Omgang met kinderen met een Ernstige Meervoudige Beperking (EMB)
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef. Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be
Nursing november 2018

Nathalie Jansens (40)
Afgestudeerd: 2018
Waar: Thomas More, bachelor verpleegkunde
Werk: Anesthesieverpleegkundige UZ Brussel, bezig met postgraduaat anesthesie
Geleerd van de proef: ‘Wat me opviel, was het gebrek aan communicatietechnieken bij de zorggevers en niet enkel bij EMBpatiënten. Ik ben van mening dat als je goed communiceert, je de patiënt (en ouders) al heel wat vertrouwen geeft en een zekere rust. In de praktijk gedraag ik me nu niet anders door mijn onderzoek net omdat ik hier al bewust mee bezig was. Wel merk ik dat ik er nog meer aandacht aan besteed, nu ik mijn intuïtie bevestigd heb gezien in de wetenschappelijke artikels.’
Context
Interacties die een kind met een EMB met verpleegkundigen heeft, bepalen in grote mate hoe het kind de ziekenhuisopname beleeft. Uit literatuur blijkt dat ouders vinden dat verpleegkundigen te veel op hen rekenen in de communicatie met hun kind. Tijdens de briefings wordt er te weinig informatie doorgegeven, waardoor dezelfde informatie steeds opnieuw wordt bevraagd. Dit ervaren de ouders als storend. Ook krijgen ouders de indruk dat gedurende hun afwezigheid niet met hun kind gecommuniceerd wordt. Ouders geven aan hun kind liever niet alleen achter te laten, zelfs niet om even naar de cafetaria te gaan.
Via participerende observatie kon ik zelf vaststellen hoe intrigerend en soms zelfs schrijnend de communicatie en omgang met deze kinderen in een ziekenhuis verloopt.
Methode
De bachelorproef bestond uit een literatuurstudie en verschillende gesprekken met ouders en verpleegkundigen.1 Deze gegevens vormden de basis voor een communicatiepaspoort voor het werkveld. Deze tool is voorgelegd aan een moeder, opvoedster, en verpleegkundige.
Resultaten
Op basis van de onderzoeksgegevens stelde ik het communicatiepaspoort op: ‘Dit ben ik!’. Dit boekje wordt door de ouders ingevuld en bevat alle informatie die de verpleegkundige nodig heeft om de communicatie met het kind vlot te kunnen opbouwen. Het reikt onder andere praktische vaardigheden aan die een verpleegkundige nodig heeft om het kind goed te leren kennen, zoals hoe het kind reageert als het blij is of verdrietig, in welke mate het dingen begrijpt, en wat het fysiek kan. Informatie die anders steeds opnieuw aan de ouders gevraagd wordt, is nu gebundeld.
Conclusie
Met behulp van dit communicatiepaspoort kunnen verpleegkundigen bijdragen aan de verbetering van de communicatie en vooral de algemene omgang met het kind met een EMB.
Het boekje zorgt er hopelijk voor dat er wederzijds begrip komt tussen ouders en verpleegkundigen. Als verpleegkundigen weten hoe een kind meestal reageert, en wat hij kan en begrijpt, dan verloopt de ziekenhuisopname rustiger. De verpleegkundigen kunnen hun gedrag en uitleg rond procedures nu immers makkelijker aan het kind aanpassen.
Noten
- Jansens N. Communicatie en omgang met het kind met een meervoudige beperking op de pediatrie. Bachelorproef opleiding verpleegkunde Thomas More, 2017-2018.
Een comfortrooming in de psychiatrie
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef. Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be
Nursing januari 2019

Elle Haentjens (21, links)
Afgestudeerd 2018, werkt op de afdeling pneumologie in AZ Nikolaas
Fien Van de Velde (24)
Afgestudeerd 2018, werkt op de afdeling oncologie in UZA
Geleerd van de proef: ‘Ons onderzoek heeft ons doen stilstaan bij het pijnpunt van de Vlaamse psychiatrie: vrijheidsbeperkende maatregelen. Maar vooral heeft het ons de kans gegeven om een steentje bij te dragen en iets tastbaars te creëren voor het werkveld. Het belangrijkste uitgangspunt vinden wij om een patiënt te benaderen zoals men zelf benaderd zou willen worden, om iemand de best mogelijke zorg te verlenen en hierin altijd te blijven investeren.’
Context
Meer en meer herkennen zorgverleners in de psychiatrie de noodzaak om daar het gebruik van vrijheidsbeperkende maatregelen terug te dringen.1 Inmiddels worden deze maatregelen gezien als een ingrijpende actie met mogelijk traumatiserende gevolgen voor patiënt en hulpverleners. Het is in de acute psychiatrie onmogelijk deze interventies volledig te elimineren. Daarom is het verstandig maatregelen in te zetten om te voorkomen dat vrijheidsbeperkende interventies nodig zijn. De comfortroom is zo’n maatregel. Dit is een kamer voor patiënten die onrustig en/of gespannen zijn. Als het gebruik ervan binnen een setting nieuw is, ontbreekt het vaak nog aan een houvast om deze maatregel optimaal te benutten. Deze bachelorproef richt zich daarom op de ontwikkeling van een procedure hiervoor.
Methode
De ontwikkeling van de procedure kwam tot stand aan de hand van literatuurstudie en in samenwerking met de PAAZ van het AZ Nikolaas in Sint-Niklaas, die vragende partij was voor een dergelijke tool. Het doel is via de procedure een ondersteuning te bieden aan zorgverleners en stagiaires op een PAAZ.
Resultaten
Het doel van een comfortroom is het voorkomen van agressief gedrag, en ondersteuning bieden bij emotieregulatie. Gebruik ervan gebeurt op verzoek van de patiënt of op aanbeveling van de zorgverlener. Als een patiënt een gevaar is voor zichzelf of voor anderen, dan is dat een tegenindicatie. Dat geldt ook voor claustrofobie. Er kunnen in geen geval meerdere personen tegelijkertijd gebruikmaken van de comfortroom, en familie kan er niet ontvangen worden. De deur blijft bij voorkeur open. De persoon kan eigen spullen zoals een boek, muziek,… meenemen ter ontspanning.
Bepaling van overplaatsing naar de comfortroom kan gebeuren aan de hand van een crisis- ontwikkelingsmodel. Men biedt de ruimte vooral aan als ondersteuning in de fase waarin controleverlies dreigt, en in de afbouwfase van een crisis als een tussenstop tussen een afzonderingsruimte en de eigen kamer of gezamenlijke ruimtes.
Bij escalatie van het gedrag in de comfortroom kan gekozen worden de persoon te begeleiden naar de afzonderingsruimte of de deur van de kamer te sluiten. Kiest men voor dit laatste, dan gelden dezelfde afspraken als op afzondering.
Bij afronding van een verblijf in de comfortroom bespreekt de hulpverlener met de patiënt hoe deze het verblijf beleefd heeft, en maakt daarvan melding in het dossier van de patiënt.
Conclusie
De comfortroom kan bijdragen aan het voorkomen van agressief gedrag, en ondersteuning bieden bij emotieregulatie. Het team van St Niklaas was zeer tevreden over de beschreven procedure en de gegeven vorming hierover.
Noot
1 Haentjes E, Van de Velde F. Uit het leven gegrepen: een onderzoek naar vrijheidsbeperkende maatregelen op een acute psychiatrische afdeling. Bachelorproef opleiding verpleegkunde Odisee, 2017-2018.
Psychische problemen van ouders en de ernstige impact hiervan op hun kinderen.
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef. Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be
Nursing maart 2019

Chanah Iserman (22)
Afgestudeerd 2017 aan de Thomas More Hogeschool Lier. Volgt de master in de verpleegkunde en vroedkunde aan de KU Leuven.
Geleerd van de proef: ‘Kinderen van ouders met psychische problemen blijven nog te vaak in de schaduw staan. Het is belangrijk om deze populatie in het daglicht te zetten om het probleem van psychische aandoeningen meer vanaf de basis aan te pakken. Verpleegkundigen ervaren te weinig kennis en daarom is het belangrijk om hulpmiddelen aan te reiken.’
Context
Ongeveer 423.000 Belgische kinderen van 12 jaar of jonger hadden in 2012 een ouder met een psychische en/of verslavingsproblematiek.1 Psychische problemen van ouders blijven niet onopgemerkt bij deze kinderen. Sommige kinderen kunnen ernstig lijden onder het ziek zijn van vader of moeder. Zo ontwikkelt een aanzienlijk deel van kinderen van ouders met psychische problemen (KOPP) zelf een psychische stoornis. In deze bachelorproef wordt dieper ingezoomd op psychotische problemen.
Een belangrijk gegeven in de KOPPproblematiek blijkt het wegwerken van het kennistekort bij deze kinderen. Helaas hebben gezondheidsmedewerkers zoals verpleegkundigen vaak een tekort aan kennis en vaardigheden om dit op te pakken. Daardoor blijven de problemen die deze kinderen ondervinden, vaak verborgen. De opzet van deze bachelorproef was enerzijds KOPP in het daglicht te zetten en anderzijds een handvat te ontwikkelen dat verpleegkundigen kunnen hanteren om deze vicieuze cirkel te doorbreken.
Methode
De proef bestond uit een literatuurstudie en het ontwikkelen van een stripboek voor kinderen.
Resultaten
Aangezien het gaat om complexe problematiek, moet er worden ingespeeld op verschillende aspecten. In eerste instantie is het belangrijk deze kinderen vroegtijdig te herkennen, en vervolgens aandacht te schenken aan het wankele gezinssysteem en door te verwijzen waar nodig. Essentieel blijkt het informeren van het kind over de stoornis, behandeling en mogelijke gevolgen van de ziekte voor het gezin. Dit om gevoelens van angst en onzekerheid bij het kind tegen te gaan. Duidelijke informatie geven over de echte oorzaak van problemen kan gevoelens van schuld bij het kind doen afnemen. Het kind gaat de oorzaak van problemen in verband met de psychische aandoening van de ouder niet meer bij zichzelf zoeken. Er is gekozen voor het ontwikkelen van een stripverhaal waarin afbeeldingen de schriftelijke informatie ondersteunen. Een stripverhaal is niet alleen nuttig, kinderen blijken er eveneens plezier uit te halen.
Conclusie
Psycho-educatie geven aan het kind is van essentieel belang. Verpleegkundigen ervaren hier moeilijkheden in. Als hulpmiddel voor het werken met KOPP is er een strip ontwikkeld die op een speelse wijze belangrijke thema’s aankaart in verband met een psychotische problematiek van de ouder. De strip kan gebruikt worden tijdens de intake van de ouder of opgeborgen worden in de infostand van de afdeling. Belangrijk is om na te gaan of het kind nadien nog met vragen zit.
Prijs gewonnen
De bachelorproef won de ‘TOKK blogt wedstrijd 2018’ en werd gepubliceerd in het tijdschrift TOKK (Tijdschrift voor orthopedagogiek, kinderpsychiatrie en kinderpsychologie).
Online ouderplatform ZITDAZO bracht het stripverhaal uit onder de KOPP-werking van de organisatie.
Noot
- Iserman C. Alles staat op zijn KOPP. KOPPkinderen van ouders met een psychotische problematiek. Bachelorproef opleiding verpleegkunde Thomas More, 2016-2017.
Tool voor PICK en midline katheter informatie en kennisoverdracht
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef. Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be
Nursing mei 2019

Tina Ver Elst (34)
Afgestudeerd 2018 aan de Thomas More Hogeschool Lier, volgt daar nu banaba spoed en intensieve zorgen.
Werkt: als bachelor verpleegkundige op de afdeling heelkunde AZ Diest.
Geleerd van de proef: ‘Ik heb geleerd welke kennis een eerstelijnsverpleegkundige dient te hebben over de katheters en hoe belangrijk het delen van kennis en expertise is tussen verpleegkundigen. Dankzij deze thesis heb ik leerrijke opleidingen mogen volgen in het UZ Leuven, waardoor ik nu zelf ook meer kennis heb over katheters. Dit komt nog steeds van pas in mijn eigen werkveld.’
Context
Door reorganisatie in de eerste lijn komen er steeds meer complexe zorgen in de thuiszorg. Bijvoorbeeld de verzorging van de perifeer ingebrachte centrale katheter (PICK) en de midline katheter. Deze katheters zijn uitermate geschikt voor intraveneuze thuistherapie. Ondanks hun relatief veilig gebruik kunnen er toch complicaties optreden, zoals katheterocclusie, infectie, trombose, of beschadiging van de katheter. Uit de literatuur blijkt dat het aantal complicaties gerelateerd is aan de kennis van het verpleegkundig personeel.1 Er is bij eerstelijnsverpleegkundigen nog een kennistekort over de PICK en de midline katheter.1 Daarom is in deze bachelorproef een informatieve tool ontwikkeld waarmee eerstelijnsverpleegkundigen over beide katheters informatie vergaren. Verder is nagegaan welke strategie zich het best leent om deze informatie over te brengen.
Methode
Uit literatuurstudie blijkt dat educatie van eerstelijnsverpleegkundigen over complicaties, verzorging en onderhoud van de katheters bijdraagt aan het verminderen van complicaties. Verder blijkt dat e-learning erkend wordt als een effectieve methode om verpleegkundige kennis en vaardigheden te verbeteren. En dat een multimediale tool de kennis beter laat hangen dan een educatieve workshop. Deze drie gegevens leidden tot de wens om een informatieve website te ontwikkelen.
Resultaten
Op de website2 vinden bezoekers onder meer informatie over de PICK en de midline katheter en hun indicaties, complicaties, en verzorging. Ook bevat de site een referentielijst met de literatuur en opleidingen waarop de site is gebaseerd. Bezoekers van de site kunnen een online kennistest doen. Zo kunnen zij hun kennis voor en na het doornemen van de website testen. De zelftest bestaat uit meerkeuzevragen. Na het beantwoorden van de vragen kan de verpleegkundige de score en de juiste antwoorden zien.
Conclusie
Omdat de site vrij toegankelijk is, kan deze alle eerstelijnsverpleegkundigen helpen om meer kennis op te doen over de PICK en de midline katheter. Met het uiteindelijke doel om kwaliteitsvolle zorg te kunnen bieden aan patiënten.
Noten
- Ver Elst T. We zitten op dezelfde LIJN! Informatieve tool voor eerstelijnsverpleegkundigen over de perifeer ingebrachte centrale katheter en de midline katheter. Bachelorproef opleiding verpleegkunde Thomas More, 2018.
- https://wecaretogether.weebly.com.
Patiëntgerichte communicatie na een kankerdiagnose
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef. Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be
Nursing juli/augustus 2019

Debbora Steemans (26)
Afgestudeerd: 2018 aan de Thomas More Hogeschool Lier, brugopleiding bachelor verpleegkunde Werkt: sinds 2015 als verpleegkundige op de dienst endoscopie van AZ Diest
Geleerd van de proef: ‘Ik paste het onderwerp van mijn proef telkens meteen toe in mijn werk. Ik heb geleerd om zelf op een gepaste wijze te communiceren met kankerpatiënten. Ik sta minder vaak met mijn mond vol tanden en ben zelfverzekerder.’
Context
Na een kankerdiagnose melden patiënten een hoge behoefte aan opvang door verpleegkundigen, omdat het slechte nieuws gepaard gaat met overweldigende emoties. Patiëntgerichte communicatie ligt aan de basis van deze opvang. Uit literatuur blijkt dat een kennistekort rond communicatie in kankerzorg een actueel probleem is.1 Verpleegkundigen vermijden emotionele signalen van patiënten en communiceren op een oppervlakkig niveau. Ze gebruiken afweermechanismen als bescherming tegen emoties van patiënten vanuit een gebrek aan zelfvertrouwen over de eigen communicatieve vaardigheden. Ontoereikende communicatie kan leiden tot verhoogde stress, burn-out, cynisme, emotionele uitputting en een gebrek aan werkplezier. Patiëntgerichte communicatie is van cruciaal belang voor goede patiëntenzorg en correleert met betere gezondheidsresultaten. Deze proef ging na welke strategie het kennistekort rond patiëntgerichte communicatie na een kankerdiagnose kan verminderen.
Methode
De proef bestond uit een literatuurstudie naar kankerzorg, slechtnieuwsgesprekken, communicatievaardigheden en communicatiebevorderende strategieën, èn het ontwikkelen van een zakboekje met communicatietips.
Resultaten
Voor deze proef ontwikkelden we een nieuwe strategie voor communicatiebevordering, die grondig werd geëvalueerd via feedback van referentiepersonen en een effectiviteitsbeoordeling door 14 verpleegkundigen. Via de effectiviteitsbeoordeling konden de volgende hoofddoelstellingen geëvalueerd worden:
(1) de zelfzekerheid van verpleegkundigen over de communicatie met kankerpatiënten verhogen en (2) de drempel voor patiëntgericht communiceren verlagen. Op basis van deze resultaten werd een zakboekje met communicatietips na een kankerdiagnose ontwikkeld. Het zakboekje reikt 11 belangrijke communicatievaardigheden aan met tips, voorbeelden en getuigenissen van verpleegkundigen en kankerpatiënten. Een samenvattende steekkaart met de belangrijkste informatie kan uitgeknipt worden en het boekje bevat ook een zelftest met verbetersleutel. De effectiviteitsbeoordeling toonde aan dat de hoofddoelstellingen van het zakboekje bereikt werden: 64,28 % van de deelnemende verpleegkundigen voelde zich zelfverzekerder en 78,57 % gaf aan vaker patiëntgerichte communicatie te zullen voeren.
Conclusie
Het zakboekje is een effectieve strategie voor vermindering van het kennistekort rond patiëntgerichte communicatie na een kankerdiagnose. Alle deelnemende referentie- en proefpersonen (verpleegkundigen, gastroenterologen en een HR- en communicatiespecialist) waren het eens over de meerwaarde van het zakboekje. Bovendien gaven zij aan dat het zakboekje geschikt is voor een breed scala aan gezondheidsmedewerkers in alle settingen van de gezondheidszorg en dus niet enkel voor verpleegkundigen in kankerzorg. Het zakboekje werd tijdens een bijscholing voorgesteld aan referentieverpleegkundigen palliatieve zorgen in AZ Diest. Ze werken nu volop aan de implementatie ervan.
Noot
- Prouty CD, Mazor KM, Greene et al. Providers’ perceptions of communication breakdowns in cancer care. Journal of general internal medicine 2014, 29(8), 1122. doi:10.1007/ s11606-014-2769-1
Simulatietraining dicht kloof theorie en praktijk of het professioneel zelfvertrouwen en angstniveau
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef. Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be
Nursing oktober 2019

Geert Van de Weyer (38)
Afgestudeerd: 2019 aan de Universiteit Antwerpen, masteropleiding verpleeg- en vroedkunde
Werkt: als lector aan de Karel de Grote Hogeschool – departement verpleegkunde (voordien op de spoedgevallendienst UZ Brussel)
Geleerd van de proef: ‘Simulatietraining is een veelzijdige trainingsvorm die studenten de mogelijkheid biedt zich verder te ontwikkelen tot professionele
zorgverleners. Het was boeiend te merken hoe studenten hun krachten bundelden om samen naar een oplossing te werken en zo van elkaar te leren.’
Context
Professioneel zelfvertrouwen van verpleegkundigen beïnvloedt de kwaliteit van de geleverde patiëntenzorg.1 Tijdens de opleiding verpleegkunde is daarom voldoende aandacht nodig voor de ontwikkeling van dat zelfvertrouwen. Bij aanvang van praktijkstages ervaren studenten verpleegkunde vaak stress en onzekerheid, mede door de kloof tussen theoretische kennis en praktijkervaring.2 High fidelity simulatietraining gebruikt computergestuurde poppen die op realistische wijze de fysiologische reacties van zorgvragers nabootsen. Met deze trainingsvorm kunnen studenten vaardigheden oefenen en competenties verwerven zonder schade te veroorzaken aan echte zorgvragers.3 Het huidig onderzoek bestudeert de invloed van high fidelity simulatietraining op het angstniveau en professioneel zelfvertrouwen van tweedejaars studenten verpleegkunde, en ook de invloed van demografische variabelen daarop. Ook onderzoekt het hoe deze studenten hun deelname aan high fidelity simulatietraining ervaren.
Methode
Het kwantitatief onderzoek met pre/postinterventiedesign werd gevoerd bij studenten verpleegkunde van de Karel de Grote Hogeschool Antwerpen (KdG). Jaarlijks doorlopen alle studenten in KdG een 4 uur durende high fidelity simulatietraining. Deze masterproef focuste zich op de tweedejaars studenten. Op basis van een zelfrapportagevragenlijst afgenomen via Qualtrics werd het angstniveau en professioneel zelfvertrouwen van 135 studenten bevraagd voor aanvang en onmiddellijk na afloop van de simulatietraining. Resultaten van de pre- en postinterventievragenlijsten werden aan elkaar gelinkt dankzij het unieke studentnummer.
Resultaten
Het gemiddelde angstniveau en professioneel zelfvertrouwen van studenten veranderde niet na deelname aan high fidelity simulatietraining. Studenten met werkervaring in de zorg vertoonden voor aanvang van de high fidelity simulatietraining een significant lager angstniveau dan studenten zonder voorafbestaande werkervaring. High fidelity simulatietraining hielp studenten bij het ontwikkelen van competenties, zoals klinisch redeneren en teamwork. Simulatiedebriefing deed studenten nadenken over hun handelingen en verschafte hen zo nieuwe inzichten.
Besluit
High fidelity simulatietraining had in deze steekproef geen invloed op het angstniveau en professioneel zelfvertrouwen van tweedejaars studenten verpleegkunde. Studenten met eerdere werkervaring in de zorgsector vatten high fidelity simulatietraining aan met een lager angstniveau dan studenten zonder werkervaring. High fidelity simulatietraining hielp studenten in het leggen van linken tussen theorie en praktijk, wat bijdroeg tot het ontwikkelen van competenties nodig voor het leveren van kwalitatieve patiëntenzorg.
Noten
- Chesser Smyth PA, Long TJJoAN. Understanding the influences on self confidence among first year undergraduate nursing students in Ireland. 2013;69(1):145-57.
- Turner K, McCarthy VL. Stress and anxiety among nursing students: A review of intervention strategies in literature between 2009 and 2015. Nurse Education in Practice. 2017;22:21-9.
- Foronda C, Liu S, Bauman EBJCSiN. Evaluation of simulation in undergraduate nurse education: An integrative review. 2013;9(10):e409-e16..
Herkennen van fysiologische achteruitgang en evaluatieprotocol
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef. Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be
Nursing december 2019
Tekst Kevin Buyckx, Ankie Antonise, Véronique Brokken, Erika Jansen, Jill Van Opstal

Afgestudeerd: aan Thomas More Turnhout, bachelor-na-bachelor Spoedeisende en Intensieve Zorgen
Werkt: als verpleegkundige op de dienst Intensieve Zorgen, Imeldaziekenhuis Bonheiden
Geleerd van de proef: ‘Hoewel er voldoende evidentie is voor de implementatie van een detectiesysteem, gebeurt dit binnen onze ziekenhuiscultuur pas de laatste jaren. Er is ook nog ruimte voor verbetering in de educatie van verpleegkundigen. Nu wordt er vaak gewerkt met powerpoint-presentaties, terwijl simulatieonderwijs veel betere resultaten geeft.’
Context
Tijdens een opname op een gewone ziekenhuisafdeling komt het vaak voor dat de toestand van de patiënt achteruitgaat en dat er een onverwachte opname op de afdeling intensieve zorgen volgt, of zelfs een circulatiestilstand en overlijden. Voorafgaand aan de circulatiestilstand vertonen patiënten vaak tekenen van fysiologische achteruitgang. Deze deterioratie is ongeveer 6 uur voor de circulatiestilstand vast te stellen.1 In theorie lijkt dit voldoende tijd te zijn om interventies uit te voeren die het traject van achteruitgang kunnen veranderen. Progressieve achteruitgang van de fysiologische parameters wordt echter slecht herkend. Omwille van deze ‘failure to rescue’ werden snel reagerende teams, Rapid Response Teams (RRT) geïntroduceerd. Toch worden deze teams vaak niet geïnstalleerd, geactiveerd of effectief gebruikt door verplegend personeel.2
Methode
Er vond een kwalitatieve literatuurstudie plaats met behulp van diverse databanken (Pubmed, Cinahl (plus), Tripdatabase, SUMsearch2, Cochrane Library, LIMO, Springer, Medscape en Google scholar). We vergeleken diverse detectiesystemen op vlak van sensitiviteit en nauwkeurigheid. Tevens onderzocht we voor deze bachelorproef door interviews bij 8 ziekenhuizen de organisatorische en financiële aspecten die een rol spelen bij de implementatie van Rapid Response Teams.
Resultaten
De literatuurstudie bracht de vitale parameters in kaart die van belang zijn bij de Modified Early Warning Score (MEWS): ademhalingsfrequentie, perifere zuurstofsaturatie, hartfrequentie, systolische bloeddruk, temperatuur, bewustzijn, diurese en het verpleegkundig buikgevoel. Op basis van deze MEWS kan een escalatieprotocol geactiveerd worden. Deze bachelorproef resulteerde in een escalatieprotocol dat beschikbaar is als poster. Er werden ook pocketkaartjes ontwikkeld om de implementatie te vergemakkelijken.
De literatuurstudie toonde aan dat het gebruik van een detectiesysteem zoals de MEWS en het effectief inzetten van RRT’s sterk afhankelijk is van de educatie van de gebruikers. Simulatieonderwijs leidt tot meer accurate identificatie van deteriorerende patiënten en adequater handelen binnen een crisissituatie. De interviews bij de ziekenhuizen toonden aan dat vooral de financiële kosten een struikelblok zijn voor het installeren van een RRT.
Conclusie
Een detectiesysteem kan ziekenhuispersoneel helpen om achteruitgang van de patiënt te herkennen en er gepast op te reageren. Er is echter een spanningsveld tussen de bevindingen vanuit de literatuur over de effectiviteit van detectiesystemen en Rapid Response Teams, en de praktische implementatie ervan. Het is belangrijk dat professionals in de gezondheidszorg zich bewust zijn van de voordelen en valkuilen van deze systemen om zo het volledige potentieel te kunnen realiseren van MEWS en RRT. Momenteel bekijkt het AZ Mol de implementatie van het escalatieprotocol uit deze bachelorproef.
Referenties
-
Maharaj R, Raffaele I, & Wendon J. (2015).Rapid response systems: a systematic review and meta-analysis. Critical care, 19, 254. doi: 10.1186/s13054-015-0973-y
-
Massey D, Chaboyer W, & Aitken L. (2014). Nurses’ perceptions of accessing a MedicalEmergency Team: a qualitative study.Australian Critical Care, 27(3), 133-8. doi: 10.1016/j.aucc.2013.11.001
Invloed van sociale media op adolescenten met een eetstoornis
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef. Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be.
Nursing april 2020

Femke De Laet (24 jaar)
Afgestudeerd: Juni 2019, Thomas More Mechelen, Bachelor verpleegkunde
Werk: afdeling psychosezorg, ZNA Stuivenberg Antwerpen
Geleerd: ‘Adolescenten groeien op met sociale media en hebben vaak niet door dat dit een invloed heeft op hun welzijn. Ik vind het belangrijk om samen met
de cliënt stil te staan bij het gebruik van sociale media en samen te zoeken naar hulpmiddelen bij herstel.’
Context
Vrouwelijke adolescenten vormen de grootste risicogroep voor het krijgen van een eetpathologie. Ze zijn actief bezig met hun uiterlijk, gewicht en het veranderen van hun lichaam. Sociale media zijn laagdrempelig en kunnen een grote invloed hebben op het ontstaan van en omgaan met een eetpathologie. Tijdens mijn stage merkte ik dat er op de werkvloer een kennistekort bestaat over de invloed van sociale media op eetstoornissen, mede in de hand gewerkt door de generatiekloof tussen hulpverleners en jongeren met eetstoornissen.
Methode
Er werd een literatuurstudie gestart naar de invloed van sociale media op een eetpathologie en de kennistekorten hierover in de hulpverlening. Daarna werd een bijscholing opgesteld over sociale media en eetpathologie. De bijscholing werd uitgetest op een gespecialiseerde afdeling voor eetstoornissen in het psychiatrisch ziekenhuis Alexianen in Tienen.
Resultaten
Uit de bestudeerde onderzoeken blijkt dat sociale media negatieve effecten kunnen hebben op lichaamsbeeld, depressies, sociale vergelijking en gestoord eten.1 Symptomen van eetpathologie kunnen toenemen door sociale media. Adolescenten besteden veel tijd aan het bewerken van foto’s voor sociale media, uit angst om negatieve commentaren te krijgen.2 De ervaren druk kan een impact hebben op het zelfbeeld van de adolescent. Internet brengt adolescenten in contact met verschillende peer-groepen die een invloed kunnen uitoefenen. Pro-herstelwebsites zouden een positief effect kunnen hebben op de pathologie, maar daarover is weinig te vinden in de literatuur. In de hulpverlening is er nood aan modules in het therapieaanbod over de invloed van sociale media op een eetproblematiek. Verpleegkundigen kunnen cliënten bewust maken van de invloed van sociale media en hen helpen zoeken naar nuttige mediabronnen die kunnen helpen bij herstel, zoals websites waar adolescenten op een constructieve manier steun uit kunnen halen. De bijscholing toonde aan dat verpleegkundigen behoefte hebben aan meer kennis over sociale media.
Conclusie
Sociale media kunnen enerzijds bijdragen aan de promotie en het blijvend onderhouden van een eetstoornis, maar anderzijds ook positief aangewend worden voor herstel. Verder onderzoek naar hoe cliënten te begeleiden in hun omgang met sociale media is aangewezen.
Noten
- Saffran K, Fitzsimmons-craft EE, Kass EA, Wilfley ED, Taylor BC, & Trockel M. (2016). Facebook usage among those who have received treatment for an eating disorder in a group setting. International journal of eating disorders, 764-777.
- Saul SJ & Rodgers FR (2018). Adolescent eating disorder risk and the online world. Child & adolescent psychiatry consulting, 221-228.
Verpleegkundige interventies bij zelfverwonding
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef. Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be
Nursing februari 2020

Nele Geudens (31)
Afgestudeerd: juni 2019 aan Thomas More Mechelen, bachelor Verpleegkunde
Werkt: Op de behandelafdeling Marquee 2 voor adolescenten met psychische problemen in het Multiversum ziekenhuis te Antwerpen.
Geleerd van de proef: ‘Door open over zelfverwonding te praten, voelen jongeren zich begrepen. Het belang om alles samen met de jongere te doen blijft me ook sterk bij; samen interventies plannen, opdrachten uitvoeren, de familie betrekken, samen wonden verzorgen.’
Context
Zelfverwondend gedrag komt vaak voor bij jongeren met psychische problemen. Vanuit de literatuur blijkt dat de houding van verpleegkundigen invloed heeft op het verloop van zelfverwondend gedrag bij de jongere.1,2 Verpleegkundigen zijn sterk betrokken bij de behandeling van deze jongeren en kunnen een verschil maken. Deze bachelorproef onderzoekt hoe je de verpleegkundige benadering van jongeren met zelfverwondend gedrag kunt optimaliseren.
Methode
Door middel van een literatuuronderzoek werden twee onderzoeksvragen uitgewerkt. ‘Op welke wetenschappelijke manier kunnen verpleegkundigen de wondzorg na zelfverwondend gedrag uitvoeren?’ en ‘Welke interventies kan de verpleegkundige aanwenden ter preventie van zelfverwondend gedrag?’
Resultaten
De resultaten werden gebundeld in een interventiekaft en een brochure voor verpleegkundigen. De interventiekaft is een praktische handleiding ter preventie van zelfverwondend gedrag. Zelfverwonding zal afnemen wanneer de verpleegkundige een vertrouwensband met de jongere opbouwt. Een gesprek is een krachtig hulpmiddel om zelfverwonding te doen afnemen. De verpleegkundige praat over de gebeurtenis en maakt een kettinganalyse op. Samen wordt gezocht naar andere manieren om met spanning om te gaan en wordt een signaalplan opgemaakt. Wanneer de verpleegkundige een anamnese afneemt over zelfverwondend gedrag, zal het gedrag zelfs met 40% afnemen.
Daarnaast kan de jongere aan de slag met opdrachten. Hij kan de voor- en nadelen van zelfverwonding neerschrijven en bespreken, of een ‘hope box’ maken, een doos gevuld met persoonlijke spullen, zoals een knuffel of foto’s. Het bekijken van die spullen doet de drang tot zelfverwonding afnemen.
De brochure verduidelijkt op welke manier de wondzorg uitgevoerd moet worden, met aandacht voor de verzorging en acceptatie van littekens. Verpleegkundigen kunnen jongeren leren zelfstandig hun wonden te verzorgen; dit leidt tot een afname van zelfverwondend gedrag. De familie moet ingelicht worden na zelfverwonding, sociale steun doet zelfverwonding afnemen.
Conclusie
De interventiekaft en de brochure worden gebruikt op de adolescentenafdeling van een psychiatrisch ziekenhuis in Antwerpen. Verpleegkundigen geven aan dat ze zich zekerder voelen in hun handelen naar zelfverwondend gedrag toe. Door open te spreken over zelfverwonding voelen jongeren zich begrepen en hebben ze alternatieven voor zelfverwonding. Ze voelen zich meer verbonden met de verpleegkundigen. Jongeren maken de opdrachten graag, ze zijn blij dat ze op een praktische manier kunnen bezig zijn met zelfverwonding. Ze zeggen dat het taboe rond zelfverwonding wordt opgeheven.
Noten
- Beckman KM-R (2018). Method of self-harm in adolescents and young adults and risk of subsequent suicide. The journal of child and psychology and psychiatry, 2-9.
- Karman P, Kool N, Poslawsky E, & Van Meijel B. (2015). Nurses’ attitudes towards selfharm: a literature review. Journal of Psychiatric and Mental Health Nursing, 65-75.
Begeleiding van patiënten met Alzheimerdementie in het operatiekwartier
In deze rubriek presenteren bachelor- en masterstudenten hun eindproef.
Ook meedoen? Mail je proef naar journalist@netwerkverpleegkunde.be.
Nursing juni 2020
![]() |
Tineke Neirynck (21 jaar) |
Afgestudeerd:
Juni 2020, Hogeschool VIVES Brugge, bachelor verpleegkunde
Geleerd:
‘Bij het maken van deze bachelorproef leerde ik dat er bitter weinig gegevens zijn over het omgaan met alzheimerpatiënten in de ziekenhuiszorg.
Ik vraag me af hoe dit kan, want je komt toch vrijwel op elke dienst met hen in aanraking. Ik hoop dat er nog meer onderzoek plaatsvindt.’
Ik vraag me af hoe dit kan, want je komt toch vrijwel op elke dienst met hen in aanraking. Ik hoop dat er nog meer onderzoek plaatsvindt.’
Context
Reeds vroeg in de opleiding verpleegkunde word je als student om de oren geslagen met termen als ‘dubbele vergrijzing’. Ook in de praktijk tijdens onze stages zien we dit, maar hoe gaan we dan precies om met deze fragiele populatie? En hoe doe je dit op een specialistische afdeling zoals een operatiekwartier of spoedgevallendienst? De patiënt komt hier terecht in een vreemde omgeving waar vaak geen uniforme richtlijnen voorhanden zijn om met deze mensen om te gaan.
Methode
Ik ben begonnen met een literatuurstudie en raadpleegde meerdere databanken. Deze literatuurstudie leerde me dat er over dit onderwerp slechts weinig evidence-based onderzoek bestaat. Daarnaast raadpleegde ik de catalogus van het Vlaams Expertisecentrum Dementie.
Resultaten
Op basis van mijn literatuurstudie maakte ik een onderscheid tussen fysieke, psychologische en verbale gedragssymptomen die zowel pre- als postoperatief kunnen voorkomen. Fysieke symptomen zijn bijvoorbeeld wegloopgedrag en agressie. Psychologische symptomen zijn hallucinaties en desoriëntatie en de verbale symptomen zijn voornamelijk roepgedrag, schelden en beschuldigen. Ik maakte een poster met algemene richtlijnen die je te allen tijde in acht moet nemen, zoals veiligheid garanderen (laagstand bed, gebruik bedhekken), rustig blijven en respectvol handelen.1 Daarnaast bevat de poster voor elk van de 3 categorieën symptomen richtlijnen over hoe je als verpleegkundige op een operatiekwartier hiermee kan omgaan.
Ten slotte bevat de poster aanbevelingen. Zo kan een dementiebox met een fleecedeken, knuffel en rustgevende muziek voor een rustigere ontwaking zorgen. Via het dementiepaspoort kunnen de zorgverleners de belangrijkste informatie omtrent het ziekteproces volgen. Als laatste is er het advies om een mantelzorger toe te laten in de prenarcose en opnieuw in de recovery. Een bekend gezicht stelt immers gerust.
De poster werd uitgetest op het operatiekwartier in Eeklo. De poster kreeg een plek in het operatiekwartier en werd enthousiast ontvangen door de verpleegkundigen.
Conclusie
De poster is een eerste stap in de voorlichting over omgaan met Alzheimerpatiënten op een operatiekwartier. Het is een handig en praktisch hulpmiddel. Meer onderzoek naar hoe om te gaan met geriatrische patiënten op andere afdelingen in het ziekenhuis is aangewezen.
Noot
- De poster is te downloaden via https:// www.vives.be/sites/default/files/atoms/ files/Nursing_poster.pdf
-
- De Beer S. (z.d.). Hoe ga je om met opname in het ziekenhuis? Geraadpleegd op 10 oktober 2019, van https://dementie. nl/hoe-ga-je-om-met-opname-in-hetziekenhuis
- Buijssen H, & Razenberg T. (1991). Dementie. Een praktische handreiking voor de omgang met Alzheimerpatiënten. Boom: Meppel.