De oorzaak en impact van long covid is nog lang niet duidelijk

Het staat vast dat een post-COVID-19-aandoening, ook wel ‘long covid’ genoemd, effectief bestaat. Al blijven nog veel vragen onbeantwoord en is meer onderzoek nodig. Zo is het onduidelijk wie kans maakt om long covid te ontwikkelen en hoe lang het duurt eer de getroffen persoon er volledig van herstelt.

Nu de coronapandemie de wereld al meer dan twee jaar in zijn greep heeft, is duidelijk dat sommige personen gevoelig zijn om long covid te ontwikkelen na een coronavirusinfectie. Dit is lang niet alleen voor mensen die een ernstige covidbesmetting hadden en op intensieve zorg opgenomen werden”, zegt Kathleen Bell, professor en voorzitter van de dienst Fysische Geneeskunde en Revalidatie aan de University of Texas Southwestern Medical Center in Dallas. “Integendeel, we zien long covid optreden bij goed opgeleide mensen, die niet gehospitaliseerd werden en enkel een milde tot matige infectie doormaakten.” Het diagnosticeren en behandelen is niet eenvoudig, want sommige symptomen overlappen met die van andere aandoeningen of komen overeen met herstel ten gevolge van een langdurige opname op intensieve zorg.

Typische long covid symptomen

Momenteel bestaat nog geen eenduidige standaarddefinitie van wat long covid is. Hoofdpijn, gewrichts- en spierpijn, vermoeidheid, aanhoudende geur- en smaakverlies en zogenaamde hersenmist, namelijk moeite hebben om snel te denken, worden als meest voorkomende symptomen genoemd. Voor sommigen blijft ademhalen moeilijk, ook al zijn hun zuurstofniveaus normaal.

Toch blijft het moeilijk deze symptomen te onderscheiden van andere aandoeningen. “Vermoeidheid staat met stip op één, maar zijn we allemaal niet moe na twee jaar pandemie?”, zegt Nahid Bhadelia, MD, oprichter en directeur van het Boston University Center for Emerging Infectious Diseases Policy and Research en associate professor Geneeskunde is aan de Boston University. “Er zijn ook mentale klachten, zoals depressie, angst en slapeloosheid”, vult Kathleen Bell aan. Net omdat er geen duidelijke definitie bestaat, is het diagnosticeren ervan niet eenvoudig. Bovendien kan long covid samen voorkomen met een andere ziekte.

Oorzaak van long COVID

Wat long covid veroorzaakt, is niet met zekerheid te zeggen. Er is een vermoeden dat een auto-immuunreactie aan de basis ligt. Verder worden type-2 diabetes, tekenen van het Epstein-Barr-virus in het bloed en abnormale bloedspiegels van SARS-CoV-2 RNA gelinkt aan een grotere kans op een post-COVID-19-aandoening. Tal van vragen doemen op: blijft het coronavirus in sluimerstand in het lichaam – in reservoirs – en flakkert het later weer op? Bieden vaccins en behandelingen bescherming tegen long covid? Een ander interessant gegeven is dat long covid opduikt bij zorgvragers waar dit niet verwacht werd. Zoals personen met een milde infectie. Het komt ook voor in alle leeftijdsgroepen.

“Het goede nieuws is dat de meeste mensen met de juiste ondersteuning en een goede verlichting van hun symptomen na verloop van tijd zullen herstellen van long covid”, zegt Bell nog. “Al kan dat herstel lang duren. Als je op intensieve zorg behandeld werd, dan herstel je niet alleen van het virus zelf, maar ook van de intubatie, secundaire infecties, secundaire longaandoeningen, misschien ander orgaanfalen en langdurige bedrust.” In ieder geval biedt long covid veel opportuniteiten voor gedetailleerder onderzoek. Door het groot aantal besmettingen is een massa aan data beschikbaar, wat een basis kan zijn voor een model dat in de toekomst op infectieziekten in het algemeen kan toegepast worden.

Bron: https://www.mediquality.net/be-nl/topic/article/24617468/long-covid-bestaat-echt-en-er-zijn-nog-veel-open-vragen


Jouw concrete vragen over de kwaliteitswet, beantwoord door professor Tom Goffin

Kwaliteitsvolle zorg heeft als drie belangrijke pijlers dienstverlening, controles en praktijkvoering. Rond dat laatste thema werd de voorbije jaren hard gewerkt aan een nieuwe wet. De wet op de kwaliteitsvolle praktijkvoering – ook wel de kwaliteitswet genoemd – ging op 1 januari 2022 al deels in voege. Op 1 juli 2022 volgt het tweede deel, met onder meer de toezichtscommissie.

Tijdens een informatief webinar georganiseerd door het NVKVV gaf Tom Goffin, professor gezondheidsrecht aan de Universiteit Gent, antwoord op enkele praktische vragen die verband houden met de kwaliteitswet en de dagelijkse werking van verpleegkundigen in de verschillende zorgdomeinen.

Je moet als zorgverlener voortaan je vakbekwaamheid aantonen aan de hand van een portfolio. Volstaat je werkervaring binnen een bepaalde zorgcontext dan?

“Als verpleegkundige zal het niet voldoende zijn om enkel met je ervaring je bekwaamheid aan te tonen. Je zal opleidingen moeten volgen en daarvan een digitaal dossier bijhouden. Dat noemen we het portfolio en zal hoe langer hoe meer een prominente rol spelen. De zorgvragers zullen dit portfolio niet kunnen raadplegen, je collega’s misschien wel. Dit in het kader van de zorgcontinuïteit, een belangrijke pijler binnen de kwaliteitswet. Al zal het hier nog zoeken zijn naar een modus operandi. Zo geeft de wet niet aan wat voldoende is voor een portfolio en hoe dat er precies moet uitzien. De verantwoordelijkheid ligt hier bij de zorgprofessional. Let wel op, want dit kan opgevraagd worden door de inspectie.”

De kwaliteitswet lijkt meer specialisaties te vragen. Hoe match je dit aan het groeiende tekort van verpleegkundigen en aan de toenemende vraag naar generalisten en multi-inzetbaar personeel?

“Dit valt zeker met elkaar te rijmen. Het portfolio zal enerzijds bijdragen aan de beroepsfierheid van verpleegkundigen. Anderzijds is het net een manier om de multi-inzetbaarheid te vergroten omdat je als zorgverlener kan aantonen van welke markten je thuis bent.”

Tot welke leeftijd en tot hoeveel dienstjaren moet je zo’n portfolio aanmaken en bijhouden?

“Dat zal nodig zijn zolang je in de zorg wil werken. Er is dus geen einddatum voorzien.”

Zal het aantonen van die vakbekwaamheid vertaald worden naar extra loon?

“Het gaat hier om een wettelijke verplichting die niet vertaald zal worden naar extra loon.”

Hoe krijgt het portfolio vorm voor een verpleegkundige in een woonzorgcentrum met een basisopleiding in ziekenhuisverpleegkunde? Stel dat deze verpleegkundige na jaren in een woonzorgcentrum opnieuw in een ziekenhuis wil werken, zal haar visum dan enkel gelden op geriatrie of kan teruggegrepen worden naar de basisopleiding?

“Dit is een vraag die we in de praktijk nog zullen moeten oplossen op basis van de voorziene leertrajecten. Momenteel durf ik te stellen dat hier ook een bepaalde verantwoordelijkheid bij de werkgever rust.”

Als je licence to practice/visum inkrimpt omdat je te lang op een bepaalde afdeling werkt, mag je dan nog inspringen op andere afdelingen? Zal dit de algemene inzetbaarheid van verpleegkundigen niet in het gevaar brengen?

“Verpleegkundigen inzetten volgens portfolio en niet volgens specialisatie of titel is net een positief verhaal die zal toelaten om zorg op een meer dynamische manier te organiseren. Inspringen op andere afdelingen zal dus zeker nog kunnen, net door het invoeren en bijhouden van dat portfolio.”

Hoe zullen mobiele equipes, interims, … georganiseerd worden? Zal dit voortaan ook op basis van specialisatie moeten en zullen we dan ook moeten evolueren naar een equipe intensieve zorg/spoed, equipe chirurgie, …?

“Ook vandaag moeten deze mobiele equipes en interims hun bekwaamheid al aantonen. Het enige verschil is dat het volgens de kwaliteitswet in een portfolio zal moeten.”

Een verpleegkundige die uit de zorg stapt om een geheel ander beroep uit te oefenen en na twintig jaar opnieuw in de zorg aan de slag wil, zal die nog een visum krijgen, eventueel aan de hand van het portfolio?

“Als je twintig jaar niet meer in de zorg gewerkt hebt, zal je je visum kwijt zijn. In deze situatie zullen leertrajecten een belangrijke rol spelen, na vijf jaar maar ook na twintig jaar. Zo kan je geleidelijk aan je portfolio weer opbouwen en je vakbekwaamheid aantonen.”

Valt de taalvereiste, het kennen van een van onze landstalen, voor zorgverleners volledig weg?

“Ja en neen. De taalvereiste zal niet langer een wettelijke verplichting zijn, maar zal wel de facto opgelegd worden voor het verkrijgen van een visum/licence to practice. Als je voldoen aan de criteria voor kwalitatieve zorg, zal je een van onze landstalen machtig moeten zijn.”

Continuïteit van zorg is een belangrijk aspect van de kwaliteitswet. Toch sluiten ziekenhuizen momenteel afdelingen door het gebrek aan medewerkers. Is dit dan niet in strijd met de garantie tot het verlenen van zorg?

“De pandemie is een zeer uitzonderlijke situatie waardoor inderdaad bepaalde ziekenhuisafdelingen moesten sluiten. De kwaliteitswet draait rond goede praktijkvoering en zal in principe niet zoveel veranderen voor zorginstellingen. In een ideale wereld matchen de bepalingen uit de wet al voor 95 procent aan de realiteit.”

Je patiënt geeft je een voorschrift voor het verlenen van de nodige zorgen. Is dit een automatische toestemming van de patiënt voor toegang tot de patiëntengegevens of moeten er nog specifiek geïnformeerde toestemmingen ondertekend worden door iedere zorgverlener?

“Het verpleegkundig voorschrift staat niet gelijk aan geïnformeerde toestemming. De GDPR-regels gelden hier nog steeds. Je hebt dus altijd nog een afzonderlijke toestemming van je patiënt nodig. Het gaat hier dan enkel om de noodzakelijke gegevens om zorgcontinuïteit te garanderen.”

Als ik 65 jaar ben en stop met mijn thuisverplegingspraktijk, hoe kan ik dan nog vijftig jaar lang de dossiers van mijn patiënten bijhouden?

“Een patiëntendossier bevat voortaan minimale inhoud en heeft een bewaartermijn tot na het laatste patiëntencontact. Het gaat hier om minstens dertig jaar en maximaal vijftig jaar. Stop je met je praktijk, dan kan je ze ook steeds overdragen aan een collega of vervanger.”

Gelden de regels rond praktijkinformatie en reclame maken enkel voor individuen of ook voor diensten? Hoe wordt de grens tussen ronselen van patiënten en rekruteren van personeel bepaald?

“De kwaliteitswet geldt voor iedereen. Zowel voor kleine praktijken als voor grote zorginstellingen en organisaties. Zeker wanneer het om de praktijkinformatie gaat. Je werkgever moet er steeds op toezien dat je de bepalingen uit de kwaliteitswet kan naleven. Het gaat dan om waarheidsgetrouwe, objectieve en wetenschappelijke informatie verspreiden of het meedelen van een bijzondere beroepstitel van de zorgverlener. Praktijkinformatie mag nooit aanzetten tot overbodige onderzoeken en behandelingen of het ronselen van patiënten en personeel.”


Hoe ga je om met darmfalen bij ouderen?

Marleen Corremans1, 2, 3, Trudy Bekkering1,2

De vraag “hoe ga je om met darmfalen bij ouderen” roept meteen bijkomende vragen op voordat we een antwoord kunnen zoeken. Zo willen we meer weten over de specifieke populatie, het besproken fenomeen en de context van darmfalen.

De populatie: Over welke oudere spreken we hier? Iemand met een normale veroudering of iemand met chronische aandoeningen?

Het besproken fenomeen: Wat wordt bedoeld met darmfalen? Is dit een vraag over interventies bij constipatie of diarree? Of gaat het hier eerder om verterings- of resorptiestoornissen? Wat wordt bedoeld met omgaan? Zoeken we medicatie of eerder niet farmacologische interventies?

Context: Thuissituatie? Woonzorgcentrum? Ziekenhuis? Palliatieve setting? Wie stelde deze vraag, waren dat verpleegkundigen? Patiënten zelf?

Methode

We gebruiken niet het welgekende Populatie-Interventie-Controle-Outcome (PICO) format voor deze vraag. Darmfalen is namelijk geen interventie die we zelf veroorzaken. We zien het darmfalen als een fenomeen dat we willen bekijken.

We gebruiken een alternatieve PICO. Die gaat als volgt: Population, phenomenon of Interest en COntext. Als we die goed aflijnen, vinden we de termen om de literatuur te bekijken.

Stel dat we op zoek gaan naar (niet-farmacologische) interventies om constipatie tegen te gaan in de thuiszorg. Dit leidt ons tot de volgende zoektermen

  • Populatie: elderly
  • Phenomenon of Interest: constipation
  • Context: community

Resultaten

Bij ‘advanced search’ van de JBI database voeren we elderly AND constipation AND community in bij de keywords. Dat geeft 41 resultaten. We zouden nu al de titels kunnen doornemen of nog verder verfijnen.

We voegen het keyword ‘management’ toe en komen op 21 resultaten. De filter ‘aged care’ geeft nog 16 resultaten. We screenen de titels. Een zeer recente evidence summary, geschreven door Koh4, biedt meteen een mooi antwoord op onze vraag.

Klikken we vervolgens rechts, dan kunnen we het document in pdf openen en de aanbevelingen bekijken. We zien ook vermeld op welke literatuur deze aanbevelingen zijn gebaseerd. We zien acht aanbevelingen van Grade B. De aanbevelingen betreffen onder meer beweging, voeding en het gebruik van screeningsinstrumenten.

1 Bicep, an JBI affiliated center

2 Cebam, Leuven

3 Karel de Grote Hogeschool, Antwerpen

4Koh, Grace. CONSTIPATION (OLDER PEOPLE): NON-PHARMACOLOGICAL INTERVENTIONS. (2021). Retrieved from http://ovidsp.ovid.com/ovidweb.cgi?T=JS&PAGE=reference&D=jbi&NEWS=N&AN=JBI16779. Geraadpleegd op 28/01/2022


Ethisch zorgondernemen: meer dan een vanzelfsprekendheid

Er beweegt heel wat in de thuisverpleging. Deze veranderingen roepen een nood aan afspraken op die de behoeften van patiënten binnen een kwaliteitsvolle zorg centraal stellen. Daarom scharen de loontrekkende en zelfstandige organisaties en kartels binnen de thuisverpleging zich achter een ethisch Charter Thuisverpleging. Het doel? Een positief signaal de zorgwereld insturen.

Het Charter is een breed gedragen verhaal van samenwerking en ethisch zorgondernemerschap. “De inhoud is voor de ondertekenaars een vanzelfsprekendheid”, zegt Jan Vande Moortel, al jarenlang juridisch adviseur bij het NVKVV. Hij trad op als neutrale en verbindende figuur tijdens de besprekingen van het Charter. “Zorgkundigen en verpleegkundigen zorgen voor patiënten vanuit hun hart, niet vanuit winstbejag met het ronselen van patiënten en afwerven van collega’s uit andere praktijken of diensten. Het Charter geeft duidelijkheid over hoe thuisverpleegkundigen onder elkaar samenwerken en zich houden aan afspraken die uiteindelijk vooral correct en transparant zijn voor de patiënten, mantelzorgers, hun doorverwijzers en de betrokken thuisverpleegkundigen  – om finaal een toegankelijke, correct betaalde en kwalitatief degelijke thuisverpleegkundige zorg te kunnen garanderen aan de patiënten die deze zorg ontvangen. Het is een engagement om op een ethische en transparante manier aan zorgondernemerschap te doen.”

Dit is thuisverpleging

Meer nog is het Charter Thuisverpleging een signaal aan het beleid, aan andere zorgpartners en aan patiënten en hun omgeving: dit is thuisverpleging. “En thuisverpleging is zorgen voor mensen, niet aan commerce doen. Natuurlijk moet je je boterham verdienen, maar dat kan op een ethische manier”, licht Jan toe. “Je handelt met respect, voor de patiënt en voor andere verpleegkundigen. Hen onder druk zetten en mensen ronselen horen daar niet bij. Je moet de vrijheid van iedere verpleegkundige in acht nemen. Ook zijn of haar vrijheid om eventueel elders te gaan werken. Faciliteer je als nieuwe werkgever de financiële of juridische gevolgen van een plots vertrek bij de collega, dan kadert dit binnen onethisch handelen.”

De prestaties van een thuisverpleegkundige worden grotendeels vanuit de ziekteverzekering vergoed. Soms worden ze ingeschakeld om tijdelijke ondersteuning te bieden aan huisartsen, laboratoria, woonzorgcentra, … “Bij deze opdrachten worden vaak abnormaal lage vergoedingen gehanteerd om daarna patiënten exclusief doorverwezen te krijgen. Een verpleegkundige of zorgkundige in de thuisverpleging moet altijd correct vergoed worden”, legt Jan uit. “Daarom spreken de leden van het Charter voor zulke prestaties een vergoeding van 47,25 euro per uur of 10,50 euro per prestatie af. Dit wordt door het Riziv beschouwd als kostendekkend. ”

Zorgkwaliteit en samenwerking

Kwaliteit van zorg staat voorop in het Charter Thuisverpleging. Een goede, transparante samenwerking tussen verschillende zorgactoren is dan ook noodzakelijk. Wordt een patiënt bijvoorbeeld doorverwezen door een arts, dan moet  de kwaliteit van de zorgverlening primeren en niet de voordelen die aan deze doorverwijzer worden toegekend bij een al dan niet exclusieve doorverwijzing. “Betalen voor de doorverwijzing is in strijd met het verbod op dichotomie in de zorg, ongeacht of deze zorgverlener voordelen in cash en/of natura ontvangt”, zegt Jan. “Hier telt een nultolerantie onder de leden van het Charter.”

Het Charter spreekt dan ook eerder over richtlijnen dan over verplichtingen. Wat kan en wat kan niet? De zorgvrager en zorgverlener staan steeds centraal. “Omdat een grote groep die richtlijnen onderschrijft en al jarenlang deze als vanzelfsprekend toepast, is het ook duidelijk hoe ethisch zorgondernemen er uit ziet”, zegt Jan nog. “Bij misbruiken is het aan de overheid of het Riziv om te sanctioneren. Is er tussen de leden van het Charter een onenigheid over wat ethisch kan of niet kan dan wordt een onderling overleg georganiseerd om tot een oplossing te komen. Via www.charterthuisverpleging.be kunnen eventuele inbreuken van de partners aangekaart worden, maar kunnen ook andere organisaties aansluiten bij het Charter.”

 

Het Charter Thuisverpleging is een initiatief van het Wit-Gele Kruis, i-mens, Mederi, ZorgConnect en VBZV (Vlaamse Beroepsvereniging voor Zelfstandig Verpleegkundigen). Je leest het volledige charter op yeswecare.be.


Vlaams Zorgambassadeur Lon Holtzer gaat met pensioen: “Zorg vindt plaats van mens tot mens”

Handen, hoofd en hart. Het zijn haast iconische woorden geworden voor alle zorgprofessionals. Ze zijn toe te eigenen aan Eleonora – Lon – Holtzer. De Vlaamse Zorgambassadeur gaat vanaf 1 april 2022 met pensioen. Haar hele carrière lang zette ze zich aan tweehonderd procent in voor de zorg. De laatste elf jaar als geëngageerd ambassadeur voor alle zorgberoepen. Een terugblik, vol anekdotes, warme herinneringen en met hier en daar een kritische noot, zoals we intussen van haar gewend zijn.

Lon Holtzer heeft het altijd geweten: ze moest en zou verpleegkundige worden. Tijdens haar universitaire opleiding bleek een grote inzet. Tijdens vakanties en weekends werkte ze als vrijwilliger op de dienst hematologie. Ze deed er ervaringen op voor haar verpleegkundige competenties, maar die uren dienden ook als toetssteen voor haar studies. “Zo herinner ik me een situatie waarin een vrouw stierf. Ik zocht nog een arts die haar reanimeerde, ook al had dat geen zin meer. Toen ik vroeg waarom hij dat deed, antwoordde hij: ‘Zo kan mijn supervisor zeggen dat ik het geprobeerd heb.’ Ik besefte toen dat artsen ook maar mensen zijn. Zulke situaties vormden mijn visie op zorg. Het is iets wat van mens tot mens plaatsvindt.”

Op 1 juli 1982 startte Lon in het UZ Leuven met werken op de dienst cardiovasculaire geneeskunde. Na 1,5 jaar werd ze al hoofdverpleegkundige op oncologie. “Mijn eerste dag op de dienst was verschrikkelijk. Er waren vier overlijdens. Maar op oncologie deed ik wel de meest beklijvende ervaring op.” Onder invloed van die ervaring zette ze later in haar carrière onder meer projecten op zoals het Inloophuis in samenwerking met Kom op tegen Kanker. Ze mogen me alles afnemen, maar niet de jaren die ik oncologie meemaakte. Ik heb er op jonge leeftijd – 27 jaar – leren leven en leren relativeren. Het bood veel pure momenten, als verpleegkundige en als mens.” Na drie jaar op deze dienst groeide Lon door naar het middenkader geriatrie, algemeen inwendige en psychiatrie. Ook daar bleef ze een drietal jaar. “Geestelijke gezondheidszorg vond ik ook zeer boeiend. Vanuit somatische zorg konden we er veel leren over het juiste niveau van geïntegreerde zorg. Geriatrie vond ik een heel moeilijke discipline, maar wel ongelooflijk boeiend. Geriatrie is de meest onderschatte discipline qua complexiteit. Je maakt kennis met zeer veel verscheiden pathologie en komt ook in aanraking met de sociale context, de familie en het netwerk van de patiënt en palliatieve zorg. Die multidisciplinariteit op de afdeling is zeer belangrijk. Mijn eerste opdracht was er de kwaliteit van de zorg op de zeven afdelingen te verbeteren . In die tijd – eind de jaren ’80 – moest ik voor alle niet-gekwalificeerde mensen een andere job binnen het ziekenhuis vinden.”

Routine loslaten

Het was tijdens haar periode op geriatrie dat Lon een eerste basis probeerde leggen voor de verpleegkundig specialist. Het zijn voor haar universitair opgeleide verpleegkundigen die meewerken in de zorg en evalueren wat klinisch beter kan om good practices en protocollen te ontwikkelen. “De functie heeft een warme, diepe plaats in mijn hart. Het zijn vooruitstrevende, proactieve verpleegkundigen die samen met artsen de verpleegkundige praktijk verder ontwikkelen”, zegt Lon. “Maar ze staan ook in het veld en dat vind ik zeer belangrijk. Je moet voeling houden met wat er gebeurt en zo andere verpleegkundigen meenemen in je verhaal. Zo kan ook transmurale zorg tot uiting komen. Heel mijn carrière heb ik contact met het werkveld proberen behouden. Ook toen ik directeur verpleegkunde werd op de campus Pellenberg of Zorgambassadeur, ging ik nog altijd meehelpen in de zorg, weliswaar eerder vanuit de functie zorgkundige omdat ik zelf vond dat ik niet meer over alle nodige competenties beschikte om als verpleegkundige de verantwoordelijkheid op te nemen voor patiënten of bewoners.”

De multidisciplinaire aanpak kreeg Lon ook mee als verpleegkundig directeur in revalidatiecentrum Pellenberg. Verpleegkundigen moesten er toen vechten voor hun plaats en hun meerwaarde aantonen. “Onze deskundigheid kwam toen onvoldoende naar boven en onze specifieke meerwaarde voor patiënten was niet duidelijk. We boden zorgcontinuïteit maar wogen onvoldoende op het multidisciplinaire team.. En als je dat niet kan, dan ben je de titel van verpleegkundige niet waardig. Een verpleegkundige is altijd aanwezig en altijd sturend”, zegt Lon. “Daarom vind ik de uitspraak ‘meer handen aan het bed’ het meest ontmenselijkende dat er is. Een patiënt is geen bed. Hij of zij heeft een eigen verhaal, een ziel en emoties. Een zorgverlener heeft hopelijk ook een hoofd om na te denken en een ziel om met een goed ethisch kompas in de zorgrelatie te stappen. Je reduceert er zorg mee tot iets mechanisch, terwijl zorg verlenen iets professioneels en menselijks is.”

Volgens Lon hervallen we als zorgprofessionals nog te veel in routinematige zorg. Het menselijke aspect gaat verloren. “We kijken te weinig naar wat zinvol is voor de zorgvrager en wat hij kan met zijn huidige beperkingen. Als zorgverlener moet je aan de zorgvrager betekenis en zin geven. Dat doe je enkel door routines los te laten en tijd te maken voor zingeving. Maar ik besef dat dat een dijk van een opdracht is. Je gaat met mensen in gesprek en moet verder doordenken en een betekenisvolle relatie op te bouwen. Als je routine loslaat, heb je daar tijd voor. Als je twee dagen op rij hetzelfde doet, ben je eigenlijk niet goed bezig. Let op, je techniek moet perfect en klinisch juist zijn, maar er zit veel meer achter. Die deskundigheid wordt vandaag net zo ondergewaardeerd.”

Opvolgster staat klaar

Op 1 maart startte Candice De Windt als opvolgster van Lon Holtzer. Ze werd aangesteld door Vlaams minister van Welzijn en Volksgezondheid Wouter Beke. De minister laat vooral noteren blij te zijn een waardige opvolger gevonden te hebben. “Lon verzette bergen werk, maar is een krappe arbeidsmarkt, ook in de zorg. Een sterk aanspreekpunt op het terrein is nodig en daar speelt de Zorgambassadeur absoluut een rol in”, klinkt het. Candice De Windt wacht alvast de grote uitdaging om ondanks de 6.000 openstaande vacatures, waarvan meer dan 40 procent voor verpleegkundigen, kwaliteitsvolle zorg te garanderen. Ze ziet het alvast volledig zitten: “Het juiste talent aanspreken om de zorg van morgen op een kwaliteitsvolle manier te realiseren en organiseren, dat is de uitdaging die voor ons allen ligt. Dit heeft te maken met instroom en zijinstroom, maar ook met durven loskomen van en kritisch kijken naar bestaande organisatiemodellen. Daar heeft iedereen in zorg- en welzijnssector een rol in te spelen.”

Geslaagde campagnes

Begin 2000 werd Lon dan verpleegkundig directeur binnen het UZ Leuven. Dat was, zonder dat ze het toen wist, een eerste stap richting haar job als Zorgambassadeur. In 2007 stelde Lon vast dat binnen UZ Leuven bij gelijkblijvende in- en uitstroom, er in 2017 drie eenheden zouden moeten sluiten. “De enige optie was dus de instroom te verbeteren. In andere provincies liepen al verschillende initiatieven om campagnes op te zetten en dus kwamen we op het idee om mensen uit alle provincies en Brussel uit het onderwijs en ziekenhuizen samen te brengen met als doel te brainstormen over een verbetering van die instroom. Dat groepje van twaalf begon te leven en uit te breiden en het doel raakte wat verloren. In 2008 was Marc Van Ranst griepcommissaris en toen kwamen we op het idee dat een commissaris verpleegkunde nodig was. Er waren twee vergaderingen om het profiel en de functieomschrijving te bepalen. Dat werd opgestuurd naar minister Vandeurzen, die dat idee oppikte.”

2010 was de start van het zorgambassadeurschap. De taak van Lon was enerzijds de instroom verbeteren en anderzijds te werken aan de kwaliteit van de opleidingen. Zo combineerde ze haar taak als Zorgambassadeur lange tijd halftijds met werk binnen de Associatie KU Leuven, waar onder meer de basis werd gelegd voor  de vierjarige opleiding verpleegkunde. “Tot in 2019 de vraag van de minister kwam om toch voltijds Zorgambassadeur te zijn, want de toekomst zag er niet goed uit”, vertelt Lon. “Daar volgden succesvolle campagnes uit. Ikgaervoor.be heeft meer dan 10.000 views per maand. We organiseerden inleefmomenten in 240 zorg- en welzijnsorganisaties. Voor corona deden gemiddeld 200 mensen per maand mee aan zo’n inleefmoment om kennis te maken met een zorg of welzijnsberoep. De zorgvrager in de ogen kijken en voelen wat dat met je doet: dat is de opdracht voor de kandidaat-inlever. Word je er blij van, dan zit je goed. Maar vind je het toch niet zo fijn, doe het dan niet. Een inlever die afhaakt heeft evenveel waarde als een inlever die na het inleefmoment bewust voor een zorgjob kiest.  Er was ook de campagne met een mobiele escape room waarmee we naar honderd secundaire scholen trokken. Verpleegkundigen gaven dan buiten die espace room uitleg over de job. Een heerlijke campagne was dat”

Ondanks die successen en de duidelijk verbeterde instroomcijfers voor de zorgopleidingen, is Lon wel bezorgd over de toekomst. “Covid liet de instroom van 18-jarigen stijgen en dat is goed. Ook de beeldvorming in de media zit beter. Maar veel mensen beseffen niet hoeveel deskundigheid zorg en welzijn vragen. Door alles – zorg en verpleegkunde – op één hoop te gooien maken we alles heel gemiddeld. Die middelmatigheid is gevaarlijk. Kwetsbare mensen verdienen dat er met aandacht comfortzorg wordt verleend maar ook dat met een kritisch en ethisch kompas en deskundigheid verpleegkundige zorg verleend wordt. Een spuitje zetten is niet moeilijk, maar al lachend spuit je iemand dood. Je moet weten waar je mee bezig bent. Lief en vriendelijk zijn is niet genoeg. Je bent een advocaat voor je patiënt en positieve assertiviteit is nodig. Je mag niet klakkeloos uitvoeren wat een arts zegt, maar moet kritisch nadenken. Moest ik altijd hebben uitgevoerd wat artsen voorschreven, dan had ik nu een aantal doden op mijn geweten. Zeker weten.”

Ups en downs

In een rijkgevulde carrière zijn er altijd ups en downs. De vierjarige opleiding beschouwt Lon dan ook als een van de grootste successen die ze mee hielp realiseren. “Die was noodzakelijk en ik ben blij om te horen dat het vierde jaar een verschil maakt. Die 2.300 uren stage zijn belangrijk. Velen vroegen me om naar Europa te trekken met de vraag die uren af te bouwen. Dat weigerde ik. Stage is superbelangrijk. Je leert in contact met zorgvrager”, zegt Lon. “De Zorgladder had ik graag nog afgerond, met een specifiek en volwaardig HBO5-profiel dat in zijn eigenheid kon staan.” Ook voor het NVKVV heeft ze nog wijze raad. “Het NVKVV ziet verpleegkundigen als een professie, niet langer als een vakbond en dat is goed. Maar dat moet nog meer in de media naar voor komen. De beroepsorganisatie moet een echte woordvoerder zijn en de meerwaarde en professionaliteit van verpleegkundigen tonen. Ze moeten de publieke opinie bespelen en duidelijk maken wat verpleegkunde is.”

En haar toekomstplannen? “Ik ben een gelukkige vrouw, die veel kansen kreeg en zich steeds kon inzetten voor de kwaliteit van zorg voor de patiënt. Ik wil me nu inzetten voor mijn kleinkinderen en heb me ingeschreven voor een opleiding tot gebarentolk. Verder zetel ik in verschillende raden van bestuur. Dat blijf ik nog doen tot de voeling met het werkveld weg is. Dan is het mooi geweest.”


Slaap, oudere, slaap?

Eén op drie Belgen kampt met slaapproblemen. Bij ouderen zien we zelfs dat één op twee kampt met een vorm van slapeloosheid of insomnia. Slaapproblemen bestaan uit problemen met het inslapen, doorslapen of vroeg ontwaken. Slapeloosheid wordt vastgesteld als deze klachten langer dan drie nachten per week gedurende drie maanden lang aanhouden. Al zijn de effecten van slapeloosheid vaak snel voelbaar na enkele nachten zonder goede kwalitatieve slaap. Slecht slapen gaat gepaard met gestegen vermoeidheid en futloosheid overdag, de neiging om overdag bij te slapen, vergeetachtigheid, prikkelbaarheid en moeite om jezelf te concentreren of de focus erbij te houden. Daardoor gaan je algehele functioneren en prestaties achteruit.

Zijn die symptomen van slaaptekorten ook bij ouderen zichtbaar?

Bij ouderen zien we vooral leeftijdgerelateerde veranderingen in slaap zoals bijvoorbeeld meer tijd doorbrengen in bed (ook overdag), maar minder tijd doorbrengen in slaap. Daarnaast zien we dat ouderen vaker wakker liggen vooraleer ze inslapen. Ze worden vaker wakker ’s nachts en ze hebben ontwaken ’s morgens te vroeg. Dat maakt dat hun slaap eerder gefragmenteerd en oppervlakkig verloopt. Op termijn resulteren deze veranderingen in slaapproblemen die gekenmerkt worden door algehele vermoeidheid overdag, dutten, futloosheid, weinig energie om de dag door te komen, negatieve en zelfs depressieve gedachten, alsook meer kans op angst en stressgerelateerde problematiek en problemen met het geheugen en concentratie.

Wat kan je dan als verpleegkundige doen aan slaapproblemen bij ouderen?

Het is belangrijk om vermoeidheid en slaapproblemen op te merken en bespreekbaar te maken. Merk je dat je patiënten klagen over vermoeidheid overdag en merk je dat er veel geslapen wordt overdag? Of merk je dat je patiënten vaak wakker liggen ’s nachts waardoor ze zichzelf overdag niet fris en monter voelen om aan het dagelijkse activiteitenpatroon te kunnen deelnemen? Bevraag hun slaap dan.

Slaap in kaart brengen, hoe doe je dat?

Bij het in kaart brengen van slaap is zowel de slaapkwantiteit als de slaapkwaliteit van belang. Volgens de laatste internationale richtlijnen geldt dat ouderen (65+) idealiter 7 à 8 uur slapend doorbrengen tijdens de nacht. Hier zit dagslaap niet ingerekend. Bevraag ook hoelang het voor ouderen duurt om in slaap te vallen alsook hoe vaak ze ’s nachts wakker worden. Wat betreft de slaapkwaliteit kan je ouderen vragen hoe goed ze slapen, hoe lang ze wakker liggen, in welke mate ze zich hierin frustreren, maar ook hoe verfrissend hun algemene slaap is, de volgende morgen. Volgende vragen kunnen daarin als gespreksopener dienen: Ben je ’s morgens uitgerust om de dag door te komen? Voel je je fris en actief om aan de dag te beginnen? Vind je het vervelend als je ’s nachts wakker ligt? Waar denk je dan aan? Die antwoorden geven een indicatie van de slaapkwaliteit. Slaapkwaliteit kan je ook gaan bevragen aan de hand van gevalideerde meetschalen zoals PSQI (Pittsburgh Sleep Quality Index) of ISI (Insomnia Severity Index).

Ouderen nemen toch net slaapmedicatie om beter te slapen?

Vaak nemen ouderen chronisch medicatie om beter te kunnen slapen. Dat kan een vertekend beeld geven over hun slaap. Wat we geleerd hebben uit de literatuur is dat de slaapmedicatie op lange termijn vaak meer negatieve effecten met zich meebrengt. Slaapmedicatie kent heel wat bijwerkingen zoals concentratieverlies, evenwichtsstoornissen, vergeetachtigheid en zelfs gedaalde slaapkwaliteit. Daarnaast zorgen slaapmedicatie ook voor gewenning en zelfs afhankelijkheid. Als verpleegkundige kan je dus ook aandacht hebben voor de negatieve bijwerkingen van slaapmedicatie. Herneem de sectie bijwerkingen van de bijsluiters grondig en maak een risicoanalyse van de oudere die je voor je hebt. Als je weet dat slaapmedicatie ook evenwichtsstoornissen teweeg brengt, dan zorg je er best voor dat de oudere ’s avonds, ’s nachts en ‘s morgens op een veilige manier in en uit bed kan om valincidenten te voorkomen. Als je weet dat slaapmedicatie concentratieverlies en vergeetachtigheid met zich meebrengt, dan word je als verpleegkundige wellicht meegaander als ouderen geen zin meer hebben in bepaalde activiteiten, en kan je het activiteitenaanbod wellicht wat aanpassen op maat van deze oudere. En hoewel activering van ouderen een positief effect kan hebben op hun slaappatroon is regelmaat en ritme enorm belangrijk voor ons bioritme.

Wil je als verpleegkundige dus bijdragen aan een goed geolied bioritme van de ouderen die je verzorgt, probeer dan te streven naar ritme en regelmaat. Dat wil zeggen, ochtendzorgen en maaltijden keurig inplannen op quasi dezelfde tijdstippen. Langs de andere kant kan je er ook voor zorgen dat de avondzorgen en de activiteiten die bedtijd voorafgaan ook steeds op dezelfde tijdstippen doorgaan. Ben je verantwoordelijk voor het activiteitenpatroon overdag? Plan dan activiteiten in waarin beweging, daglicht en buitenlucht vooropstaan. Die helpen je bioritme ook te balanceren en te resetten.

Helpen dutjes overdag dan niet om verloren slaap in te halen?

Het is een utopische gedachte dat je met dutjes overdag, verloren nachtslaap zou kunnen inhalen. Verloren slaap haal je nooit meer in. Net als je de voorbije tijd ook niet meer kan terugdraaien, zal je slaap van voorbije nachten niet kunnen inhalen door te gaan bijslapen overdag. Wat je wel kan doen is de volgende dag en nacht te focussen op activiteiten en patronen die je slaap ten goede komen in de toekomstige nachten. Slapen overdag als lapmiddel om verloren slaap in te halen is dus niet aanbevolen. Een powernap of kort dutje overdag kunnen echter wel om de energiedip (die we allemaal wel eens ervaren) tegen te gaan. Beperk een powernap in de namiddag dus tot maximaal 30 minuten en steeds voor 15 uur. Als je dit beperkt in tijd zorg je ervoor dat je geen gehele slaapcyclus doorloopt, dat je niet tot in je diepe slaap terecht komt en dus ook geen slaap van de volgende nacht gaat afsnoepen waardoor je ’s avonds weer langer gaat wakker liggen.

Hoe kan een slaaptherapeut dan helpen bij slaapproblemen?

Het spreekt voor zich dat mensen met vage vermoeidheidssymptomen niet steeds naar de dokter lopen. Iedereen is wel al eens vermoeid zeker? Toch kan het lonen om slaapproblemen meteen en bij de wortel aan te pakken. Je hoeft er dus geen drie maanden mee rond te lopen vooraleer je hiervoor hulp hoeft te zoeken. Als er vermoedens zijn van slaapproblemen of als ouderen zich storen aan hun slaappatroon, dan loont het om ouderen door te sturen naar een slaaptherapeut. Een slaaptherapeut kan ouderen op niet-farmacologische wijze helpen bij hun bestaand slaapprobleem. Verder kan slaaptherapie ook preventief ingezet worden om slaapproblemen in de toekomst te gaan voorkomen. Tijdens slaaptherapie worden evidence based methoden uit cognitieve gedragstherapie gecombineerd met lichaamsgerichte ontspanningstechnieken om mensen beter toe te leiden naar ontspanning en slaap. Tevens helpt slaaptherapie voor mensen die slaapmedicatie wensen af te bouwen. Dit laatste gebeurt steeds onder medewerking van de voorschrijvend arts.

Wil je meer weten over slaap of de behandeling van slaapproblemen? Ga dan een kijkje nemen op www.slaappraktijk.be

 

 

Bronnen:

  • Ohayon et al. (2017). National Sleep Foundation’s sleep quality recommendations: first report. Sleep Health; 3(1):6-19. doi: 10.1016/j.sleh.2016.11.006.
  • Hirshkowitz et al. (2015). National Sleep Foundation’s updated sleep duration recommendations: final report. Sleep Health;1(4):233-243. doi: 10.1016/j.sleh.2015.10.004.
  • Vanderlinden et al. (2020) Effects of physical activity programs on sleep outcomes in older adults: a systematic review. Int J Behav Nutr Phys Act; 5;17(1):11. doi: 10.1186/s12966-020-0913-3.
  • Vanderlinden et al. (2021). The relation between physical activity and sleep in older adults. The associations with movement behaviours and effects of a real-life lifestyle program. PhDThesis, KULeuven (Leuven, Belgium)
  • Vanderlinden (2020). Infographic Slaapkwaliteit en Slaapkwantiteit. https://slaappraktijk.be/


Verbeteren goede zorgkwaliteit en lagere kosten in de palliatieve thuiszorg het levenseinde van ouderen met dementie?

Context

Steeds meer mensen krijgen te maken met dementie. Tegen 2050 zullen zo’n 18,8 miljoen[1] Europeanen getroffen worden door de ziekte. Palliatieve thuiszorg wordt wereldwijd aangeraden voor personen met dementie om hun levenskwaliteit te verbeteren door te voorzien in lichamelijke, psychosociale en spirituele zorgbehoeften. Kwalitatieve en efficiënte zorg zijn cruciaal. Toch ontbreekt vaak enig bewijs over de effecten van palliatieve thuiszorg bij personen met dementie.

Doel en selectiecriteria

Deze cohortstudie bekeek Belgische databanken van 2010 tot 2015 en selecteerde dementiespecifieke indicatoren om zo de effecten van de kwaliteit en kosten van palliatieve thuiszorg bij personen met dementie te bestuderen. Ze selecteerden ouderen die thuis stierven aan dementie tussen deze twee jaartallen en die palliatieve zorg thuis ontvingen tussen de 360 dagen en 15 dagen voor hun overlijden

Samenvatting resultaten

Van alle oudere personen die thuis stierven aan dementie tussen 2010 en 2015 ontving slechts 23,8 %  of 5.637 personen palliatieve thuiszorg tijdens de laatste twee levensjaren. De studie vergeleek 2.839 mensen die deze specifieke zorg ontvingen met 2.839 mensen die gewone zorg genoten. Hieruit bleek dat de groep die in de laatste veertien dagen van hun leven palliatieve thuiszorg ontvingen minder risico liep om opgenomen te worden in het ziekenhuis (17,5 % ten opzichte van 50,5 %). Ze ondergingen ook minder diagnostische testen (17 % vs. 53,6 %) en kregen vaker de geschikte medicatie. Ze stierven vaker thuis (75,7 % vs. 32,6 %) en kwamen meer in contact met zorgverleners uit de eerstelijn. De totale kosten in de laatste dertig dagen van hun leven lag bovendien zo’n 2.129 euro lager dan bij ouderen met dementie die geen palliatieve thuiszorg ontvingen.

Conclusie

Palliatieve thuiszorg bij ouderen met dementie heeft een duidelijk positief effect. Het draagt bij tot een betere levenskwaliteit en minder hoge gezondheidszorgkosten. Toch blijft de toegang tot deze zorg nog te beperkt en moet deze dringend verhoogd worden voor mensen die sterven door dementie.

Implicaties voor de praktijk

Deze studie biedt een stevige evidence basis over de doeltreffenheid van palliatieve thuiszorg voor ouderen met dementie. Gezien de duidelijke voordelen is een tijdigere toegang tot dit type zorg nodig. Om strategieën te bepalen om deze toegang te verwezenlijken zijn extra studies nodig.

[1] Alzheimer Europe. Dementia in Europe yearbook 2019: estimating the prevalence of dementia in Europe. Luxembourg: Alzheimer Europe, 2020.


mijnThuisverpleging: voor een vlotte samenwerking

Via de website mijnThuisverpleging kunnen 170.000 patiënten voortaan hun elektronisch verpleegkundig dossier inkijken. Dat is het resultaat van een samenwerking tussen i-mens en het Wit-Gele Kruis. Het laat verpleegkundigen en artsen ook toe om vlotter samen te werken en de zorg voor de patiënt te optimaliseren.

Patiënten in de thuisverpleging worden vaak ook verzorgd door een huisarts of in een ziekenhuis. Om hen de beste behandeling aan te bieden, is het belangrijk dat iedere zorgverlener volledig en correct op de hoogte is van zijn gezondheidstoestand. Om die reden ontwikkelde het Wit-Gele Kruis in 2016 de website mijnWGK. Eind 2021 werd de software van het Wit-Gele Kruis ook op maat van i-mens gemaakt en omgedoopt tot mijnThuisverpleging.

“De applicatie wordt al enige tijd dagelijks gebruikt door zo’n 50.000 patiënten, mantelzorgers, artsen en verpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis”, zegt Hendrik Van Gansbeke, algemeen coördinator van het Wit-Gele Kruis. “Dit bewijst dat de vraag naar transparante communicatie in de zorg groot is. Patiënten en mantelzorgers willen op de hoogte gehouden worden en artsen kunnen makkelijk de laatste informatie over de zorgsituatie van die patiënt raadplegen. We investeren actief in IT en houden onze sector daarover op de hoogte. We vinden het dan ook een grote meerwaarde dat andere zorgorganisaties meestappen in dit verhaal.”

Maximale transparantie

Nu i-mens zich aansluit bij de applicatie verandert de naam naar mijnThuisverpleging. Deze heeft een bereik van zo’n 170.000 patiënten die hun elektronisch verpleegkundig dossier kunnen inkijken. “Samenwerken zit in ons DNA. Via de website volgt de verpleegkundige, arts of huisarts de situatie van een patiënt op met recente informatie. Zo kan de zorgverlener een goede inschatting maken van de situatie en de beste behandeling voorstellen”, zegt Karin Van Mossevelde, algemeen directeur van i-mens. “Ook aan transparantie is gedacht, want patiënten en hun vertrouwenspersonen kunnen de beslissingen mee opvolgen.”

Het delen van medische gegevens gebeurt in een sterk beveiligde omgeving. De patiënt moet driemaandelijks toestemming geven en zijn rechten worden op ieder moment gerespecteerd. Een thuisverpleegkundige van i-mens of van het Wit-Gele Kruis heeft dan ook enkel toegang tot de gegevens van patiënten waar hij of zij voor zorgt.

Een nog betere zorg

De samenwerking van beide organisaties is best uniek in het Vlaamse zorglandschap. Zowel het Wit-Gele Kruis als i-mens maakten al langer gebruik van een eigen digitaal platform en van tablets om binnen de organisatie informatie uit te wisselen. Dat ook artsen en huisartsen nu in één klik toegang hebben tot de gegevens is een stap in de goede richting. “Huisartsen beheren het globaal medisch dossier en blijven via de applicatie op de hoogte van de zorg die de thuisverpleegkundige uitvoert”, zegt Hendrik nog. “Ook bij een opname in het ziekenhuis kan de informatie opgevraagd worden via CoZo. Dat is een grote meerwaarde want in het verpleegkundig dossier zit vaak informatie die relevant is om snel te handelen.”

“De website helpt enerzijds patiënten en hun mantelzorgers om mee aan het stuur te zitten van hun zorgtraject. Anderzijds verkleint het de afstand en bevordert het de communicatie met verpleegkundigen en artsen”, zegt Karin nog. “We optimaliseren ook de informatie-uitwisseling tussen de thuisverpleegkundige en het zorgteam van de patiënt. Dit draagt bij tot een nog betere dienstverlening voor de patiënt. Het bevordert ook de samenwerking en communicatie tussen zorgverleners. Ze beschikken over cruciale gegevens waardoor ze efficiënter werken, meer tijd kunnen besteden aan de patiënt en de zorg nog beter kunnen afstemmen op zijn of haar specifieke situatie. We hopen dat ook andere zorgberoepen aansluiten om een geïntegreerd zorgdossier mogelijk te maken.”

De applicatie bewijst dagelijks zijn meerwaarde. Toch wordt voortdurend nagedacht over verbeteringen of aanpassingen. Zo wordt bekeken of patiënten meer informatie kunnen krijgen over de planning van hun zorg of wordt gewerkt aan een systeem waarbij de thuisverpleegkundige de arts kan verwittigen, bijvoorbeeld bij een negatieve evolutie van wondzorg. Het Wit-Gele Kruis en i-mens zullen deze optimalisaties samen verder ontwikkelen.


Een complete en zorgvuldige dekking voor verpleegkundigen

Onze leden kunnen via het NVKVV een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid voor medische beroepen afsluiten. Als beroepsorganisatie namen we in 1994, samen met meester Jan Vande Moortel van advocatenkantoor Advamo, het voortouw om deze verzekering voor verpleegkundigen te realiseren. Ook vandaag is deze polis nog steeds de meest volledige en voordelige op de markt voor alle verpleegkundigen.

Een verpleegkundige die iets bezwarends meemaakt voelt zich vaak onvoldoende bijgestaan door de verzekering van de zorginstelling waar hij/zij werkt. Dat was in 1994 de aanleiding om voor de verpleegkundigen een verzekering burgerlijke aansprakelijkheid op maat te maken, zowel voor de zelfstandig verpleegkundige , als voor de verpleegkundige in ziekenhuizen of woonzorgcentra. “Een verzekering ‘Burgerlijke aansprakelijkheid medische beroepen’ dekt de schade aan derden, die een verpleegkundige, tijdens de uitoefening van haar beroep kan veroorzaken”, zegt Christine Demeyer van CPS Verzekeringen. Al 28 jaar lang volgt ze deze verzekering op de voet. “Dat een zelfstandig verpleegkundige deze verzekering afsluit is vanzelfsprekend. Een verpleegkundige in dienstverband wordt verzekerd door de werkgever, doch bij een probleem, een klacht van een patiënt, een juridische procedure, is de rechtsbijstand die meeverzekerd wordt in deze polis, een uitzonderlijke ondersteuning voor de verzekerde.

De NVKVV polis biedt twee dekkingen. De BA verzekering betaalt de schadevergoeding aan derden, als de aansprakelijkheid van de verzekerde bewezen is.”

De dekkingen zijn geschreven volgens de behoeften van een verpleegkundige. Ze worden regelmatig aangepast aan de recente wetgeving. Zo is er, sinds de oprichting van het Fonds voor medische ongevallen bijvoorbeeld, dekking bij verdediging voor dit fonds. Heel recent werd ook de waarborg toegevoegd ‘Dekking voor juridische experten’, gezien er regelmatig een beroep gedaan wordt op een verpleegkundige als expert in juridische commissies. Verpleegkundigen hebben ook recht op verdediging bij schuldig verzuim. In deze polis werd deze dekking uitzonderlijk opgenomen mits ‘opzettelijkheid’ uitgesloten wordt.

Rechtsbijstand

De waarborg rechtsbijstand is een eerstelijns juridische bijstand is een specifieke uitbreiding en unieke dekking voor NVKVV-leden. Bij klacht tegen een verzekerd lid, een negatieve evaluatie door een klacht, gevaar voor reputatieschade door bijvoorbeeld destructief gebruik van sociale media, kan een verzekerd lid van het NVKVV een beroep doen op een consult met een gespecialiseerd advocaat, en op deze manier psychologische bijstand ontvangen, maar ook de eerste stappen voor de verdediging van de verpleegkundige voorbereiden.

“Bij schadebemiddeling is het doel het vermijden van langdurige gerechtelijke procedures tegen verpleegkundigen. Een commissie wordt samengeroepen om alle betrokkenen samen te brengen, onder leiding van bemiddelaar. Evident is de verdediging bij gerechtelijke procedures, Salduz bijstand, administratiegeschil met het Riziv, … We adviseren steeds een gespecialiseerd advocaat, maar de verpleegkundige heeft vrije keuze”, zegt Christine.

Tot 1 januari 2021 werd de polis onderschreven via de maatschappij Fidea, die fuseerde met de maatschappij Baloise. Sindsdien wordt de polis burgerlijke aansprakelijkheid beheerd bij Baloise. De waarborg rechtsbijstand wordt beheerd door Euromex. De wijziging van maatschappij heeft geen enkel gevolg voor de verpleegkundige. Hij of zij doet nog steeds een beroep op een polis die de laatste tendensen in de sector volgt. Daarnaast ben je als verpleegkundige ook verzekerd binnen de hele Europese Unie, wanneer je bijvoorbeeld kampen of reizen begeleidt. Je kan ook rekenen op bijstand wanneer je al dan niet als vrijwilliger aan de slag bent in een vaccinatiecentrum. Laat je je als thuisverpleegkundige voor een korte tijd (minder dan twee maanden) vervangen, dan is ook je vervanger gedekt door deze polis. “Deze verzekering is een zeer sterke en volledige polis aan een voordelige prijs voor de leden van het NVKVV”, besluit Christine.


Zeg niet zwangerschapsdementie maar zwangerschapsverliefdheid

Het ene moment had je je autosleutels in de hand en stond je klaar om te vertrekken. Het volgende moment weet je niet meer waar ze liggen. Je spuit haarlak onder je oksels in plaats van deodorant of je wandelt de keuken binnen en vergeet waarom je daar was. Die verstrooidheid is herkenbaar voor veel zwangere vrouwen en staat gekend als zwangerschapsdementie. Een ietwat negatieve term voor een compleet normaal biologisch fenomeen.

Professor dokter Wilfried Gyselaers van de Universiteit Hasselt en gynaecoloog in Ziekenhuis Oost-Limburg pleit er in een aflevering van de Universiteit van Vlaanderen[1] dan ook voor om zwangerschapsdementie voortaan zwangerschapsverliefdheid te noemen. En hij is meteen duidelijk: zwangerschapsdementie bestaat. Studies tonen aan dat zwangere vrouwen moeilijker zaken instuderen, meer problemen hebben met dingen te herinneren en een trager reactievermogen hebben. De oorzaak: de hersenen van een zwangere vrouw veranderen zowel functioneel als anatomisch. De verschillen met niet-zwangere vrouwen zijn klein, maar ze bestaan wel. Daarentegen werken andere functies wel beter, zoals het herkenningsvermogen en zintuigen als geur en smaak. Dat komt omdat sommige gebieden meer doorbloed worden dan andere. Zo wordt de hersenschors, de zone waarmee de rekenen en redeneren, tot 13 procent dunner. Aan de binnenzijde van de hersenen wordt het gedeelte van emotie en sociale interactie net groter en actiever.

Basis van moederliefde

Zwangere vrouwen staan hierin niet alleen. Scans[2] tonen aan dat ook verliefde koppels dit meemaken, zowel mannen als vrouwen. Net daarom is de term zwangerschapsverliefdheid veel geschikter dan zwangerschapsdementie. Meer nog: het is de basis voor ijzersterke, intuïtieve moederliefde. Zwangerschapsdementie heeft dus wel degelijk een functie en is fundamenteel voor de overlevingskansen van het kind.

Er is ook goed nieuws. Zwangerschapsdementie gaat voorbij. Zo’n zes maanden na de geboorte keren je hersenen terug naar dezelfde toestand en doorbloedingsstadium als voor de zwangerschap. Je houdt er als vrouw ook geen restletsels aan over. Toch nog vergeetachtig na de zwangerschap? Dan zit het slaaptekort er vast voor iets tussen.

Hersenen, hart en baarmoeder

Het bloedvatenstelsel voorziet ons hart en onze hersenen steeds van het meest zuurstofrijke en energierijke bloed. Het zijn onze twee belangrijkste organen. Dat zie je bijvoorbeeld goed aan het lichaam van een baby, waar het hoofd veel groter is dan de rest van het lichaam. De baarmoeder is een zuurstofarme omgeving waardoor het hart en de hersenen prioritair van bloed voorzien worden en dus harder groeien dan de rest van het lichaam. En dat mechanisme blijft het hele leven zo. Behalve tijdens de zwangerschap, want dan komt daar bij de vrouw de baarmoeder als derde belangrijke orgaan bij. De zwangerschapshormonen vervullen de belangrijke taak om het bloedvolume te doen toenemen en het bloed op de juiste plaats te brengen.

Heb je een bepaalde afwijking aan de bloedvaten, dan doen de zwangerschapshormonen niet optimaal hun werk. Dat kan zich uiten in een hogere bloeddruk, de baby die niet goed groeit of zelfs zwangerschapsvergiftiging of pre-eclampsie. Deze vrouwen houden mogelijks wel gevolgen over aan zwangerschapsdementie en kunnen op latere leeftijd mogelijks dementie ontwikkelen. Een gezonde levensstijl is dan ook cruciaal, voor de gezondheid van de mama en de baby.

 

[1] https://www.vrt.be/vrtnu/a-z/universiteit-van-vlaanderen/2020-2021/universiteit-van-vlaanderen-s2020-2021a30/

[2] Zeki, Semir. (2007). The Neurobiology of Love. FEBS letters. 581. 2575-9. 10.1016/j.febslet.2007.03.094.