Nood aan meer draagkracht voor patiëntenverenigingen

Het gaat niet zo goed met de patiëntenverenigingen in ons land. Toch hebben ze een zeer grote relevantie voor patiënten en voor de kwaliteit en efficiëntie van zorg. De noodkreet van een tachtigtal patiëntenorganisaties leidde tot een onderzoek uitgevoerd door het zorgonderzoekscentrum LUCAS, KU Leuven en het onderzoeksbureau Indiville, met de steun van het Vlaams Patiëntenplatform, la Ligue des Usagers des Services de Santé, Rare Diseases Organisation Belgium, Trefpunt Zelfhulp, Patient Expert Center en de Koning Boudewijnstichting.

Het onderzoek naar de meerwaarde van patiëntenverenigingen en patiëntenparticipatie in de Belgische gezondheidszorg stoelt op drie evoluties die we in het huidige zorglandschap zien: de shift naar zelfzorg, preventie en kwaliteitsvol thuis wonen, de ervaringsdeskundigheid van de patiënt en de patiënt als sturende kracht met de patiëntenvereniging als motor. Net die patiëntenorganisaties hebben het moeilijk. “Ze zitten in een kwetsbare positie”, zegt Else Tambuyzer, directeur van het Vlaams Patiëntenplatform. “Enerzijds omdat hun werking vaak gebaseerd is op vrijwilligers die ze duurzaam aan boord moeten zien te houden, anderzijds omdat ze geen subsidies ontvangen en dus afhangen van fondsenwerving. Toch zijn deze organisaties ontzettend belangrijk. In 2008 werd al een onderzoek uitgevoerd naar de relevantie van patiëntenparticipatie en patiëntenverenigingen. Met het luik participatie is toen aan de slag gegaan. Dit onderzoek gaat dieper in op de problematieken van patiëntenverenigingen, met een stand van zaken waarop verder gewerkt kan worden.”

Het onderzoek gebeurde in verschillende fases van desk research, interviews met patiëntenorganisaties en focusgroepen tot een benchmarkstudie naar hoe onze buurlanden en Canada het aanpakken. Daarnaast ontvingen alle Belgische patiëntenverenigingen ook online vragenlijsten die naar objectieve en subjectieve kenmerken peilden.

Erkenning en hoop

Uit eerder onderzoek blijkt dat het lang duurt voor zorgvragers de stap naar een patiëntenvereniging zetten. Als verpleegkundige kan je bijdragen door je patiënten te informeren, mits een correcte beeldvorming. “We merken nog te vaak dat er gesproken wordt over een koffietje drinken en eens goed klagen”, zegt Else. “Patiëntenorganisaties doen veel meer dan dat. Lotgenotenwerking en het delen van ervaringen leidt tot erkenning en herkenning. Contact met iemand die hetzelfde meemaakte geeft hoop en je kan praktische tips delen over het leven met of na de ziekte.”

Daarnaast vervullen deze organisaties ook een belangrijke rol naar zorgverleners toe: wat hebben mensen echt nodig van de zorg, wat kan anders, hoe maak je dat patiënten hun aangeraden therapie volhouden, … “Patiëntenverenigingen kunnen opleidingen geven, folders verspreiden of als ervaringsdeskundige langsgaan in het ziekenhuis, voor zover hun werking dat toelaat”, vult Else aan. “Deze organisaties nemen een complementaire rol op door samen te werken met zorgverleners. Zij zetten hun collectieve ervaringskennis in om zorgprocessen, behandelingen en geneesmiddelen te verbeteren.”

Patiëntenorganisaties als cruciale schakel

Er zijn vandaag ongeveer driehonderd patiëntenverenigingen. De overheid kan niet elke organisatie steunen. Toch is het onderzoek een warme oproep om na te denken over erkenningscriteria voor patiëntenorganisaties en daar dan middelen aan te koppelen. “Al vertrekken we wel van een ongelijk speelveld. Grote verenigingen kunnen mensen vrijmaken om die criteria voor subsidies in orde te brengen en zijn veerkrachtiger om de verantwoording en administratie die bij financiering komt kijken te dragen”, zegt Else nog. “In het buitenland merken we op dat er naar een model van centralisatie en samenwerking gegaan wordt. Al schuilt daar het risico dat we de diversiteit van al die verenigingen verliezen. Nederland werkt met een subsidieregeling onder strikte voorwaarden, Duitsland koppelt het aan de ziekenfondsen en in Frankrijk werkt men met een ‘democratie sanitaire’, een type participatiecultuur waar burgers of patiënten uitwerken wat nodig is om kwaliteitsvolle zorg te bieden en te ervaren. Onze oproep na dit onderzoek is dus eerder: zet projecten op en laat het werk niet liggen. Het doel is patiënten te helpen en patiëntenorganisaties spelen daarin een belangrijke rol.”

 

Trefpunt Zelfhulp stelt met www.zelfhulp.be een handig overzicht van Vlaamse patiëntenverenigingen ter beschikking waar je per aandoening en per regio kan filteren.


Bacheloropleiding verpleegkunde in de lift

Volgens de voorlopige inschrijvingscijfers gaat het goed met de bacheloropleiding verpleegkunde. De opleiding op HBO5-niveau scoort wat minder. Dat heeft volgens Vlaamse Zorg- en Welzijnsambassadeur Candice De Windt te maken met de nodige hervorming van de opleiding naar een graduaatsopleiding basisverpleegkunde. En de masteropleiding? “De definitieve cijfers zijn nog niet beschikbaar, maar wanneer we naar de voorbije drie academiejaren kijken, dan is dit steeds stabiel rond de 400 inschrijvingen.”

Verpleegkunde, vroedkunde, logopedie en audiologie en voedings- en dieetkunde zitten als opleidingen in de lift. Zowel wat het aantal instromers als generatiestudent vanuit het secundair betreft, als de zij-instromers. In totaal gaat het om een stijging van 2,30 procent, goed voor in totaal 7.872 studenten verpleegkunde. De hogescholen merken vooral een stijging bij de generatiestudenten en studiestarters in de opleiding verpleegkunde, respectievelijk met 5,37 en 6,09 procent. Daarnaast noteren we dat de studenten vaker uit een ASO-richting komen. Dat is opmerkelijk want in de periode tussen 2010 en 2023 kwamen 31,36 procent van de  bachelor verpleegkundestudenten uit het ASO, 37,04 procent uit het TSO en 8,26 procent uit het BSO.

Wat de masteropleiding verpleegkunde en vroedkunde betreft, zijn er nog geen definitieve cijfers maar weten we dat dit altijd stabiel is. Ter vergelijking: de voorbije dertien jaar volgde 54,97 procent van de leerlingen vooraf ASO, 21,73 procent TSO en 1,03 procent BSO.

En-enverhaal

“Het zijn positieve cijfers”, zegt Candice De Windt. “Er is duidelijk meer aandacht voor de opleidingen in zorg en welzijn. We merken duidelijk dat er in het secundaire onderwijs meer ingezet wordt op promotie voor de opleidingen in zorg en welzijn. Dat kan en moet nog versterkt worden om de instroom te blijven garanderen. Het is hoe dan ook een en-enverhaal. Enerzijds heb je de positieve beeldvorming waar we heel hard op inzetten. Anderzijds investeert Vlaanderen veel in een correcte verloning, een goede work-lifebalance, … Met Careēr als branding promoten we ook de vele kansen die je hebt in zorg en welzijn. Er is een plaats voor elk talent in zorg en welzijn. Daar is de leerladder het beste bewijs van.”

Het inzetten op dat goede imago doet de Vlaamse Zorg- en Welzijnsambassadeur plezier. “Toch moeten we opletten dat we een authentiek beeld scheppen. Het is een fijne job, met veel uitdagingen, met veel afwisseling, met veel kansen op groei en professionalisering en met – wat vaak vergeten wordt – een goede verloning. Maar we moeten ook durven aangeven dat het ook een zware job is, met vaak vele shiften en met vele uitdagingen mentaal en fysiek. Maar we mogen niet vergeten dat elke job, elke functie, elke uitdaging gepaard gaat met ook heel wat verrijkende zaken.”

Instroom vs uitstroom

Instroom is belangrijk. Toch is volgens Candice De Windt retentie het nieuwe goud. “We moeten mensen warm blijven maken om te kiezen, maar ook om te blijven kiezen voor de sector”, zegt ze. “Dat doen we door in te zetten op een gericht personeelsbeleid. De klassieke hiërarchie werkt niet meer. We hebben andere vormen van leiderschap nodig, zet als organisatie in op voldoende autonomie en betrokkenheid. Het loon is belangrijk, maar elke dag tevreden naar je werk gaan is dat ook.”

Kunnen we met deze positieve trend de uitdagingen in de zorg aan? “We moeten niet flauw doen. De uitdagingen die er zijn en nog moeten komen op onze arbeidsmarkt en maatschappelijk omwille van de vergrijzing, zorgen ervoor dat we elke talent nodig hebben. Vandaag staan gemiddeld 2.500 vacatures open voor verpleegkundigen bij de VDAB, toekomstprojecties met betrekking tot de aanwervingsbehoefte van verpleegkundigen tonen alleen maar grotere vraag aan. Het succes van de opleiding zal nog moeten blijven duren om de vergrijzing en stijgende zorgvraag aan te kunnen samen met de vele andere stappen die we met Vlaanderen zetten.”

Bron cijfers: AHOVOKS en Oktobertelling 2024 van de Vlaamse Hogescholenraad


Anticholinergica in Palliatieve Sedatie: Noodzakelijk of Overbodig?

Door Gianni Wijnants[1] en Professor dr. Johan Wens[2]

Bij palliatieve sedatie kan een ‘doodsreutel’ ontstaan als gevolg van opstapeling van secreties in de keel en de luchtpijp door een verminderde hoestreflex en het terugvloeien van slijmen in de keel. Naast niet-medicamenteuze maatregelen, kan een anticholinerg geneesmiddel nuttig zijn (1).

Anticholinergica blokkeren muscarine receptoren, wat leidt tot een reductie van speeksel- en slijmproductie (2). Hoewel anticholinergica zoals scopolamine en buthylhyoscine bromide (Buscopan) vaak worden gebruikt bij palliatieve sedatie, bestaat de vraag of het gebruik ervan altijd noodzakelijk is of eerder overbodig.

Effectiviteit en evidentie

Onderzoek toont aan dat het profylactisch toedienen van scopolamine effectief is in het voorkomen van de doodsreutel bij patiënten in de laatste levensfase. Er werd geen significant verschil gevonden in het aantal bijwerkingen tussen patiënten die wel of geen scopolamine ontvingen tijdens palliatieve sedatie. Het starten van de behandeling met scopolamine wanneer de doodsreutel al aanwezig is, wordt echter minder ondersteund door wetenschappelijk bewijs. Evidentie toont wel aan dat het gebruik van scopolamine tijdens palliatieve sedatie het overlijden van de patiënt kan vertragen in vergelijking met het niet toedienen van het middel (3).

Het gebruik van anticholinergica houdt echter altijd een risico op bijwerkingen in, waaronder slaperigheid, delirium, hallucinaties, xerostomie en urineretentie. Dit laatste maakt het plaatsen van een verblijfskatheter noodzakelijk. In tegenstelling tot scopolamine zou Buscopan minder kans geven op delirium, gezien het niet doorheen de bloed-hersenbarrière geraakt (1,4).

Hoewel studies hebben aangetoond dat anticholinergica de emotionele last voor naasten en zorgverleners kan verminderen, is er beperkt bewijs dat het daadwerkelijk het comfort van de patiënt zelf verbetert. Het geluid kan voor de omgeving verontrustend zijn, maar wijst niet noodzakelijk op lijden van de patiënt (5-6).

Het verpleegkundige aspect

Verpleegkundigen moeten deze aspecten bespreken met de naasten van de patiënt. Het geluid van de doodsreutel kan namelijk een psychologische belasting vormen voor zowel de naasten als de zorgverleners. Dit leidt vaak tot een medische interventie, zoals het toedienen van anticholinergica, zelfs wanneer het directe effect op de patiënt ongekend is. Verpleegkundigen kunnen niet-medicamenteuze maatregelen toepassen zoals het plaatsen van de patiënt in half-zittende houding, voorzichtige aspiratie van secreties achteraan in de keel, en het beperken van de vochttoediening (4).

Als naasten begrijpen dat de bronchiale secreties een normaal onderdeel vormen van het stervensproces, kan dat hun bezorgdheid verminderen (5,7). Kiezen de naasten voor een  anticholinergicum, dan kan de verpleegkundige de verwachte voordelen en mogelijke bijwerkingen toelichten en de arts informeren.

 

Bronvermelding

  1. Nackaerts, K. (2001). BEHANDELING VAN DOODSREUTEL. InFolia Pharmacotherapeutica (Vol. 28, Nummer oktober, pp. 92–93). https://www.bcfi.be/folia_pdfs/NL/P28N10F.pdf
  2. Zorginstituut Nederland. scopolamine. Beschikbaar op:https://www.farmacotherapeutischkompas.nl/bladeren/preparaatteksten/s/scopolamine
  3. Van Esch HJ, Van Zuylen L, Geijteman ECT, Hoop EOD, Huisman BAA, Noordzij-Nooteboom HS, e.a. Effect of Prophylactic Subcutaneous Scopolamine Butylbromide on Death Rattle in Patients at the End of Life. 5 oktober 2021;326(13):1268. Beschikbaar op:https://doi.org/10.1001/jama.2021.14785
  4. (z.d.). BCFI.https://www.bcfi.be/nl/chapters/1?frag=9990177
  5. Lokker ME, Van Zuylen L, Van Der Rijt CCD, Van Der Heide A. Prevalence, Impact, and Treatment of Death Rattle: A Systematic Review. Journal Of Pain And Symptom Management. 18 juni 2013;47(1):105–22. Beschikbaar op: https://doi.org/10.1016/j.jpainsymman.2013.03.011
  6. Potter J, Korownyk CS. Reducing death rattle at the end of life. Canadian Family Physician. 1 juli 2023;69(7):477. Beschikbaar op: https://doi.org/10.46747/cfp.6907477
  7. Van Esch HJ, Lokker ME, Rietjens J, Van Zuylen L, Van Der Rijt CCD, Van Der Heide A. Understanding relatives’ experience of death rattle. BMC Psychology. 12 juni 2020;8(1). Beschikbaar op:https://doi.org/10.1186/s40359-020-00431-3

[1] Verpleegkundige MSc Wit-Gele Kruis Limburg / NuPhaC

[2] Hoogleraar huisartsgeneeskunde Universiteit Antwerpen, dept. Huisartsgeneeskunde en Sociale Gezondheid (FAMPOP), Eerstelijns- en interdisciplinaire Zorg Antwerpen (ELIZA).


Lid zijn en blijven van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Deze leden zeggen volmondig ‘ja’

Ilke Claeys

“Ik ben al lid sinds 1994 en heb alle magazines tot nu toe bewaard. Er staat zo veel waardevolle informatie in dat ik telkens wel iets bijleer. Ook de talrijke studiedagen vind ik een grote plus, maar vooral de juridische bijstandsverzekering is een echte meerwaarde. Neen, ik heb nog nooit getwijfeld aan mijn lidmaatschap.”

Inne Minjauw en Olga Tchudinova

“Waarom we lid zijn van NETWERK VERPLEEGKUNDE? Om interessante nieuwe onderwerpen en mensen te leren kennen”, aldus Olga. “We stonden deze morgen elk afzonderlijk aan een tafeltje en zetten de studiedag nu samen verder. We kennen elkaar eigenlijk niet, maar we hebben al boeiende gesprekken gehad.”

Inne: “Klopt, dat is eigenlijk de essentie van NETWERK VERPLEEGKUNDE. Tijdens studiedagen of via de magazines ontdek je inspirerende verhalen die je meeneemt naar de werkvloer. Als verpleegkundige is het essentieel om op de hoogte te blijven van alle veranderingen, dat lukt via het NETWERK. Dat dat op een leuke, interactieve manier kan, is natuurlijk nog een voordeel.”

Matthias Claerhout

“Ik werd als student al lid van NETWERK VERPLEEGKUNDE en ben van plan om lid te blijven. Vooral de bredere kijk die je krijgt op het verpleegkundige beroep is waardevol. Via de nieuwsbrieven, magazines en de diverse studiedagen van de beroepsorganisatie blijf ik op de hoogte van wat er leeft. De extra korting op die vormingsmomenten is uiteraard ook mooi meegenomen.”

Tine Prinsie

“De Week staat altijd met stip in mijn agenda. Ik ben al 25 jaar lid van NETWERK VERPLEEGKUNDE en dit is een van de vormingsmomenten die ik niet wil missen. Je krijgt er in een dag zo veel en zo’n gevarieerde informatie mee en leert er boeiende mensen kennen. Dus ook voor mijn eigen netwerk brengt mijn lidmaatschap mooie kansen met zich mee. Het belangrijkste vind ik de inzet van de beroepsorganisatie om de verpleegkunde op te waarderen, en dat op verschillende niveaus. De erkenning en fierheid over ons beroep, die steun ik graag.”

Ann Neirinck

“Als lid van NETWERK VERPLEEGKUNDE krijg je toegang tot een heel uitgebreid pakket aan voordelen: het tijdschrift, de verzekering, het vormingsaanbod, persoonlijk advies of juridische bijstand. Via de beroepsorganisatie kom je ook in contact met verschillende meningen en blijf je op de hoogte van wat er leeft in de sector. Het houdt je alert en dynamisch, zelfs als je al jarenlang in het veld staat. Die inspirerende inzichten neem ik heel graag mee naar de werkvloer.”

Aäziza El Massaoudi

“Ik ben nog maar heel recent lid, maar vond het vanuit mijn functie als kwaliteitscoördinator heel relevant om het lidmaatschap aan te gaan. Dat brengt mij bijvoorbeeld voor het eerst op De Week waar ik in een dag mee ben met nieuwe inzichten en al heel boeiende getuigenissen hoorde die ik wil meenemen naar mijn eigen praktijk. Wat me opvalt is de to-the-pointaanpak. Het is geen droge materie, maar een dynamische manier om relevante kennis te delen. Dat vind ik een warme gedachte: in NETWERK VERPLEEGKUNDE zijn we geen concurrenten, maar streven we samen naar de beste zorg.”

Myriam De Meester

Mijn collega’s zeiden vaak: “Maar Myriam, jij weet zo veel.” Dat heb ik aan NETWERK VERPLEEGKUNDE te danken. Voor mij is lid zijn van deze beroepsorganisatie een evidentie. Door actief betrokken te zijn in de werkgroepen of provinciale netwerken word je geprikkeld om het beter of anders te doen op de werkvloer. Het geeft goesting om innovaties uit te proberen. Die gedrevenheid verbindt alle leden. Dat maakt van NETWERK VERPLEEGKUNDE een heel waardevolle organisatie die al onze steun verdient.”


Een charter voor patient empowerment

De vzw Patient Empowerment zet zich in voor een proces dat leidt tot een gelijkwaardige relatie tussen de zorgverlener en de zorgvrager. Met een charter droomt de organisatie van principes die niet alleen op papier bestaan, maar ook elke dag begrepen en toegepast worden voor betere zorg. De vzw moedigt zorgvragers, zorgprofessionals en zorgorganisaties aan dit charter te omarmen, maar richt zich ook tot de overheid om patient empowerment mee te nemen in beleidsplannen en -beslissingen.

In 2019 werd de vzw Patient Empowerment mee opgericht door Edgard Eeckman. Hij wilde de principes van patient empowerment breder bekend maken. Via de vzw wordt kennis gedeeld, onder meer door cursussen, publicaties, lezingen, nieuwsbrieven en samenwerkingen. Deze zijn toegankelijk voor iedereen in de zorg. Daarnaast geeft de organisatie ook advies aan onder meer zorgorganisaties en patiëntenverenigingen. Dit charter is een volgende stap in de sensibilisering van de principes van patient empowerment. De basis is een gedeeld en vrij bespreekbaar zorgproces waar zorgvragers, zorgverleners en zorgorganisaties aan samenwerken. De zorgvrager mee aan het stuur van de eigen gezondheid en eigen zorg. De (vernieuwde) Wet Patiëntenrechten is het vertrekpunt. Maar om regels toe te passen, heb je mensen nodig die daartoe bereid zijn. Met de campagne ‘Samen aan het stuur’ en het charter wil de vzw een attitude van samenwerking stimuleren.

Drie centrale pijlers

Het charter rond patient empowerment gaat uit van drie belangrijke pijlers om naar die samenwerking in het zorgproces toe te gaan. De eerste is ‘Samen verantwoordelijk’. Willen zorgvragers mee beslissen en actief deelnemen aan hun zorg en gezondheid, dan moeten zorgverleners hen daartoe stimuleren. Zo komen ze samen tot gepaste beslissingen en een optimaal verloop van het zorgtraject. Daarvoor is een basis van respect en vertrouwen nodig.

Een tweede pijler is ‘Hulp met respect voor eigenheid en levensdoelen’. Elke zorgvrager is uniek en vraagt een eigen benadering, op maat van zijn of haar situatie. Zorgverleners en -organisaties moeten de zelfstandigheid en zelfredzaamheid van de zorgvrager ondersteunen waar en wanneer ze kunnen door hen optimaal te helpen bij de keuzes die gemaakt moeten worden. Daar hoort ook bij dat zorgvragers zich moeten kunnen laten begeleiden door naasten, mantelzorgers, een vertrouwenspersoon of een vertegenwoordiger. Voor langdurige zorg is het essentieel dat deze personen mee betrokken worden.

De derde en laatste pijler is ‘Informatie op maat’. Zorg is vaak complex, een uitleg op maat van de zorgvrager is dus essentieel. De zorgvrager heeft namelijk het recht om te begrijpen water gebeurt en om antwoorden op hun vragen te krijgen. Daarbij moeten zorgvragers ook hun opinie over de verleende zorg kunnen aangeven zodat ze samen met de zorgverleners tot een oplossing komen waarbij elke partij zich comfortabel voelt.

De vzw roept zorgverleners en zorgorganisaties op om dit patient empowerment-charter mee te ondertekenen. Dat kan via patientempowerment.be.

BEELD: copyright Lies Willaert


Online opleidingen over omgaan met seksualiteit, hiv en grensoverschrijdend gedrag

Wil je meer weten over omgaan met grensoverschrijdend gedrag, mensen met hiv of hoe je seksualiteit bespreekbaar maakt met je patiënten? Op opleidingen.sensoa.be volg je gratis verschillende opleidingen. “Het voordeel van deze online opleidingen is dat geïnteresseerden ze oppikken wanneer ze maar willen en ze op hun eigen tempo kunnen volgen”, stipt Sophie De Gendt van Sensoa aan.

Voor het Vlaams expertisecentrum voor seksuele gezondheid Sensoa is het verstrekken van informatie en advies een kerntaak. Dat doen ze onder meer met lesmateriaal en met online opleidingen. Ria Koeck van Sensoa: “Vroeger gaven we meer fysieke opleidingen. Tijdens de pandemie werden dat webinars en vandaag zijn het online cursussen die tekst en video combineren. Verschillende opleidingen zijn er gekomen op vraag van specifieke doelgroepen, zoals verpleegkundigen en zorgkundigen. Zo kregen we bijvoorbeeld veel meldingen over zorg die moeilijk liep voor mensen met hiv. Daarmee zijn we aan de slag gegaan.”

Interactieve cursussen

Momenteel kan je op het online platform van Sensoa vier verschillende opleidingen volgen en dat worden er nog meer. Om een cursus te volgen, maak je een gratis account aan op Sensoa Academie met je e-mailadres. “Elke opleiding is opgemaakt uit tekst, verschillende video’s en interactieve vragen”, beschrijft Sophie De Gendt. “Het is heel afwisselend, met theorie en videogetuigenissen. Elke cursus is ook uitgetest en in een focusgroep besproken. In anderhalf uur leer je hoe je een bepaald onderwerp kan benaderen en na een testje op het einde krijg je ook je getuigschrift.” Voor verpleegkundigen raden Sophie en Ria drie opleidingen aan: ‘Het Sensoa Vlaggensysteem’, ‘Hiv in de zorg’ en ‘Onder 4 ogen’.

Het Sensoa Vlaggensysteem

Deze in Vlaanderen ontwikkelde methodiek geeft handvaten om seksueel gedrag in te schatten en er gepast op te reageren. Aan de hand van zes criteria deel je seksueel gedrag in vier categorieën in, van oké naar helemaal niet oké. Ze zijn aangeduid met verschillende kleuren vlaggen. Deze theorie is breed naar organisaties gericht, maar kan zeker in de zorg gebruikt worden.

Hiv in de zorg

Ria: “We merkten dat verpleegkundigen en zorgkundigen zich soms oncomfortabel voelen in de zorg voor patiënten met hiv waardoor ze onnodige maatregelen nemen. Voor personen met hiv is dat geen fijne zorgervaring. Op basis van een nodenbevraging werkten we deze opleiding uit.” Na de cursus weet je als verpleegkundige hoe het zit met de standaard voorzorgsmaatregelen en wat het betekent om te leven met hiv.

Onder 4 Ogen

Deze online cursus om seksualiteit in de zorg bespreekbaar te maken, ontwikkelde Sensoa samen met Vivel, het Vlaams Instituut Voor de Eerste Lijn. Ria: “Seksualiteit komt niet automatisch aan bod in gesprekken tussen verpleegkundige en patiënt. Met deze cursus willen we daar ruimte voor maken. Het is iets waar je in moet groeien en met deze gespreksmethode kan dat.”


Sociale media in de zorg? BeReal

Sociale media blijven innoveren en je vindt ze overal. Volgens Mariek Vanden Abeele, professor digitale cultuur aan de UGent/imec, brengen ze heel wat voordelen met zich mee. “We kunnen makkelijker onze verschillende rollen – vriendin, werknemer, partner, moeder – vervullen. Maar met die grotere vrijheid ervaren we ook controleverlies omdat we altijd en overal bereikbaar zijn. Bovendien leiden die apps ons vaak af.” Wat betekent het gebruik van sociale media tijdens de werkuren?

Tekst: An Ravelingien

Onze smartphones staan vol apps die continu onze aandacht opeisen. Zeker bij gratis platformen zoals Snapchat, Facebook en Instagram is dit het geval. Eigenlijk betalen we daarvoor met onze aandacht en vooral met onze data. “Deze platformen zijn ontwikkeld volgens unieke businessmodellen die ons verleiden tot gebruik”, zegt Mariek Vanden Abeele, professor digitale cultuur aan de UGent/imec. “Dit ‘addictive design’, letterlijk het verslavende ontwerp, brengt risico’s met zich mee. Denk aan de gevaren van smartphonegebruik in het verkeer. Bovendien leidt het constante ‘aan staan’ tot meer stress. Om ons digitale welzijn te waarborgen, moeten we de voor- en nadelen van deze technologie in evenwicht houden.”

Tips voor verpleegkundigen

  1. Maak een onderscheid tussen privé en professioneel: als je werkgever nog geen beleid heeft over het gebruik van sociale media, neem dan zelf het initiatief om je recht op ontkoppeling te waarborgen. Stel jezelf de volgende vragen: wil je je privételefoon op het werk gebruiken? Wil je ook buiten de werktijd beschikbaar zijn voor collega’s?
  2. Weersta de notificaties: heb je toch je privételefoon bij je? Zet je meldingen dan uit.
  3. Toestemming is altijd vereist voor geluids- en beeldopnames: het is simpel, niemand, inclusief jijzelf, mag foto’s, video’s of geluidsopnames delen zonder toestemming van de betrokkenen. Dat geldt dus ook voor patiënten en bezoekers.

Het gevaar van smartphones op het werk

Mariek: “Als verpleegkundige ben je bezig met een precair gegeven: de gezondheid van mensen. Als we privésmartphones op de werkvloer toestaan, moeten we ons afvragen of we willen dat deze bron van afleiding aanwezig is. Bovendien heb je vaak confidentiële informatie die je niet per ongeluk wil delen als digitale content.” Een hype op dit moment is BeReal: tweemaal per dag krijgt de gebruiker twee minuten om een dubbele foto te maken: een selfie met een beeld van de omgeving. Het doel is om volgers te laten zien waar je op dat moment mee bezig bent. “Wanneer een verpleegkundige BeReal tijdens het werk gebruikt, brengt dit met zich dat anderen, zoals patiënten of collega’s, identificeerbaar zijn op de foto zonder dat zij hiervoor toestemming gaven. Soms komt ook andere gevoelige informatie, zoals een patiëntendossier, onbedoeld in beeld. Dat kan leiden tot ongewilde schendingen van de privacy en vertrouwelijkheid op de werkvloer.”

Recht op ontkoppelen

Het recht op ontkoppelen is verankerd in de arbeidswetgeving. Maar het blijft een vaag gegeven. “Wat doe je met een WhatsApp-groep tussen collega’s waarin tijdens de vrije tijd berichten worden uitgewisseld over bijvoorbeeld de geboorte van een kleinkind? Hoewel dit niet werkgerelateerd is, voel je misschien toch de druk om te reageren. Het zou ongepast zijn om die persoon niet te feliciteren. Tegelijk word je ongevraagd opnieuw ‘getransporteerd’ in je werkomgeving”, aldus Mariek. “Vroeger waren de grenzen tussen werk en privé duidelijk afgebakend. Nu we altijd online zijn, vervagen die.”

Zijn individuen zelf verantwoordelijk voor het bewaken van die grens of moeten we een context creëren die hierbij helpt? “Mijn advies is om binnen je organisatie goede afspraken te maken over wat wel en niet acceptabel is, bij voorkeur met input van de werknemers zelf. Daarnaast helpt het om alleen professionele communicatiekanalen zoals Teams te gebruiken voor werkgerelateerde communicatie. Door dit uit elkaar te halen, versterken we de scheiding tussen werk en privé.”


Eerste lijn voorbereiden op virus X

Kan onze eerste lijn een nieuwe pandemie de baas? Deze vraag vormde het startpunt voor het FiLi-Vi-X-project, een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen, het UZA, het Instituut voor Tropische Geneeskunde in Antwerpen en Radboudumc in Nijmegen. FiLi-Vi-x staat voor: het voorbereiden van eerstelijnsgezondheidswerkers in de Vlaamse gezondheidszorg op een onbekend virus, zeg maar ‘virus X’. Artsen en verpleegkundigen uit pre-hospitaal en spoedgevallendiensten  spelen hierin een cruciale rol en die paraatheid omvat vele uitdagingen. Uit de eerste resultaten blijkt dat er een grote nood is aan bewustwording en bijkomende opleiding. Met het ontwikkelen van een opleidingspakket willen de onderzoekers de eerste lijn ondersteunen en voorbereiden. Als model voor Virus X, gebruiken zij virale hemorragische koorts. Dit specifiek ziektebeeld behoort tot de high-impact pathogenen en vereist specifieke maatregelen en procedures.

Eerstelijnsgezondheidswerkers, waaronder huisartsen, ambulanciers en het personeel op spoedgevallendiensten, zullen de eersten zijn die met een nieuwe dreiging worden geconfronteerd. Het is essentieel dat zij goed opgeleid zijn en ongewone of hoogrisicosituaties herkennen en correct aanpakken. Want een gemiste diagnose kan snel tot een lokale uitbraak en zelfs verdere verspreiding leiden, ook binnen de zorginstelling. “Sinds 2014 bestaan al specifieke procedures en trainingen voor virale hemorragische koorts (VHK). Die focussen zich voornamelijk op het veilig transporteren van hoogrisicopatiënten en decontaminatie van de opvangruimte, maar dat zijn eigenlijk de laatste stappen in de responsketen”, zegt projectcoördinator van het FiLi-Vi-X-onderzoek dr. Annelies Mondelaers. “De eerste stap is het herkennen van een risicovolle situatie. Wanneer er vermoeden is van een patiënt met een hoogbesmettelijke infectieziekte, is het belangrijk dat hierop adequaat wordt gereageerd door extra informatie in te winnen en alarm te slaan bij de juiste instanties, zodat verdere verspreiding wordt voorkomen. Die vaardigheden willen we met dit project aanreiken aan de eerstelijnsgezondheidswerkers.”

Eerste resultaten

FiLi-Vi-X staat voor het voorbereiden van eerstelijnsgezondheidswerkers in de Vlaamse gezondheidszorg op ‘virus X’. Het project startte in september 2023 en is een samenwerking tussen de Universiteit Antwerpen, het Universitair Ziekenhuis Antwerpen (UZA), het Instituut voor Tropische Geneeskunde Antwerpen (ITG) en de Radboudumc in Nijmegen. “In de eerste fase van het project onderzochten we hoe het momenteel gesteld is met de kennis, houding en ervaring op de werkvloer met betrekking tot de huidige richtlijnen in België rond preventie en aanpak van patiënt met (vermoeden van) virale hemorragische koorts.”, gaat dr. Annelies Mondelaers verder. “Via het uitsturen van een uitgebreide vragenlijst naar de eerstelijnsgezondheidswerkers en de organisatie van focusgroepdiscussies met diverse stakeholders, waaronder de verschillende beroepsverenigingen van artsen, verpleegkundigen en ambulanciers, onderwijsdeskundigen, gezondheidsautoriteiten, defensie, de noodcentrale 112, ITG en Artsen zonder Grenzen, werd een duidelijk beeld verkregen over de belangrijkste leernoden, gewenste leermethoden en praktische drempels bij het volgen van een opleiding rond VHK. De resultaten van de bevraging geven aan dat bijkomende opleiding en informatie noodzakelijk is. Het is tijd voor actie.”

Zichtbaarheid en bewustwording

Wie op korte termijn al concreet met het thema aan de slag wil, kan in augustus een vijfdaagse internationale opleiding volgen. “Na de succesvolle pilooteditie in 2023 organiseren we een tweede editie van de zomercursus Pandemic Preparedness in samenwerking met onze IDEALiTER-partners. We nodigen hiervoor experten uit van over heel Europa en maken gebruik van innovatieve onderwijsmethoden”, aldus dr. Annelies Mondelaers. “De cursus gaat door van 26 tot 30 augustus op de UAntwerpen. We zijn ook aanwezig ook op tal van nationale en internationale congressen om de zichtbaarheid en het netwerk van het project te vergroten en het belang van pandemische paraatheid te benadrukken. De uitrol en verdere valorisatie van het opleidingspakket binnen de context van pandemische paraatheid zien wij niet enkel binnen Vlaanderen/België, maar ook op Europees niveau waar ook een sterke vraag is naar dergelijke trainingen/opleidingen.”

Meer info over de zomercursus Pandemic Preparedness? Klik hier.


Ben je verzekerd voor schuldig verzuim?

Het aantal zaken dat als schuldig verzuim wordt ingeleid, neemt de laatste jaren toe. Heel wat verzekeringspolissen sluiten dit uit waardoor je als verpleegkundige niet gedekt bent en dus volledig zelf instaat voor de juridische stappen en kosten. Met de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van NETWERK VERPLEEGKUNDE is dat niet zo, tenminste wanneer het gaat om schuldig verzuim als gevolg van een inschattingsfout. Em. prof. dr. Jan Vande Moortel en juridisch expert Dimitri De Glas lichten dit toe.

Het Belgische strafwetboek maakt een onderscheid tussen onopzettelijke doodslag of slagen en verwondingen, opzettelijke doodslag of slagen en verwondingen, en schuldig verzuim. Net als de meeste verzekeringen, dekt de verzekering burgerlijke aansprakelijkheid van NETWERK VERPLEEGKUNDE in geen geval enige vorm van opzettelijke doodslag of slagen en verwondingen. Waarin de BA-verzekering van NETWERK VERPLEEGKUNDE verschilt van andere polissen, is dat die wel schuldig verzuim als gevolg van een inschattingsfout dekt. Em. prof. dr. Jan Vande Moortel legt uit: “Het parket kan schuldig verzuim op twee manieren interpreteren. Er bestaat schuldig verzuim als gevolg van een inschattingsfout en opzettelijk schuldig verzuim, waarbij de persoon doelbewust weigert iemand te helpen. In de meeste gevallen gaat het bij schuldig verzuim om het verkeerd inschatten van een situatie. Bijvoorbeeld, je oordeelt als verpleegkundige dat de toestand van de patiënt geen ziekenhuisopname vergt, terwijl dit wel nodig was. Denk aan iemand die in een woonzorgcentrum op zijn hoofd valt na het gebruik van een tillift. De persoon lijkt oké maar bezwijkt alsnog ten gevolge van een hersenbloeding. Wanneer er sprake is van schuldig verzuim door een inschattingsfout ben je met NETWERK VERPLEEGKUNDE wel verzekerd.”

Evolutie in interpretatie

De laatste jaren zien we een verschuiving in de manier waarop het parket naar bepaalde situaties kijkt. “Het parket oordeelt nu vaker dat iemand geen adequate hulp bood, waardoor het aantal zaken die worden ingeleid als schuldig verzuim, toeneemt”, vult Dimitri De Glas aan. Als verpleegkundige is hij onder meer werkzaam op de dienst spoedgevallen in het AZ Sint-Jan in Brugge en ondersteunt er ook de juridische dienst. “Vanuit NETWERK VERPLEEGKUNDE zijn we ermee vertrouwd dat gerechtelijke experts in de verpleegkunde worden aangesteld. Bij een juridisch conflict wordt vaak een comité van deskundigen samengesteld, met onder meer een arts maar zonder verpleegkundige. Bij NETWERK VERPLEEGKUNDE betrekken we altijd een verpleegkundig expert, wat een verschil maakt voor de cliënt.”

Een voorbeeld hiervan is een casus waarbij een verpleegkundige verantwoordelijk werd gehouden voor het niet opbellen van een neurochirurg in het weekend om mee te delen dat de toestand van een patiënt verslechterde. Er was nood aan een dringende operatie. De verpleegkundige had wel de arts-assistent van wacht geïnformeerd. De aangestelde arts-deskundige die de zaak analyseerde, besloot dat de verpleegkundige de neurochirurg had moeten opbellen en dus in de fout was gegaan. Als juridisch expert in deze casus ging Dimitri na wat de normale manier van werken was in die specifieke zorginstelling: “De zorginstelling had een goed wachtsysteem uitgebouwd. Volgens die procedure had de verpleegkundige de arts-assistent van wacht moeten opbellen, wat ook gebeurd is. Het was de taak van de arts-assistent van wacht om de neurochirurg in te lichten. Wanneer je in zo’n geval geen verpleegkundig expert in het comité van deskundigen hebt, worden zulke elementen vaak over het hoofd gezien. Heel wat verzekeraars, advocaten en zelfs artsen zijn hier niet van op de hoogte. Met de BA-verzekering van NETWERK VERPLEEGKUNDE ben je dus beter beschermd.” Een bijkomend voordeel van de verzekering van NETWERK VERPLEEGKUNDE is dat je al een tussenkomst van een advocaat mag vragen voorafgaand aan een procedure, zodat een bemiddeling kan worden opgestart. Bij andere verzekeraars moet er een rechtszaak of proces-verbaal zijn voor je een advocaat kan inschakelen. “Een bemiddeling kan tot resultaat hebben dat de verzekeringsmaatschappij een schadevergoeding uitbetaalt, zodat geen procedure door de patiënt en/of familie moet opgestart worden. Het kan dus een goed alternatief zijn dat minder lang duurt en minder ingrijpend is voor de betrokken verpleegkundige.”


Grensoverschrijdend gedrag: hoe pak je het aan?

door An Ravelingien

 

Lydia is een ervaren thuisverpleegkundige. Voor het eerst in twintig jaar overweegt ze om haar job te stoppen[1]. Ze voelt zich emotioneel uitgeput. Al weken verzorgt ze dagelijks een ernstig behoeftige patiënte. De patiënte stelt geen problemen, maar haar partner wel. Die man, die als mantelzorger heel liefdevol en nauwgezet voor zijn vrouw zorgt, stelt zich verbaal agressief op tegen Lydia. Op alles wat ze doet, heeft hij kritiek. Bij het minste haalt hij naar haar uit. Van bij het begin gaf Lydia haar grenzen aan en uitte de wens om met respect behandeld te worden. Ondanks zijn belofte om eraan te werken, verandert de situatie niet. Bij elk huisbezoek voelt ze de angst en stress toenemen, en merkt ze dat ze zo niet verder kan. Wat kan ze doen?

  1. Stel je grenzen

Grensoverschrijdend gedrag gaat over gedrag van een ander dat jou (on)bewust materiële, fysieke, mentale of emotionele schade toebrengt of dreigt toe te brengen. Wat als grensoverschrijdend ervaren wordt, is hoogstpersoonlijk en hangt af van je eigen waarden en normen. Lydia heeft alvast een eerste belangrijke stap genomen door aan te geven waar voor haar de grens ligt.

  1. Zoek steun

Wanneer je grensoverschrijdend gedrag ervaart, is het belangrijk dat je snel steun vindt in je organisatie of bij je collega’s. In dit verhaal lijkt Lydia er alleen voor te staan. Nochtans heeft de leidinggevende een essentiële rol, meent Petra Brabant. Zij is stafmedewerker patiëntveiligheid in AZ Delta en werkte er mee aan een beleid rond grensoverschrijdend gedrag. “Die eerste emotionele en praktische opvang is cruciaal voor het herstelproces en gebeurt het best zo snel mogelijk na het incident. In een veilige context gehoor geven aan wat het slachtoffer meemaakt en begrip tonen, zijn belangrijke vormen van erkenning en duidelijke signalen dat je je verantwoordelijkheid opneemt. Het kan overigens helpen om traumatische klachten te voorkomen. Tijdens die opvang kan ook gekeken worden of er eventuele verdere stappen moeten genomen worden. Wie neemt contact op met de dader? Welke nazorg heeft het slachtoffer nodig? Elke casus is anders. Wat voor de ene persoon als steun aanvoelt, is mogelijks niet zo voor de andere. Bovendien is de ene vorm van grensoverschrijdend gedrag is de andere niet. Ernstige incidenten – met een grote impact op het slachtoffer – moeten niet alleen gekend zijn binnen de organisatie, maar vergen mogelijks ook juridische opvolging.”

  1. Ga in dialoog

“Het is daarnaast ontzettend belangrijk om in dialoog te gaan met de persoon die grensoverschrijdend gedrag stelt over het waarom van zijn gedrag”,  vindt Jan Vande Moortel, juridisch adviseur van onder meer NETWERK VERPLEEGKUNDE. “Zijn agressie is er niet zomaar, er zitten heel wat behoeftes en frustraties onder[2]. Je kan je voorstellen dat zijn rol als mantelzorger hier voor iets tussen zit. Kan het gesprek ook gaan over welke ondersteuning hij zelf nodig heeft? Er bestaan heel wat gesprekstechnieken die kunnen helpen om te de-escaleren en het gesprek om te buigen naar iets constructiefs. We moeten voor ogen houden dat zijn reacties signalen zijn dat er iets onderliggend scheelt.”

De rol van de leidinggevende is ook hierin belangrijk, vindt Heidi Diet, juridisch en strategisch coördinator in AZ Delta. “Er moet duidelijk gemaakt worden dat een grens overschreden is. De man moet beseffen wat het effect van dat gedrag is op de zorgverlener, en in dit geval ook op de patiënt. Zijn gedrag is niet alleen belastend voor Lydia, ook zijn vrouw is slachtoffer. Het verhindert namelijk goede zorgverlening. Is die man zich daarvan bewust? En weet hij dat er grenzen zijn aan wat we tolereren? Als de leidinggevende van Lydia die grens duidelijk communiceert, is dat een belangrijke vorm van steun.”

  1. Maak duidelijke afspraken

Tijdens het gesprek kan je ook afspraken maken over het verdere verloop van de zorgverlening en  welke stappen er eventueel volgen bij een nieuw incident. “Het is goed om dingen op papier te zetten”, meent Heidi. “Zo kan je er op een later moment naar verwijzen. Idealiter heb je ook afspraken binnen de organisatie waarnaar je kan teruggrijpen. Evengoed zijn er situaties waarbij de patiënt zelf grensoverschrijdend gedrag stelt en zijn eigen zorg onmogelijk maakt. Ook daar is het belangrijk om afspraken te maken over wat wel en niet getolereerd wordt. Een patiënt heeft rechten, maar ook plichten. Dat laatste wordt soms te weinig belicht.”

Afhankelijk van de ernst van het gedrag kunnen mogelijks de politie en het parket ingeschakeld worden. “Een belangrijke bedenking bij deze casus is namelijk dat de man misschien evenzeer agressief is  tegenover de patiënt”, zegt Heidi nog. “In hoeverre kan de patiënt zich hiertegen verdedigen? Is ze zelf ook slachtoffer? Dat zou in verder onderzoek aan bod komen.”

Meer weten?

Icoba. Tijd voor agressiebeleid. Werkboek voor medewerkers en beleidsmakers. 2023, Icoba – VSPF vzw.

Rosenberg MB. Geweldloze communicatie: ontwapenend, doeltreffend en verbindend. 2011, Leminiscaat BV.

 

[1] Om de privacy van de persoon te waarborgen, gebruiken we een pseudoniem.

[2] Roose J. Moeilijke mensen bestaan niet. Iedereen fantastig. (Eigen beheer)