Meer thuiszorg: zorgdruk en zorginfecties

Zorgverlening gebeurt steeds vaker thuis dan in een ziekenhuisomgeving. Het gevolg daarvan is dat thuiszorgpatiënten alsmaar complexere verzorging nodig hebben. Volgens een recente pilootstudie werkt dat niet alleen de zorgdruk maar ook het aantal zorginfecties in de hand.

Door de vergrijzing van de bevolking en de besparingen in de gezondheidszorg worden sinds enkele jaren steeds meer mensen thuis verzorgd in plaats van in een ziekenhuis.

Aan ziekenhuizen wordt ook vaker gevraagd om patiënten minder lang in het ziekenhuis te houden en ze sneller aan de thuiszorg toe te vertrouwen. De patiënten verkiezen overigens zelf om autonoom en onafhankelijk in de comfortabele omgeving van hun huis te worden verzorgd.

Maar met het stijgende aantal thuiswonende patiënten stijgt ook het aantal complexe zorgvragen en zijn er soms invasieve technieken nodig.

Infecties in de thuiszorg

We weten niet hoe talrijk de zorginfecties in de thuiszorg zijn: op Vlaams en nationaal niveau zijn er helemaal geen gegevens beschikbaar en op internationaal niveau zijn ze beperkt of gedateerd.

Daarom zorgde het NVKVV voor een nieuw initiatief: de werkgroep ‘Infectiebeheersing in de thuiszorg’. Die voerde een pilootstudie uit over de zorgdruk en levensstandaard van patiënten en de prevalentie (ofwel het voorkomen) van zorginfecties in de thuisomgeving. De drijvende krachten achter de studie waren de artsen en onderzoekers Karel Maelegheer en Katelijne Floré.

Onderzoek

Het onderzoek liep van mei tot juni 2018 bij 200 verpleegkundigen voor 711 patiënten. De vragenlijsten gingen over zorgdruk en de prevalentie van zorginfecties. 82% ervan werd beantwoord door verpleegkundigen in dienstverband, 18% door zelfstandige verpleegkundigen.

Bijna 1 op 5 thuiszorgpatiënten is gedesoriënteerd in tijd en/of ruimte.

Resultaten

Na het onderzoek beschikten de onderzoekers over meer informatie over de levensstandaard van patiënten in de thuiszorg. Zowat alle zorgbehoevenden (99%) beschikten thuis over leidingwater en een binnentoilet. Bij een kwart waren huisdieren welkom in de ruimte waar de patiënt werd verzorgd.

De studie leverde ook interessante cijfers over de zorgdruk. Zo bleek 18% van de patiënten gedesoriënteerd in tijd en/of ruimte. En de helft van alle patiënten leed aan twee of meer aandoeningen of stoornissen (comorbiditeit). Het ging daarbij voornamelijk om diabetes mellitus (16%), veneuze insufficiëntie of hartfalen (15%), reumatische aandoeningen (8%), kanker (7%) en dementie (6%). Bij 15% van de patiënten werd een niet nader gespecificeerde comorbiditeit vastgesteld.

De verpleegkundigen waren het meest bekommerd om hygiënische problemen (69%) en de verzorging van wonden (44%). Urinaire kathetherzorg en intraveneuze katheterzorg kwamen met respectievelijk 5% en 4% betrekkelijk weinig voor.

In de maand vóór het onderzoek had 6% van de patiënten een positieve MDRO-screening. Bij 30 van de patiënten (4%) stelde een arts een urineweginfectie vast. 79% van hen onderging daarvoor een antibiotische behandeling. De rest (23) kreeg een plaatselijke behandeling zoals een blaasspoeling en bij slechts 9 van hen werd een urineweginfectie vastgesteld.

Lokale of systematische symptomen van een huid- of zachte-weefselinfectie kwamen bij 127 patiënten voor. Bij 9% van de thuiszorgbehoevenden stelde een arts een huid- of zachte-weefselinfectie vast.

Er kwamen ook huidinfecties voor: chronische ulcera (bij 16 patiënten), postoperatieve wonden (12) en geïnfecteerde diabetische voeten (9). Een staal voor bacteriële cultuur werd bij 50 patiënten afgenomen.

Conclusie en aanbevelingen

Thuisverpleegkundigen hebben het vaak niet onder de markt door de omstandigheden in de thuiszorg. Dat patiënten nagenoeg allemaal toegang hebben tot leidingwater is positief, maar hygiënisch correcte zorg verloopt moeilijker bij het kwart van de zorgbehoevenden waar een huisdier in de zorgruimte komt.

Niet zelden is de werkomgeving vuil en rommelig, en beschikken de thuisverpleegkundigen niet over de basisvoorzieningen voor een minimale hygiënische zorg. Denk maar aan de mogelijkheid tot het wassen van de handen, een schone ruimte voor de opslag van medisch materiaal en een al even schoon werkblad voor het materiaal. Het risico op zorginfecties is dan ook reëel.

Daarnaast is de persoonlijke hygiëne van de patiënt een mogelijke oorzaak van zorginfecties. 9% van de patiënten weigert verpleegkundige zorg, die vooral hygiënisch van aard is.

Dat een gestandaardiseerde procedure voor infectiepreventie en -controle bij medische hulpmiddelen en intraveneuze therapie thuis nodig is, blijkt uit het feit dat 25% van de patiënten medische hulpmiddelen gebruikt en dat 6% in de thuissituatie intraveneuze therapie volgt.

De zorg van thuisverpleegkundigen en de comorbiditeit van hun patiënten blijkt bijzonder divers. Daarom is het niet evident om standaardrichtlijnen op te stellen. Bovendien zijn dit pas de eerste gegevens over de Vlaamse thuiszorg. Om goede richtlijnen voor infectiepreventie en -controle op te stellen zijn meer gegevens nodig.


Focus Thuiszorg: Meer complexe zorgnoden, ook in de thuisverpleging

Als thuisverpleegkundige neem je steeds meer rollen op. Die rollen combineren en tegelijk kwalitatieve zorg aanbieden is vaak een uitdaging. Zeker omdat patiënten steeds vaker in hun thuissituatie herstellen. Een snel veranderende sector dus die nood heeft aan een grondige herfinanciering. Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator van het Wit-Gele Kruis, geeft uitleg.

De nieuwe noden in de thuiszorg uiten zich in meer flexibiliteit van thuisverpleegkundigen, kennis van de nieuwste technieken en mee zijn met de laatste innovaties, ook op digitaal vlak. Dat betekent onder meer investeren in opleidingen en in allerhande materiaal, maar ook in een meer gecoördineerde manier van samenwerken. “De sector heeft daarom nood aan een grondige herziening van de financiering”, zegt Hendrik Van Gansbeke. “Het Wit-Gele Kruis wil samen met de sector op een projectmatige en wetenschappelijke manier vernieuwing van de financiering mogelijk maken. Alleen zo kunnen we het hoofd bieden aan een verantwoorde invulling van de steeds toenemende complexe zorg thuis.”

In die nieuwe financiering ziet het Wit-Gele Kruis vooral mogelijkheden voor specifieke rollen voor thuisverpleegkundigen. Rollen met aandacht voor proactieve en preventieve zorg. “De thuisverpleegkundige kan vaak pas langs gaan wanneer er een specifieke nood of een voorgeschreven medische opdracht is”, vertelt Hendrik. “Nochtans kan deze veel meer betekenen, zoals het stimuleren van zelfzorg, maar ook het informeren over de mogelijkheden van mantelzorg en casemanagement in onder meer de geestelijke gezondheidszorg.”

“De thuisverpleging heeft nood aan een grondige herziening die een nieuwe en meer rechtvaardige praktijkfinanciering toelaat.”

Meer samenwerken

Het takenpakket van de thuisverpleegkundige neemt toe en wordt complexer. Terugvallen op een sterk netwerk en multidisciplinaire samenwerkingen is dus belangrijk. Daarom wil het Wit-Gele Kruis samen met de werkgroep thuisverpleegkundigen van NVKVV ook inzetten op de uitbouw van goed georganiseerde thuisverpleegkundige praktijken die kwalitatief willen en kunnen samenwerken. In de lokale samenwerking zijn zowel zelfstandigen als loontrekkenden actief met aanvullende expertise, maar ook met hun beschikbare kwalitatieve, digitale ondersteuning. “Een belangrijke taak van thuisverpleegkundigen is het verzamelen van alle juiste informatie en parameters om zo een patiënt optimaal op te volgen. Samen zien we hier toekomstgerichte mogelijkheden om nog meer op mHealth met apps en wearables in te zetten en zo de samenwerkingen te intensifiëren”, licht Hendrik toe.

Een nieuw financieringsmodel zou beter afgestemd zijn op de noden en uitdagingen waar de thuiszorg vandaag voor staat. Enerzijds moet er een praktijkregistratie voor thuisverpleging komen tegen eind 2021. Dat staat meteen garant voor kwaliteitsvoorwaarden, maar is de basis voor een nieuwe stimulerende praktijkfinanciering die een betere samenwerking zal bevorderen. Anderzijds is er nood aan een vernieuwde activiteitenfinanciering, waar de thuisverpleegkundige beter vergoed wordt in functie van de aard, kwaliteit en het resultaat van zijn of haar activiteiten.

“Praktijkregistratie is vandaag een groot gemis. We weten te weinig over de samenwerking in de thuisverpleging en over de kenmerken van de thuisverpleegkundige praktijken. Het laat toe de zorg aanzienlijk te verbeteren en optimaliseren. Dit zijn we samen met de verpleegkundige vertegenwoordigers van het RIZIV momenteel volop aan het onderzoeken. De activiteitenfinanciering biedt de mogelijkheid om de verhoudingen van de vergoedingen na te gaan, waar nodig te corrigeren en om de activiteiten preciezer in kaart te brengen. Tegen midden 2023 willen we hiervoor een pilootproject opstarten.”