Instrumenten voor risicobeoordeling en voorkomen decubitus
Context
Resultaten
Opmerking
Conclusie
Implicaties voor de praktijk
Noten
- Belgium Cochrane, Belgian Center of Evidence Based Medicine (Cebam)
- Belgian Healthcare Knowledge Center (KCE); Belgian Center of Evidence Based Medicine (Cebam)
- Moore ZEH, Patton D. Risk assessment tools for the prevention of pressure ulcers. Cochrane Database of Systematic Reviews 2019, Issue 1. Art. No.: CD006471. DOI: 10.1002/14651858.CD006471.pub4.
Taakverschuiving van artsen naar verpleegkundigen in de eerstelijn
Context
Resultaten
Conclusie
Implicatie voor de praktijk
Noten
- Belgian Healthcare Knowledge Center (KCE)
- Belgian Center of Evidence Based Medicine (Cebam)
- Laurant M, van der Biezen M, Wijers N, Watananirun K, Kontopantelis E, van Vugt VAG, A.(16 juli 2018). Nurses as substitutes for doctors in primary care. Cochrane Database of Systematic, www.cochranelibrary.com/cdsr/doi/10.1002/14651858. CD001271.pub3
- Karimi-Shahanjarini A, Shakibazadeh E, Rashidian A, Hajimiri K, Glenton C, Noyes J, Lewin S, Laurant M, Colvin CJ. Barriers and facilitators to the implementation of doctor-nurse substitution strategies in primary care: a qualitative evidence synthesis. Cochrane Database of Systematic Reviews 2019, Issue 4. Art. No.: CD010412. DOI:10.1002/14651858.CD010412.pub2.
Vitamine D-supplementen met of zonder calcium bij zwangerschap
Context
Selectiecriteria voor studies
Samenvatting resultaten
Conclusie
Implicaties voor de praktijk
Noten
- Belgian Center of Evidence Based Medicine (CEBAM), Cochrane Belgium.
- Karel De Grote Hogeschool.
- Nursing Research Factory.
- Belgian Interuniversity Collaboration for Evidence-based Practice: a Joanna Briggs Center of Excellence (BICEP).
- Palacios C, Kostiuk LK, Peña-Rosas JP. Vitamin D supplementation for women during pregnancy. Cochrane Database of Systematic Reviews 2019, Issue 7. Art. No.: CD008873. DOI: 10.1002/14651858. CD008873.pub4.
- Palacios C et al. Regimens of vitamin D supplementation for women during pregnancy. Cochrane Database of Systematic Reviews 2019, Issue 10. Art. No.: CD013446. DOI: 10.1002/14651858.CD013446.
Diertherapie bij personen met dementie
Context
Selectiecriteria voor studies
Samenvatting resultaten
Conclusie
Implicaties voor de praktijk
Noten
- Belgisch Centrum voor Evidence Based Medicine (CEBAM), Cochrane Belgium, Belgian Interuniversity Collaboration for Evidencebased Practice (BICEP): a Joanna Briggs affiliated Center
- Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg (KCE); Belgisch Centrum voor Evidence Based Medicine (Cebam)
- Lai NM, Chang SMW, Ng SS, Tan SL, Chaiyakunapruk N, Stanaway F. Animal-assisted therapy for dementia. Cochrane Database of Systematic Reviews 2019, Issue 11. Art. No.: CD013243. DOI: 10.1002/14651858. CD013243.pub2.
Elektrostimulatie bij decubitus
Context
Selectiecriteria voor studies
Over het onderzoek
Samenvatting resultaten
Conclusie
Implicaties voor de praktijk
- Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine (CEBAM), Cochrane Belgium, Belgian Interuniversity Collaboration for Evidencebased Practice (BICEP): a Joanna Briggs affiliated Center.
- Federaal Kenniscentrum voor Gezondheidszorg (KCE); Belgisch Centrum voor Evidence-Based Medicine (Cebam).
- Arora M, Harvey LA, Glinsky JV, Nier L, Lavrencic L, Kifley A, Cameron ID. Electrical stimulation for treating pressure ulcers. Cochrane Database of Systematic Reviews 2020, Issue 1. Art. No.: CD012196. DOI: 10.1002/14651858.CD012196.pub2.
Begeleiding van patiënten met Alzheimerdementie in het operatiekwartier
Tineke Neirynck (21 jaar) |
Afgestudeerd:
Geleerd:
Ik vraag me af hoe dit kan, want je komt toch vrijwel op elke dienst met hen in aanraking. Ik hoop dat er nog meer onderzoek plaatsvindt.’
Context
Methode
Resultaten
Conclusie
- De poster is te downloaden via https:// www.vives.be/sites/default/files/atoms/ files/Nursing_poster.pdf
-
- De Beer S. (z.d.). Hoe ga je om met opname in het ziekenhuis? Geraadpleegd op 10 oktober 2019, van https://dementie. nl/hoe-ga-je-om-met-opname-in-hetziekenhuis
- Buijssen H, & Razenberg T. (1991). Dementie. Een praktische handreiking voor de omgang met Alzheimerpatiënten. Boom: Meppel.
Luchtweginfecties: wat helpt bij het opvolgen van preventierichtlijnen?
Context
Selectiecriteria
Samenvatting resultaten
Conclusie
Implicaties praktijk
- Center for Evidence-Based Medicine (CEBAM), Cochrane Belgium, BelgianInteruniversity Collaboration for Evidence-based Practice (BICEP): a Joanna Briggs affiliated Center
- Karel De Grote Hogeschool Antwerpen
- Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg
- Houghton C et al Barriers and facilitators to healthcare workers’ adherence with infection prevention and control (IPC) guidelines for respiratory infectious diseases: a rapid qualitative evidence synthesis. DOI: 10.1002/14651858.CD013582.
Evidence-based practice voor veilige en kwaliteitsvolle zorg
Eind 2022 wordt de vzw Platform Wetenschap en Praktijk (PW&P) ontbonden. Meer dan dertig jaar ondersteunde deze vzw op prominente wijze de wetenschappelijke ontwikkeling van de verpleeg- en vroedkunde. Vandaag worden de verschillende initiatieven verder gedragen door onder andere de AUVB-UGIB-AKVB, de VBOV en ebpracticenet.
In 1990 zag het Platform Wetenschap en Praktijk (PW&P) het levenslicht onder de naam Wetenschappelijke Vereniging voor Verpleegkunde en Vroedkunde (WVVV). Dertig jaar lang was het voornaamste doel het ondersteunen van de verwetenschappelijking van de praktijk van de verpleeg- en vroedkundigen. Onder andere door de samenwerking met het NVKVV en de aanwerving van een coördinator en webmaster vond de vzw begin 2010 zijn tweede adem. De naamsverandering kwam zo’n drie jaar later.
Brug tussen academische en professionele wereld
“Onze focus ligt op het sensibiliseren en implementeren van evidence-based practice (EBP) in de vroed- en verpleegkunde”, vertelt voorzitter Koen Van den Bossche. “Binnen de Wetenschappelijke Vereniging voor Verpleegkunde en Vroedkunde creëerden we vanuit verschillende werkgroepen rond onderwijs, beleid en pediatrie een vertaalslag van het onderzoek naar de toepassing van EBP in de praktijk.” Het PW&P bouwde daarop voort. Zo draagt het actief bij tot het leveren van veilige en kwaliteitsvolle zorg en bevordert de vzw het interdisciplinaire karakter van de zorg. Toch stopt de vzw eind dit jaar. “Onze organisatie evolueerde van een grote groep tot een beknopte kern van bestuursmedewerkers. Een aantal jaren geleden hield onze financiering op. Daarom definieerden we in 2015 drie belangrijke doelstellingen: het uitbouwen van een webportaal, het ter beschikking stellen van EBP-richtlijnen en het structureel borgstellen van het EBP-beleid in de beroepsorganisaties. Deze doelstellingen hebben we bereikt en onze initiatieven vonden hun weg in andere organisaties en structuren. Het is dus tijd om de fakkel door te geven.”
Belangrijke realisaties
De uitbouw van de Portal4Care-website is een van de realisaties van het PW&P. Dit tweetalige webportaal bundelt diverse hoogstaande kennisbronnen en stelt alle info vrij toegankelijk voor de verpleeg- en vroedkundigen. Een andere belangrijke mijlpaal was om samen met andere zorgberoepen en ebpracticenet[1] – waarvan PW&P stichtend lid is – de overheid te overtuigen de JBI-database[2] met EBP-richtlijnen aan te schaffen. Koen: “In België zijn er weinig richtlijnen gratis ter beschikking voor verpleeg- en vroedkundigen op de werkvloer. De JBI-database is betalend en voor hen dus onmogelijk om aan te schaffen. De richtlijnen, die bijdragen tot de kwaliteit van zorg, worden nu geleidelijk aan geprioriteerd, vertaald en gecontextualiseerd.” Tot slot kreeg het PW&P van de beroepsorganisatie AUVB-UGIB-AKVB de garantie dat ze zich op lange termijn zullen inzetten om EPB te integreren in de praktijk. “We wilden natuurlijk waarborgen dat het EBP-beleid gedragen wordt door het werkveld. Dat de AUVB hier nu mee aan de slag gaat, is een mooie bekroning op ons werk. Op deze manier zijn we zeker dat onze expertise blijft voortbestaan. Ook voor de vroedkundigen hebben we die garantie, aangezien de beroepsorganisatie VBOV zelf een wetenschappelijke cel oprichtte en van daaruit de EBP-aanpak voortzet.”
Binnenkort worden alle bestuursdocumenten van het PW&P in het KADOC van het NVKVV gearchiveerd. “We zijn bijzonder tevreden dat we dit kunnen doen, want zo blijft onze rijke geschiedenis en de uitgebreide informatie van ons platform ook in de toekomst gevrijwaard.”
[1] Ebpracticenet is het referentieplatform voor Evidence Based Practice voor alle Belgische zorgverleners. Hier vinden zorgverleners alle richtlijnen en andere EBP-informatie gevalideerd door het EBP-programma.
[2] De Joanna Briggs Institute-database bevat meer dan 1.000 EBP-richtlijnen en -samenvattingen, systematische reviews, een set EBP point-of-care tools, implementatie-ondersteuning en honderden video’s met e-learning applicaties en randinformatie.
Koen Van den Bossche
Betere en toegankelijke opvang voor slachtoffers van (acuut) seksueel geweld
In 2017 startte België met een proefproject rond Zorgcentra na Seksueel Geweld (ZSG) in Brussel, Gent en Luik. Na een succesvol pilootjaar besliste de regering om deze Zorgcentra uit te breiden en kreeg het Instituut voor de gelijkheid van vrouwen en mannen (IGVM) de opdracht om dit te coördineren. In totaal wil ons land tien van deze centra openen tegen eind 2023. Het doel? De zorg voor slachtoffers van seksueel geweld verbeteren en hen ondersteunen om de weg naar hulpverlening te vinden.
Sinds de opstart eind 2017 geleden in Brussel, Gent en Luik, zijn ondertussen ook in Antwerpen, Charleroi en West-Vlaanderen Zorgcentra na Seksueel Geweld (ZSG) geopend. In de volgende jaren komen er nog vier bij: in Limburg, Leuven, Namen en Luxemburg. Deze Zorgcentra vormen een uniek multidisciplinair samenwerkingsverband tussen een ziekenhuis, de politie en het parket. Slachtoffers van (acuut) seksueel geweld kunnen er 24 op 7 terecht en krijgen er op één locatie alle nodige bijstand.
Nood aan gecoördineerde aanpak
Voor het bestaan van deze Zorgcentra dienden slachtoffers van seksueel geweld zelf op zoek te gaan naar de verschillenden instanties waar ze terecht konden voor hulp, voor medische verzorging en voor klachtneerlegging. Deze instanties bevonden zich op verschillende plaatsen en werkten niet of onvoldoende samen. Bewijsgaring was enkel mogelijk na een klachtneerlegging. Hulpverleners of politieambtenaren zijn bovendien lang niet allemaal gespecialiseerd in het bieden van hulp aan deze slachtoffers. Hierdoor is de stap naar hulpverlening of politie voor velen bijzonder groot, waardoor geweld vaak onzichtbaar blijft. Ook de timing speelt een belangrijke rol bij een aangifte, omdat de eerste 72 uren cruciaal zijn om gedetailleerd sporenonderzoek te kunnen doen.
De Zorgcentra na Seksueel Geweld bieden hierop een antwoord en fungeren als centrale plaats waar slachtoffers terecht kunnen voor laagdrempelige holistische zorg: medische en psychologische zorg, forensisch onderzoek en dit onmiddellijk na de feiten van seksueel geweld. In het ZSG kunnen slachtoffers zich aanmelden na acuut seksueel geweld – binnen de zeven dagen nadat het plaatsvond – en krijgen ze een multidisciplinaire omkadering aangeboden door speciaal opgeleid personeel.
Verpleegkundige als spilfiguur
Een ZSG-afdeling[1] bestaat hoofdzakelijk uit verpleegkundigen. Zij spelen een belangrijke rol in de zorg die daar verleend wordt. Slachtoffers van seksueel geweld worden onthaald door een verpleegkundige, die hun een eerste psychische bijstand biedt, met een focus op het creëren van veiligheid, vertrouwen en rust. De verpleegkundige verleent de nodige medische zorgen, onder staand order van de arts en volgens een nationaal vastgelegd medisch protocol. Hij of zij voert onder supervisie van de arts het forensisch onderzoek uit. Tot slot geeft de verpleegkundige de nodige informatie over hoe de opvolging van het slachtoffer vanuit het ZSG eruit zal zien en coördineert als casemanager de medische en psychosociale nazorg van de slachtoffers.
Om een goede samenwerking te faciliteren bevindt de ZSG-afdeling in een ziekenhuis zich in de nabijheid van de spoedafdeling. Meldt iemand zich daar, dan verwijst deze dienst het slachtoffer, als het medisch gezien geen urgente ingrepen nodig heeft, door naar de ZSG-afdeling in hun ziekenhuis of hun regio. Kan het slachtoffer om medische redenen niet verplaatst worden, dan gaat een verpleegkundige van het ZSG naar de spoedafdeling. Omgekeerd doet ook de ZSG-afdeling beroep op de spoedafdeling of op artsen van wacht, wanneer zich een slachtoffer aanmeldt bij het ZSG en medische zorgen nodig heeft die verder gaan dan wat het ZSG kan aanbieden.
Seksueel geweld, een wijdverspreid fenomeen
Uit onderzoek blijkt dat seksueel geweld veel meer voorkomt dan vermoed wordt en dat zelden aangifte wordt gedaan. De studie UN-MENAMAIS[2] analyseerde de prevalentie van seksueel geweld in België en vond dat 64 procent van de inwoners in België tussen 16 en 69 jaar oud een vorm van seksueel slachtofferschap heeft meegemaakt in hun leven. In respectievelijk 16 procent en 5 procent van de gevallen werden vrouwen en mannen zelfs het slachtoffer van verkrachting. Slechts 4 procent van de slachtoffers in bovenstaande studie gaf aan een officiële klacht te hebben ingediend bij de politie en 7 procent zocht formele hulp bij hulpverlening.
ZSG in cijfers
Data van eind 2021[3] tonen aan dat sinds de opening van de Zorgcentra al 4.943 slachtoffers werden geholpen. Het gaat in hoofdzaak over vrouwen (89 %) en over jongeren. De gemiddelde leeftijd is 24 jaar. Zo’n dertig procent van de slachtoffers is minderjarig. Steeds meer slachtoffers zetten zelf de stap naar een ZSG: 39 procent tegenover 35 procent aanmeldingen door de politie en 20 procent door doorverwijzing via hulpverlening. 62 procent van de slachtoffers melden zich binnen 72 uur nadat het seksueel geweld plaatsvond.
De ZSG zijn voornamelijk gefocust op de opvang van slachtoffers van acuut seksueel geweld, waarbij er mogelijke sporen van de pleger gevonden kunnen worden. Dat weerspiegelt zich in het type gerapporteerd geweld: verkrachting (65 %), poging tot verkrachting (4 %) en aanranding van de eerbaarheid (12 %). 32 procent van de feiten wordt door een onbekende gepleegd.
Positieve impact
Zodra alle tien ZSG operationeel zijn, zal elk slachtoffer van seksueel geweld in België binnen het uur toegang hebben tot deze multidisciplinaire opvang en holistisch zorgaanbod. Alle betrokken forensisch verpleegkundigen, psychologen en zedeninspecteurs zijn speciaal opgeleid om met deze slachtoffers om te gaan. De centra zijn bereikbaar via mail, telefoon of aanmelding in persoon. Het slachtoffer beslist zelf welke stappen het wil doorlopen, zoals een forensisch onderzoek of een klacht neerleggen. Worden sporen afgenomen, dan worden deze zes maanden bewaard voor een eventuele klachtneerlegging in de toekomst. Zo krijgt het slachtoffer meer tijd en ruimte om hierover een weloverwogen beslissing te kunnen nemen. Ook voor minderjarigen is er een specifieke aanpak, afgestemd op hun rechten en noden, met het oog op de veiligheid en bescherming van deze persoon.
[1] Dit is de locatie van het Zorgcentra na Seksueel Geweld verbonden aan een ziekenhuis.
[2] www.belspo.be/belspo/brain-be/projects/FinalReports/UN-MENAMAIS_FinalRep_v2.pdf
[3] Fomenko, E., Baert, S. & Keygnaert, I. (2022). Zorgcentra na Seksueel geweld: Jaarrapport 2021. Gent: Universiteit Gent. Vakgroep Volksgezondheid en Eerstelijnszorg. International Centre for Reproductive Health.
Vroedvrouw Valerie Valcke werkt in het Zorgcentrum na Seksueel Geweld in Gent
Na een kleine tien jaar als vroedvrouw op de dienst materniteit en verloskunde aan het UZ Gent stapte Valerie Valcke in oktober 2017 in het proefproject van het ZSG. “Vanuit mijn toenmalige rol kwam ik al in contact met slachtoffers van seksueel geweld. Een van mijn frustraties was het tekort aan opvolging nadat een zorgvrager onze dienst verliet”, vertelt ze. “Slachtoffers opvangen of mensen begeleiden die met verlies te maken krijgen, geeft me enorm veel voldoening. De switch naar het ZSG was voor mij een nieuwe uitdaging met veel leerkansen.”
Valerie kreeg te maken met nieuwe aspecten, zoals psychisch herstel, omgaan met trauma en de juridische kant. “Het was de eerste keer dat parket, politie en ziekenhuis zo nauw met elkaar samenwerkten. Dat was bij momenten wat zoeken, maar vooral zeer verrijkend en waardevol.” Een van de grootste moeilijkheden blijft tot op vandaag het vinden van adequate nazorg voor bepaalde slachtoffers. “De wachtlijsten zijn lang, waardoor we niet altijd onmiddellijk de geschikte hulp kunnen inschakelen. Dat is moeilijk. Gelukkig hebben wij onze eigen traumapsychologen in het ZSG. Dat heeft een bijzonder positieve impact op het herstelproces van slachtoffers. En verder zoeken we via multidisciplinair overleg altijd naar alternatieve oplossingen.” Het is een uiterst boeiend en tegelijk veeleisende job. “Af en toe moet je eens je hart kunnen luchten bij een collega. In ons team is daar tijd en ruimte voor. Ook onze leidinggevende zet hier sterk op in en heeft oog voor ons welzijn.”
Voor Valerie is het essentieel dat zorgverleners, zoals verpleegkundigen op andere diensten, huisartsen, spoedartsen en gynaecologen, eerlijk zijn naar slachtoffers van seksueel geweld. “Deze mensen hebben voornamelijk nood aan rust en veiligheid. Maak geen loze beloften. Zorgverleners kunnen altijd bij ons terecht om te weten wat mogelijk is. We zien dat velen daar gebruik van maken. Er is een duidelijke positieve evolutie in het doorverwijzen naar de ZSG, iets wat alleen nog zal verbeteren eens elke provincie een Zorgcentrum heeft.”
De verschillende werkingsgebieden van het Zorgcentrum na Seksueel Geweld:
- Tot maximaal zeven dagen na de feiten kan nog bewijsmateriaal verzameld worden, zoals DNA-sporen op het lichaam of stalen voor toxicologische analyse. In de Zorgcentra wordt een nieuwe methode van forensisch onderzoek gebruikt, die gerichtere staalafnames mogelijk maakt en de kans op het vinden van sporen vergroot. De sporen en bewijzen worden dus op kwalitatief hoogstaande wijze verzameld.
- Er worden medische zorgen gegeven die specifiek verbonden zijn aan het seksueel geweld. Zo worden soa- en hiv-testing gedaan, wordt er preventief medicatie opgestart, de noodpil aangeboden, de vaccinatiestatus voor hepatitis A, B en C nagegaan, enz.
- Er wordt de mogelijkheid geboden om op het Zorgcentrum klacht neer te leggen als het slachtoffer dat wil en de politie, in de vorm van een zedeninspecteur, zal zich ter plaatse begeven om de verklaring van het slachtoffer op te nemen.
- Er wordt in psychologische nazorg voorzien, enerzijds voor psycho-educatie en anderzijds om symptomen van acute stressstoornis te behandelen of in te perken. Voor psychologische begeleiding op lange termijn wordt doorverwezen naar het bestaande hulpverleningsnetwerk.
Inlezen eID vanaf juni 2022 opnieuw verplicht in de thuiszorg
Om de verspreiding van het coronavirus tegen te gaan, was tijdens de pandemie het inlezen van de eID van de patiënt in het kader van de derdebetalersregeling niet meer verplicht. Vanaf 1 juni 2022 wordt deze tijdelijke COVID-19-maatregel opgeheven en moet de identiteit van de patiënt opnieuw geverifieerd worden volgens de modaliteiten die golden voor de COVID-19-crisis.
Sinds 1 oktober 2017 zijn thuisverpleegkundigen verplicht om patiënten te identificeren via hun elektronische identiteitskaart of eID, als ze de derdebetalersregeling toepassen. Deze verplichte identificatie werd ingevoerd om zekerheid te hebben dat wat aangerekend wordt aan de mutualiteit, overeenstemt met de aanwezigheid van de zorgverstrekker bij de patiënt of de reële uitvoering van de zorgverstrekking voor die dag.
Tijdelijke COVID-19-maatregel
Toen in maart 2020 de coronapandemie uitbrak in ons land, besliste de regering om de verplichte lezing van de eID voor de duurtijd van de crisis op te schorten. Omdat thuisverpleegkundigen een belangrijke schakel zijn in de eerste lijn, wilde de FOD Volksgezondheid en het RIZIV hen en ook hun patiënten op deze manier beschermen tegen het coronavirus. Op dat moment werd aangenomen dat door de manipulatie van de ID-kaart van de patiënt, de kaartlezer en het ander elektronisch materiaal het virus zich gemakkelijker kon verspreiden.
Het RIZIV liet toe dat thuisverpleegkundigen de identiteit van de zorgvrager manueel en nadien invulden. Deze preventieve maatregel was bedoeld om de verdere verspreiding van het virus tegen te gaan en te vermijden dat de zorgverlener extra belast werd met het uitvoeren van bijkomende handelingen, zoals het ontsmetten van de kaart en de kaartlezer. Naarmate de coronacrisis vorderde, kwam meer informatie beschikbaar over hoe het virus zich verspreidt, over het ontsmetten van materiaal en over het gebruik van beschermingsmateriaal. Spontaan gingen belangrijke praktijken en organisaties thuisverpleging gaandeweg terug de eID systematisch inlezen omdat dit organisatorisch en kwalitatief ook een meerwaarde oplevert.
Herinvoering vanaf 1 juni
Intussen werd een heel sterke evolutie vastgesteld in de aangerekende prestaties via de derdebetalersregeling. Tijdens de pandemie is het aantal zorgvragers in de thuiszorg weliswaar sterk toegenomen, maar de evolutie in de aangerekende prestaties is niet evenredig daarmee. Er rees een bezorgdheid over de manier waarop prestaties manueel geregistreerd werden, over de correctheid van de werkelijk gerealiseerde prestaties en over een mogelijke ontsporing van de beschikbare budgetten. Omwille van de preventie op misbruik van de nomenclatuur is door alle formele vertegenwoordigers van de overeenkomstencommissie unaniem gevraagd om het inlezen van de eID terug verplicht te maken.
Vanaf 1 juni 2022 houdt deze tijdelijke COVID-19-maatregel op. Alle thuisverpleegkundigen die de derdebetalersregeling toepassen, zullen opnieuw de eID moeten inlezen. De controlediensten zullen vanaf die datum weer rekening houden met de manier waarop de identiteit van patiënten is geregistreerd.
Bronnen:
- covid-19.sciensano.be/sites/default/files/Covid19/COVID-19_Thuisverpleegkundigen_NL.pdf
- inami.fgov.be/nl/professionals/individuelezorgverleners/verpleegkundigen/Paginas/lezing-e-id.aspx#Opheffing_tijdelijke_COVID-19_maatregel%E2%80%93_tijdelijke_vrijstelling_lezing_eID