Hoe pak je nachtelijke incontinentie aan?

Incontinentie tijdens de nacht lijkt in de eerste plaats een financiële en technische aangelegenheid. Niets is minder waar want achter deze problematiek gaan ethische vragen schuil die in directe relatie staan met organisatorische kwesties. Hoe los je dit op met als doel de bewoners ’s nachts zo min mogelijk te storen en de werkdruk te verlagen?

Een woonzorgcentrum is gestopt met de aankoop van onderdekens, de absorbeerbare lakens waardoor urine niet tot aan de matras of onderlakens raakt. Ze vinden deze dekens te duur. Bij bewoners waar het incontinentiemateriaal ’s nachts volledig verzadigd is, komt zo toch urine op de lakens terecht.

STAP 1: Casus

Nu de absorberende lakens niet meer gebruikt worden, moet de nachtverpleegkundige de lakens verversen waardoor de bewoner langdurig wakker wordt gemaakt. Bij bedlegerige patiënten moeten de lakens ververst worden terwijl hij of zij nog in bed ligt, met veel draai- en keerwerk tot gevolg.

Bewoners reageren vaak kwaad wanneer ze ’s nachts gestoord worden. Begrijpelijk. Want daar bovenop redeneren ze dat ze voor de absorbeerbare lakens betalen en willen ze ook niet te lang nat in bed blijven liggen. Voor verpleegkundigen is dit een lastige situatie. Op dat moment is het moeilijk om bewoners een goede uitleg te geven. Bij zware incontinentieproblematiek leggen ze plastic zakken op het bed zodat de onderlakens niet vuil worden. Deze zijn snel vervangen waardoor de bewoner niet lang hoeft gestoord te worden.

Momenteel gebeurt het dat de nachtploeg, bij bewoners met een zwaarder incontinentieprobleem, plastic zakken gebruikt in plaats van de absorbeerbare lakens zodat de onderlakens niet nat worden. Deze zakken zijn snel vervangen en hinderen de bewoners niet. Onderleggers zijn geen optie omdat deze duurder zijn om te wassen dan lakens.

Hoe ga als verpleegkundige in nachtploeg om met bewoners die kwaad zijn door deze problematiek? Als de absorbeerbare lakens definitief afgeschaft zijn, hoe pak je incontinentie dan aan als nachtploeg? Laat je bewoners langer nat in bed liggen of ga je vaker verversen? Wat is goed voor de bewoner?

STAP 2: Dilemma’s

We onderscheiden hier enkele dilemma’s:

  • De nachtrust van de bewoners die verstoord wordt, is een organisatorisch probleem. Wie kan dit oplossen, met aandacht voor de richtlijn om geen absorberende lakens meer te gebruiken?
  • Is het plastic onderlegmateriaal dat gebruikt wordt wel goed voor de bewoners? Verhoogt dit het risico op decubitus niet?

STAP 3: Oplossingen

Hoe verzoenen we deze vragen van beleid, bewoners en verpleegkundigen met elkaar? Hoe kunnen we bewoners een betere nachtrust en comfort bieden? Bij het zoeken naar antwoorden op deze vragen wordt al snel duidelijk dat het afschaffen van de onderleglakens te maken heeft met het misbruik dat ervan werd gemaakt. Daarnaast komen er ook enkele organisatorische problemen naar boven. Zo worden sommige bewoners vroeg in bed gelegd, ontbreekt een gezamenlijke visie rond incontinentie en rond hydratatie. Zo krijgen bewoners nog veel te drinken net voor het slapengaan.

Tijdens een gesprek met twee hoofdverpleegkundigen wordt gevraagd onderleglakens terug toe te laten in welbepaalde gevallen. Ze krijgen ook de vraag om een incontinentieverantwoordelijke voor het woonzorgcentrum aan te stellen. Deze kan contact opnemen met verschillende bedrijven en kan infosessies rond het onderwerp organiseren.

Ook de organisatorische problemen die in relatie staan met de ethische aspecten worden aangepakt. Het uur van het in bed leggen wordt bepaald op vraag van de bewoners en niet in functie van de organisatie. Veel bewoners willen namelijk later dan 18 uur gaan slapen. Hydratatie gebeurt voortaan tijdens de dag en niet vlak voor het slapengaan.

STAP 4: Evaluatie

Zijn deze aangereikte oplossingen een win-win voor iedere betrokkene? Wij denken alvast van wel. De besproken oplossingen zijn zowel voor de nachtverpleegkundigen als voor de bewoners een meerwaarde.


Focus GGZ: Nood aan betere samenwerkingen in GGZ

200 miljoen euro, zoveel extra budget wordt er voorzien voor de geestelijke gezondheidszorg (GGZ). De werkgroep verpleegkundigen geestelijke gezondheidszorg en de werkgroep thuisverpleegkundigen (zelfstandigen en in dienstverband) van het NVKVV deden hierover enkele aanbevelingen aan minister van Sociale Zaken en Volksgezondheid Frank Vandenbroucke.

“In het huidige zorglandschap zien we een verschuiving van zorg in instellingen naar zorg in de thuissetting. Voor psychisch kwetsbare personen is dat minder ontwrichtend”, zegt Hanne Vandewiele, verpleegkundig specialist psychiatrie in het UZ Gent. “Een goede omkadering is evenwel essentieel.”  Vandaag gaan de budgetten vooral naar zorginstellingen voor geestelijke gezondheid. Mobiele teams zijn er ter ondersteuning van de thuisverpleging en eerstelijnszorg, maar de eerste lijn is vaak ook de wachtruimte voor toegang tot de gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (GGZ). En net daar ontbreken de financiële middelen.

“De rol van thuisverpleegkundigen is nochtans niet min”, benadrukt Bert Rayen, domeincoördinator GGZ bij het Wit-Gele Kruis Limburg. “Vanuit de somatische zorg bouwt hij of zij een vertrouwensband op met de patiënt en zijn omgeving. Dat laat de thuisverpleegkundige toe om de zorg te coördineren op basis van de zorgnoden.” De thuisverpleegkundige kan ook structuur brengen, therapietrouw stimuleren en een zorgplan opstellen samen met de patiënt en andere zorgverleners. Maar hier staat geen financiering tegenover voor de thuisverpleegkundige. Hij of zij krijgt een financiering op basis van de lichamelijke afhankelijkheid van de zorgvrager. Dit is de reden dat heel wat zorgen in de thuissituatie bij de psychisch kwetsbare personen gedaan worden zonder vergoeding. Een referentieverpleegkundige GGZ kan de wijkverpleegkundige ondersteunen en de patiënt mee opvolgen.

“Psychisch kwetsbare patiënten blijven lang in hun thuissituatie wachten op gespecialiseerde hulp en begeleiding.”

Veel onduidelijkheid

De werkgroepen geestelijke gezondheidszorg en thuisverpleegkundigen van het NVKVV staken de koppen bij elkaar en zagen vooral de nood aan een betere samenwerking tussen de geestelijke gezondheidszorg, eerstelijnszorg en thuisverpleging. “Goede GGZ binnen de eigen thuisomgeving kan enkel met goede GGZ partners in de eerste lijn. Toch is die bereikbaarheid en beschikbaarheid van de partners nog steeds een issue”, zegt Bert. “Daarnaast merken we ook de nood aan een duidelijk kader voor een doorverwijzing naar GGZ. Patiënten blijven lang in hun thuissituatie zonder extra begeleiding of met een plaats op de wachtlijst. Vaak passen ze ook niet binnen de inclusiecriteria van mobiele teams en dan duurt het wachten op gespecialiseerde hulp zeer lang.”

Enkele mogelijke oplossingen

De werkgroepen doen enkele concrete voorstellen om GGZ laagdrempeliger en meer toegankelijk te maken. Een eerste suggestie is een samenwerking tussen huisartsen en thuisverpleegkundigen gespecialiseerd in GGZ. “Zorg op locatie is voor veel patiënten een moeilijke stap. Zorg in hun thuissituatie maakt GGZ toegankelijker zodat meer mensen die de zorg nodig hebben ook effectief krijgen”, licht Hanne toe. Dan is er wel nood aan verbindende figuren tussen GGZ-organisaties en eerstelijnszorg. Gespecialiseerde verpleegkundigen in de GGZ met de nodige kwalificaties en ervaring kunnen die rol van adviseren, bruggen bouwen en doorverwijzen op zich nemen.

Daarnaast moet eerstelijnshulp GGZ sterker verankerd worden in de maatschappij. Zoals in Scandinavië waar verpleegposten, welzijnscentra of ontmoetingshuizen worden opgericht voor GGZ. “Hier kunnen verpleegkundige poliklinische consultaties georganiseerd worden die de eerste lijn huisartsen en thuisverpleegkundigen bijstaan”, zegt Hanne nog. “De gespecialiseerde verpleegkundige kan bijvoorbeeld aan screening en testing doen, maar werkt ook preventief en behandelt mee door het klinisch toestandsbeeld en eventuele psychofarmaca op te volgen. Ook periodieke inspuitingen gebeuren met het nodige toezicht achteraf.”

 

Lees het volledige advies aan minister Vandenbroucke op de website van de werkgroepen van NVKVV.