Participatie van kinderen en jongeren is een proces, een middel en een doel

In 2015 startte de Belgische overheid hervormingen binnen de GGZ voor kinderen en jongeren. Met de noden en behoeften van de zorgvrager als centraal uitgangspunt. Participatie is hier een logisch onderdeel van. Jo Holsbeek en Karolien Weemaes werken beide voor de FOD Volksgezondheid, respectievelijk als attaché en als adjunct federaal coördinator. Ze leggen uit waarom een conceptueel kader en model nodig zijn om de vooruitgang kracht bij te zetten.

Participatie van kinderen en jongeren in de GGZ is een relatief nieuw concept in België. Ook internationaal zijn praktijkvoorbeelden dun bezaaid. “Participatie gaat verder dan aangepaste zorg bieden”, steekt Karolien van wal. “Het is een basisrecht van elk kind en elke jongere en gaat over hun actieve betrokkenheid op alle niveaus. Op het microniveau betekent dat inspraak in hun individuele begeleiding- en behandelingstraject. Al eindigt het daar niet. Het beslaat ook het meso- en macroniveau.”

Jo vult aan: “Op mesoniveau stelt zich de vraag: hoe richt je de verschillende zorgvoorzieningen, zoals een privépraktijk of een gespecialiseerde dienst in een ziekenhuis, in zodat het kind of de jongere voelt dat de zorg zich aan hen aanpast? En dan spreek ik niet alleen over de architectuur of inkleding van een ruimte. Ook over hoe je participatie vertaalt in de aanpak van een zorgvoorziening.” Op het macroniveau betekent het dan weer dat kinderen en jongeren mee het beleid kunnen sturen. “Dat vergt een andere manier van werken”, vertelt Jo. “Bijvoorbeeld door interviews af te nemen en focusgroepen op te richten. Het belangrijkste is dat je hen vooraf betrekt in de totstandkoming van het beleid en niet achteraf gaat checken of iets wel oké is.”

Bovendien kunnen modellen of voorbeelden uit het buitenland, bijvoorbeeld omwille van cultuurverschillen, niet zomaar gekopieerd worden. “We zitten in België ook nog eens met een complexe structuur op gewestelijk en federaal niveau”, zegt Karolien. “Toch is het interessant om te weten wat op internationaal vlak beweegt. Een goed voorbeeld is sociale media en de ontwikkeling van apps. Je bereikt kinderen en jongeren op een heel andere manier dan volwassenen. Via andere kanalen of aangepaste websites met kindvriendelijke uitleg.”

Actieve betrokkenheid

Karolien: “Door participatie nemen we de noden, wensen en vragen van kinderen en jongeren mee in rekening. Wat leidt tot meer toegankelijke, kwaliteitsvolle en effectievere zorg. We geven hen een stem, maar ze willen ook gehoord worden en een passend gevolg zien aan wat ze voorstellen. En dus ook feedback krijgen. Het betekent niet dat het kind of de jongere alles zelf bepaalt en de zorgverlener of -voorziening daar blind in meegaat. Het gaat over het creëren van een dialoog, over hen effectieve inspraak geven en actief betrekken in de GGZ.” Jo: “Ze worden niet de regisseur maar de coproducent.”

Het roept natuurlijk ook een aantal vragen op. “Bij de zorgverleners is er bezorgdheid over hoe dit concreet in zijn werk gaat. Hoe pak je dit aan? Hoe ver ga je hierin? We hebben gemerkt dat een duidelijke definitie nodig is. Ondersteund door een conceptueel kader en model. Dat ligt nu op tafel. De volgende stap is het vertalen naar de werkvloer”, vertelt Karolien. “Participatie biedt enorme kansen. Als zorgverleners ben je meer bewust van je eigen professionele handelen en bied je meer hulpverlening op maat aan. Als kind of jongere word je in je kracht gezet, omdat je gehoord wordt. Het focust op hun vaardigheden en competenties. We zijn ervan overtuigd dat de evenwaardigheid van hun standpunt en mening ons echt naar een hoger niveau gaat tillen in de organisatie van de GGZ.”


Hoe kunnen verpleegkundigen in de thuiszorg bewuster gemaakt worden voor de psychosociale gevolgen van hyperacusis?

Door middel van deze bachelorproef werd onderzocht wat de psychosociale gevolgen zijn voor personen die lijden aan hyperacusis.

Context

Er zijn meerdere gehooraandoeningen, waarvan hyperacusis er een is. De aandoening is nog weinig bekend, waardoor ze ook kan rekenen op weinig begrip. Door middel van deze bachelorproef wil ik de aandacht vestigen op deze aandoening.

Methode

Vooraleerst startte ik met een studie van de literatuur omtrent hyperacusis. Daarbij richtte ik me op de psychosociale gevolgen van de aandoening, en welke rol de zorgverstrekkers daarin kunnen spelen. Ook heb ik een filmpje gemaakt over de aandoening.

Resultaten

Hyperacusis betekent letterlijk “te veel horen”. De patiënten die lijden aan deze aandoening, horen eigenlijk te goed en zijn daardoor overgevoelig aan geluid. Een gesprek van een normale 55dB wordt vaak al als hinderend ervaren. De hersenen versterken het normale geluid tot lawaai. Hyperacusis kan vele verschillende oorzaken hebben, waaronder een oorontsteking, een auto-immuunziekte, een teveel aan stress of een akoestisch trauma. Het kan ook gepaard gaan met tinnitus, met migraine, met autisme en met andere aandoeningen. De psychische gevolgen van hyperacusis kunnen groot zijn, zowel voor de patiënt als voor de familieleden. Een patiënt kan bepaalde plaatsen vermijden of kan redenen zoeken om binnenshuis te blijven. Dit heeft op zijn beurt dan een sterk negatieve impact op het sociale leven. Ook op het werkvlak ervaart de patiënt allerlei problemen. Het gebrek aan sociale steun op het werk kan zorgen voor extra stress. Voor de patiënt is het moeilijker om goed te presteren op het werk aangezien geluiden al snel hinderlijk en stresserend zijn. Door slaapproblemen is werken lastiger, en is het moeilijker goede relaties met anderen op te bouwen of te onderhouden. Het is vooral belangrijk dat de patiënt kan rekenen op steun en begrip. Het maakt het leven van de patiënt aangenamer en vermindert stress. Een snelle doorverwijzing naar een specialist kan vele psychische problemen voorkomen.

Conclusie

Hyperacusis kan een grote impact hebben op het leven van de patiënt. Het is belangrijk de aandoening bekend te maken, zodat de symptomen sneller herkend kunnen worden. Zo kan de patiënt tijdig gesteund worden en rekenen op begrip. Maar zo kan de zorgverstrekker de patiënt ook sneller doorverwijzen naar een specialist. Hierdoor kunnen mogelijke psychische problemen vermeden of verminderd worden.

 

Cathy Strybos (36 jaar)

Bachelorproef gemaakt: juni 2021, Campus Thomas More Mechelen.

Geleerd: Hyperacusis kan een grote impact hebben op het leven van de patiënt. Het is belangrijk de aandoening bekend te maken, zodat de symptomen sneller herkend kunnen worden, zodat de patiënt tijdig gesteund kan worden en kan rekenen op begrip, en zodat de zorgverstrekker de patiënt sneller kan doorverwijzen naar een specialist. Hierdoor kunnen mogelijke psychische problemen vermeden of verminderd worden.

 

Referenties

  1. Aazh, H., C.J. Moore, B. (2017) Factors Associated With Depression in Patients With Tinnitus and Hyperacusis.
  2. Paulin, N., Nordin, M., Nybock, M-H., Nordin, S., (2018) Associations between hyperacusis and psychosocial work factors in the general population.


Ethiek: hoe ga je op kritieke diensten om met pijnmedicatie en patiënten die lijden aan middelenmisbruik

Een diabetespatiënt die lijdt aan middelenmisbruik komt terecht op de dienst intensieve zorg met een acute cardiovasculaire problematiek. Door zijn onrust geeft het zorgpersoneel hem ontzettend veel pijnmedicatie, slaapmedicatie en morfinederivaten. De communicatie met de patiënt verloopt zeer moeilijk en dat roept bij de zorgverleners heel wat vragen op. Daarnaast heerst er ook machteloosheid bij gebrek aan een beleid rond pijnmedicatie.

Het zorgpersoneel moest onder meer omgaan met de vragen: zijn we er geen grotere junk van aan het maken? Helpen we de patiënt echt? Hij heeft een groot medisch probleem dat opgelost moet worden want anders kan hij sterven, maar wil hij wel geholpen worden? Hij geeft aan dat hij hoopt dat hij in de operatie blijft, maar is dit wel zo?

 

STAP 1: Casus

Een man (52) is diabetespatiënt en komt binnen met abdominale last. Hij heeft een voorgeschiedenis met depressie, ethylabusus, middelenmisbruik, suïcidegedachten, retinaloslating beide ogen. Via CT thorax wordt de diagnose gesteld: aorta B3 dissectie. Door het specifieke letsel moet een prothese op maat besteld worden. De guideline voor de behandeling van een aortadissectie is BD < 120mmHG en pols < 60. Aangezien de patiënt niet onmiddellijk geopereerd kan worden, wordt medicatie voor BD opgestart. De nachtverpleegkundige slaagt er niet in de patiënt zijn BD onder controle te krijgen. De man is zeer onrustig en BD is moeilijk te volgen omdat hij vasoconstrictie doet na het plaatsen van een arteriële katheter. Pas na tien dagen zijn BD en pols onder controle. Hij krijgt morfine en dexdor. Door COVID-19 worden IZ-patiënten verzorgd op kamers met infrastructuur van een gewone verblijfsafdeling. Hij lag in eerste instantie dus ver verwijderd van de verpleegpost.

 

Daarnaast heeft de patiënt weinig draagkracht. Hij heeft financiële problemen na een vechtscheiding, wil naar huis en zich daar ophangen. Hij vraag voortdurend extra pijnstilling, maar ook iets om te kunnen slapen zodat hij aan niets hoeft te denken.

 

STAP 2: Dilemma’s

  • Door de lange afstand konden verpleegkundigen te weinig toezicht houden.
  • Omdat regelmatig infusen herplaatst moesten worden door vasoconstrictie en omdat de patiënt onrustig was, werd hij gefixeerd. Hoe konden ze dit beter aanpakken?
  • De verpleegkundige vroeg zich af of de patiënt niet beter in slaap werd gedaan zodat hij rustig werd in afwachting van zijn operatie. De behandeling is namelijk onvoldoende en de patiënt loopt risico’s. Gaan we niet te ver om hem een behandeling te geven?
  • De patiënt heeft een verleden met middelenmisbruik. De gangbare praktijk van de instelling is: eerst wordt het medische probleem aangepakt, daarna andere aspecten. Gaan we niet te veel mee in het middelenmisbruik?
  • Kan je iemand die eigenlijk in zijn delirium zit tegen zijn zin houden?

 

STAP 3: Oplossingen

De patiënt werd verplaatst naar een kamer tegenover de verpleegpost. Om deze casus op te lossen moet gekeken worden naar drie belangrijke vragen.

  1. Wat moeten we doen om aan de globale noden van de patiënt tegemoet te komen?
  2. Welke waarde zet jij als zorgverlener op de voorgrond?
  3. Wat zou jij gedaan hebben in deze situatie

STAP 4: Evaluatie

Na een grondige bespreking door een panel kan een antwoord op deze drie vragen geformuleerd worden. Op de eerste vraag is het belangrijk om altijd te luisteren naar de patiënt en hem te vragen wat voor hem belangrijk is. Ga eventueel in overleg met de psychiater, cardioloog en intensivist. Hier mag geen hiërarchie ontstaan. De holistische visie is de basis van de zorg. Als antwoord op de tweede vraag moet je psychische en fysiek zorg evenwaardig maken, met aandacht voor zelfbeschikking en waardigheid van de patiënt. Bij de derde vraag zou het panel enerzijds overleggen met de arts en ondersteuning vragen van een psychiater of psycholoog. Zo kan het delirium behandeld worden. Anderzijds is het ook belangrijk goed te luisteren en in gesprek te gaan met de patiënt.


89 procent extra budget nodig om thuiszorg break-even te draaien

De druk op de thuisverpleging is groot. Elk jaar neemt het aantal zorgvragers in de thuisverpleging toe en wordt het type zorg complexer. Toch vertalen deze evoluties zich niet in een aangepaste financiering om de thuisverpleegkundigen beter te ondersteunen. Edgard Peters, directeur verpleegkunde bij de Fédération d’Aide & Soins à Domicile (FASD), heeft zijn kijk op de zaken.

Al in 2010 toonde een studie van het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) over de financiering van de thuisverpleging aan dat hervorming en optimalisatie noodzakelijk zijn om de kwaliteit en continuïteit van de thuisverpleging te garanderen. In 2013 voerde de FASD een gelijkaardige studie uit, ter voorbereiding van het 2014 RIZIV-budget, en actualiseerde deze in 2019 en 2021. Waar in 2013 de onderfinanciering van de sector al duidelijk was, is vandaag de discrepantie nog groter. “De situatie is ronduit verslechterd tegenover 2013. Na onze studie volgden geen structurele aanpassingen en de vraag naar thuisverpleging neemt alleen maar toe”, legt Edgard Peters uit.

Onevenredige vergoedingen

“De vergrijzing van de bevolking, de drang van ouderen om langer thuis te wonen, het toenemend aantal chronisch zieken en de steeds kortere ziekenhuisverblijven betekenen extra werk en inspanning op het vlak van thuisverpleging. Daar moet een correcte praktijkfinanciering tegenover staan. Reden genoeg dus om aan de alarmbel te trekken”, aldus Peters. De conclusies van de studie laten effectief weinig aan de verbeelding over. De vergoedingen voor de thuisverpleegkunde volgen de indexering niet, met een verschil van 8,7 procent tussen de RIZIV-tussenkomst en de werkelijke kosten. Meer dan 62 procent van de vergoedingen laat niet toe dat de thuisverpleging op een kwaliteitsvolle manier gebeurt en voor sommige prestaties is überhaupt geen vergoeding. “Neem nu het voorbeeld van een oudere dame die aan bloedarmoede lijdt en als behandeling een intramusculaire injectie met vitamine B12 nodig heeft. Deze zorgvraag duurt effectief tien minuten. Als we de kosten van de verplaatsing – tijd en verbruik – en het materiaal aftrekken van de vergoeding, dan laat de huidige financiering maar 86 seconden over om deze zorg uit te voeren. Laat staan dat er ruimte is om aan preventie te doen.”

Meerjarenbudget en andere financiering nodig

Om een degelijke financiering van de thuisverpleging mogelijk te maken is 89 procent extra budget nodig. Een hallucinant bedrag, wetende dat de geraamde uitgaven in 2021 zo’n 1,83 miljard euro bedragen. Nochtans realiseerde de sector tussen 2012 en 2021 een besparing van 77,6 miljoen euro en werd ook mogelijke fraude aangepakt. Tegelijk is er sprake van een onderbesteding op de budgetten van 242 miljoen euro in de periode 2009-2020. Edgard Peters: “Het klinkt tegenstrijdig, maar is het gevolg van het feit dat onze besparingen niet terugvloeien naar de sector zelf. Daarom pleiten we voor een meerjarenbudget in eigen beheer, waarbij we door besparingen de financiering kunnen verbeteren of zelfs nieuwe diensten overwegen.”

Het driejarenbudget dat minister Frank Vandenbroucke lanceerde voor het RIZIV is een eerste stap. “We bestuderen momenteel de resultaten nauwkeurig. Onze vrees is dat de vraag naar thuisverpleging verder zal toenemen. Wij zijn dan ook voorstander voor een goede samenwerking tussen ziekenhuizen en onze sector, zodat budgetten eventueel worden doorgeschoven. Hoe dan ook, begin dit jaar werd in de Kamer van Volksvertegenwoordigers een resolutie voorgesteld om een studie te lanceren over de herziening van de financiering van de thuisverpleging en van de nomenclatuur, met het oog op een herwaardering van de verpleegkundige handelingen en een betere erkenning van de intellectuele handelingen.”


Student Corner: Intranasale ketaminespray bij majeure depressie

Op basis van wereldwijde data wordt geschat dat tussen de 4 en 10 procent van de bevolking op een bepaald moment in zijn of haar leven wordt getroffen door een depressie. Uit onderzoek blijkt dat patiënten met majeure depressie die klassiek behandeld worden, vaak hervallen of therapieresistent worden. Hierdoor zijn wetenschappers op zoek naar een effectief medicijn om depressieve stoornissen te bestrijden. Intranasale (IN) ketaminetoediening is momenteel een van die behandelingen die experimenteel wordt ingezet. Bovendien is deze minder invasief dan de IV-toediening en wordt deze, bij correct gebruik, bijna helemaal opgenomen.

Beste dosis

Intranasale esketamine wordt idealiter gecombineerd met orale antidepressiva. Uit onderzoek blijkt dat 28mg, 56mg en 84mg esketamine de meest voorkomende dosissen voor een neusspray zijn. Toch komt de dosis van 56mg uit de literatuur als meest effectieve toediening naar boven. De dosis van 28mg lijkt een te lage hoeveelheid met minder doeltreffendheid. Een dosis van 84mg is dan weer te hoog en heeft dus ook meer bijwerkingen. Er wordt gebruikgemaakt van neussprays die met één verstuiving 14mg esketamine bevat.

Kosteneffectiviteit

Uit de onderzochte literatuur viel vooral op dat het geneesmiddel aanzienlijk duurder is dan courante antidepressiva. Volgens de literatuur suggereren onderzoekers, dat er nood is aan een dagopname en monitoring gedurende twee uur na de toediening. Dit heeft een aanzienlijk kostenplaatje.

Discussie

Intranasale esketaminetoediening is een veelbelovende behandeling. Zo kan al een positief effect van esketamine op depressieve symptomen (MADRS-schaal) worden waargenomen vanaf vier uur na de eerste toegediende dosis (84 mg). Volgens onderzoek kon de positieve respons op esketamine aanhouden tot een jaar.

Er werd bij 90,1 procent van de deelnemers gezien dat er sprake was van vaak voorkomende bijwerkingen die licht of matig van intensiteit zijn zoals duizeligheid (32,9 procent), dissociatie (27,6 procent), misselijkheid (25,1 procent) en hoofdpijn (24,9 procent). De bijwerkingen verdwenen diezelfde dag.

Verpleegkundige relevantie

De verpleegkundige heeft een groot aandeel bij de toepassing van intranasale esketamine. Zo staat deze in voor het instrueren en begeleiden van de patiënt tijdens de toediening. Na contactname met het werkveld blijkt dat dit best gebeurt op een PAAZ-afdeling. Op zo’n afdeling is monitoring en observatie haalbaarder omdat de patiënten dan in dichte omgeving van het zorgpersoneel zijn. Verder staat de verpleegkundige ook in voor de parametercontrole en opvolging van de bijwerkingen na toediening. Dit gebeurt best in een grote zaal, waar het overzicht kan behouden worden over een groep patiënten. Er moet een verpleegkundige aanwezig zijn die getraind is in cardiopulmonale reanimatie. Hierdoor is er potentieel noodzaak tot (her)educatie.

Brian Dumon, Emma Gribbe, Caro Vonck en Tomas Christleven zijn vier vierdejaarsstudenten van de professionele bachelor in de verpleegkunde aan de Odisee hogeschool, campus Aalst. Dit academiejaar onderzochten ze de optimale dosage van de esketamine neusspray. Dit praktijkonderzoek vormt het sluitstuk van hun opleiding tot bachelor in de verpleegkunde. Met dit artikel hopen ze meer bekendheid te genereren over het onderwerp.


Waarom ethiek in de zorg met een pluisbloem vergeleken kan worden

Hoe kan je als verpleegkundige in deze uitdagende tijden met hart en ziel in de zorg blijven staan? Een ethisch zorgklimaat kan je daarbij helpen, stelt Yvonne Denier. Ze is hoofddocent ethiek van de gezondheidszorg aan de KU Leuven en stafmedewerker ethische thema’s bij Zorgnet Icuro. Dit jaar verscheen haar boek Het Pluisbloemeffect, een boek over hoe ethiek in de zorg aanstekelijk werkt. Zo wil ze zorgverleners inspireren en biedt ze inkijk in de kerndimensies van een ethisch inspirerende zorgcultuur.

Zorg en ethiek zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Maar wat is dat nu precies, een ethisch zorgklimaat? Wat houdt die term in? We leggen onze vraag voor aan Yvonne Denier. “In een ethisch zorgklimaat staan verpleegkundigen vanuit een warmmenselijke betrokkenheid stil bij wat ze doen en hebben ze de ruimte om erover na te denken, kritisch te reflecteren en vragen te stellen om van daaruit keuzes te maken en hun handelen richting te geven”, verduidelijkt ze de term.

In Het Pluisbloemeffect gebruikt Denier de metafoor van een ethisch zorgklimaat als een trektocht met kompas. Tijdens zo’n trektocht geven waarden en normen als een soort kompas de richting aan, maar je volgt geen volstrekt geplande route omdat de zorg zelf ook in hoge mate onvoorspelbaar is. Die trektocht onderneem je bovendien niet alleen, maar samen met anderen. Onderweg bots je op hindernissen en zoek je als team naar hoe je die het beste kan nemen. “Een ethisch zorgklimaat is geen puur rationele bezigheid die je met een onderbouwde theorie, commissies en werkgroepen ethiek kan opbouwen”, vertelt Denier. “Hoewel deze belangrijk zijn, als een vorm van onderbouw van de ethische werking in een organisatie, gaat ethisch gedreven hulpverlening om wat zich afspeelt tussen mensen onderling, iedere dag opnieuw. Het gaat vooral over de kleine en grote beslissingen die verpleegkundigen dagelijks vanuit een zorgzame houding nemen. Het concept van de skilled companion vat wat een ethisch zorgklimaat inhoudt: de verpleegkundige als een deskundige en zorgzame compagnon de route voor de zorgvrager.”

Zaadjes in het rond strooien

Volgens Yvonne Denier is een ethische zorghouding van nature aanwezig bij verpleegkundigen. “Ethisch engagement, bekommernis om de ander, zorgzaamheid en aandachtigheid zit als het ware ingebakken in hun DNA”, vertelt ze. “Teams en organisaties in de zorg hebben dus een rijke basis in handen om een ethisch zorgklimaat te creëren. Het komt er op aan om deze al aanwezige ethische zorghouding te voeden en verder te laten groeien”, zegt de auteur.

Zelf werkt Yvonne Denier met de Socratische gespreksmethode wanneer ze teams of organisaties begeleidt. “Ik stel hen vijf uitnodigende vragen (zie kader, nvdr.) die de deelnemers vooraf toegezonden krijgen. De antwoorden die ik dan in mijn mailbox vind, tonen hoe groot het ethisch bewustzijn van zorgverleners is. Die antwoorden zijn vaak ontzettend rijk en inspirerend. Daarom gaf ik mijn boek de titel Het pluisbloemeffect. Ethiek is een kwestie van ideeën oppikken en hier iets mee doen. Ethische bezieling werkt zoals pluisbloem blazen. Je strooit zaadjes uit en inspireert anderen. Het is op die manier dat ethiek in de zorg aanstekelijk kan werken. Niet als een streng vermanend vingertje, maar wel als een positieve uitdaging.”

De gist in het deeg

Waarom zouden verpleegkundigen en zorgorganisaties zich bezig moeten houden met een goed ethisch zorgklimaat? Zit er dan al niet voldoende druk op de ketel? Wat levert het op om bovenop de hoge werkdruk ook nog te investeren in ethiek? “Een ethisch zorgklimaat voedt de bezieling van zorgverleners”, zegt Denier. “Het maakt dat ze veerkrachtig zijn en dat ze de moeilijke situaties die eigen zijn aan het werken in de zorgsector kunnen aanpakken, zonder dat ze het gevoel hebben om blind te varen. Verpleegkundigen moeten geen morele superhelden worden, maar ze moeten wel de kans krijgen om te groeien in hun ethisch bewustzijn, ze moeten hierin gevoed worden.”

“Verpleegkundigen moeten geen morele superhelden zijn.”

Denier vergelijkt het met wabi-sabi, een Japanse visie die het imperfecte en het onvolmaakte als ideaal neemt. “Verpleegkundige zijn, betekent dat je geconfronteerd wordt met tragiek en lijden. Ethiek poetst dat niet weg, maar kan je wel op weg helpen om ermee om te gaan”, zegt ze. “Het is geen kers op de taart. Zo werkt het niet. Ethiek kan net een verschil maken in de concrete zorgrealiteit. Maar enkel wanneer we ons ethisch bewustzijn blijven voeden, zodat het kan groeien en uitdijen, zoals gist.”

Veel geduld en boterhammen

Een ethisch zorgklimaat is een voortdurende zoektocht. Een rustig en geduldig reflectieproces, samen met anderen op pad gaan. Wat heb je daarvoor nodig, als verpleegkundige of als zorgorganisatie? “Het Pluisbloemeffect is opgebouwd als een kookboek. Net zoals in een kookboek staan er verschillende ideeën in, recepten die kunnen inspireren. Je hoeft het boek niet van a tot z te lezen, maar je kan erin grasduinen en oppikken wat je nodig hebt. In een ietwat meer theoretisch stuk in het boek leg ik uit wat precies nodig is voor een ethisch zorgklimaat en over welke waarden en kaders het dan zoal gaat.”

In toegankelijke taal legt Yvonne Denier de ethische modellen van het personalisme, de principebenadering, de zorgethiek en het rechtvaardige keuzeproces uit. Ook staat ze stil bij hoe die specifieke waarden kunnen gelden als gewichten op de schaal van onze ethische afwegingen. “En ik besteed aandacht aan de verschillende aspecten van een ethisch reflectieproces. Maar wat nodig is voor een ethisch zorgklimaat, laat zich nog het beste samenvatten met wat mijn vader regelmatig zei: ‘Met veel geduld en boterhammen komt een mens een heel eind.’ Ethiek is dus een proces en een stapsgewijs vragen, uitzoeken en proberen.”

Samen ploeteren en nadenken

Een ethisch zorgklimaat, een cultuur die leeft tussen mensen en teams, bouw je niet in een-twee-drie op. Er ligt een belangrijke verantwoordelijkheid bij de leidinggevenden, directies en besturen van zorgorganisaties. Zij zijn namelijk degenen die een context kunnen creëren waarin een ethisch zorgklimaat mogelijk is door er tijd, middelen en energie in te steken. “Ethiek is samen nadenken, uitzoeken en soms ook een beetje ploeteren”, licht Yvonne Denier toe. “Het is een proces waarvoor je tijd moet nemen, waar je samen mee moet bezig zijn. Ik vergelijk het graag met het onderhouden van een tuin. Je kan deze tuin laten ontwerpen door een tuinarchitect, zoals een ethische commissie of werkgroep de krijtlijnen van een ethisch zorgklimaat kan uittekenen. Maar daar stopt het niet. De tuin vraagt aandacht en tijd, je moet hem onderhouden en dagelijks aandachtig aanwezig zijn. Enkel wanneer de ethische reflectie zich niet blijft afspelen binnen de deskundigheid van een ethische werkgroep, maar daadwerkelijk aanwezig kan zijn tot in alle nerven van de organisatie, dan kan het echt inspirerend werken en ons helpen om een bepaalde richting uit te gaan.”

Tegensprekelijkheid

Om een ethisch zorgklimaat duurzaam te doen groeien, speelt de waarde van tegensprekelijkheid een grote rol. Tegensprekelijkheid betekent dat je als verpleegkundige kan, mag en durft tegen te spreken. Dat je kan zeggen dat je het niet eens bent met je collega’s of leidinggevenden en andere ideeën kan voorstellen. Doe dit op een constructieve manier, gericht op het goede voor de zorgvrager. “Vaak leeft de overtuiging dat een duurzame en levende zorgcultuur een kwestie is van alle neuzen in dezelfde richting”, vertelt Yvonne Denier. “Terwijl het net omgekeerd is, tegensprekelijkheid laat toe dat mensen vanuit een kritische vraagstelling samen zoeken naar een goed antwoord op een uitdagende zorgsituatie. Iedereen kijkt namelijk op een andere manier naar een patiënt. Net door over die verschillende zienswijzen en waarde te discussiëren kan je elkaar versterken. De tegensprekelijkheid is een essentiële katalysator voor een duurzame zorgethiek.”

Wil je meer lezen over de aanstekelijkheid van ethiek in de zorg? Je kan Het pluisbloemeffect bestellen met 10 procent korting en gratis verzending. Surf daarvoor naar de website van Lannoo. Voeg het boek toe aan je winkelmandje en vul de kortingscode [pluisbloem_bv] in voor het uitchecken. Deze code is geldig tot 31 december 2021.

Uitnodigende vragen om te reflecteren over het ethisch zorgklimaat:

  • Welke kernwoorden associeer je met ethiek in de zorg? Wat is ethisch goede hulpverlening volgens jou?
  • Waarom zouden we als zorgverleners überhaupt met ethiek en waarden moeten bezig zijn? Wat is volgens jou het nut van ethiek? Welke mogelijkheden schept het?
  • Welke knelpunten of belemmeringen ervaar je hierin? Wat maakt het moeilijk om met ethiek bezig te zijn?
  • Wat hebben we nodig om op een ethische manier bezig te zijn in de zorg? Wat helpt?
  • Welk beeld, foto, object associeer je met goede zorg?


Vaccinatie ook voor kinderen en jongeren

Ten vroegste begin september krijgen ook min 18-jarigen een vaccin tegen COVID-19. Voor de kinderen zal het wellicht eind 2021 of begin 2022 worden. Het gaat samen om zo’n 2,3 miljoen jonge Belgen. Bij het begin van het nieuwe schooljaar zijn de adolescentenstudies  afgerond en het vaccin goedgekeurd voor deze jonge bevolkingsgroep. Voor kinderstudies zal het nog even wachten zijn. Vaccinoloog Pierre Van Damme legt uit hoe de vaccinatiestrategie zich verder ontplooit, als dat veilig kan en de leveringen op schema zitten.

Eerst de 65-plussers en de volwassenen met onderliggende aandoeningen, daarna gradueel alle volwassenen en uiteindelijk ook de minderjarigen. Elke Belg krijgt normaal gezien een vaccin aangeboden in de strijd tegen COVID-19. “Dat is ook altijd de bedoeling geweest om te vermijden dat het virus vrij spel krijgt bij de minderjarige bevolking en daar jongeren kan besmetten, zich vermenigvuldigen en vrij kan muteren. Maar studies bij min 18-jarigen kunnen pas starten nadat de resultaten bij volwassenen geëvalueerd zijn”, legt vaccinoloog Pierre Van Damme uit. Momenteel bekijkt de taskforce vaccinatie, waar hij deel van uitmaakt, hoe die doelgroep precies zijn spuitje moet krijgen.

Specifieke kinderstudies

Dat de taskforce mikt op het begin van het nieuwe schooljaar heeft niet enkel te maken met de beperkte beschikbaarheid van vaccins. De veiligheid en effectiviteit moeten namelijk bevestigd worden voor de minderjarige leeftijdsgroep. Zogenaamde kinderstudies zijn ondertussen in volle gang. “Het is standaard zo dat er eerst volwassenenstudies uitgevoerd worden”, legt Van Damme uit. “Pas als dat proces succesvol is afgerond, komen kinderstudies op tafel. Dat is een algemeen voorzorgsprincipe, zo gaat het bij de ontwikkeling van elk vaccin. Bovendien moeten we nog een aantal specifieke vragen beantwoorden. Kunnen we huisartsen en pediaters actief betrekken bij dit proces, naast de CLB’s en Kind en Gezin? Moet er een andere dosering zijn voor minderjarigen? Is er een aangepast vaccinatieschema mogelijk? Werken we ook met voorrangsregels? Daar buigen we ons de komende maanden over, naarmate resultaten van de kindervaccinatiestudies beschikbaar worden.”

Kinderen als motor van het virus?

Het risico dat kinderen en jongeren ernstig ziek worden van een coronabesmetting is nog steeds klein. Daardoor kunnen ze evenwel anderen besmetten zonder te weten dat ze ziek zijn. Die redenering ligt aan de basis van de beslissing om ook hen in een latere fase te vaccineren. Zonder inenting van deze leeftijdsgroep kan COVID-19 gemakkelijker blijven rondwaren en zelfs muteren. “Met een risico dat het opnieuw zijn weg vindt naar de kwetsbare groepen”, benadrukt Pierre Van Damme. “Precies daarom is het noodzakelijk ook hier zoveel mogelijk te vaccineren, in het kader van de groepsimmuniteit. Voor de jongeren zelf zal de vaccinatie trouwens een positieve impact hebben. Het zal helpen om scholen open te houden en de circulatie van het virus tegen te houden. Een stap terug richting normaal leven.”

Tips voor het vaccineren van kinderen

  • Minimaliseer niet, maar nuanceer. Zeg niet dat het geen pijn doet, wel dat het snel voorbij is.
  • Leg uit waarom het kind een prikje krijgt. Bijvoorbeeld dat hij of zij dan minder snel ziek wordt of beter gaat groeien.
  • Leid het kind af vlak voor je prikt. Vraag bijvoorbeeld hoe de favoriete knuffel van het kind heet of wat het die dag al gedaan heeft.
  • Benadruk na de prik dat het kind flink is geweest en dat je trots bent. Zo is de schrik voor een volgend spuitje minder groot.


Complexe oncologische zorg in de thuisomgeving

Hoe kan kwaliteitsvolle thuishospitalisatie onderdeel worden van de reguliere zorg voor personen met kanker of een andere ziekte? Wat is nodig om dit mogelijk te maken? Dat onderzocht Kom op tegen Kanker aan de hand van interviews en een online debat met zorgverleners, patiëntvertegenwoordigers en beleidsmakers. Alle thema’s van wetgeving en financiering tot logistiek, opleiding en expertise kwamen aan bod. Maar alles valt of staat met een correcte definitie.

“Thuishospitalisatie is de toediening thuis en door personeel met de juiste expertise van specialistische zorg die normaal gezien in een ziekenhuis plaatsvindt. Het gaat om zorg die vanuit het ziekenhuis door een specialist-arts ingesteld en opgevolgd wordt, maar die wel – op zijn minst gedeeltelijk – in de thuisomgeving van de patiënt uitgevoerd wordt en dus opnamevervangend werkt”, zegt Isabel Weemaes, projectverantwoordelijke bij Kom op tegen Kanker. “Veel van die thuishospitalisaties zijn voorlopig projectmatig en dus eindig.”

Vijf jaar geleden startte Kom op tegen Kanker met zo’n project in samenwerking met az groeninge Kortrijk. Voor patiënten die daarvoor in aanmerkingen kwamen en er zelf voor kozen, gebeurde de voorbereiding voor de chemotherapie thuis. Ze werd uitgevoerd door een speciaal daarvoor opgeleide thuisverpleegkundige. “We merkten veel positieve effecten”, zegt Isabel. “Thuishospitalisatie stemt zorg meer af op het leven van de patiënt. Het is minder belastend en ze kunnen de behandeling beter combineren met hun privéleven. Al zijn er belangrijke voorwaarden zoals de veiligheid en de kwaliteit van de behandeling, en de kostenefficiëntie. Wanneer je veel gespecialiseerd materiaal nodig hebt, gebeurt de zorg nog altijd beter in een ziekenhuis. Uit een bevraging onder de patiënten die binnen het project Onco@home voor thuishospitalisatie opteerden, blijkt dat 93 procent de voorkeur geeft aan thuishospitalisatie. Zo’n 7 procent heeft geen voorkeur.”

Nauw contact

Hilde getuigt als kankerpatiënte over thuishospitalisatie. “Ik kreeg vijftien jaar geleden kanker en ben nu opnieuw getroffen door de ziekte. Dat laat mij toe om de vergelijking te maken”, zegt Hilde. “Ik wil eigenlijk niet terug naar het oude systeem. Toen spendeerde ik vaak de hele dag in het ziekenhuis en zat ik altijd maar te wachten. Nu gebeurt de voorbereiding door de thuisverpleegkundige. In het ziekenhuis ga ik enkel langs bij de arts en vervolgens ontvang ik mijn behandeling. Dat gaat sneller, verloopt aangenamer en ik heb veel minder stress. Een ander voordeel: mijn partner is ook thuis en kan de thuisverpleegkundige inlichten over bepaalde problemen die ik misschien vergeet te melden.”

De thuisverpleegkundige gaat de dag voor de chemotherapie langs bij de patiënt met een labobon en anamneseformulier en voert een bloedafname uit. Zo is de patiënt meteen ook meer betrokken in het hele zorgproces. “Thuisverpleegkundigen nemen in dit verhaal een volwaardige rol op”, zegt An Debaere, manager thuisverpleging i-mens. “Al mogen we er niet van uitgaan dat elke basisthuisverpleegkundige hierin moet specialiseren. Ze moeten die expertise kunnen ontwikkelen door ervaring, maar ook door opleiding en begeleiding. Een rechtstreekse overdracht tussen de ziekenhuisverpleegkundige en de thuisverpleegkundige die op frequente basis herhaald wordt, is nodig. Dit bouwt ook een vertrouwensband op in elkaars expertise en kwaliteit. Dat vraagt een intense samenwerking van eerste en tweede lijn.”

Kom op tegen Kanker streeft er naar dat kwalitatieve thuishospitalisatie onderdeel wordt van de reguliere zorg, maar er zijn nog heel wat aandachtspunten die bestudeerd moeten worden. “Zo moet de keuze voor thuishospitalisatie altijd bij de patiënt liggen. Maar er moet ook een goede transmurale samenwerking zijn tussen ziekenhuizen en de eerste lijn zodat thuishospitalisatie eventueel kan uitgebreid worden naar andere behandelingen”, zegt Isabel Weemaes nog. “Daarnaast moeten we kijken naar een correcte vergoeding: van de toegepaste zorgen, maar ook van de opleiding en opvolging van thuisverpleegkundigen.

Het project Onco@home wordt intussen breder uitgerold in de regio Zuid-West-Vlaanderen en wordt uitgebreid naar de Sint-Jozefskliniek Izegem en OLV van Lourdes Ziekenhuis Waregem. Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen, i-mens en ZorgConnect tekenen ook in als partners. Lees de definitieve resultaten van de haalbaarheidsstudie op komoptegenkanker.be/thuishospitalisatie.


Hoe pak je nachtelijke incontinentie aan?

Incontinentie tijdens de nacht lijkt in de eerste plaats een financiële en technische aangelegenheid. Niets is minder waar want achter deze problematiek gaan ethische vragen schuil die in directe relatie staan met organisatorische kwesties. Hoe los je dit op met als doel de bewoners ’s nachts zo min mogelijk te storen en de werkdruk te verlagen?

Een woonzorgcentrum is gestopt met de aankoop van onderdekens, de absorbeerbare lakens waardoor urine niet tot aan de matras of onderlakens raakt. Ze vinden deze dekens te duur. Bij bewoners waar het incontinentiemateriaal ’s nachts volledig verzadigd is, komt zo toch urine op de lakens terecht.

STAP 1: Casus

Nu de absorberende lakens niet meer gebruikt worden, moet de nachtverpleegkundige de lakens verversen waardoor de bewoner langdurig wakker wordt gemaakt. Bij bedlegerige patiënten moeten de lakens ververst worden terwijl hij of zij nog in bed ligt, met veel draai- en keerwerk tot gevolg.

Bewoners reageren vaak kwaad wanneer ze ’s nachts gestoord worden. Begrijpelijk. Want daar bovenop redeneren ze dat ze voor de absorbeerbare lakens betalen en willen ze ook niet te lang nat in bed blijven liggen. Voor verpleegkundigen is dit een lastige situatie. Op dat moment is het moeilijk om bewoners een goede uitleg te geven. Bij zware incontinentieproblematiek leggen ze plastic zakken op het bed zodat de onderlakens niet vuil worden. Deze zijn snel vervangen waardoor de bewoner niet lang hoeft gestoord te worden.

Momenteel gebeurt het dat de nachtploeg, bij bewoners met een zwaarder incontinentieprobleem, plastic zakken gebruikt in plaats van de absorbeerbare lakens zodat de onderlakens niet nat worden. Deze zakken zijn snel vervangen en hinderen de bewoners niet. Onderleggers zijn geen optie omdat deze duurder zijn om te wassen dan lakens.

Hoe ga als verpleegkundige in nachtploeg om met bewoners die kwaad zijn door deze problematiek? Als de absorbeerbare lakens definitief afgeschaft zijn, hoe pak je incontinentie dan aan als nachtploeg? Laat je bewoners langer nat in bed liggen of ga je vaker verversen? Wat is goed voor de bewoner?

STAP 2: Dilemma’s

We onderscheiden hier enkele dilemma’s:

  • De nachtrust van de bewoners die verstoord wordt, is een organisatorisch probleem. Wie kan dit oplossen, met aandacht voor de richtlijn om geen absorberende lakens meer te gebruiken?
  • Is het plastic onderlegmateriaal dat gebruikt wordt wel goed voor de bewoners? Verhoogt dit het risico op decubitus niet?

STAP 3: Oplossingen

Hoe verzoenen we deze vragen van beleid, bewoners en verpleegkundigen met elkaar? Hoe kunnen we bewoners een betere nachtrust en comfort bieden? Bij het zoeken naar antwoorden op deze vragen wordt al snel duidelijk dat het afschaffen van de onderleglakens te maken heeft met het misbruik dat ervan werd gemaakt. Daarnaast komen er ook enkele organisatorische problemen naar boven. Zo worden sommige bewoners vroeg in bed gelegd, ontbreekt een gezamenlijke visie rond incontinentie en rond hydratatie. Zo krijgen bewoners nog veel te drinken net voor het slapengaan.

Tijdens een gesprek met twee hoofdverpleegkundigen wordt gevraagd onderleglakens terug toe te laten in welbepaalde gevallen. Ze krijgen ook de vraag om een incontinentieverantwoordelijke voor het woonzorgcentrum aan te stellen. Deze kan contact opnemen met verschillende bedrijven en kan infosessies rond het onderwerp organiseren.

Ook de organisatorische problemen die in relatie staan met de ethische aspecten worden aangepakt. Het uur van het in bed leggen wordt bepaald op vraag van de bewoners en niet in functie van de organisatie. Veel bewoners willen namelijk later dan 18 uur gaan slapen. Hydratatie gebeurt voortaan tijdens de dag en niet vlak voor het slapengaan.

STAP 4: Evaluatie

Zijn deze aangereikte oplossingen een win-win voor iedere betrokkene? Wij denken alvast van wel. De besproken oplossingen zijn zowel voor de nachtverpleegkundigen als voor de bewoners een meerwaarde.


Gele doos verhoogt gevoel van veiligheid

Een jaar geleden lanceerde Stad Gent in Ledeberg de gele doos. Precies één dag voor de lockdown. Een kleine doos om te bewaren in de koelkast, met persoonsgegevens en het medisch dossier van een 65-plusser of iemand met een chronische aandoening. Tijd voor een evaluatie.

De introductie van de gele doos was zeker geen primeur. De invulling en opzet ervan waren wel vernieuwend. “Het concept bestond al in andere gemeenten zoals Brugge of Waver. Door een werkgroep op te zetten hebben we de inhoud en de werking van de doos geoptimaliseerd op maat van de betrokken partners”, vertelt Brigitte Hantson, projectleider voor Stad Gent. Deze partners zijn de noodcentrale 112 Oost-Vlaanderen, de apothekersvereniging KOVAG, ziekenhuizen, huisartsen, mutualiteiten, de thuiszorgdiensten Familiehulp, Wit-Gele Kruis van Vlaanderen, Zelfstandige Thuisverpleegkundigen Gent en Solidariteit voor het Gezin, Rode kruis, Vlaamse Kruis en HOGENT.

Het proefproject startte in Ledeberg. “De samenwerking met de eerstelijnszone in die wijk verliep al vlot. Bovendien was het logistiek interessanter om kleinschalig te starten. Zo kwamen de dozen makkelijker bij onze doelgroep terecht”, legt Brigitte uit. Die doelgroep kreeg de doos ofwel via het lokaal dienstencentrum ofwel via de apotheek. “We bereikten intussen 857 mensen, goed voor 63 procent van alle 65-plussers in de wijk.” Een succes dus. Zeker omdat de verspreiding initieel moeilijker liep door de lockdown midden maart.

Positief onthaald

Zes maanden na lancering bevroeg Stad Gent de betrokkenen. Brigitte: “De 65-plussers zijn enthousiast. De instructies om de fiches in te vullen zijn duidelijk. Het medicatieschema in de doos vond bijna 80 procent van de bevraagden een pluspunt. Het opvallendste is dat ze zich veiliger voelen met die doos in huis, zeker in deze coronatijden.”

Ook verpleegkundige Interne Liaison Geriatrie Petra Govaert en maatschappelijk werker van de Sociale Dienst Klara Beyst, beiden verbonden aan het AZ Jan Palfijn Gent, reageren positief. “Niet alleen het veilige gevoel is een voordeel. Voor ons is het een echte tijdswinst. Wanneer een patiënt op spoed niet in staat is zelf contactgegevens of medische informatie te geven, vraagt dat veel opzoekwerk. Met de gele doos heb je alles onmiddellijk bij de hand”, vertelt Klara. “Apothekers zien eveneens de meerwaarde voor hun beroep, dankzij het medicatieschema. De opvolging door huisartsen en hulpdiensten verliep om begrijpelijke redenen wat stroever. Hun focus lag namelijk op meer dringende prioriteiten door de coronacrisis”, gaat Brigitte verder.

“De 65-plussers in omringende wijken vragen ons al wanneer zij een gele doos krijgen. Dat is een leuke beloning van ons werk.”

Brede ondersteuning

De gele doos wordt gebruikt bij spoed- en geplande opnames. Klara: “Voor beide kanalen hebben we een interne procedure uitgewerkt. We worden verwittigd wanneer iemand met zo’n doos binnenkomt.” Petra vult aan: “Bij ontslag wordt alle informatie in de doos bijgewerkt en lichten we het lokaal dienstencentrum en de huisarts in. Voor mensen die het project nog niet kennen, vragen we of ze geïnteresseerd zijn. We verduidelijken het doel en waarom een patiënt de doos het best altijd meebrengt.” Bij de eerste ingebruikname wordt het lokaal dienstencentrum en eventueel de thuisverpleging ingeschakeld, om een goed gebruik te garanderen.

Verdere uitrol nodig

“Momenteel is de instroom natuurlijk beperkt want het gaat slechts om één wijk. Daardoor is het nog geen automatisme in ons ziekenhuis”, zegt Petra. Dat bevestigt Brigitte: “Voor een ziekenhuis is het niet evident om de werking nu al goed te integreren in hun procedures. De verdere uitrol van het project zal dit vergemakkelijken.” Op 15 maart werden de wijken Gentbrugge, Oud-Gentbrugge en Moscou-Vogelhoek toegevoegd en tegen eind 2024 moeten de 65-plussers in alle Gentse wijken de mogelijkheid hebben een gele doos in huis te halen.

Wat zit er in de gele doos?

Een boekje met volgende gegevens:

  • persoonsgegevens met foto
  • noodcontact(en)
  • aanwezigheid van thuiszorgdienst
  • naam van de huisarts en apotheker
  • aanwezigheid van huisdieren en wie de zorg kan overnemen
  • medisch luik

Een aparte hoes met volgende papieren:

  • medicatieschema
  • eventueel een wilsbeschikking
  • eventueel vroegtijdige zorgplanningsdocumenten
  • eventueel een vermissingsfiche voor bijvoorbeeld mensen met dwaalgedrag
  • stickervelletje met unieke code voor de ziekenhuizen en een klever voor op de binnenkant van de voordeur en een klever met belangrijke noodnummers