Positief gezond

In deze rubriek gaan we zoek naar  prangende ethische uitdagingen die zich voordoen in de praktijk. Tegelijkertijd ontdekken we welke methodes ons kunnen helpen om deze uitdagingen bespreekbaar en hanteerbaar te maken. We gaan hiervoor te rade bij collega’s in de zorg die dagelijks met ethische vraagstukken worden geconfronteerd.

Elisabeth Steenmans werkt als verpleegkundige bij De Central, een wijkgezondheidscentrum in Leuven. Hier werken huisartsen en verpleegkundigen nauw samen met kinesitherapeuten, maatschappelijk werkers, psychologen, diëtisten, vroedvrouwen, project- en preventiewerkers. Zorgvragers die zich bij deze praktijk inschrijven, betalen een vast bedrag voor deze uitgebreide dienstverlening. Volgens Elisabeth biedt dit systeem alleen voordelen: “Het vormt een toegankelijk, betaalbaar en breed aanbod aan gezondheidszorg op maat. Het laat ons toe om elke situatie interdisciplinair te benaderen en zorgvragers gericht door te verwijzen, zonder vertraging.”

 

DE UITDAGING

 

Welke ethische uitdagingen zie jij binnen jouw domein? Welke boeien jou het meest?

 

“In ons streven naar patiëntgerichte zorg ervaren we dat het soms moeilijk is om het werk af te bakenen. Hoe ver gaan we in de extraatjes die niet tot onze kerntaak behoren maar waarvan we voelen dat de patiënt er baat bij zou hebben? Die vraag is vaak heel lastig omdat we patiënten ook thuis bezoeken en soms in precaire situaties aantreffen. Als een patiënt vraagt om zijn gsm te helpen programmeren, weten we dat dat geen verpleegkundige taak is. We beseffen ook dat onze tijd kostbaar is omdat er nog veel andere patiënten wachten. Tegelijkertijd is het moeilijk om daar niet op in te gaan omdat we weten hoe belangrijk die gsm is. Voor velen is dit het enige communicatiemiddel met de buitenwereld. Het blijft een uitdaging om hierin haalbare keuzes te maken.”

 

“Een andere uitdaging betreft de diverse patiëntenpopulatie die we zien. We zijn er volledig van doordrongen dat de patiënt de dirigent mag zijn van zijn gezondheidszorg vanuit zijn visie op gezondheid en welzijn, eerder dan vanuit onze standaarden of sociale normen. Alleen is dat niet altijd gemakkelijk, vooral omdat we vaak te maken hebben met patiënten met een hele andere culturele achtergrond.”

 

DE TOOL: AANDACHT VOOR INTENTIES

 

Welke methode vind je zelf bruikbaar om hiermee om te gaan?

“De afgelopen twee jaar experimenteerden we in de praktijk met het model van ‘Positieve Gezondheid’. Dit biedt een brede kijk op gezondheid door te focussen op zes dimensies die een betekenisvol leven vormen: lichaamsfuncties, dagelijks functioneren, participatie, kwaliteit van leven, zingeving en mentaal welzijn. Elk van deze dimensies biedt inzichten over hoe een persoon zijn gezondheid ervaart en waarop hij kan inzetten om het te verbeteren.”

Hoe ga je daarbij te werk?

“De website van Positieve Gezondheid[1] biedt een aantal vragenlijsten, aangepast aan verschillende leeftijden en gezondheidsvaardigheden, die een patiënt kan gebruiken om zichzelf op elk van de deeldomeinen te evalueren. Voor ons is het een handige tool als we niet meteen weten hoe we een patiënt het beste kunnen helpen. De resultaten zijn soms verrassend. Zo hadden we onlangs een patiënte die zeer beperkt was op sociaal, fysiek en mentaal gebied. We wisten niet hoe we haar de juiste zorg konden bieden. Toen we met haar de vragenlijst doorliepen, bleek dat ze op alle vlakken een hoge score toekende aan haar leven. De zorgbehoeften die wij identificeerden, ervaarde ze zelf niet. Ze had een heel andere inschatting van wat ze nodig had om goed te functioneren. Hoewel we echt oog willen hebben voor diversiteit, betrappen we onszelf erop dat we toch nog zaken invullen voor een ander.”

“We gebruiken de vragenlijst alleen als we daar ruimte voor hebben of als we merken dat iemand baat kan hebben bij een diepgaander gesprek over hoe het met hem gaat. Het is een vrijblijvend hulpmiddel, maar brengt vaak wel een en ander in beweging. Soms kan het ook confronterend zijn: een patiënt realiseert zich bijvoorbeeld ineens hoe moeilijk hij het heeft met de chronische pijn waarvoor niet meteen een oplossing bestaat. Bij zo iemand kan het nuttig zijn om even uit te zoomen en naar andere aspecten van zijn leven te kijken. Wat motiveert hem om elke dag uit bed te komen? Iemand herontdekte bijvoorbeeld zijn liefde voor muziek, een inzicht dat hem inspireerde om meer aandacht en energie te besteden aan dat aspect van zijn leven. De term ‘positieve gezondheid’ staat voor het positief kijken naar wat kan helpen om je beter en gelukkiger te voelen, en dat gaat niet altijd meteen om medische oplossingen.”

WIE VOLGT?

Aan wie wil je de vraag naar ethische uitdagingen en bruikbare tools doorgeven?

Ik geef graag de opdracht door aan Katrien Ruytjens, die als coördinator ethiek in Emmaüs werkt.

[1] Meer info over Positieve Gezondheid en het Institute for Positive Health vind je op iph.nl.


Werk maken van een inclusief zorgbeleid

Inclusie betekent dat iedereen erbij hoort. Dat de drempels zijn weggewerkt en er rekening gehouden wordt met verschillen zodat dat iedereen volwaardig kan deelnemen aan alle aspecten van de samenleving met gelijke keuzes, rechten en plichten. Het klinkt logisch. En toch horen we nog vaak verhalen over het weigeren van zorg door verpleegkundigen met een migratieachtergrond, inadequate zorg tegenover personen met een donkere huidskleur of transgenders, en het ervaren van drempels voor mensen van leeftijd of met een handicap. Hoe en wanneer maken we werk van een inclusief zorgbeleid?

We zijn allemaal mensen van vlees en bloed. Die uitdrukking wordt wel eens gebruikt om te zeggen dat we niet zoveel van elkaar verschillen. Het is goed bedoeld en toch wringt ergens een schoentje. Want er zijn wel degelijk biologische verschillen tussen mensen. Denk aan gender, leeftijd, huidskleur en beperkingen. Dat zijn fysiek zichtbare aspecten, maar ook emotionele veerkracht en hormonale spiegelingen maken deel uit van ons zijn. Inzicht in die verschillen is essentieel voor adequate zorg.

De afdeling plastische heelkunde in het UZ Gent heeft heel wat ervaring met inclusie, vertelt verpleegkundige Nel Vanherreweghe: “Wij gebruiken geen meneer of mevrouw, maar spreken mensen in de wachtzaal aan met hun achternaam. Dat lijkt hard, maar eigenlijk is het gewoon formeel en het wordt ook zo aan de basis aangeleerd in de opleidingen. Heel wat patiënten op onze dienst zijn nog volop in transitie. We weten dat de administratie vaak achterloopt en houden onze aansprekingen daarom bewust genderneutraal. Tijdens de consultatie polsen we naar hoe ze verder aangesproken willen worden.”

Nood aan ruimere denkkaders

Het lijkt heel eenvoudig, patiënten aanspreken met de familienaam. Toch doen heel wat instanties dit anders. Dat resulteert in gênante situaties met onnodig gestaar en gespeculeer. Oncomfortabel voor de patiënt en voor de zorgverlener. Waarom is het dan niet overal ingeburgerd? “Omdat er geen eenduidig beleid bestaat rond inclusie in de zorg”, vult directeur van Unia Els Keytsman aan. “Zorgverleners hebben onvoldoende meegekregen wat het betekent om inclusief te zijn. Dit is ergens logisch gezien hier pas de afgelopen jaren specifieke aandacht voor is. Pas als er duidelijke handvaten zijn, zal er meer bewustwording en daadkracht ontstaan op de werkvloer.”

“Die bewustwording is inderdaad nodig”, vindt Nel. “Veel mensen staan er gewoonweg niet bij stil dat niet iedereen in een vast hokje past. We moeten onze referentiekaders dringend bijstellen. Bewustwording vraagt tijd en goede voorbeelden.” Volgens Els liggen die stereotiepe beeldvorming en niet-diverse referentiekaders aan de basis van het probleem: “Onze vooroordelen over personen met een donkere huidskleur zijn grotendeels ontstaan in de 19e eeuw[1], in tijden van kolonisatie en slavernij. We zijn ondertussen 2024, maar die beelden beïnvloeden nog steeds ons denken en handelen[2]. Daardoor blijven personen van kleur nog steeds minder kansen krijgen, ook in de zorg.”

Belang van voldoende cijfers en correcte dossiers

In 2022 ontving Unia 190 meldingen over racisme in de zorg[3], zowel van patiënten als verpleegkundigen. Daarvan werden veertig dossiers geopend en opgevolgd. “Dit is pas het topje van de ijsberg”, zegt Els. “We vermoeden sterk dat er veel meer voorvallen dan meldingen zijn, nochtans is het zo belangrijk om voorbeelden te documenteren zodat er best practices uit kunnen volgen. Laat dat een advies zijn: ervaar je discriminatie ten aanzien van jezelf als zorgverlener of een patiënt, of ben je er getuige van? Meld het. Aan je leidinggevende, aan een vertrouwenspersoon of bij Unia.” Net omdat er zo weinig data beschikbaar zijn, start Unia in 2024 met een onderzoek om meer inzicht te krijgen in de ervaringen van patiënten met rassendiscriminatie en de impact hiervan op hun zorgtrajecten[4].

Volgens Nel zijn het patiëntendossier en een open blik op de mens essentiële bronnen van informatie. “Deze zijn voor mij te allen tijde het startpunt van een patiëntencontact”, zegt Nel. “Mijn gouden raad is om het patiëntendossier zo grondig mogelijk in te lezen met een brede kijk het eerste patiëntencontact te benaderen.” Els vult aan: “Dat klopt. Je vertrekt altijd van de persoon die voor je zit en een blanco blad: wat is de zorgvraag en welke onderzoeken moeten op basis daarvan gebeuren. Helaas gaat het hier soms mis en duikt de term ‘het mediterrane syndroom’ op. Men impliceert zo dat personen met een migratieachterond hun klachten overdrijven. Sommige worden daarom niet of niet accuraat genoteerd, wat kan leiden tot foute diagnoses.”

Daarnaast uiten bepaalde aandoeningen zich bij personen van kleur heel anders of zijn ziektebeelden net wel gerelateerd aan afkomst. Hier worden hiaten opgemerkt in de scholing van zorgverleners, bijvoorbeeld in de manier waarop essentiële vragen in het kader van een diagnosestelling aan de patiënt gesteld kunnen worden zonder te choqueren of discrimineren.

Diversiteit in de opleiding

Te weinig kennis of voeling met de doelgroep of niet weten hoe te reageren in het geval van discriminatie, hoe pak je dat aan? Volgens Nel en Els speelt opleiding hierin een zeer belangrijke rol. Els: “Een voorbeeld: in casussen zien we te weinig personen van kleur. Als ze er al zijn, is het volgens onze ervaringen meestal een patiënt en geen hulpverlener of gaat het over seksueel overdraagbare aandoeningen. Het klinkt banaal, maar het houdt stereotiepen in stand. De organisatie AfroMedica brengt actief en onderbouwd blinde vlekken hierrond in kaart. Hun inzichten zijn zeer waardevol.” Toch merkt Nel stilaan een verschuiving. “Op de polikliniek hebben we geen stagiairs, maar het valt me wel op dat we steeds vaker gecontacteerd worden door studenten voor bijvoorbeeld een eindwerk of specifieke opdrachten. Dat is hoopgevend.”

Ten slotte benadrukt Els het belang van opleidingen op de werkvloer. “Elk ziekenhuis moet nadenken over zijn inclusiebeleid. Pas als er een duidelijk kader voor is, zal je personeel ernaar handelen. Diversiteit gaat bovendien niet alleen over je patiëntenpopulatie, maar zeker ook over je personeel. Hoe diverser je publiek, hoe ruimer je denkkaders. Onze website Ediv.be is een gratis online tool met verschillende modules waar je zowel juridische kaders als praktische handvaten oefent, denk bijvoorbeeld aan hoe te reageren op racistische opmerkingen op de werkvloer. Daarnaast beschikt Unia over een ruime databank met goede praktijkvoorbeelden. Ideaal voor het management en de hr-afdeling van zorginstellingen om er actief mee aan de slag te gaan en je personeel voldoende te ondersteunen. Want diversiteit is wat je ziet, inclusie is wat je ermee doet.”

[1] Yasuko I. Takezawa, Audrey Smedley, Peter Wade, e.a., www.britannica.com/topic/race-human

[2] Lidvine Ngonseu Harpi. Raciale ongelijkheden in de medische wereld. Oktober 2023.

[3] Unia. Interfederaal Gelijkekansencentrum. Jaarverslag 2022: Toegankelijke diensten voor iedereen. Pagina 30 – 31. Brussel, mei 2023.

[4] Unia. Interfederaal Gelijkekansencentrum. Eindrapport: Improving Equality Data Collection in Belgium. Brussel, juni 2021.

Vooroordelen, discriminatie of rasicme?

Iedereen denkt wel eens in stereotypen, al besef je dat misschien niet altijd. Het zijn veronderstellingen of veralgemeningen waar niemand helemaal aan beantwoordt. Zolang je ze denkt, hoeft dat geen probleem te zijn. Maar als je ernaar handelt kan dat leiden tot discriminatie.

Het ongelijk of oneerlijk behandelen, bewust of onbewust, van personen omwille van persoonlijke kenmerken is discriminatie. Discriminatie, pesterijen, haatboodschappen en haatmisdrijven op basis van gender, handicap, geloof of levensbeschouwing, huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming, seksuele geaardheid, leeftijd, vermogen, burgerlijke staat, politieke overtuiging, syndicale overtuiging, gezondheidstoestand, fysieke of genetische eigenschappen, geboorte, sociale afkomst of taal zijn strafbaar in België.

Racisme is het benadelen of uitsluiten van mensen of groepen op basis van hun huidskleur, afkomst, nationale of etnische afstamming. Racisme is dus een vorm van discriminatie, maar discriminatie is niet altijd racisme. Wel is racisme net als discriminatie verboden.


Uitbuiting? Ook in de zorg

Het tekort aan mensen in de zorg leidt tot creativiteit in de rekrutering van personeel. Tot in landen als India of de Filipijnen toe. Maar is arbeidsmigratie wel voor iedereen een goed idee? Er zijn signalen over economische uitbuiting. Ook Patsy Sörensen, oprichter van Payoke vzw die al haar hele leven strijd tegen mensenhandel, ving die al op. Ze werpt een blik op arbeidsmigratie, de risico’s ervan en de alarmbellen waarvoor we allemaal alert moeten zijn.

Er is een groot tekort aan handen aan het bed in onze zorginstellingen. Een tekort dat – ondanks positieve signalen uit de hogescholen – niet meteen zal afnemen. Net als in andere sectoren leidt dat ook in de zorg tot het aantrekken van geschoold personeel uit het buitenland. Na een opleiding in België of hun land van herkomst, gaan verpleegkundigen voor bepaalde tijd aan de slag in ziekenhuizen of woonzorgcentra. Met de juiste documenten, contracten en vergunningen kan dit. Arbeidsmigranten zijn afhankelijk van hun werkgever en willen het geld dat ze verdienen naar hun gezin in hun thuisland sturen. Dat maakt hen kwetsbaar voor misbruik en uitbuiting. Organisaties als Payoke strijden tegen mensenhandel en helpen arbeidsmigranten in moeilijkheden.

Centrum tegen mensenhandel

Patsy Sörensen richtte in 1987 Payoke op, een vzw die prostituees helpt die het slachtoffer werden van seksuele uitbuiting. Gaandeweg richtte de vereniging zich ook op een tweede pijler: slachtoffers van mensenhandel. Vandaag zijn ze vooral hier actief. Wanneer mensen bij hen worden aangemeld via de politie, het parket of ziekenhuizen, gaan ze met de procureur of het arbeidsauditoraat na of het om slachtoffers van mensenhandel gaat. Payoke luistert naar hen en begeleidt slachtoffers praktisch, psychologisch en juridisch. “Tot op vandaag hebben we nog geen concrete meldingen binnen gekregen van uitbuiting in zorginstellingen”, vertelt Patsy. “Maar ik vang wel signalen op en we zijn waakzaam. De zorg is eigenlijk een sector die af en toe melding maakt van slachtoffers van uitbuiting, doordat ze hen over de vloer krijgen. We komen nu in een gekke situatie waarin medewerkers zelf het slachtoffer kunnen worden. Uitbuiting of mensenhandel betekent dat je gebruik maakt van iemand zonder die persoon daar naar waarde voor te belonen en in mensonwaardige omstandigheden laat (over)leven. Als het om arbeidskrachten in de zorg gaat, kijken we naar economische uitbuiting. Eigenlijk moet een verpleegkundige uit het buitenland die in België aan de slag is dezelfde verloning krijgen als een Belgische werknemer.”

Alarmbellen

Verloning is een alarmbel die kan duiden op een problematische situatie. Andere zorgwekkende signalen zijn dat een werknemer niet goed gehuisvest is. Als de werkgever zijn personeel een woning aanbiedt, dan moet die aan de juiste standaarden voldoen qua hygiëne. “Woont een arbeidsmigrant op zijn werkplek, dan mag hij/zij niet meer uren kloppen dan een werknemer die ’s avonds naar huis gaat”, benadrukt Patsy. “Het is belangrijk dat ze hun huur- en arbeidscontract begrijpen. Daarom moet het ook opgesteld zijn in een taal die ze spreken, en moeten ze de informatie over hun werkgever ontvangen voor ze vertrekken uit hun land van herkomst. Naar welk land vertrekken ze? Waar gaan ze werken? Tegen welke vergoeding? Die informatie staat in hun contract en mag niet veranderen. Soms zie je situaties waar mensen verwachten in Spanje te gaan werken maar toch in België belanden. Zoiets is illegaal.”

De juiste papieren zijn cruciaal om uitbuiting tegen te gaan. Wanneer iemand niet over zijn eigen documenten beschikt, dan is dat een duidelijke rode vlag. Ook wanneer iemand ziek is en geen zorg zoekt, kan er sprake zijn van uitbuiting. “Wie naar België komt als arbeidsmigrant met de juiste papieren en vergunning, kan gebruik maken van de Belgische zorgvoorzieningen”, licht Patsy toe. “Naast de juiste documenten is het ook belangrijk dat een werknemer zijn of haar job met de beste middelen kan uitvoeren. Merk je dat er aan bepaalde van deze vereisten – huisvesting, toegang tot documenten, verloning, zorg – niet voldaan is, dan heb je mogelijk met een slachtoffer van uitbuiting te maken.”

Uitbuiting bestrijden

Vermoed je dat een van je collega’s of een patiënt het slachtoffer van mensenhandel is, dan help je hen door een melding te maken. Dat kan bij de vertrouwenspersoon binnen je eigen zorginstelling, bij de politie of bij een van de centra die strijden tegen mensenhandel. Dat zijn Payoke in Antwerpen, PAG-ASA in Brussel en Sürya in Luik. Je kan ook online steeds terecht op stopmensenhandel.be.

Met een melding help je een migrant om stappen te zetten tegen de uitbuiting waarvan hij of zij slachtoffer is. Maar wat kan er ondernomen worden om mensenhandel en uitbuiting tegen te gaan? Patsy: “Als België echt nood heeft aan buitenlandse zorgverlening, dan moet daar een duidelijk, wettelijk kader voor komen. Migranten moeten voldoende Nederlands kennen, goed gehuisvest worden en hun werk in alle veiligheid uitvoeren. Laat het niet over aan de individuele zorginstellingen, maar regel dit vanuit de politiek. Vandaag wordt enkel opgetreden als er een melding van uitbuiting is gemaakt. De overheid weet wie er als arbeidsmigrant aan de slag is, want zij moeten officieel uitgenodigd worden. Regelmatige controles door de sociale inspectie of de reglementen nageleefd worden door hun werkgevers kunnen hun omstandigheden zeker verbeteren.”

Brain drain in het herkomstland

Zorgpersoneel is essentieel in de hele wereld. Door verpleegkundigen uit het buitenland hier tewerk te stellen, kan er een tekort ontstaan in hun herkomstland. Arbeidsmigranten willen hier namelijk aan de slag om hun familie thuis financieel te ondersteunen. Hoe ethisch is het om opgeleid zorgpersoneel te rekruteren in het land waar ze aan de slag waren om onze tekorten aan te vullen? Patsy: “Dat is een politieke afweging. Wanneer verpleegkundigen in België aan de slag gaan, kunnen ze hun job hier verder leren en daarna die kennis toepassen in hun eigen land. Belangrijk is dat het om contracten van een korte periode van bijvoorbeeld vijf jaar gaat. Ze moeten hier natuurlijk lang genoeg zijn om de taal goed te begrijpen en zich verder te specialiseren. Dan is het een win-win. Worden ze het slachtoffer van uitbuiting, dan kunnen ze hun familie geen geld sturen en verfijnen ze zich niet verder in hun job: daar wint niemand bij.”

Meer weten over mensenhandel? In de brochure “Mensenhandel … wat te doen? Advies voor ziekenhuispersoneel” vind je voorbeelden en lees je hoe je slachtoffers kan helpen. Bestel de brochure op justitie.belgium.be/nl/publicaties/mensenhandel. Op project-amelie.eu kan je een online opleiding volgen over het bieden van hulp aan slachtoffers van mensenhandel binnen de gezondheidszorg.


Hiaten identificeren in kennis over canulezorg

De masterproef van Elien Decruyenaere, master in de verpleeg- en vroedkunde, richt zich op het beoordelen van de kennis bij verpleegkundigen over canulezorg binnen diverse afdelingen van een ziekenhuis in West-Vlaanderen en twee in Oost-Vlaanderen. Met een voorbereidende literatuurstudie werden specifieke gebieden geïdentificeerd waarin verpleegkundigen kennis missen. Dit artikel vat de belangrijkste inzichten uit de literatuurstudie samen.

Context

Bij een tracheotomie wordt een opening gemaakt in de voorwand van de luchtpijp. Om de doorgang in de luchtweg te behouden wordt een tracheacanule door de opening ingebracht. Deze handeling wordt steeds meer toegepast, ook buiten de afdeling intensieve zorg, waardoor patiënten vaker in een omgeving terechtkomen waar zorgverleners minder vertrouwd zijn met tracheacanulezorg. Te weinig kennis en een gebrekkige uitvoering van canulezorg kunnen leiden tot levensbedreigende complicaties. Het UK National Confidential Enquiry into Patient outcomes and Death toont een significante morbiditeit en mortaliteit aan bij patiënten na een tracheotomie door vermijdbare complicaties. In dit rapport staat dat 24 procent van de patiënten op intensieve zorg en 31 procent van de patiënten op een gewone verblijfsafdeling complicaties hadden gerelateerd aan een tracheotomie6. Een brede kennis van canulezorg is vereist ongeacht de afdeling waar de verpleegkundige werkt.

Methode

Door de aard van de onderzoeksvraag, namelijk het identificeren van hiaten in kennis, werd een scoping review uitgevoerd. Relevante literatuur werd geraadpleegd via PubMed en Embase. Via de sneeuwbalmethode werden aanvullende bronnen geïdentificeerd. Specifiek werd gekeken naar kwantitatieve studies die de kennis van verpleegkundigen in kaart brachten via een kennistest. Vragen waarbij het kennistekort lager dan vijftig procent bleek, werden geïncludeerd in het onderzoek.

Resultaten

Het kennistekort bij verpleegkundigen is vastgesteld bij de thema’s rond de anatomie van de luchtwegen, aspiratieprocedure, canulewissels, bevochtiging, complicaties en noodsituaties. Het fundamentele verschil tussen een laryngectomie en een tracheotomie is nauwelijks begrepen. Hierdoor is er een risico op verkeerde toediening van zuurstof, wat de patiëntveiligheid in gevaar brengt. De kennis over aspiratieprocedures vraag extra aandacht, zoals de aspiratiekracht, de duur ervan en de diepte waarmee de aspiratieslang wordt ingebracht. Het is ook opvallend dat weinig verpleegkundigen de universele voorzorgsmaatregelen voor infectiepreventie kennen. Zo blijkt dat 75 procent (n=21/28) denkt dat handhygiëne voor de aspiratie niet vereist is en denkt 64 procent (n= 18/28) dat handschoenen en een schort onnodig zijn tijdens het aspireren8. Nochtans is dit een invasieve procedure die de kans op infectie vergroot. Er is onvoldoende kennis over de eerste canulewissel en er heersen veel misverstanden rond de nood aan bevochtiging en de meest voorkomende vroeg- en laattijdige complicaties. Inzetten op kennis en interventieschema’s bij verstoppingen van de tracheacanule, bloedingen en noodsituaties moeten worden opgenomen in educatieve programma’s voor verpleegkundigen.

Conclusie

Er worden verschillen vastgesteld in de zorg, verpleegkundige kennis en het management van patiënten met een tracheacanule tussen ziekenhuizen. Inspanningen zijn nodig om variaties in de praktijk te verminderen. Afwezigheid van standaardrichtlijnen over tracheotomiezorg maakt deze basispraktijk ingewikkelder. Bijgevolg is er nood aan frequente educatieve programma’s om kennis en vaardigheden te versterken en moeten procedures bijgewerkt worden volgens de nieuwste wetenschappelijke evidentie.

 

1 Khanum, T., Zia, S., Khan, T., Kamal, S., Khoso, M. Y., Alvi, J. R., & Ali, A. (2021). Assessment of knowledge regarding tracheostomy care and management of early complications among healthcare professionals. Brazilian Journal of Otorhinolaryngology, 88(2), 251–256. https://doi.org/10.1016/j.bjorl.2021.06.011

2 Day, T., Farnell, S., Haynes, S., Wainwright, S. P., & Wilson-Barnett, J. (2002). Tracheal suctioning: an exploration of nurses’ knowledge and competence in acute and high dependency ward areas. Journal of Advanced Nursing, 39(1), 35–45. https://doi.org/10.1046/j.1365-2648.2002.02240.x

Elien Decruyenaere startte tien jaar geleden, na het behalen van haar bachelordiploma, op de afdeling intensieve zorg. Deze dynamische, uitdagende omgeving prikkelde haar om een master in de verpleeg- en vroedkunde te volgen.


Meer, minder, anders? De houdbaarheid van verpleegkundige taken

Het is een feit dat verpleegkunde wereldwijd voor uitdagingen staat: tekorten, toegenomen complexiteit en meer administratie. De vraag stelt zich hoe we dit als beroepsgroep zullen klaarspelen[1]. Moeten we meer zorg verlenen, of net minder? Of moeten we het anders aanpakken?

Ineffectieve zorg

Het antwoord ligt ergens tussenin. In hun opiniestuk bundelen Eskes et al. (2019) de bevindingen van verschillende onderzoeken[2]. Daaruit maken ze op dat tien à dertig procent van de verpleegkundige taken ineffectief, inefficiënt of ongewild zijn. Administratie en niet-verpleegkundigen taken horen hier niet bij.

Een voorbeeld: ondanks een overweldigend aanbod aan richtlijnen voor decubituspreventie blijven niet-effectieve en zelfs schadelijke praktijken in gebruik. Deze kosten niet alleen tijd, maar creëren zelfs bijkomend en nutteloos werk.

inefficiënte zorg

Een ander voorbeeld is de vraag of de aankomende verpleegkundigen wel een overdracht moeten krijgen van alle patiënten op de gang, in plaats van enkel de patiënten in zijn/haar zone. Onderzoek toont namelijk aan dat verpleegkundigen vaak alsnog info gaan vragen bij een collega als ze bijspringen in een patiëntenkamer buiten hun zone.

ongewilde zorg

De vraag kan gesteld worden of elke patiënt wel elke morgen een ‘toilet’ dient te krijgen. Wordt hier ook geen bijkomende werkdruk gecreëerd door dit standaard te doen in plaats van patiënten hier eerst over te bevragen?

Nederland als leidend voorbeeld?

Er is dus een ongelooflijk potentieel om ons arbeidscontingent te vergroten en tijd vrij te maken zonder te veel ingrijpende maatregelen. Dat hebben ze in Nederland goed begrepen. Daar werden vorig jaar de ‘beter laten’- en ‘beter doen’-lijsten opnieuw uitgegeven[3]. Dit zijn concrete en praktische lijsten van handelingen die verpleegkundigen beter wel of niet doen om zich te focussen op hun kerntaken.

Zelfreflectie als opdracht

Gezien administratie en niet-verpleegkundige taken niet meegenomen zijn, heeft het geen zin om onmiddellijk naar beleidsmakers te wijzen. We moeten vooreerst ons eigen handelen in vraag durven stellen. Waarom doen we dit nu? Als het antwoord ontbreekt, of niet in het voordeel is van de patiënt, schrappen we het best en geven we onszelf wat meer ademruimte. Iets doen, louter omdat het altijd zo geweest is, geeft weinig meerwaarde aan ons prachtige beroep. Integendeel.

Simon Malfait is trotse psychiatrisch verpleegkundige, zorgmanager en klinisch professor in Gent. Hij is gepassioneerd door verpleegkunde en probeert theorie te vertalen naar de praktijk.

[1] Kitson, A. (2023). There is no cure without care. Journal of Advanced Nursing.

[2] Eskes, A. M., Chaboyer, W., Nieuwenhoven, P., & Vermeulen, H. (2020). What not to do: Choosing wisely in nursing care. Int. J. Nurs. Stud, 101, 103420.

[3] https://www.venvn.nl/thema-s/beter-laten/


Hoe is het met ons gezondheidssysteem gesteld?

Performantierapport van KCE toont kwaliteiten en kansen van Belgische zorgsector

Wie met gezondheidsproblemen kampt, hoopt op betaalbare en kwaliteitsvolle gezondheidszorg door gekwalificeerd personeel met toegang tot gepaste infrastructuur en state-of-the-art technologie. Dat zijn een pak verwachtingen. Gelukkig heeft België een eersteklas gezondheidssysteem, al kan het op sommige vlakken nog beter. In een nieuw performantierapport[1] evalueerde het Federaal Kenniscentrum voor de Gezondheidszorg (KCE) de werking van de Belgische zorgsector.

Een Health System Performance Assessment (HSPA) is een proces gericht op een holistische beoordeling van het gezondheidssysteem. Met dit charter moeten zorgsystemen aantonen dat ze goed presteren. Zo’n rapport helpt verantwoording afleggen tegenover de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) over de prestaties van het gezondheidssysteem om meetbare resultaten te behalen en bevordert transparantie tussen de lidstaten. Dit performantierapport van het KCE doet een gezondheidscheck voor het Belgische gezondheidssysteem op verschillende vlakken (zie figuur 1) en stelt ons in staat actie te ondernemen om de verwachte kwaliteitsnormen te behalen of aan te houden.

Aan de hand van 142 indicatoren evalueerde het KCE zeer concrete, meetbare data. De resultaten zijn samengevat in een lijvig document met overzichtstabellen en presenteren de meest recente, betrouwbare gegevens op nationaal niveau en per regio, evenals de gegevensbronnen en het ongewogen gemiddelde voor de Europese Unie. Aan de hand van kleurencodes zie je in een oogopslag hoe België scoort ten opzichte van het vorige rapport (2019) en in vergelijking met Europa.

Wat staat in het rapport?

Dit rapport behandelt in de eerste plaats de volgende domeinen: kwaliteit (p. 21), toegankelijkheid (p. 40), duurzaamheid (p. 54), efficiëntie (p. 65), billijkheid (p. 67) en veerkracht (p. 80). Er is ook specifiek aandacht voor preventie (p. 103), geestelijke gezondheidszorg (p. 107), ouderenzorg (p. 110) en levenseindezorg (p. 117). Voor al deze domeinen formuleert het KCE kwaliteiten, kansen en aanbevelingen.

Een voorbeeld binnen het domein kwaliteit van zorg: doeltreffendheid. In België overlijdt 5,8 procent van de patiënten ouder dan 45 jaar binnen de dertig dagen na een opname voor AMI. Het gemiddelde van de EU 27-landen bedraagt 7,1 procent. Hier scoort België dus zeer goed. Een tweede voorbeeld over de gepastheid van behandelingen en meer specifiek over het gebruik van antibiotica (total DDD/1000 pop/day). Hier haalt België mindere resultaten. Met 16 procent in ons land tegenover een Europees gemiddelde van 13 procent is er op dit vlak verbetering mogelijk.

Wat met de verpleegkundige workforce?

In 2021 studeerden in totaal 5.304 studenten af aan de verschillende verpleegkundeopleidingen in België. Dat is beduidend minder dan de 6.446 gemeten in 2018. Oorzaken hiervoor zijn de studieduurverlenging van de bachelor verpleegkunde en de mogelijke negatieve perceptie van het beroep door de pandemie. De langere studietijd heeft ook een impact op het aantal afgestudeerde verpleegkundigen met een bachelordiploma. Dit moet zeker opgevolgd worden om genoeg verpleegkundigen met een hoger opleidingsniveau te garanderen.

Tegen 2028 wordt verwacht dat het aantal voltijds equivalenten praktiserende verpleegkundigen zal toenemen (figuur 2), maar niet genoeg om een duurzame, veilige verhouding tussen zorgvrager en verpleegkundige te garanderen. Dit geldt zowel voor ziekenhuizen als woonzorgcentra. Bovendien is het aandeel verpleegkundigen dat binnenkort met pensioen gaat (50 jaar en ouder) aanzienlijk gestegen, van 14 naar 32,1 procent. Personeelsleden gaan nu eenmaal later met pensioen, maar in veel gevallen voeren oudere verpleegkundigen vooral administratieve taken uit. Het is daarom noodzakelijk om te investeren in nieuwe aanwervingen en in de retentie van verpleegkundig personeel.

Raadpleeg het volledige (Engelstalige) rapport hier.

[1] S Gerkens, M Lefèvre, N Bouckaert, M Levy, C Maertens de Noordhout, C Obyn, C Devos, A Scohy, A Vlayen, H Yaras, C Janssens, P Meeus. Performance of the Belgian health system: Report 2024. Health Services Research (HSR) Brussels: Belgian Health Care Knowledge Centre (KCE). 2023. KCE Reports VOL. D/2023/10.273/xx.

 


Leven met hiv: “het stigma is dodelijker dan het virus”

Zo’n veertig jaar geleden maakte de wereld kennis met aids. In vier decennia evolueerde de medische aanpak ten goede voor mensen die besmet zijn met het hiv-virus. Zo staat een hiv-infectie niet meer voor een doodsvonnis, maar kan je er oud mee worden mits een correcte behandeling. Werd leven met hiv er dan eenvoudiger op? Volgens Bea Van Der Gucht, arts en bezieler van het boek ‘Leven met hiv’, niet: “Mensen lijden nog te veel onder de vooroordelen en het stigma errond.”

De levensverwachting van mensen met hiv nam de laatste jaren spectaculair toe. Dit komt onder meer door de beschikbare hiv-medicatie, een betere opsporing en een snellere behandeling. Toch is er ruimte om de kwaliteit van leven voor deze mensen te verbeteren. “Alles heeft te maken met het stigma en de vooroordelen die vandaag nog heersen”, zegt dr. Bea Van Der Gucht. Ze werkte jarenlang als arts op het Hiv-referentiecentrum van het UZ Gent en begeleidt vandaag nog steeds mensen met hiv. “De medische wereld is erin geslaagd om met medicatie de virale lading bij een hiv-besmetting aanzienlijk te verlagen tot een ondetecteerbaar niveau, waardoor het virus niet meer overdraagbaar is bij seksueel contact. Het gebruik van een condoom is daarom niet meer noodzakelijk.”

Te weinig kennis bij zorgprofessionals

Mensen met hiv leven langer. In België is bijna de helft van deze personen 50 jaar of ouder. Dit leidt ertoe dat hiv nu voorkomt op plaatsen waar dit vroeger niet het geval was. Denk aan woonzorgcentra. Dr. Van Der Gucht: “Jammer genoeg zien we dat er in de zorgsector, net als in de bredere samenleving, nog heel wat onwetendheid bestaat rond het virus. Zo leven er nog veel vooroordelen. Het zijn heus niet alleen promiscue mannen die seks hebben met andere mannen die leven met hiv. Meer dan de helft[1] van de mensen met hiv is heteroman of -vrouw. Daarnaast is er in bepaalde settings, zoals woonzorgcentra, te weinig kennis over de risico’s van overdracht. Daar durven sommige zorgverleners deze mensen niet vastnemen voor een knuffel. Nog steeds zijn er tandartsen die mensen met hiv weigeren, terwijl ze nochtans dezelfde procedures moeten volgen zoals bij eender welke andere cliënt.”

Verzwijgen voor de omgeving

Vanuit haar persoonlijke, jarenlange ervaring schreef dr. Van Der Gucht een boek met getuigenissen van mensen met hiv en met interviews van deskundigen over onder meer de zoektocht naar genezing, nieuwe perspectieven, de geschiedenis van de epidemie en een interview met de ‘London patient’, die effectief genezen is van hiv. “In eerste instantie is ‘Leven met hiv’ bedoeld voor zij die met hiv leven. Nog te vaak verzwijgen ze hun status voor hun omgeving, uit angst voor afwijzing, soms zelfs op consultatie bij artsen”, zegt ze. “Toch is dit relevante medische informatie. Waarom zouden ze die moeten verzwijgen?” Naast de getuigenissen bevat het boek een belangrijk informatief luik, nuttig voor zorgprofessionals die zich beter willen informeren. Binnen zorginstellingen is meer communicatie nodig over het virus. De angst om besmet te geraken door normale medische handelingen is ongegrond. Werk je als zorgprofessional met bloedproducten, dan doe je dat met steriele materialen en handschoenen, ongeacht de patiënt. Door het gebrek aan kennis denken artsen trouwens niet altijd aan hiv bij bepaalde symptomen en blijft de diagnose uit, met mogelijk nefaste gevolgen. Ik pleit dus voor meer openheid en vertrouwen, een meer humane houding tegenover mensen met hiv en betere communicatie, waarin geen plaats is voor stigmatisering en discriminatie.”

Je kan het boek ‘Leven met hiv’ bestellen via deze link.

[1] Bron: sensoa.be/hiv-belgie-feiten-en-cijfers

Cijfers rond hiv in België1

  • In 2022 werden in België 18.083 mensen met hiv medisch opgevolgd.
  • Elke dag kregen zo’n 1,63 mensen een hiv-diagnose, wat neerkomt op 597 nieuwe diagnoses in 2022.
  • 934 personen gebruikten PrEP in 2022.
  • 49 procent van de mensen in behandeling is 50 jaar of ouder.
  • 51 procent van de besmette personen is heteroman of -vrouw.


Thuisverpleegkundige lanceert handige opberghulp

Bij het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen werden de eerste All-in-the-box auto-opberghulpen voor thuisverpleegkundigen in gebruik genomen. Het concept van de tool ontstond in eigen huis. Thuisverpleegkundige Veerle Van Overschelde zette haar idee om in een concrete realisatie in samenwerking met verschillende experts en met ondersteuning vanuit het Wit-Gele Kruis. De toepassing maakt het werk voor thuisverpleegkundigen een pak efficiënter en wordt dan ook warm onthaald.

De steeds complexere zorgvragen maken dat thuisverpleegkundigen meer medisch verpleegmateriaal meenemen op hun rondes. Het is niet evident dit veilig en gestructureerd op te bergen in dozen en tassen in kofferruimtes of op de achterbank. Thuisverpleegkundige bij het Wit-Gele Kruis in Diksmuide Veerle Van Overschelde benoemde dit probleem en formuleerde meteen een mogelijke oplossing: een handige auto-opberghulp.

Cocreatie tussen gespecialiseerde partners

Veerle: “Met deze handige opberghulp bewaren verpleegkundigen goed het overzicht en volgen ze in een oogwenk de stock of staat van hun materialen op. Zo vermijden we ook dat producten vervallen.” Het idee van Veerle werd met ondersteuning van studenten productontwikkeling van Howest en de Universiteit Antwerpen verder uitgewerkt. Het finale resultaat werd opgepikt door Verhaert Masters in Innovation dat het concept omzette in vier prototypes. Die werden vervolgens uitgebreid getest door thuisverpleegkundigen en zorgkundigen. Zij schoven één opberghulp naar voren als meest efficiënte model: overzichtelijk, praktisch en hygiënisch. De ontwerptekening voor deze opberghulp kwam vervolgens bij het Brugse maatwerkbedrijf SOBO terecht. De medewerkers daar zetten trots de eerste 600 exemplaren van de All-in-the-box auto-opberghulp in elkaar.

Bottom-up innovatie

Veerle: “De lancering van deze opberghulp rekende eind 2023 op heel wat interesse. De eerste thuisverpleegkundigen ontvingen hun All-in-the-box met een brede glimlach. Sommigen zijn meteen enthousiast, anderen moeten even wennen aan de nieuwe manier van stockeren. Ik ben heel fier dat ik het verschil kan maken voor mijn collega’s.” Voor het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen zijn realisaties als deze essentieel omdat ze de thuisverpleegkundige optimaal ondersteunen in het dagelijkse werk. Zeker wanneer de ideeën vanuit het werkveld zelf komen. Daarom lanceerde de organisatie het ODIN-project om bottom-up innovatie aan te moedigen.

Vervolg op komst?

Via ODIN kregen twaalf verpleegkundigen van het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen en vier van De Lovie vzw de kans om zelf innovatieve oplossingen te bedenken voor problemen in het werkveld. Een van de Odiniers was Claude Mouvet. De Oostendse thuisverpleegkundige heeft ook een All-in-the-box in zijn wagen en de tool inspireerde hem om een stapje verder te gaan. Claude: “Tijdens het ODIN-innovatieproject werkte ik aan een ergonomische opbergtas die in principe mooi kan aansluiten op de auto-opberghulp. Door de inhoud volgens dezelfde labels en kleurcodes in te delen in compacte setjes krijgen we een beter overzicht in de tas en vermijden we rug- en nekklachten. Vooral voor verpleegkundigen die vaak te voet of met de fiets op pad zijn, is dit een handige aanvulling. Maar zover zijn we nog niet. Het prototype dat we ontwikkelden tijdens het project bestaat en er is wel degelijk interesse vanuit andere organisaties in het concept. Nu is het afwachten wat de toekomst brengt.”


Waardering werkt

In deze rubriek gaan we zoek naar  prangende ethische uitdagingen die zich voordoen in de praktijk. Tegelijkertijd ontdekken we welke methodes ons kunnen helpen om deze uitdagingen bespreekbaar en hanteerbaar te maken. We gaan hiervoor te rade bij collega’s in de zorg die dagelijks met ethische vraagstukken worden geconfronteerd.

In de vorige editie stuurde Patrice Van der Taelen ons naar Genk om te spreken met Karla Briers. Karla is verpleegkundige van opleiding en werkt ruim twintig jaar als zorgcoördinator in het Ziekenhuis Oost-Limburg (ZOL). Ze is ook het aanspreekpunt voor ethiek. Een uitdagende, maar boeiende combinatie van waaruit ze ethische vraagstukken op verschillende niveaus binnen de organisatie aankaart.

 

DE UITDAGING

 

Welke ethische uitdagingen zie jij binnen jouw domein? Welke boeien jou het meest?

 

“Zoals velen, merk ik dat er veel goede wil is in de zorg, maar dat heel wat mensen onder druk staan en vermoeid zijn. Het raakt hen wanneer ze niet de zorg kunnen bieden die ze voor ogen hebben. Wat doen we met de frustraties? Zien we ze als een hefboom om iets ter sprake te brengen, of laten we ze voor wat ze zijn?

 

In het dagelijkse werk kan je frustraties niet altijd voorkomen. Dan is het belangrijk om er op een constructieve manier mee om te gaan. Onlangs introduceerden we in ZOL een nieuwe overlegstructuur: de proactieve casusbespreking. We willen daarmee anticiperen op mogelijke problemen en frustraties. Meestal bespreken we casussen achteraf, nadat het een en ander is geëscaleerd. Bij de proactieve aanpak kan een team snel melden dat het ondersteuning nodig heeft. Misschien ontbreekt op dat moment de nodige expertise op de verpleegeenheid om specifieke noden van een patiënt adequaat te ondersteunen. Het kan bijvoorbeeld gaan om een psychisch kwetsbare persoon die door somatische zorgbehoeften op een reguliere verpleegafdeling verblijft. Bij zo’n aanvraag organiseren we een overleg met verschillende partners – waaronder de betrokken zorgverleners, juridische dienst, medische en/of verpleegkundige directie, ombudsdienst, … – en proberen we tot gedragen afspraken te komen. Twee weken later evalueren we of het team de adviezen opvolgde en of er eventueel bijsturing nodig is. Dit biedt structuur en zekerheid. Zelfs als er geen directe oplossing is, ervaren de teamleden op zijn minst dat ze gehoord worden en dat er veel mensen willen meedenken. Ze voelen zich gewaardeerd en beseffen dat ze er niet alleen voor staan.”

 

 

DE TOOL: AANDACHT VOOR INTENTIES

Welke methode vind je zelf bruikbaar om hiermee om te gaan?

“Wie frustraties uit, geeft eigenlijk aan dat hij het beter of anders zou willen, dat de situatie niet overeenkomt met zijn intenties. Onlangs experimenteerden we met een aantal laagdrempelige methodes om stil te staan bij die intenties en om deze te delen met onze patiënten.”

 

Hoe ga je daarbij te werk?

“Het supermannetje[1] is een zeer toegankelijke methode. Je geeft tijdens een teambespreking aan elke deelnemer een blad met in het midden een supermanlogo. De opdracht is simpel: je vraagt om te noteren welke kenmerken een ideale zorgverlener volgens hen moet hebben. Daarna vraag je om een mannetje met hoofd, armen en benen uit het blad te scheuren, om het logo heen. De deelnemers vinden dit vaak lastig. Ze moeten namelijk door bepaalde waarden scheuren. De opdracht is een oefening in mildheid: je zal in het dagelijkse werk vaak tegenover je eigen ideaal tekort schieten. Dat kan ook niet anders, als je de lat hoog legt. De waarden die we nastreven, hangen we nadien uit in de gang zodat patiënten en bezoekers zien waar we als team voor gaan – ook al lukt het niet op elk moment.

Daarnaast is waardering een dankbare hefboom. Sinds kort hangt op elke afdeling een complimentenbord. Iedereen kan er positieve boodschappen met de dienst delen. Het is niet de bedoeling  om eventuele klachten weg te wuiven, maar wel om te laten zien dat de intenties goed zijn. We merken dat patiënten graag gebruikmaken van de mogelijkheid om hun dankbaarheid te uiten. Sommige afdelingen hebben zelfs al om een tweede bord gevraagd door de overweldigende respons. Deze complimenten motiveren ons om ons nog meer in te zetten voor warme zorg en dragen bij aan een positieve sfeer op de afdelingen.”

WIE VOLGT?

Aan wie wil je de vraag naar ethische uitdagingen en bruikbare tools doorgeven?

“Ik wil graag eens horen van Elisabeth Steenmans van het wijkgezondheidscentrum De Central met welke ethische vragen de eerstelijnszorg omgaat.”

[1] De supermanmethodiek vind je terug in de methodiekenbundel ‘Hart in de zorg? van morele stress naar morele veerkracht’ van Baele C, Coolen D & Dely H (2014-15). Meer info op www.morelestress.be


Borstvoeding per sms

Bastiaan Van Grootven, Nursing Science, Department Public Health, University of Basel; Department of Public Health and Primary Care, KU Leuven.

Context

De Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) raadt aan om gedurende de eerste zes maanden na de geboorte exclusief borstvoeding te geven aan een baby. Dit gebeurt slechts in een minderheid van de gevallen en het gebruik van alternatieve voeding stijgt in Europa en in de Verenigde Staten. Desalniettemin formuleerde de WHO de doelstelling dat tegen 2030 zeventig procent van de baby’s enkel borstvoeding krijgt tot de leeftijd van zes maanden.

Doelstelling

Deze studie evalueerde op basis van een literatuurstudie of een berichtje via de smartphone van de ouders ondersteunend werkt bij het geven van borstvoeding.

Samenvatting van de resultaten van de studie

De literatuurstudie identificeerde zestien onderzoeken die over dit onderwerp zijn uitgevoerd in Noord-Amerika, Azië en Australië. In de meeste gevallen ontvingen de ouders berichten met informatie over borstvoeding. In een aantal gevallen hadden moeders ook toegang tot een Facebook- of WhatsApp-groep en tot telefonische ondersteuning. In ongeveer de helft van de studies werden de berichten dagelijks tot een aantal keer per week gestuurd. In de andere helft van de studies werden de berichten eenmaal per week gestuurd. Het aantal moeders dat exclusief borstvoeding gaf nam toe door dit soort interventies. Ook hun eigen ingeschatte competentie (zelfeffectiviteit) om exclusief borstvoeding te voorzien nam toe. Het starten van deze interventies tijdens de zwangerschap met een frequentie van eenmaal per week leek bij te dragen tot een beter effect van de berichten.

Conclusie

Een wekelijks bericht via de smartphone van (zwangere) moeders kan ondersteunend werken in het geven van borstvoeding aan hun pasgeboren kind. De inhoud van de berichten focust op het aanleveren van kennis. Het is nog niet duidelijk of deze berichten moeders die borstvoedingsproblemen of moeilijkheden ervaren ook verder kunnen ondersteunen.

Gevolgen voor de praktijk

Gezien het grootschalig gebruik van smartphones in de maatschappij kunnen we stellen dat het gebruik van berichten een toegankelijke en aanvaardbare interventie is. De informatie in een bericht kan geprogrammeerd en automatisch verzonden worden voor een eenvoudige implementatie. Het verbeteren van de zelfeffectiviteit is een belangrijke bevinding. Dit is namelijk gelinkt aan borstvoedingsgerelateerde resultaten en stimuleert borstvoeding tijdens de eerste zes maanden na de geboorte. Het gebruik van audio en video zal in de toekomst waarschijnlijk nog meer mogelijkheden bieden.

 

Bron: Fan et al. Text messaging interventions for breastfeeding outcomes: A systematic review and meta-analysis. International Journal of Nursing Studies 2023. 150:104647.