de 20e week van de zwangerschap, terwijl biologische argumenten suggereren om deze supplementen vroeger in de zwangerschap te nemen. Ook de optimale en veilige dosis is nog niet gekend.6

Implicaties voor de praktijk

Vitamine D-suppletie voor zwangere vrouwen lijkt nuttig, maar de veiligheid is nog niet bewezen. Door gebrek aan gegevens weten we niet welke subgroepen van zwangere vrouwen er het meest bij gebaat zijn.

Noten

  1. Belgian Center of Evidence Based Medicine (CEBAM), Cochrane Belgium.
  2. Karel De Grote Hogeschool.
  3. Nursing Research Factory.
  4. Belgian Interuniversity Collaboration for Evidence-based Practice: a Joanna Briggs Center of Excellence (BICEP).
  5. Palacios C, Kostiuk LK, Peña-Rosas JP. Vitamin D supplementation for women during pregnancy. Cochrane Database of Systematic Reviews 2019, Issue 7. Art. No.: CD008873. DOI: 10.1002/14651858. CD008873.pub4.
  6. Palacios C et al. Regimens of vitamin D supplementation for women during pregnancy. Cochrane Database of Systematic Reviews 2019, Issue 10. Art. No.: CD013446. DOI: 10.1002/14651858.CD013446.


Diertherapie bij personen met dementie

In samenwerking met Cebam, Cochrane Belgium. www.cebam.be
Nursing maart 2020
Tekst Trudy Bekkering1, Jef Adriaenssens2

Context

Therapiesessies met levende dieren zouden het welzijn van mensen met dementie kunnen verbeteren. Dieren kunnen mensen met dementie gezelschap geven en helpen in hun dagelijkse activiteiten. Dit zou hun lichamelijke en mentale gezondheid kunnen verbeteren.

Selectiecriteria voor studies

De review includeerde gerandomiseerde studies die sessies met dieren vergeleken met standaard zorg, sessies zonder dieren of met alternatieven zoals een robot- of pluche dieren.3 De meeste studies werkten met honden en enkele met paarden. De review includeerde 9 studies.

Samenvatting resultaten

3 studies vergeleken sessies met dieren met sessies zonder dieren. Mensen waren na deze sessies mogelijk iets minder depressief (lage zekerheid), maar waarschijnlijk was er geen effect op levenskwaliteit (matige zekerheid). Er waren geen duidelijke verschillen wat betreft sociaal functioneren, gedragsproblemen, agitatie, lichamelijk functioneren en mogelijkheden tot zelfzorg (lage tot zeer lage zekerheid). De studies beschreven geen neveneffecten.
Een andere studie vergeleek sessies met levende dieren met sessies met robotdieren. De resultaten betreffende het sociale functioneren waren inconsistent. Enerzijds verhoogden sessies met dieren de duur van lichamelijk contact met andere personen, anderzijds verlaagden ze de duur van het praten met een persoon of het praten in het algemeen. Weer een andere studie vond geen duidelijke verschillen in gedrag (lage zekerheid) of levenskwaliteit (lage zekerheid).
Bij het vergelijken van sessies met dieren met sessies met een pluche kat bleek dat mensen na een diersessie langer lichamelijk contact hebben met andere personen, maar korter praten met een persoon in vergelijking tot de sessies met een pluche kat (lage zekerheid).

Conclusie

Sessies met levende dieren hebben  mogelijk een klein effect op depressieve klachten bij mensen met dementie. Er was geen duidelijk bewijs dat diersessies eff ect hebben op andere uitkomstmaten en de zekerheid van bewijs varieerde van zeer laag tot matig. Er was geen bewijs over de veiligheid van de sessies of de effecten ervan op de dieren zelf. Een algemene conclusie over de voordelen en risico’s van sessies met levende dieren bij mensen met dementie kunnen we dan ook niet maken.

Implicaties voor de praktijk

Op dit moment is er weinig bewijs dat het inzetten van levende dieren bij mensen met dementie ondersteunt.

Noten

  1. Belgisch Centrum voor Evidence Based Medicine (CEBAM), Cochrane Belgium, Belgian Interuniversity Collaboration for Evidencebased Practice (BICEP): a Joanna Briggs affiliated Center
  2. Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg (KCE); Belgisch Centrum voor Evidence Based Medicine (Cebam)
  3. Lai NM, Chang SMW, Ng SS, Tan SL, Chaiyakunapruk N, Stanaway F. Animal-assisted therapy for dementia. Cochrane Database of Systematic Reviews 2019, Issue 11. Art. No.: CD013243. DOI: 10.1002/14651858. CD013243.pub2.
Raadpleeg de volledige tekst van deze Cochrane review via de Cebam Digital Library for Health (www.cebam.be/nl/cdlh of www. cebam.be/fr/cdlh).


Elektrostimulatie bij decubitus

In samenwerking met Cebam, Cochrane Belgium. www.cebam.be
Nursing mei 2020
Tekst Trudy Bekkering1, Jef Adriaenssens2

Context

Decubituswonden zijn lokale beschadigingen van de huid en/of het onderliggende weefsel als gevolg van langdurige druk. Decubitus is een gevolg van immobiliteit en leidt tot veel beperkingen. Elektrostimulatie wordt veel toegepast als behandeling voor decubitus, maar het is onduidelijk of dit effectief is.

Selectiecriteria voor studies

De review includeerde gepubliceerde en ongepubliceerde gerandomiseerde studies die elektrostimulatie vergeleken met nep-elektrostimulatie of geen elektrostimulatie als behandeling voor decubitus.3 Alle patiënten in beide groepen ontvingen ook de standaard zorg.

Over het onderzoek

De review omvat 20 studies met 913 deelnemers, met een gemiddelde leeftijd tussen 26 en 83 jaar. In de studies werd gemiddeld 5 uren per week elektrostimulatie gegeven. Deelnemers hadden de wonden ten minste 4 dagen en in sommige gevallen meer dan 12 maanden. De meeste wonden bevonden zich in de sacrale en coccygeale regio en werden getypeerd als stadium III-wonden, waarbij het onderliggende vetweefsel zichtbaar is. De studies werden gedaan in 4 settings: revalidatie en geriatrie, medische centra, residentiële zorg en zorg in de gemeenschap.

Samenvatting resultaten

De proportie geheelde wonden was hoger in de groep die elektrostimulatie kreeg (controlegroep 149 per 1.000 geheelde wonden versus elektrostimulatiegroep 297 per 1.000, matige zekerheid). Het percentage geheelde wonden per week was ook hoger in de elektrostimulatiegroep (gemiddeld 4,59% per week meer dan in de controlegroep, matige zekerheid).
Het is onzeker of elektrostimulatie de ernst van de wond vermindert, de oppervlakte van de wonden verkleint of de tijd tot herstel verkort. Al dit bewijs was van zeer lage zekerheid. Deelnemers in de elektrostimulatiegroep hadden vaker neveneffecten (586 deelnemers, 13 studies), vooral roodheid van de huid en jeuk (bewijs van lage zekerheid).

Conclusie

Elektrostimulatie stimuleert waarschijnlijk de genezing van decubituswonden en verhoogt het percentage geheelde wonden (bewijs van matige zekerheid), maar het effect op de tijdsduur tot compleet herstel en op de oppervlakte van de wond is onzeker (bewijs van erg lage zekerheid).

Implicaties voor de praktijk

Op dit moment bestaat er enig bewijs voor de effectiviteit van elektrostimulatie, maar de resultaten zijn niet consistent.
Noten
  1. Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine (CEBAM), Cochrane Belgium, Belgian Interuniversity Collaboration for Evidencebased Practice (BICEP): a Joanna Briggs affiliated Center.
  2. Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg (KCE); Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine (Cebam).
  3. Arora M, Harvey LA, Glinsky JV, Nier L, Lavrencic L, Kifley A, Cameron ID. Electrical stimulation for treating pressure ulcers. Cochrane Database of Systematic Reviews 2020, Issue 1. Art. No.: CD012196. DOI: 10.1002/14651858.CD012196.pub2.
Raadpleeg de volledige tekst van deze  Cochrane review via de Cebam Digital Library for Health (www.cebam.be/nl/cdlh of www. cebam.be/fr/cdlh).


Luchtweginfecties: wat helpt bij het opvolgen van preventierichtlijnen?

In samenwerking met Cebam, Cochrane Belgium. www.cebam.be
Nursing juli/augustus 2020
Tekst Trudy Bekkeringl, Marleen Corremans12, Jef Adriaenssens3

Context

Het opvolgen van richtlijnen ter preventie en controle van luchtweginfecties (Infection Prevention Control of IPC-richtlijnen) door zorgverleners wordt belangrijker wanneer het aantal luchtweginfecties toeneemt, zoals bij de covid-19-pandemie. IPC-richtlijnen omvatten het gebruik van maskers, gezichtsschermen, handschoenen en overjassen, het scheiden van patiënten met luchtweginfecties van anderen en striktere reinigingsroutines.

Selectiecriteria

De review includeerde kwalitatieve studies, peilend naar ervaringen van zorgverleners bij het volgen van lokale of (inter)nationale IPC-richtlijnen in elke gezondheidszorgsetting.

Samenvatting resultaten

Deze Cochrane rapid review4 is gebaseerd op 20 studies bij zorgverleners bij het omgaan met SARS, HINI, MERS,tuberculose of seizoensgriep.
Zorgverleners voelden zich onzeker wanneer de lokale richtlijnen lang en onduidelijk waren of niet in overeenstemming met (inter)nationale richtlijnen. IPC-richtlijnen verhogen werkdruk en vermoeidheid omdat gezondheidszorgpersoneel persoonlijke beschermingsmiddelen moet gebruiken en extra moet schoonmaken. Hun reacties op IPC-richtlijnen werden beïnvloed door de mate van ondersteuning door hun leidinggevenden en de werkplekcultuur.
Duidelijke communicatie over IPC-richtlijnen en voldoende ruimte om patiënten te isoleren werd als essentieel gezien. Andere belangrijke maatregelen omvatten het snel volgen van geïnfecteerde patiënten, het beperken van bezoek en gemakkelijke toegang tot handwasfaciliteiten. Men ervaarde te weinig training over de infectie zelf en over het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Bevorderlijke factoren voor het volgen van de richtlijnen waren: het personeel ziet de waarde van de richtlijnen uit of uit verantwoordelijkheidsgevoel naar hun patiënten. Sommigen vonden het moeilijk om maskers en andere middelen te gebruiken wanneer dit de patiënten bang maakte. Zorgverleners en managers waren bezorgd wanneer persoonlijke beschermingsmiddelen ontbraken of van slechte kwaliteit waren.
Tot slot wezen zorgverleners op het belang van het betrekken van alle medewerkers, inclusief ondersteunend personeel, bij het implementeren van IPC-richdijnen

Conclusie

Het vermogen en de bereidheid van zorgverleners om IPC-richtlijnen te volgen hangt samen met de richtlijn en hoe deze wordt gecommuniceerd, ondersteuning door managers, werkplekcultuur, training, fysieke ruimte, toegang tot en vertrouwen in persoonlijke beschermingsmiddelen en de wens om goede patiëntenzorg te bieden.

Implicaties praktijk

Deze resultaten informeren leidinggevenden en gezondheidsorganisaties over hoe het gezondheidszorgpersoneel te ondersteunen bij het implementeren van IPC-richtlijnen.
Noten
  1. Center for Evidence-Based Medicine (CEBAM), Cochrane Belgium, BelgianInteruniversity Collaboration for Evidence-based Practice (BICEP): a Joanna Briggs affiliated Center
  2. Karel De Grote Hogeschool Antwerpen
  3. Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg
  4. Houghton C et al Barriers and facilitators to healthcare workers’ adherence with infection prevention and control (IPC) guidelines for respiratory infectious diseases: a rapid qualitative evidence synthesis. DOI: 10.1002/14651858.CD013582.
Raadpleeg de volledige tekst van deze Cochtane review via de Cebam Digital Library for Health (www.cebam.be/nl/cdlh of www.cebam.be/fr/cdlh).